Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

http://www.minlnv.nl

MIN LNV: Wijziging regelingen (dl 1)

Regeling van de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit van 10 juli 2003,
houdende wijziging van een aantal regelingen
met betrekking tot de bestrijding van
Aviaire Influenza

No. TRCJZ/2003/5556
Directie Juridische Zaken

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

Gelet op Beschikking 2003/428/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 juni 2003 houdende vaststelling van aanvullende maatregelen die moeten worden getroffen voordat de beperkende maatregelen die met betrekking tot aviaire influenza van toepassing zijn op grond van Richtlijn 92/40/EEG van de Raad, worden ingetrokken (PbEG L 144);

Gelet op Richtlijn 92/40/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 mei 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van aviaire influenza (PbEG L 167);

Gelet op artikel 10, eerste lid, van Richtlijn 90/425/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaalde levende dieren en produkten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PbEG L 224); Gelet op de artikelen 15, eerste lid, aanhef en onderdelen b en e, 17, 18, eerste en tweede lid, 29, 30, eerste en derde lid, 31, 77 en 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Gelet op artikel 4.9, eerste lid, Regeling keuring en handel dierlijke producten;

BESLUIT:

Artikel I

De artikelen 1 tot en met 13 van de Tijdelijke regeling vervoers- en exportverbod pluimvee 2003 I worden vervangen door:

Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. AI: Aviaire Influenza;
b. AI-gevoelige dieren: gehouden dieren van een soort behorende tot de orde van de hoenderachtigen (Galliformes), tot de familie van de eenden, ganzen en zwanen (Anatidae), tot de families van de struisvogels (Struthionidae), emoes (Dromaiidae) en nandoes (Rheidae) en voor consumptie gehouden duiven (Columbia livia); c. lidstaat: land behorende tot de Europese Unie; d. vervoermiddel: voertuig, waaronder mede begrepen een combinatie van een voertuig met één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers.

Artikel 2

1. Het vervoer van AI-gevoelige dieren, met uitzondering van eendagskuikens, naar een slachthuis is verboden, tenzij: a. de kratten, kooien of andere speciale inrichtingen die worden gebruikt voor het vervoer van de dieren voor en direct na elk gebruik worden gereinigd en ontsmet, overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees goedgekeurd protocol als bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv;
b. de kratten, kooien of andere speciale inrichtingen, bedoeld in onderdeel a, indien de dieren afkomstig zijn uit een andere lidstaat dan Nederland, worden teruggezonden naar die lidstaat, nadat deze overeenkomstig onderdeel a zijn gereinigd en ontsmet.
2. Het vervoer van eendagskuikens is verboden, tenzij de eendagskuikens worden verpakt in wegwerpmateriaal dat na eenmalig gebruik wordt vernietigd.

Artikel 3

1. Het vervoer van consumptie-eieren vanaf een pluimveebedrijf naar een pakstation of soortgelijke instelling is verboden, tenzij de eieren worden vervoerd in:
a. wegwerpverpakkingen die na eenmalig gebruik worden vernietigd, of b. bergingsmiddelen, trays en andere herbruikbare verpakkingsmiddelen, die voor en direct na elk gebruik worden gereinigd en ontsmet, overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees goedgekeurd protocol, als bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv.
2. Indien de consumptie-eieren afkomstig zijn uit een andere lidstaat dan Nederland, worden de bergingsmiddelen, trays en andere herbruikbare verpakkingsmiddelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, teruggezonden naar die lidstaat, nadat deze overeenkomstig het eerste lid, onderdeel b, zijn gereinigd en ontsmet.

Artikel 4
Deze regeling laat de op grond van de Regeling
vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003 en de Regeling compartimentering AI-gevoelige dieren 2003 geldende bepalingen onverlet.

Artikel 5
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling vervoers- en exportverbod pluimvee 2003 I.

