European Commission

IP/03/991

Brussel, 10 juli 2003

Industriële eigendom: acht lidstaten voor het Hof gedaagd omdat zij de richtlijn betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen niet hebben omgezet

De Europese Commissie heeft besloten Duitsland, Oostenrijk, België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en Zweden voor het Europese Hof van Justitie te dagen omdat zij Richtlijn 98/44/EG betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen nog niet in nationaal recht hebben omgezet. Dit had voor 30 juli 2000 moeten gebeuren. Met de richtlijn wordt beoogd enkele beginselen van de toepassing van het octrooirecht op biotechnologische uitvindingen te verduidelijken en er bovendien voor te zorgen dat strenge ethische normen in acht worden genomen. Deze verduidelijkingen bleken van essentieel belang te zijn om de mogelijkheden van de biotechnologie op medisch, economisch en milieugebied met inachtneming van deze ethische normen ten volle te exploiteren. Niet-omzetting van deze richtlijn leidt tot ernstige nadelen voor de Europese biotechnologiesector. Ondanks de inspanningen van de Commissie om in nauwe samenwerking met de genoemde lidstaten te proberen de omzettingsprocedure te versnellen reageerden de betrokken lidstaten onbevredigend op de formele verzoeken die de Commissie hen in december 2002 in de vorm van met redenen omklede adviezen heeft gestuurd (zie IP/02/1928).

Richtlijn 98/44 werd door de Raad en het Europees Parlement goedgekeurd om de ontwikkeling van biotechnologische uitvindingen op EU-niveau te bevorderen (MEMO/00/39). Voordien waren er grote verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten. Ook kreeg de Europese Unie hierdoor een middel om Europese bedrijven in staat te stellen om op voet van gelijkheid het hoofd te bieden aan hun Japanse en Amerikaanse concurrenten, hoewel er werd gezorgd voor strikte waarborgen tegen de octrooiering van onethische uitvindingen.

Tot dusverre hebben slechts zeven lidstaten de richtlijn omgezet. Omdat dit elders niet gebeurde, zijn er handelsbelemmeringen ontstaan en werd de interne markt verstoord.

Deze situatie ontstond ondanks inspanningen van de Commissie om in samenwerking met de lidstaten snellere vorderingen te boeken. Zo vonden er onder meer drie vergaderingen op hoog niveau plaats, de laatste in januari 2003, waarbij de stand van zaken werd besproken en de lidstaten de kans kregen uit te leggen met welke politieke en technische obstakels zij te kampen hadden (zie IP/03/127).

In december 2002 besloot de Commissie Duitsland, Oostenrijk, België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal en Zweden officieel te sommeren de richtlijn om te zetten en deze landen voor het Hof te dagen ineens zij hieraan geen gevolg zouden geven (zie IP/02/1928). Alleen Portugal heeft dit gedaan. De vergadering van januari vond plaats in het kader van deze inbreukprocedure.

De Commissie is zich ten volle bewust van de bezorgdheid die de richtlijn in de publieke opinie van sommige lidstaten teweeg kan brengen. Het gaat immers om de octrooieerbaarheid van biologisch materiaal dat, wanneer aan de voorwaarden terzake wordt voldaan, zich ook kan uitstrekken tot geïsoleerde delen van het menselijk lichaam.

De richtlijn bevat evenwel duidelijke en nauwkeurige bepalingen ter waarborging van de waardigheid en de integriteit van de mens. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 9 oktober 2001 (zaak C-377/98) bevestigd dat de richtlijn deze essentiële beginselen in genen dele aantast.

Omdat bij de wijze waarop de verordening is opgesteld en wordt toegepast rekening moet worden gehouden met het feit dat de aard van de biotechnologiesector snel verandert, zal de Commissie de ontwikkelingen van zeer nabij blijven volgen.

