FAVV-Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (België)


Persbericht van : 09 / 07 / 2003

Verlies van oormerken bij runderen

Toen kort na de opstart van Sanitel in 1994 de strijd tegen Brucellose en tegen het gebruik van hormonen bij runderen steeds efficiënter werd, stelde men vast dat bepaalde modellen van oormerken relatief eenvoudig konden geopend worden en opnieuw aangebracht bij andere dieren. Om dit te voorkomen werden de erkenningsvoorwaarden voor de oormerken aangepast, zodat ze minder fraudegevoelig waren. Dit ging gedeeltelijk ten koste van de stevigheid waarmee de oormerkonderdelen met elkaar verbonden waardoor ze iets gemakkelijker uitvallen. In Vlaanderen werd gekozen voor het type Kelflex, in Wallonië voor het type Allflex.

Aanvankelijk was de hogere uitval niet opvallend en werd deze eerder toegeschreven aan het feit dat vanaf januari 1998 alle dieren met twee oormerken moesten geïdentificeerd worden in plaats van met één en de kans op uitval dus verdubbelt. Echter naarmate de dieren ouder werden en een groter deel van de stapel voorzien was van de nieuwe types bleek vooral in Vlaanderen het aantal dieren dat moest hermerkt worden belangrijke proporties aan te nemen.

Onderstaande tabel geeft naargelang de regio en de leeftijd van de dieren het percentage dieren dat hermerkt wordt per jaar en het cumulatief hermerkingspercentage. Voorbeeld: van de dieren geïdentificeerd in Vlaanderen werd in de loop van hun 4de levensjaar 17,81% hermerkt, terwijl van de dieren die 4 jaar oud geworden zijn er reeds 40,67% in hun leven hermerkt zijn. In Wallonië was dit respectievelijk 13,07% en 27,61%

Ouderdom Vlaanderen Wallonië
Jaar % / jaar % cum % / jaar % cum
1 3,31 3,31 2,11 2,11

2 7,82 11,13 4,56 6,67

3 11,74 22,87 7,87 14,54
4 17,81 40,67 13,07 27,61
5 21,97 62,64 20,16 47,77
6 21,01 83,65 19,58 67,34

Uit deze cijfers blijkt dat het oormerktype dat in Vlaanderen gebruikt wordt meer problemen geeft dan hetgeen in Wallonië gebruikt wordt; maar ook in Wallonië is het percentage hermerkingen groot bij de oudere dieren.

Het FAVV ondernam, in samenwerking met het CDV, DGZ en ARSIA, verschillende acties:

1. In Vlaanderen en in Wallonië is men eind 2002 reeds overgeschakeld naar een verbeterde versie van het type dat in Wallonië gebruikt werd. Uiteraard zijn er nog heel wat oormerken van het oude type in voorraad in de bedrijven en zal het effect hiervan slechts progressief merkbaar worden.

2. Er werd een rondvraag georganiseerd in onze buurlanden om na te gaan of zij beschikken over betere oormerktypes om deze dan snel in België toe te laten. Tot nu toe hebben we wel hoopvolle vooruitzichten maar nog geen betrouwbare gegevens over meer dan 2 jaar.
3. Er worden bijkomende laboratoriumtesten voorbereid om sneller voorspellingen te doen over de kwaliteit van de oormerken op langere termijn.

4. De situatie te velde zal van nabij gevolgd worden zodat sneller kan gereageerd worden zowel wat betreft informatie naar de veehouder (juist plaatsingsmateriaal en plaatsingstechniek) als het ondernemen van acties t.o.v. de producent van oormerken.
5. Uit de laboratoriumtesten en de praktijkopvolging zullen parameters berekend worden die zullen opgenomen worden in de lastenboeken voor de producent van oormerken.
6. Een verder doorgedreven wetenschappelijke analyse van de beschikbare gegevens is opgestart met als doel te komen tot realistische individuele tolerantiegrenzen zodat veehouders die hun zaken goed bijhouden en waarbij toch een aantal dieren niet helemaal in orde bevonden worden ter gelegenheid van een controle, niet beboet worden.