Artikel II

De Regeling vervoersbeperkingsgebieden pluimvee 2003 wordt als volgt gewijzigd:


---

De artikelen 1 tot en met 13 worden vervangen door:

Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. AI: Aviaire Influenza;
b. AI-gevoelige dieren: gehouden dieren van een soort behorende tot de orde van de hoenderachtigen (Galliformes), tot de familie van de eenden, ganzen en zwanen (Anatidae), tot de families van de struisvogels (Struthionidae), emoes (Dromaiidae) en nandoes (Rheidae) en voor consumptie gehouden duiven (Columbia livia); c. bijlage I: bijlage I bij deze regeling; d. gebied: gebied als aangewezen in bijlage I; e. vervoermiddel: voertuig, waaronder mede begrepen een combinatie van een voertuig met één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers; f. autosnelweg: weg als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel c, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, alsmede de langs de autosnelweg gelegen parkeerplaatsen, tankstations en bushalteplaatsen;
g. doorvoer: gebiedsoverschrijdende vervoersbeweging over autosnelwegen door een gebied rechtstreeks naar een bestemming gelegen buiten het gebied;
h. verklikkerdieren: AI-gevoelige dieren als bedoeld in Beschikking 2003/428/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 juni 2003 houdende vaststelling van aanvullende maatregelen die moeten worden getroffen voordat de beperkende maatregelen die met betrekking tot aviaire influenza van toepassing zijn op grond van Richtlijn 92/40/EEG van de Raad, worden ingetrokken (PbEG L 144), die overeenkomstig de voorschriften van de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, in het kader van de bestrijding van AI bij besmette bedrijven worden geplaatst.

Artikel 2
Het is in een gebied verboden te handelen in strijd met de in bijlage I bij de onderscheiden aangewezen gebieden telkens van toepassing verklaarde artikelen of artikelonderdelen van deze regeling.

Artikel 3
Het vervoer, met inbegrip van verplaatsing over de openbare weg zonder vervoermiddel,
van:
a. AI-gevoelige dieren, en
b. broedeieren,
uit, naar of binnen het gebied, met uitzondering van doorvoer, is verboden.

Artikel 4

1. Het verbod, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, is niet van toepassing op het vervoer met een vervoermiddel van AI-gevoelige dieren indien de dieren rechtstreeks worden vervoerd naar een slachthuis als bedoeld in bijlage II langs een route zoals beschreven in die bijlage, indien:
a. het vervoer plaatsvindt overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurd protocol, zoals bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv;
b. het vervoer en het vervoermiddel worden aangemeld overeenkomstig het protocol, bedoeld onder a;
c. de kratten, kooien of andere speciale inrichtingen die worden gebruikt voor het vervoer van de dieren, voor en direct na elk gebruik worden gereinigd en ontsmet, overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurd protocol, zoals bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv;
d. op het slachthuis, bedoeld in de aanhef, worden uitsluitend AI-gevoelige dieren afkomstig uit het gebied geslacht, en e. het vlees van de dieren wordt in afwijking van artikel 4.9, eerste lid, Regeling keuring en handel dierlijke producten, voorzien van een rond merk, zoals opgenomen in het protocol, bedoeld onder a, en wordt binnen Nederland afgezet.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, is niet van toepassing op het rechtstreekse vervoer met een vervoermiddel van AI-gevoelige dieren, voor zover deze dieren niet afkomstig zijn uit een gebied, naar een slachthuis als bedoeld in bijlage III bij deze regeling, langs een route als beschreven in die bijlage, indien: a. het vervoer plaatsvindt overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurd protocol als bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv;
b. de kratten, kooien of andere speciale inrichtingen die worden gebruikt voor het vervoer van de dieren voor en direct na elk gebruik worden gereinigd en ontsmet overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurd protocol, als bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv, en
c. de kratten, kooien of andere speciale inrichtingen, bedoeld in onderdeel b, indien de dieren afkomstig zijn uit een andere lidstaat dan Nederland, worden teruggezonden naar die lidstaat, nadat deze overeenkomstig onderdeel b zijn gereinigd en ontsmet.
3. Het verbod, bedoeld in artikel 3, onderdeel a, is niet van toepassing op het rechtstreekse vervoer met een vervoermiddel van AI-gevoelige dieren, met uitzondering van eendagskuikens, afkomstig van een bedrijf gelegen in het gebied naar een pluimveebedrijf, geregistreerd overeenkomstig de Verordening productie van en handel in broedeieren en levend pluimvee 1992, dat gelegen is buiten het gebied indien:
a. een door een dierenarts ondertekende gezondheidsverklaring, opgemaakt binnen 12 uur voor vertrek, en opgesteld overeenkomstig het in bijlage IV opgenomen model, tijdens het vervoer op het transportmiddel aanwezig is en vervolgens op het bedrijf van bestemming tot nader order wordt bewaard;
b. het vervoer plaatsvindt overeenkomstig het door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurde protocol, zoals bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv;
c. het vervoer en het vervoermiddel worden aangemeld overeenkomstig het protocol, bedoeld onder b;
d. de kratten, kooien of andere speciale inrichtingen die worden gebruikt voor het vervoer van de dieren, voor en direct na elk gebruik worden gereinigd en ontsmet overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurd protocol, zoals bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv;
e. de dieren, voor zover ze worden geslacht, overeenkomstig het eerste lid, onderdelen d en e, worden geslacht, en
f. de eigenaar, houder of hoeder van de dieren, de dieren op het bedrijf van bestemming tussen de tiende en de vijftiende dag na aankomst door een dierenarts laat onderzoeken op AI. Van elke inspectie door de dierenarts wordt een verklaring opgemaakt, welke verklaring op het desbetreffende bedrijf tot nader order wordt bewaard. De dierenarts meldt terstond eventuele symptomen van AI aan de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees.

4. In afwijking van artikel 3, onderdeel a, worden eendagskuikens onmiddellijk vervoerd van een broederij, gelegen binnen een gebied, naar een pluimveebedrijf, geregistreerd overeenkomstig de Verordening productie van en handel in broedeieren en levend pluimvee 1992, dat is gelegen buiten een gebied.

5. Het vervoer, bedoeld in het vierde lid, voldoet aan de volgende eisen:
a. het vervoer vindt plaats overeenkomstig het door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurde protocol, zoals bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv;
b. het vervoer en het vervoermiddel worden aangemeld overeenkomstig het protocol, bedoeld onder a, en
c. de eendagskuikens worden vervoerd in wegwerpverpakkingen die na eenmalig gebruik worden vernietigd.

6. De AI-gevoelige dieren, bedoeld in het derde lid, en de eendagskuikens, bedoeld in het vierde lid, worden niet buiten Nederland gebracht.

Artikel 5

1. Het verbod, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, is niet van toepassing ten aanzien van vervoer met een vervoermiddel van: a. broedeieren afkomstig van een bedrijf gelegen in het gebied rechtstreeks naar een broederij, geregistreerd overeenkomstig de Verordening productie en handel in broedeieren en levend pluimvee 1992, gelegen binnen of buiten het gebied, of
b. broedeieren afkomstig van een bedrijf gelegen buiten het gebied naar een broederij, geregistreerd overeenkomstig de Verordening productie en handel in broedeieren en levend pluimvee 1992, gelegen binnen het gebied, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

1.. de broedeieren worden gedesinfecteerd, vervoerd, verpakt, opgeslagen en ingelegd overeenkomstig het door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurde protocol, als bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv;

2.. de eieren worden vervoerd in wegwerpverpakkingen die na eenmalig gebruik worden vernietigd, of in bergingsmiddelen, trays en andere herbruikbare verpakkingsmiddelen, die voor en direct na elk gebruik worden gereinigd en ontsmet, overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees goedgekeurd protocol, als bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv, en

3.. in voorkomend geval de eendagskuikens uit het gebied worden vervoerd overeenkomstig artikel 4, vierde lid.

2. Het verbod, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, is niet van toepassing ten aanzien van eieren bestemd voor industriële verwerking, met dien verstande dat indien de eieren worden vervoerd via een pakstation, het vervoer van de eieren naar het pakstation geschiedt overeenkomstig artikel 6.

3. De broedeieren, bedoeld in het eerste lid, en de eieren, bedoeld in het tweede lid, worden niet buiten Nederland gebracht.

