Persbericht
PERS-2003-166
Den Haag, 04-07-2003
Antwoorden op vragen over de afschaffing aftrek beroepskosten
Vragen van het lid Dezentjé Hamming (VVD)
---
Kent u de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam (belastingkamer) van 2 juni jl., nr. P02/7448?
---
Deelt u de opvatting van het Hof dat de afschaffing van de beroepskostenaftrek bij de Wet IB 2001 discriminerend is en dat de wet daarom dient te worden aangepast?
---
Zo neen, bent u dan van plan deze zaak voor te leggen aan de Hoge Raad?
---
Zo neen, hoe is dan dit verschil van inzicht tussen rechter en wetgever op te lossen?
Antwoorden staatssecretaris Wijn
---
Ja
---
Bij de Belastingherziening 2001 heeft de wetgever uitgebreid aandacht besteed aan het vervallen van de beroepskostenaftrek voor werknemers. De wetgever heeft toen gemeend dat een dergelijke verboden discriminatie niet aan de orde is. De onderhavige uitspraak van Hof Amsterdam heeft mij niet van
het tegendeel overtuigd.
3 en 4
Het hof is weliswaar van oordeel dat sprake is van een verboden discriminatie maar biedt belanghebbende geen rechtsherstel. Het hof vindt dat het opheffen van de ongelijkheid niet op zijn weg ligt maar een taak van de wetgever is, juist ook omdat daarvoor verschillende oplossingen denkbaar zijn.
Het hof heeft het beroep ongegrond verklaard. Daarmee is het aan belanghebbende beroep in cassatie bij de Hoge Raad aanhangig te maken. De gemachtigde van belanghebbende heeft aangegeven beroep in cassatie te zullen instellen. Bij mijn verweerschrift in cassatie zal ik ook een incidenteel beroep in
cassatie als bedoeld in artikel 29b, tweede lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen instellen en de rechtmatigheid van de huidige wetgeving verdedigen.
Ministerie van Financiën