IJsselmeerziekenhuizen
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
CZ-IZ-2393769
3 juli 2003
In het verlengde van het Algemeen Overleg op 26 juni 2003 met de Vaste
Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over kleine
ziekenhuizen en de IJsselmeerziekenhuizen werd een door de heer Buijs
ingediende motie aangenomen. De motie verzoekt de regering alle
maatregelen te nemen om de ziekenhuisfuncties op de locatie Emmeloord
in overeenstemming te brengen met het eerder overeengekomen
spreidingsplan ziekenhuisfuncties. Namens het kabinet reageer ik
daarop als volgt.
In genoemd Algemeen Overleg heb ik betoogd niet over reguliere
bestuurlijke of financiële instrumenten te beschikken om direct in te
kunnen grijpen in het functioneren van een individueel ziekenhuis. Een
uitzondering hierop is de situatie waarin het naar de mening van de
Inspectie voor de Gezondheidszorg, omwille van de kwaliteit,
noodzakelijk is om dit te doen. Omdat de Inspectie al herhaalde malen
gedwongen is geweest om in te grijpen, heb ik in het Algemeen Overleg
aangegeven thans geen enkel risico te willen nemen met betrekking tot
de kwaliteit van de verleende zorg in kwestie.
De casus IJsselmeerziekenhuizen kent een lange voorgeschiedenis met
vanuit de optiek van de Kwaliteitswet enkele zware incidenten. Ook
bestuurlijk heeft het ziekenhuis jarenlang onvoldoende gefunctioneerd.
Met de komst van een nieuwe Raad van Toezicht is er bestuurlijk
gesproken weer een basis gelegd voor verder functioneren in de
toekomst. Voor die verdere toekomst zijn stabilisatie van de interne
en externe verhoudingen en financiële gezondmaking belangrijke
randvoorwaarden. Ik acht het van het grootste belang dat de Raad van
Toezicht en de Raad van Bestuur de gelegenheid krijgen nu eerst aan
het herstel van het ziekenhuis te werken. Daardoor wordt naar mijn
mening maximaal bevorderd dat in Emmeloord zo spoedig mogelijk weer de
vier basisfuncties kunnen worden uitgeoefend. Over de wenselijkheid
daarvan verschil ik niet van mening met uw Kamer.
Ik heb begrepen dat vanaf 1 juli 2003 wegens een tekort aan medisch en
verpleegkundig personeel de klinische kindergeneeskunde in Emmeloord
in de zomer wordt samengevoegd met de klinische kindergeneeskunde in
Lelystad. Gezien het nijpende gebrek aan gekwalificeerd personeel en
de daaruit voortvloeiende risicos voor de kwaliteit van de zorg, is
dit te billijken. Een en ander neemt niet weg dat ik mij nog steeds
gebonden voel aan de standstill van december 2000 (die overigens ook
ruimte biedt voor concentratie daar waar kwaliteit of financiële
houdbaarheid in het gedrang komen).
De algemene standstill, waartoe indertijd minister Borst heeft
opgeroepen, blijft derhalve de komende maanden van kracht. Die maanden
benut ik om nadere voorstellen met betrekking tot de positie van
kleine ziekenhuizen te ontwikkelen. In september zal ik een nota met
nadere voorstellen uitbrengen. Daarin zal ik mijn verantwoordelijkheid
voor de bereikbaarheid van spoedeisende ziekenhuiszorg en de daarbij
behorende infrastructuur nader definiëren. Voorts zal ik ingaan op de
instrumenten die ik nodig heb om die verantwoordelijkheid te kunnen
dragen. De bereikbaarheid van spoedeisende ziekenhuiszorg in de minder
dichtbevolkte delen van Nederland en de maatregelen die nodig zijn om
dit te waarborgen, zullen daarbij belangrijke onderwerpen zijn. Tevens
heb ik de Kamer als antwoord op de motie Rouvoet reeds toegezegd om de
regelgeving rond een eventuele aanpassing van de zogenaamde fusiebonus
al voor te bereiden, opdat hierover zo spoedig mogelijk kan worden
beslist. Ook hierop zal ik in bovengenoemde nota ingaan.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
H. Hoogervorst
Kamerstuk, 03-07-2003
Om het kamerstuk op te halen:
Zie het origineel
http://www.minvws.nl/document...er=393&page=19935