Artikel 6

1. Het vervoer van consumptie-eieren vanaf een pluimveebedrijf naar een pakstation of soortgelijke instelling is verboden, tenzij de eieren worden vervoerd in:
a. wegwerpverpakkingen die na eenmalig gebruik worden vernietigd, of b. bergingsmiddelen, trays en andere herbruikbare verpakkingsmiddelen, die voor en direct na elk gebruik worden gereinigd en ontsmet, overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees goedgekeurd protocol, als bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv.
2. Indien de consumptie-eieren afkomstig zijn uit een andere lidstaat dan Nederland, worden de bergingsmiddelen, trays en andere herbruikbare verpakkingsmiddelen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, teruggezonden naar die lidstaat, nadat deze overeenkomstig het eerste lid, onderdeel b, zijn gereinigd en ontsmet.

Artikel 7

1. Het is verboden te vervoeren, met uitzondering van doorvoer: a. gebruikt strooisel en mest van AI-gevoelige dieren, of b. dierlijke mest afkomstig van een plaats waar AI-gevoelige dieren worden gehouden.

2. Onder het vervoer van gebruikt strooisel, mest van AI-gevoelige dieren en dierlijke mest, bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan het aanwenden ervan.

3. Opslagen van mest van AI-gevoelige dieren worden op een zodanige wijze afgedekt dat dieren, waaronder mede wordt verstaan niet gehouden dieren, niet met de mest van AI-gevoelige dieren in aanraking kunnen komen.

4. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op het vervoer van monsters naar een laboratorium in het gebied, ten behoeve van analyse, mits het monster niet afkomstig is uit een gebied.

5. Het verbod, bedoeld in het eerste lid in samenhang met het tweede lid, is niet van toepassing op het vervoer van dierlijke mest, niet zijnde mest van AI-gevoelige dieren of dierlijke mest gemengd met mest van AI-gevoelige dieren, mits het vervoer plaatsvindt binnen een gebied als bedoeld in bijlage I en het voertuig wordt gereinigd en ontsmet overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees goedgekeurd protocol, als bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv.
6. Het verbod, bedoeld in het eerste lid in samenhang met het tweede lid, is niet van toepassing op het vervoer van dierlijke mest, niet zijnde mest van AI-gevoelige dieren of dierlijke mest gemengd met mest van AI-gevoelige dieren, mits het vervoer plaatsvindt van of naar een gebied als bedoeld in bijlage I en het voertuig wordt gereinigd en ontsmet overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees goedgekeurd protocol, als bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv.
7. Het verbod, bedoeld in het eerste lid in samenhang met het tweede lid, is niet van toepassing op het vervoer van mest van AI-gevoelige dieren of dierlijke mest gemengd met mest van AI-gevoelige dieren, mits het vervoer plaatsvindt naar of binnen een gebied als bedoeld in bijlage I.

Artikel 8

1. Het is verboden vervoermiddelen, gebruikt of kennelijk bestemd voor het vervoer van:
a. AI-gevoelige dieren;
b. broedeieren, en
c. gebruikt strooisel en mest van AI-gevoelige dieren, te vervoeren uit, naar of binnen het gebied, met uitzondering van doorvoer.

2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien:
a. in geval van vervoer, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 7, vierde en zevende lid, het vervoermiddel en de speciale inrichtingen daarvan worden gereinigd en ontsmet overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurd protocol, zoals bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv, of
b. ingeval van ander vervoer dan bedoeld in onderdeel a, het vervoermiddel en de speciale inrichtingen daarvan worden gereinigd en ontsmet overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurd protocol, zoals bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv, en het vervoermiddel vervolgens telkens voordat het een plaats verlaat waar AI-gevoelige dieren aanwezig zijn, wordt gereinigd en ontsmet, overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurd protocol, zoals bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv.

Artikel 9
Op het vervoer van consumptie-eieren, rauwe melk, eenhoevigen, evenhoevigen en diervoeder van of naar een bedrijf waar bedrijfsmatig AI-gevoelige dieren worden gehouden, is artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10
Ingeval van vervoer van AI-gevoelige dieren, broedeieren, gebruikt strooisel en mest afkomstig van AI-gevoelige dieren, eenhoevigen, evenhoevigen, consumptie-eieren, rauwe melk en diervoeder voor zover deze producten van of naar een bedrijf waar bedrijfsmatig AI-gevoelige dieren worden gehouden, worden vervoerd, is de vervoerder verplicht een inzichtelijke registratie bij te houden en tot nader order op diens bedrijf te bewaren, waarin in elk geval de volgende gegevens worden opgenomen:
. naam, adres en woonplaats van de laad- en losplaatsen; . de vervoerde producten;
. in voorkomend geval, de vervoerde soorten AI-gevoelige dieren;
. de gereden route, en
. datum en tijdstip van laden en lossen.

Artikel 11
Deze regeling laat de op grond van artikel 25 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren geldende beperkingen onverlet.

Artikel 12

1. Artikel 11 is niet van toepassing op het rechtstreeks vervoer van één- en evenhoevigen naar het slachthuis of naar een stal, onderscheidenlijk een gedeelte van een stal, van een bedrijf waar geen AI-gevoelige dieren aanwezig zijn, of naar een bij het bedrijf behorend weiland en vice versa, overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurd protocol, als bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv, mits het vervoer binnen het gebied plaatsvindt en deze één- en evenhoevigen afkomstig zijn van een bedrijf waarvan: a. de AI-gevoelige dieren, niet zijnde verklikkerdieren, ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn gedood en vervolgens van het bedrijf zijn afgevoerd, en b. de gebouwen na de afvoer, bedoeld onder a, ten genoegen van de directeur Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, zijn gereinigd en ontsmet.
2. Artikel 11 is niet van toepassing op het rechtstreeks vervoer van melk naar een melkfabriek, overeenkomstig de artikelen 9 en 10, mits deze melk afkomstig is van een bedrijf waarvan: a. de AI-gevoelige dieren, niet zijnde verklikkerdieren, ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn gedood en vervolgens van het bedrijf zijn afgevoerd, en b. de gebouwen na de afvoer, bedoeld onder a, ten genoegen van de directeur Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, zijn ontsmet.

3. Artikel 11 is niet van toepassing op het rechtstreeks vervoer van diervoeder naar een bedrijf waar AI-gevoelige dieren aanwezig zijn, overeenkomstig de artikelen 9 en 10, mits dit vervoer plaatsvindt naar een bedrijf waarvan:
a. de AI-gevoelige dieren, niet zijnde verklikkerdieren, ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn gedood en vervolgens van het bedrijf zijn afgevoerd, en b. de gebouwen na de afvoer, bedoeld onder a, ten genoegen van de directeur Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, zijn ontsmet.

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het vervoer van varkens van een bedrijf waarbij de uitslag van de serologische test op aviaire influenza bij varkens positief is gebleken danwel deze tests nog in uitvoering zijn.

5. Artikel 11 is niet van toepassing op het vervoer en de aanwending van dierlijke mest, niet zijnde mest van AI-gevoelige dieren, overeenkomstig artikel 7, van een bedrijf, indien: a. de AI-gevoelige dieren, niet zijnde verklikkerdieren, ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn gedood en vervolgens van het bedrijf zijn afgevoerd; en b. de gebouwen na de afvoer, bedoeld onder a, ten genoegen van de directeur Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, zijn ontsmet.

6. Artikel 11 is niet van toepassing op het vervoer van diervoeders van een bedrijf, indien
a. de AI- gevoelige dieren, niet zijnde verklikkerdieren, ingevolge artikel 22, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren zijn gedood en vervolgens van het bedrijf zijn afgevoerd; b. de gebouwen na de afvoer, bedoeld onder a, ten genoegen van de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees zijn gereinigd en ontsmet; c. ten minste 30 dagen zijn verstreken na de doding van de AI-gevoelige dieren, bedoeld in onderdeel a, en d. het vervoer plaatsvindt overeenkomstig een door de directeur van de Voedsel en Waren Autoriteit, onderdeel Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, goedgekeurd protocol, als bekendgemaakt op www.minlnv.nl/rvv.

7. Artikel 11 is niet van toepassing op het vervoer van niet AI-gevoelige dieren van of naar een bedrijf dat op grond van artikel 22, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren verdacht en besmet is verklaard, mits op dit bedrijf:

11 jul 03 15:02