Antwoorden op de vragen inzake de Voortgang Voedsel en Warenautoriteit en het voorne-
men tot oprichting van een tijdelijk agentschap
Vragen CDA-fractie
1.
Per 1 januari is het personeel van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV),
als organisatieonderdeel van LNV overgegaan naar het Ministerie van VWS. Hoe is deze
overgang verlopen, en wat betekende dit voor het werk van de RVV? Is de overgang van
invloed geweest op de werkzaamheden van de RVV, en heeft de RVV o.a. tijdens de vogel-
pestcrisis nadeel ondervonden van de overgang? Wat betekent de overgang voor de com-
municatie binnen de RVV en tussen de RVV en de beide ministeries?
1.
Per 1-1-2003 zijn alle medewerkers van de RVV van rechtswege in dienst getreden van
VWS. De overgang is door een projectorganisatie, onder regie van de VWA, voorbereid. Zij
is vloeiend verlopen en heeft geen nadelige gevolgen gehad voor de werkzaamheden, noch
voor de medewerkers van de RVV.
De vogelpestcrisis is, na het dioxine-incident van afgelopen januari, een tweede voorbeeld
geweest waaruit de meerwaarde van de VWA tijdens incidenten en crisissituaties is aange-
toond. Elementen van deze meerwaarde zijn een eenduidige ministeriële aansturing, adequa-
te samenwerking tussen de VWA-onderdelen RVV en de KvW en een proces van onafhanke-
lijke risicobeoordelingen en risicocommunicatie.
Binnen de VWA worden de strategische centrale directies primair verantwoordelijk voor de
communicatie met de beide opdrachtgevende ministeries. Dat neemt niet weg dat er in de
praktijk, zeker ook in crisissituaties, nauwe werkrelaties zullen blijven bestaan tussen de
werkmaatschappijen en de departementen. De directeur RVV blijft verantwoordelijk voor de
interne communicatie binnen zijn eigen dienstonderdeel.
2.
Welke consequenties heeft de dubbelrol van VWS als eigenaar en opdrachtgever van de
RVV?
3.
Hoe vindt de aansturing vanuit VWS plaats als de VWA intern verzelfstandigd wordt? Hoe
zijn de diverse verantwoordelijkheden verweven/gescheiden?
Antwoord op vraag 2 en 3
De dubbelrol van VWS als eigenaar en opdrachtgever van de RVV had geen bijzondere con-
sequenties. Afgesproken was dat de secretaris-generaal van VWS optrad als eigenaar (be-
heersverantwoordelijk) van de VWA (en dus ook van de RVV), terwijl de inhoudelijke aan-
sturing van de VWA, voorzover het volksgezondheidszaken betreft en met name dus het
Keuringsdienst van Waren-deel van de VWA, plaatsvond onder verantwoordelijkheid van de
directeur-generaal voor de Volksgezondheid. De bijzonderheden van deze afzonderlijke taken
zouden worden uitgewerkt in twee convenanten. In het eigenaarsconvenant zouden de be-
heersafspraken worden vastgelegd, terwijl de door de VWA uit te voeren werkzaamheden
zouden worden omschreven in het opdrachtgeverconvenant.
In het licht van de recente overgang van de beheersverantwoordelijkheid van VWS naar LNV
zal nu LNV de beheersdrol gaan vervullen; de opdrachtgeversrollen van zowel LNV als VWS
blijven dezelfde.
---
4.
Tijdens de MKZ-crisis was er veel kritiek op o.a. werkwijze/communicatie van de RVV. Zijn
deze kritiekpunten meegenomen in de nieuwe organisatie (VWA), en zo ja op welke wijze?
4.
De ervaringen van de MKZ-crisis zijn verwerkt in de dierziektehandboeken van LNV. De
VWA zal haar werkzaamheden tijdens dierziektencrises in lijn met deze handboeken uitvoe-
ren.
Ten aanzien van de communicatie over de crisisbestrijding betekent dit onder meer dat de
regie tijdens crisissituaties wordt gevoerd door de departementen. Dit geldt ook voor de
dierziektebestrijdingsmaatregelen die de VWA gedurende deze crisissituaties uitvoert.
De VWA blijft, ook tijdens crisissituaties, zelfstandig adviseren en communiceren over de
risicobeoordelingen die zij uitvoert, in het bijzonder inzake eventuele risico's die kunnen op-
treden t.a.v. de volksgezondheid.
Vragen PvdA-fractie
5.
Op dit moment blijft de precieze organisatie van het VWA, met name tijdens het over-
gangstraject, onoverzichtelijk. Kan de staatssecretaris in een helder tijdpad aangeven welke
overgangsmaatregelen wanneer ingaan en hun weerslag hebben op de VWA, RVV en Keu-
ringsdienst van Waren (KvW)?
5.
De strategische ondernemingsvisie (blz. 50 e.v.) gaat uit van een gefaseerd proces van
VWA-opbouw. Medio 2003 zullen, op basis van een organisatie & formatieplan, de centrale
directies van de VWA worden ingericht.
