Gemeente Utrecht
2003 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
44 Vragen van mr. M. Schuring en mr. V.A.Dalmijn
(ingekomen 10 juni 2003)
Manege Groenesteyn probeert al jaren bij de gemeente uitbreiding gerealiseerd te krijgen. Zeker na de brand is uitbreiding noodzakelijk om als bedrijf het hoofd boven water te houden. De plannen aan de noordzijde waren in een vergevorderd stadium, toen de raad aan het college verzocht omwille van de natuurwaarden aan de noordzijde een uitbreidingsmogelijkheid in zuidoostelijke richting te bevorderen. Hiertoe is op 16-1-2003 een motie ingediend (en unaniem aangenomen) met het volgende dictum:
" verzoekt het college zich tot het uiterste in te spannen om een andere uitbreidingsmogelijkheid van de manege (in zuidoostelijke richting) te realiseren in samenspraak met de eigenaar(s), ruimhartig over te gaan tot hiervoor noodzakelijke vrijstellingen en/of andere acties en zowel tussentijds als over het eindresultaat verslag uit de brengen aan de commissie Stedelijke Ontwikkeling".
Door Leefbaar Utrecht en GroenLinks is er daarbij op aangedrongen om snel te onderzoeken of een andere uitbreidingsmogelijkheid een haalbaar alternatief is voor het oorspronkelijke uitbreidingsplan en als dat het geval is, zo spoedig mogelijk een nieuwe bouwaanvraag te honoreren. Het college heeft dit toegezegd.
Door de indieners is bij zowel bij de eigenaar van de manege als bij de betrokken ambtenaren navraag gedaan naar de stand van zaken en voortgang. Daaruit bleek dat het allemaal vrij traag verliep. In de commissie Stedelijke Ontwikkeling van februari is door mevrouw Schuring navraag gedaan naar de stand van zaken, omdat een ambtelijk telefonisch toegezegde schriftelijke rapportage was uitgebleven. Het antwoord luidde dat men er druk mee bezig was. Begin maart is er overleg geweest tussen eigenaar en betrokken ambtenaren. Daarna heeft de eigenaar lange tijd niets vernomen. Ambtelijk was aan indieners meegedeeld dat er op 15 mei een brief vanuit de gemeente zou worden gestuurd naar de eigenaar met de voorwaarden. In plaats daarvan zijn betrokken ambtenaren 16 mei wederom langsgegaan bij de manege. Daar zijn de grondprijzen mondeling meegedeeld en aan de eigenaar de voorwaarden vanuit de gemeente gegeven.
Dit alles leidt tot de volgende vragen:
1. Is het college met de indieners van mening dat de gemeente erg lang doet over het uitvoeren van de motie, onder meer het opstellen van randvoorwaarden (zoals de grondprijzen), zeker gelet op de toezegging in de raad een en ander spoedig af te wikkelen?
2. Is het juist dat er in het verleden reeds een aanbod aan de eigenaar is gedaan voor de aankoop van de - ten behoeve van het eerdere plan - benodigde grond aan de noordzijde en zo ja was dit een onherroepelijk aanbod?
3. Indien in het verleden een onherroepelijk aanbod gedaan is, deelt het college dan de mening dat het niet in de geest van de motie is thans (veel) hogere grondprijzen voor de vlakbij gelegen andere grond te hanteren?
4. Indien in het verleden een andersoortig aanbod gedaan is, deelt het college dan de mening dat het voor de hand ligt wat betreft de nieuwe grondprijzen aansluiting te zoeken bij het eerdere aanbod en bijvoorbeeld hierop (alleen) een indexering toe te passen?
5. Wat is de verklaring van de trage wijze van afhandelen?
6. Kan het college aangeven wanneer er uiterlijk duidelijkheid is over de uitbreiding van manege Groenesteyn aan de zuidoostzijde?
7. Op welke wijze wordt de commissie Stedelijke Ontwikkeling geïnformeerd over en betrokken bij de verdere besluitvorming over de uitbreiding van manege Groenesteyn?
