`s -Gravenhage, 25 juni 2003
Directie Sociale Verzekeringen
Nr. SV/V&V/03/44995
Wijziging van enkele
socialeverzekeringswetten
inzake verlenging van het
bij de Wet beperking
export uitkeringen
behorende overgangsrecht
en enkele andere wijzigingen
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 31
maart 2003, nr. 03.001351, machtigde Uwe Majesteit de Raad van
State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet
rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 20
mei 2003, nr. W12.03.0104/IV, bied ik U hierbij aan.
1. In het onderhavige wetsvoorstel wordt de overgangstermijn van
de Wet beperking export uitkeringen voor 36 met name genoemde
landen met één jaar verlengd tot 1 januari 2004. Het
overgangsrecht wordt niet verlengd wat de Algemene
Kinderbijslagwet betreft. De Raad constateert dat ten aanzien van
een groep van twintig landen de verlenging van het overgangsrecht
niet geldt, en dat is gekozen voor het opnemen van een
terugwerkendekrachtbepaling tot en met 1 januari 2003 in de
verdragen waarvan wordt verwacht dat de afhandeling daarvan in
2003 zal zijn afgerond. Deze terugwerkendekrachtbepaling geldt
ook voor het recht op kinderbijslag. De Raad staat op het
standpunt dat deze 20 landen moeten worden opgenomen in het
wetsvoorstel, zodat ook voor deze landen een rechtsbasis wordt
gecreëerd voor de export van uitkeringen. Nadat het verdrag tot
stand is gekomen kan de kinderbijslag met terugwerkende kracht
tot 1 januari 2003 worden uitgekeerd.
Hierover merk ik het volgende op. Op 23 september 2002 heb ik
de Tweede Kamer der Staten-Generaal desgevraagd op de hoogte
gesteld van het voornemen om in de verdragen met de landen
waarmee op dat moment overeenstemming over de wijze van
handhaving was bereikt, maar waarvan de ondertekening niet voor
1 januari 2003 zou plaatsvinden, vast te leggen dat de betaling van
uitkeringen ook na 1 januari 2003 wordt gegarandeerd
(Kamerstukken II 2002/03, 17 050, nr. 236). Daartoe is in de
verdragen een terugwerkende-krachtbepaling opgenomen. Ik heb
de Sociale verzekeringsbank (SVB) en het Uitvoeringsinstituut
werknemersverzekeringen (UWV) van de inhoud van deze brief op
de hoogte gesteld, met het verzoek hiermee in de
uitvoeringspraktijk rekening te houden en de desbetreffende
uitkeringsgerechtigden te informeren. Een en ander heeft tot gevolg
dat de uitbetaling van socialeverzekeringsuitkeringen, met
inbegrip van kinderbijslag, aan de uitkeringsgerechtigden in deze -
twintig- landen na
1 januari 2003 wordt voortgezet in anticipatie op het tot stand
komen van een verdrag.
Vervolgens heeft het kabinet, naar aanleiding van twee daartoe
strekkende moties, besloten om de overgangstermijn van de Wet
beperking export uitkeringen met twaalf maanden te verlengen
voor die landen waarmee weliswaar nog geen
handhavingsafspraken zijn gemaakt, maar waarmee
onderhandelingen gaande zijn of die positief hebben gereageerd
op het Nederlands verzoek om een handhavingsverdrag te sluiten.
Van dit kabinetsbesluit heb ik op 10 december 2002 de Tweede
Kamer der Staten-Generaal op de hoogte gebracht waarbij ik heb
toegezegd een wetsvoorstel terzake te zullen indienen
(Kamerstukken II 2002/03, 17 050, nr. 236). De verlenging van de
overgangstermijn geldt niet voor het recht op kinderbijslag. Dit
kabinetsbesluit is de SVB en het UWV ter kennis gebracht,
waardoor ten aanzien van deze (36) landen de continuering van de
uitbetaling van socialeverzekeringsuitkeringen tot 1 januari 2004
is gewaarborgd.