Overeenkomstig de richtlijn heeft de Commissie verscheidene verslagen gepubliceerd. Op 14 januari 2002 publiceerde zij "Een beoordeling van de gevolgen van het niet of met vertraging verschijnen van publicaties met een voor octrooiering in aanmerking komende inhoud voor fundamenteel gentechnologisch onderzoek", waarna op 7 oktober 2002 haar eerste jaarverslag over de "Ontwikkeling en implicaties van het octrooirecht op het gebied van de bio- en de gentechnologie" (IP/02/1448) volgde.

In het kader van haar onderzoek benoemde de Commissie vervolgens een groep van eminente deskundigen die haar moest helpen bij de opstelling van latere verslagen. Deze groep richt zijn aandacht op twee bijzonder gevoelige gebieden die in het verslag worden genoemd:
* de reikwijdte van octrooien voor sequenties of partiële sequenties van geïsoleerde genen van het menselijk lichaam;
* de octrooieerbaarheid van menselijke stamcellen en daarmee verkregen cellijnen.

Bij de opstelling van het volgende verslag over de ontwikkeling en implicaties van het octrooirecht op het gebied van de bio- en de gentechnologie zal de Commissie rekening houden met de conclusies die de groep haar zal voorleggen.

De volledige tekst van Richtlijn (EG) 98/44 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen is te vinden op:

http://europa.eu.int/eur-lex/pri/nl/oj/dat/1998/l_213/l_21319980730nl0 0130021.pdf

De volledige tekst van het verslag van de Commissie uit 2002 staat op:

http://www.europa.eu.int/comm/internal_market/en/indprop/invent/index. htm

Informatie over lopende inbreukprocedures tegen alle lidstaten is beschikbaar op de Europa-website:

http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h tm

Achtergrond

Richtlijn 98/44 werd goedgekeurd na een tien jaar durende discussie in de Raad en het Europees Parlement. Gezien de omvangrijke risicovolle investeringen die op het gebied van de biotechnologie, en met name op dat van de gentechnologie, vaak nodig zijn, is een adequate octrooibescherming van wezenlijk belang om de investeringen aan te moedigen die nodig zijn om banen te creëren en het concurrentievermogen van de Europese Unie op dit uiterst belangrijke terrein te handhaven.

Ontdekkingen, die er weliswaar toe leiden dat de kennis wordt uitgebreid, maar die niet voor een nieuw doel worden toegepast, worden in de richtlijn evenwel uitdrukkelijk van octrooieerbaarheid uitgesloten. In het kader van de richtlijn is het dan ook niet mogelijk om bijvoorbeeld DNA-sequenties zonder duidelijk vaststaande functie te octrooieren omdat het hierbij niet om uitvindingen gaat, maar om ontdekkingen: ze bestonden namelijk al. Doordat ze werden ontdekt neemt de kennis weliswaar toe, maar die kennis moet vervolgens ook worden toegepast om technisch van nut te zijn. Procédés of producten waarbij DNA-sequenties worden gebruikt, kunnen alleen worden geoctrooieerd indien zij voldoen aan de criteria van nieuwheid, inventiviteit en industriële toepasbaarheid.

Op grond van de richtlijn is octrooiering van bepaalde toepassingen, zoals procédés voor het kloneren van menselijke wezens of voor het wijzigen van hun genetische identiteit, het gebruik van menselijke embryo's voor industriële doeleinden en procédés voor het wijzigen van de genetische identiteit van dieren waarbij hen leed kan worden aangedaan zonder dat dit wezenlijke medische voordelen oplevert, om ethische redenen niet mogelijk.

Biowetenschappen en biotechnologie bieden tal van mogelijkheden op velerlei gebied, met name de gezondheidszorg, de landbouw en de milieubescherming.

Tegen 2005 kan de Europese biotechnologiemarkt meer dan 100 miljard waard zijn, en tegen 2010 kan de wereldmarkt, met inbegrip van sectoren waarin de biowetenschappen en de biotechnologie een belangrijk aandeel hebben in nieuwe toegepaste technologieën, een bedrag van meer dan 2000 miljard bereiken, waarbij de landbouw dan nog buiten beschouwing blijft.