Antwoord van Burgemeester en Wethouders
(verzonden 1 juli 2003)
Ons college deelt niet de mening van de opstellers van de vragen dat erg lang wordt gedaan over de uitvoering van de betreffende motie. De motie betreft een gebied dat zeer waardevol is zowel qua groen- als recreactiegebied. Om te voldoen aan de motie enerzijds en anderszijds zoveel mogelijk het groene karakter van dit gebied te respecteren, is gezocht naar een oplossing die hieraan tegemoet komt. Hiertoe is op 7 maart 2003 een ambtelijke delegatie op bezoek geweest bij de manege om de uitbreidingsmogelijkheden in zuidoostelijke richting te bespreken. Daarbij zijn de wensen van de eigenaar van de manege geïnventariseerd. Naar aanleiding van dit gesprek zijn door de verschillende vakdiensten de randvoorwaarden bepaald voor uitbreiding in zuidoostelijke richting (milieutechnisch, stedenbouwkundig en financieel), die op 16 mei 2003 zijn besproken met de eigenaar van de manege.
In het verleden (1997, 1998 en 2002) zijn meerdere aanbiedingen gedaan aan de eigenaar van de manege, telkens voor andere percelen grond. De aanbiedingen waren niet onherroepelijk maar zijn gedaan onder voorbehoud van bestuurlijke goedkeuringen en kenden daarnaast een acceptatietermijn, variërend van 1 tot 3 maanden. Over geen enkele aanbieding is overeenstemming bereikt met de eigenaar van de manege.
Zoals verwoord ad 2. is er geen sprake geweest van een onherroepelijk aanbod. De grond is medio 1997 getaxeerd. Met de taxateur die in 1997 de taxatie heeft verricht is contact opgenomen omtrent de nieuwe aanbieding voor het zuidoostelijk van de manege gelegen perceel grond. Er zijn immers 7 jaren verstreken ná de taxatie. Feit is dat de waarde van de grond in die tijd is toegenomen. Op basis van het contact met de taxateur is vervolgens in het gesprek met de eigenaar van de manege op 16 mei 2003 de (nieuwe) grondprijs genoemd.
Uitgangspunt bij de uitgifte van gronden is dat de grond wordt aangeboden tegen marktwaarde. De aanbiedingen in het verleden zijn ook op dit uitgangspunt gebaseerd. De stijging van de waarde van het onroerend goed heeft de afgelopen zeven jaar geen gelijk tred gehouden met een inflatiegerelateerde index. Gelet hierop is er in principe geen aanleiding om de grondprijs uit 1997 te hanteren met een index. Om toch te handelen in de geest van de motie is na overleg met de taxateur de genoemde prijs ad EUR 130.000,00 aangepast naar EUR 90.000,00. De aanpassing heeft te maken met het feit dat enerzijds het aantal vierkante meters waterbodem (sloten) die tot het perceel behoren en voor de eigenaar feitelijk geen waarde hebben, zijn gewaardeerd op EUR 1,50 per m2 en anderzijds voor de overige grond één prijs is gerekend van EUR 40,00 per m2 en geen uitsplitsing meer is gemaakt naar de functie van perceelgedeelten (o.a. tuin behorend bij woonhuis, te bebouwen en niet te bebouwen gedeelten).
Zie ad 1.
Op 23 juni 2003 is een brief aan de eigenaar van de manege verstuurd, waarin de stedenbouwkundige uitgangspunten zijn opgenomen, welke de basis zijn voor een te ontwikkelen bouwplan. De eigenaar van de manege is nu aan zet om met inachtneming van de in de brief genoemde uitgangspunten een aanvraag om bouwvergunning in te dienen.
Aan de Commissie Stedelijke Ontwikkeling is gelijktijdig met de brief aan de eigenaar van de manege een afschrift van die brief gestuurd. In het kader van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zal het bouwplan gemeld worden in de Commissie Stedelijke Ontwikkeling, waarbij de Commissie kan aangeven het bouwplan al dan niet in een later stadium terug te willen zien.
---- --