Bij het opstellen van het onderhavige wetsvoorstel is er voor
gekozen om de eerstgenoemde categorie van twintig landen hierbij
niet te betrekken. Hiertoe bestond, naar de mening van het kabinet
geen noodzaak, omdat met die landen al overeenstemming was
bereikt over de handhaving en daarmee al aan een belangrijke
voorwaarde voor opname van de toekenning van uitkeringen in
verdragen met die landen is voldaan. Het kabinet is zich ervan
bewust dat bij anticipatie op wetgeving c.q. verdragen strikt
genomen sprake is van contra-legembeleid. Echter de ongestoorde
voortzetting van de uitkeringen naar de desbetreffende personen
woog voor het kabinet zwaarder. De uiteindelijke ondertekening
van de verdragen met de twintig landen zal op verschillende
tijdstippen plaatsvinden. De Raad merkt terecht op dat nog niet
duidelijk is wanneer dat zal zijn. De datum van 1 januari 2004
heeft geen relatie met de te verwachte data waarop de
ondertekening van deze verdragen zal plaatsvinden. Om die reden,
en omdat over het toekennen van kinderbijslag al
overeenstemming is bereikt, kan de situatie in die landen niet
zondermeer onder het regime van het wetsvoorstel worden
gebracht. Overname van het advies van de Raad houdt in dat de
verlenging van het overgangsrecht niet geldt voor het toekennen
van kinderbijslag in de twintig landen, waarmee reeds
overstemming is bereikt. Anticipatie op dit punt blijft bestaan. De
regeling bij wet voegt daaraan niets toe.
Het kabinet is daarom van mening, dat het niet wenselijk is om
deze categorie van landen bij het wetsvoorstel te betrekken.
2. De Raad acht het onduidelijk welke rechten personen hebben
die vóór 1 januari 2000 recht hadden op een uitkering, nu wonen
in een niet-verdragsland waarvoor de overgangstermijn wordt
verlengd en in de loop van 2003 verhuizen naar een verdragsland,
of een land uit de hiervoor beschreven categorie van twintig. Aan
de betrokkenen dient hierover duidelijkheid te worden verstrekt.
Voor al deze gevallen geldt dat het recht op uitkering met ingang
van 1 januari 2003 is beëindigd. Indien de uitkeringsgerechtigde in
het jaar 2003 verhuist van een niet-verdragsland naar een land
waarvoor de overgangstermijn wordt verlengd, ontstaat het recht
op uitkering pas vanaf het moment dat een verdrag met het
desbetreffende land in werking treedt. Verhuist een
uitkeringsgerechtigde van een niet-verdragsland naar een land uit
de categorie van twintig, dan ontstaat het recht vanaf het moment
van verhuizing.
3. De redactionele kanttekening is in de memorie van toelichting
bij het wetsvoorstel verwerkt.
4. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de landen waarvoor de
overgangstermijn wordt verlengd aan te vullen met de republiek
Servië en Montenegro wat betreft de Wet
arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de
Baljuwschappen Jersey en Guernsey. Met dit land respectievelijk
over deze Baljuwschappen waren vóór 1 januari 2003 al
verdagsonderhandelingen gaande zodat deze ten onrechte niet in
het wetsvoorstel zijn opgenomen.
In november 2002 is ambtelijke overeenstemming bereikt over een
verdrag met handhavingsbepalingen met de republiek Servië en
Montenegro voor alle relevante sociale verzekeringswetten.
Zolang dit verdrag nog niet in werking is getreden vindt de export
van socialeverzekeringsuitkeringen plaats op grond van het oude
verdrag met de voormalige Socialistische Federatieve Republiek
Joegoslavië. Dit verdrag geldt echter niet voor de WAZ, omdat
zelfstandigen niet onder de personele werkingssfeer van dit
verdrag vallen.
Jersey en Guernsey vallen niet onder Verordening (EEG) nr.
1408/71, evenmin onder het oude verdrag met het Verenigd
Koninkrijk. Eind vorig jaar is ambtelijke overeenstemming bereikt
over een bilateraal handhavingsverdrag met het Verenigd
Koninkrijk dat ook van toepassing is op deze eilanden.
5. Artikel 15a, tweede lid, van de Toeslagenwet bepaalt dat de
uitbetaling van de toeslag wordt hervat bij vertrek uit Nederland,
indien de uitkering is beëindigd als gevolg van onrechtmatig
verblijf in Nederland. De bepaling is abusievelijk niet geschrapt
bij het invoeren van het exportverbod in de Toeslagenwet. Van
deze gelegenheid wordt gebruik gemaakt dit alsnog te doen.
Ik moge U, mede namens de Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde
voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de
Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken,
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid