Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Facetten van handhaving van

de Algemene bijstandswet

Monitor van bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik door gemeenten 2001

Inspectie Werk en Inkomen Facetten van handhaving van de Algemene bijstandswet


Auteur:

Dhr. ir. J.C. van de Blankevoort

R03/09, april 2003
ISSN 1383-8733
ISBN 90-5079-048-8
Inspectie Werk en Inkomen Facetten van handhaving van de Algemene bijstandswet


Voorwoord

Wetshandhaving en bestrijding van fraude met bijstandsuitkeringen hebben de afgelopen jaren veel aandacht van de toezichthouder gehad. Deze rapportage is de laatste van een serie monitoren die inzicht geeft in gemeentelijk beleid en uitvoering op dit terrein, waarbij zowel preventie, controle, opsporing als afdoening van fraude aan bod komen. In de toekomst zal de inspectie zicht op de gemeentelijke handhaving houden door gebruik te maken van kerngege- vens die gemeenten met de zogeheten Gemeentebarometer doorgeven, en waar mogelijk gebruik maken van gegevens die gemeenten aan het Centraal Bureau voor de Statistiek leveren. De Inspectie Werk en Inkomen wil vooral de vijftig gemeentebesturen die bij de monitor betrokken zijn van dienst zijn met de uitkomsten in dit rapport. Het rapport kan hen aan- knopingspunten voor verbeteringen bieden. In dat verband wil ik hun bijzondere aandacht vragen voor de kwaliteit van het cijfermateriaal over fraudegevallen en fraudebestrijding, die nogal eens te wensen overlaat. Onvolledige registraties doen immers afbreuk aan hun eigen bewakings- en sturingsmogelijkheden.
Ook gemeenten die niet aan de monitor hebben deelgenomen, kunnen de resultaten gebruiken om zichzelf een spiegel voor te houden en mogelijkheden tot verbetering van hun handhavings- praktijk te bezien. Die verbetering vindt de inspectie van des te meer belang, nu uit de verkregen gegevens blijkt dat op dit terrein vergeleken met een jaar eerder geen duidelijke vooruitgang is gemaakt.
Mr. L.H.J. Kokhuis
Inspecteur-generaal Werk en Inkomen

3 Inspectie Werk en Inkomen Facetten van handhaving van de Algemene bijstandswet


Inhoud

Samenvatting 7
1 Doel en opzet van de monitor 9
2 Beleidsplannen en verslagen met betrekking tot handhaving 11
3 Voorlichting en preventie 13
4 Reguliere controle 15
5 Opsporing en geconstateerde fraude 17 5.1 Werkvoorraden en achterstanden bij het verwerken van belastingsignalen 17 5.2 De gebruikte kengetallen voor geconstateerde fraude 17 5.3 Geconstateerde fraude 18 5.4 De opsporingscapaciteit 19
6 Afhandeling van geconstateerde fraude 21 6.1 Boeten en processen verbaal 21 6.2 Terugvordering van ten onrechte ontvangen uitkeringen 22 6.3 Afspraken met het Openbaar Ministerie 23
7 Vergelijking met de monitor over 2000 25
8 Aanwezigheid en kwaliteit van het cijfermateriaal 27 8.1 Aanwezigheid van cijfers 27 8.2 Kwaliteit van het cijfermateriaal 28
9 Dwarsverbanden en conclusies 29 9.1 Dwarsverbanden 29 9.2 Conclusies 29
10 Reactie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten 33 Lijst van afkortingen 34 Publicaties van de Inspectie Werk en Inkomen 35 5 Inspectie Werk en Inkomen Facetten van handhaving van de Algemene bijstandswet


Samenvatting

De Inspectie Werk en Inkomen (IWI) heeft bij vijftig gemeenten met meer dan twintigduizend inwoners gegevens verzameld over hun uitvoeringspraktijk op het terrein van handhaving van de Algemene bijstandswet (Abw). Deze monitor van bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik (MenO-monitor) 2001 is de laatste publicatie in een reeks van monitorverslagen waar- mee de toezichthouder zicht heeft gehouden op de ontwikkelingen op dit terrein. Alle schakels van de handhavingsketen - preventie, controle, opsporing en afdoening - komen daarbij aan de orde. De verkregen gegevens zijn bewerkt tot kengetallen en indicatoren die een beeld geven van de doeltreffendheid van gemeenten op dit gebied, en van de onderlinge verschillen daarbij. De monitor is niet gericht op een diepgaande analyse van specifieke knelpunten. Met dit monitorverslag wil IWI gemeenten een spiegel voorhouden, waarin zij kunnen zien hoe hun uitvoering er, vergeleken met die van andere gemeenten, bijstaat. Zij kunnen daarin aan- knopingspunten vinden om hun uitvoering te verbeteren. De gegevens zijn verzameld in de zomer van 2002, zodat gebruik kon worden gemaakt van gemeentelijke verslaglegging over 2001.
Geen duidelijke vooruitgang
Uit een vergelijking met de uitkomsten van de MenO-monitor 2000, die bij andere gemeenten is uitgevoerd, komen nauwelijks verbeteringen naar voren. Er is dus geen duidelijke vooruit- gang. In beleidsplannen worden nu wat vaker dan in 2000 de in te zetten beleidsinstrumenten beschreven, maar kwantitatieve doelstellingen en benodigde financiële en personele middelen geven gemeenten niet vaker aan. In beleidsverslagen komen nu minder onderwerpen aan de orde. Er wordt niet intensiever voorlichting gegeven over misbruik en misbruikbestrijding. De frequentie van het heronderzoek is niet toegenomen. Wel is het aantal boeten gestegen. Verschillen tussen gemeenten
Over de hele linie zijn de onderlinge verschillen tussen gemeenten aanzienlijk. Dat geldt zowel voor de detaillering van beleidsplannen en verslagen als voor de voorlichting over misbruik en misbruikbestrijding, voor de frequentie waarmee heronderzoeken worden gehouden én voor de opsporing en afdoening van fraude. Zo heeft de helft van de gemeenten met twintig- tot vijftigduizend inwoners in 2001 gemiddeld meer dan één heronderzoek per cliënt uitgevoerd. Bij grotere gemeenten is het uitzondering, als zo vaak heronderzoek wordt gedaan. De ene gemeente legt veel minder boeten op dan de andere. Bij een kwart van de gemeenten is het aantal boeten duidelijk kleiner dan het aantal gevallen van fraude. Gemeenten die meer boeten opleggen, proberen ook meer terug te vorderen van het totaalbedrag dat in 2001 met fraude was gemoeid.
Meer dan bij voorgaande MenO-monitoren komt nu naar voren dat gemeenten die op bepaalde onderdelen van het handhavingsbeleid goed functioneren het ook op andere onderdelen goed doen. Gemeenten die in beleidsplannen gedetailleerder aangeven wat zij op het terrein van de handhaving willen bereiken en hoe zij dat willen doen, maken doorgaans ook meer werk van hun beleidsverslagen op dit terrein, geven langs meer kanalen voorlichting aan burgers en uit- keringsontvangers en sporen verhoudingsgewijs meer fraude op, met lagere gemiddelde fraude- bedragen per geval.
Cijfermateriaal met gebreken
De door IWI verkregen cijfers weerspiegelen niet altijd het totaal aan fraudegevallen in een gemeente. De registratiegewoonten verschillen van gemeente tot gemeente. Sommige gemeenten registreren alleen onderzoeken waarbij de sociale recherche betrokken is, en de fraudeaantallen die daaruit voortvloeien.
Bij het rechtstreeks opvragen van cijfermateriaal, zoals de inspectie bij deze monitor heeft gedaan, blijken gemeenten soms meer gevallen van fraude te hebben dan zij aan het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) hebben doorgegeven. Het CBS heeft in 2001 bij gemeenten met meer dan twintigduizend inwoners 13.430 gevallen van fraude geteld. Schattingen van IWI aan de hand van het verkregen cijfermateriaal komen veel hoger uit dan de CBS-cijfers. 7 Inspectie Werk en Inkomen Facetten van handhaving van de Algemene bijstandswet


IWI komt tot 23.000 fraudegevallen in 2001. Daarmee vergeleken blijft de schatting van IWI van

het totaalbedrag dat ten onrechte aan uitkering is verkregen, met 60 miljoen euro dichter bij het CBS-cijfer van 47 miljoen, ook al gaat het ook dan om een aanzienlijk verschil. Dit wijst erop dat vooral fraude van geringere omvang niet aan het CBS wordt gemeld. De onderlinge vergelijking van gemeenten wordt door de verschillen in registreren bemoeilijkt. Gemeenten die onvolledig registreren wordt in die vergelijking tekort gedaan. Door terug- koppeling van de monitoruitkomsten wil IWI deze gemeenten een impuls geven om completer te gaan registreren.
Verschillen in mogelijkheden voor bewaking en sturing van werkprocessen Het sturen en bewaken van werkprocessen zal, zeker voor grotere gemeenten, moeilijk zijn, als cijfermateriaal ontbreekt of onvolledig is. Ruim eenderde van de onderzochte gemeenten heeft te weinig kwantitatieve informatie om de heronderzoeken goed te kunnen bewaken. Eveneens eenderde van de gemeenten kan de ontwikkeling van de werkvoorraad aan te onderzoeken fraudesignalen niet goed in het oog houden. Tekorten in de informatiehuishouding gaan nogal eens samen. De gebreken aan de gegevens zijn maar voor een klein deel het gevolg van tijdelijke verstoringen, bijvoorbeeld bij de overgang naar nieuwe software of bij een gemeente- lijke herindeling.
Conclusie
De inspectie concludeert dat bij een vergelijking met de uitkomsten van de vorige monitor, bij andere gemeenten, geen duidelijke vooruitgang zichtbaar is op het handhavingsterrein. Daarnaast zijn de aangetroffen verschillen tussen gemeenten substantieel. Die verschillen betreffen zowel de resultaten van het beleid als de mate waarin gemeenten in de planfase van de beleidscyclus gericht sturing geven aan de uitvoering en in de evaluatiefase over gegevens over de uitvoering beschikken. Tegen deze achtergrond is volgens IWI kwaliteitsverbetering bij de handhaving van des te meer belang.
Nu het Inlichtingenbureau (IB) de gegevensuitwisseling met de Belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) ondersteunt, kan daarvan een extra impuls uitgaan. Gemeenten kunnen de gelegenheid aangrijpen om hun hele handhavingspraktijk kritisch tegen het licht te houden. De inspectie waardeert het dat veel gemeenten zich in hun beleidsplannen voor 2002 op de komst van het IB hebben voorbereid. Zo zijn gemaakte keuzen voor toekomstige werkwijzen aan de gemeenteraad voorgelegd.

8 Inspectie Werk en Inkomen Facetten van handhaving van de Algemene bijstandswet



1 Doel en opzet van de monitor


De MenO-monitor 2001 is een publicatie in een reeks van deze monitoren waarmee de toe- zichthouder zicht heeft gehouden op de handhavingspraktijk van gemeenten bij de uitvoering
1 van de Abw.1 Dit monitorverslag is het laatste in de reeks. Voortaan worden belangrijke Het meest recent is de monitor kerngegevens over de gemeentelijke uitvoering uitgevraagd via internet met de zogenaamde misbruik en oneigenlijk gebruik
Algemene bijstandswet 2000, Gemeentebarometer. Waar mogelijk zal de inspectie ook gebruik maken van gegevens die Ministerie van Sociale Zaken en gemeenten aan het CBS leveren. Werkgelegenheid, februari 2002.
IWI wil met de uitkomsten van dit onderzoek gemeenten een spiegel voorhouden waarin zij kunnen zien hoe hun uitvoering er, vergeleken met die van andere gemeenten, voorstaat. Met de monitor wil IWI ook bijdragen aan het landelijke beeld van de handhavingspraktijk bij gemeenten.
De opzet van de vragenlijst is grotendeels gelijk aan de vraagstelling die bij de monitor 2000 is gebruikt. De gegevens zijn verzameld in de zomer van 2002, zodat gebruik kon worden gemaakt van gemeentelijke verslaglegging over 2001. De verkregen gegevens zijn bewerkt tot kengetallen en indicatoren die een beeld geven van de doeltreffendheid van gemeenten op het gebied van handhaving, en van de onderlinge verschillen daarbij. Juist de verschillen tussen gemeenten die op kwaliteitsverschillen in beleid en uitvoering kunnen wijzen, krijgen in dit rapport ruime aandacht. De monitor is uitgevoerd bij vijftig gemeenten. Daaronder zijn geen gemeenten met minder dan twintigduizend inwoners, omdat hun aandeel in de totale bijstandsfraude in Nederland heel beperkt is en statistische gegevens op jaarbasis te sterk door de toevallige uitkomst van de weinige gevallen worden bepaald. Van de 173 gemeenten met twintigduizend tot vijftigduizend inwoners zijn er 17 in de steek- proef opgenomen; 19 van de 37 gemeenten met vijftigduizend tot honderdduizend inwoners zijn in de steekproef aanwezig, en 14 van de 25 gemeenten met meer dan honderdduizend inwoners. De vier grootste gemeenten zijn alle in de steekproef opgenomen. Van de gemeenten met meer dan twintigduizend inwoners is in beginsel een representatief beeld verkregen; totaalcijfers in tabellen en grafieken zijn gecorrigeerd voor de specifieke samenstelling van de steekproef. De steekproef is echter te klein om de steekproefuitkomsten als representatief te beschouwen, zodra nogal wat gemeenten antwoorden schuldig moeten blijven, bijvoorbeeld omdat zij over onvoldoende cijfermateriaal beschikken. Bij elk opgevraagd cijfer zijn er tien tot twintig gemeenten die daarover niet beschikken. Alleen opgaven van het aantal bijzonder onderzoekers zijn van elke gemeente verkregen. Vooral het nevendoel van de monitor, het leveren van bijdragen aan een landelijk beeld van de uitvoering, heeft daaronder te lijden. Ook voor het hoofddoel, de onderlinge vergelijking van de kwaliteit van de handhaving bij afzonderlijke gemeenten, is het ontbreken van cijfermateriaal hinderlijk.
Leeswijzer
In hoofdstuk twee komen de beleidsplannen en verslagen van de vijftig gemeenten aan de orde. In hoofdstuk drie tot en met zes behandelen we de schakels in de handhavingsketen. Hierin komen voorlichting en preventie, reguliere controle, de opsporing en de geconstateerde fraude en als laatste de afdoening daarvan ter sprake. Hoofdstuk zeven geeft een beeld van verschillen met de MenO-monitor over 2000, die aanwijzingen kunnen geven van trends bij specifieke knelpunten in de uitvoering. In hoofdstuk acht komt de aanwezigheid en de kwaliteit van het cijfermateriaal van gemeenten aan de orde. Hoofdstuk negen geeft een overzicht van de dwars- verbanden die bij de analyse zijn gevonden en bevat conclusies. 9 Inspectie Werk en Inkomen Facetten van handhaving van de Algemene bijstandswet



2 Beleidsplannen en verslagen met

betrekking tot handhaving

Beleidsplannen Volgens de Abw moeten gemeentebesturen jaarlijks een beleidsplan vaststellen, waarin onder andere het beleid bij de bestrijding van misbruik van bijstandsuitkeringen uiteen wordt gezet. Drie gemeenten in de steekproef blijken geen enkele schakel van de handhavingsketen te
2 bespreken, twee kleinere en een middelgrote.2 Een grote meerderheid van de gemeenten Volgens de accountants die bij brengt alle vier schakels - preventie, controle, opsporing en afdoening - ter sprake, soms blijft gemeenten de rechtmatigheid van
het gevoerde beleid en van de één schakel onbesproken en incidenteel ontbreekt meer dan één schakel. verstrekte uitkeringen onderzoeken, Als een gemeente een schakel van de handhavingsketen in een beleidsplan bespreekt dan ontbreekt in 2001 bij 1,8 procent
van de gemeenten een beleidsplan. worden vaak de beleidsinstrumenten genoemd die een gemeente wil inzetten om de doelen op Bij 8,3 procent bevat het beleids- dit terrein te bereiken. Daar blijft het nogal eens bij. Kwantitatieve doelstellingen, de in te plan niet alle voorgeschreven
elementen. Bij een deel van deze zetten financiële en personele middelen en een relatie met ervaringen in het verleden ontbreken gemeenten zal handhaving geheel meestal. Tegenover gemeenten die heel globale beleidsplannen uitbrengen staan gemeenten die onbesproken blijven. Een analyse
van de tekortkomingen die de veel concreter en gedetailleerder op hun voornemens ingaan. accountants hebben vastgesteld, Als op een bepaald deelterrein het beleid verandert, dan maakt een dergelijk deelterrein meer wordt opgenomen in het jaarverslag