Op dat moment gaan de strategische inhoudelijke taken van de beide werkmaatschappijen
naar de centrale strategische directies (Toezicht, Onderzoek & Risicobeoordeling en Com-
municatie & Voorlichting), inclusief de daarbij horende medewerkers, zoals de Hoofdinspec-
teurs en de aan de hoofdinspecties verbonden accountmedewerkers van de KvW en de ver-
gelijkbare functies van de RVV. Per eind augustus/begin september dit jaar zal de centrale
eenheid VWA samen met de staven van de werkmaatschappijen RVV en KvW, thans ge-
huisvest op verschillende kantoorlocaties in Den Haag en Voorburg, worden gehuisvest in
het CentreCourt in Den Haag.
Tijdens de tweede fase van organisatieontwikkeling zal de VWA op tal van gebieden toe-
werken naar integratie van taken, met name op het gebied van de bedrijfsvoering, door mid-
del van zgn. `shared services'.
Er wordt gestreefd naar één agentschap VWA per 2005. Op termijn zal er sprake zijn van
één centrale eenheid die zich richt op strategische en concernbrede taken en één operatione-
le, regionaal georganiseerde werkorganisatie.
6.
De Kamer is op 22 januari 2002 geïnformeerd over het voornemen tot oprichting van een
VWA. Op 8 juli 2002 is het Besluit organisatie VWA in de Staatscourant gepubliceerd. De
precieze datum van het besluit tot instelling van een tijdelijk agentschap blijft echter ondui-
delijk. Wanneer is precies het besluit gevallen om per 1 januari 2003 een tijdelijk agentschap
VWA in te stellen, en waarom is de Kamer hierover pas op 23 januari jl. officieel geïnfor-
meerd?
6.
Het kabinet heeft op 13 december 2002 besloten de VWA de status van tijdelijk agentschap
te verlenen. Abusievelijk is de brief waarmee de Kamer over dat besluit is geïnformeerd, niet
direct daarop verzonden, waarna verdere vertraging is ontstaan door het kerstreces.
---
7.
Wat is de reden geweest voor de VWA een tijdelijke agentschapstatus te kiezen? Is de fi-
guur van een tijdelijk agentschap voor de VWA hier op zijn plaats, nu via deze organisatie
niet zoals gebruikelijk diensten van buiten de overheid weer naar ´binnen´ worden gehaald,
maar een nieuwe aansturing wordt gezocht van twee reeds bestaande rijksdiensten, de KvW
en de RVV?
7.
De vorm van een tijdelijk agentschap is vooral gekozen om de interne coherentie van de
VWA niet te belemmeren. Nu per 1 januari jl. de twee grootste onderdelen van de VWA (de
KvW en de RVV) agentschap zijn, is het zeer belangrijk dat ook de centrale eenheid, in om-
vang veruit het kleinste gedeelte, volgens dezelfde procedures en regels gaat werken als de
door hen aan te sturen werkmaatschappijen. Ter indicatie: bij RVV en KvW werken 1600
resp. 1000 mensen; hun "omzetten" bedragen 100 miljoen resp. 80 miljoen. Voor de
VWA centrale eenheid gaat het om 50 mensen en een financieel belang van ca. 15 mil-
joen in 2003. Als tijdelijk agentschap kan de VWA zich als één organisatie naar buiten mani-
festeren. Dit is bevorderlijk voor de gemeenschappelijke identiteit van de VWA-organisatie.
Bij het zoeken naar een nieuwe aansturing van de KvW en de RVV kan op deze wijze bo-
vendien optimaal worden ingespeeld op het gegeven dat deze diensten reeds in een baten-
lastenomgeving opereren. Voorts wordt vermeden dat voor de centrale eenheid een dubbele
boekhouding moet worden ingericht: de kas-verplichtingenadministratie voor de begrotings-
stukken en een baten-lastenboekhouding, zowel voor het interne verkeer met de werkmaat-
schappijen KvW en RVV als ter voorbereiding op het proefjaar.
Hoewel bij de VWA geen sprake is van terugkeer van een verzelfstandigde dienst binnen de
ministeriële verantwoordelijkheid, heeft de regering er tegen deze achtergrond op voorstel
van de minister van Financiën en ons mee ingestemd om aan de VWA de status van tijdelijk
agentschap te verlenen. In dit kader verwijs ik u eveneens naar de beantwoording van de
kamervragen over de rijksbrede evaluatie van het agentschapsmodel [tweede kamer
2002/2003, 28737, nr. 2].
8.
Wat zijn, zolang de KvW en RVV afzonderlijke agentschappen zijn, het takenpakket en de
producten van het tijdelijk agentschap VWA?
8.
Het Tijdelijk agentschap VWA omvat drie strategisch inhoudelijke directies, een directie Be-
drijfsvoering & Bestuursondersteuning en twee werkmaatschappijen (KvW en RVV). Binnen
het Tijdelijk agentschap VWA zijn de RVV en KvW gepositioneerd als afzonderlijke agent-
schappen.
De KvW en RVV behouden hun status als agentschap tot de VWA één agentschap is.
Streefdatum daarvoor is 1 januari 2005.
De werkmaatschappijen blijven hun taken, zoals (EU)-wettelijk vastgelegd, uitvoeren. Die
richten zich op keurings- en toezichthandelingen. De strategische onderdelen van de werk-
maatschappijen gaan medio 2003 over naar de centrale directies zoals hiervoor gememo-
reerd. Daarnaast zullen door de VWA nieuwe taken worden opgepakt, met name op het
gebied van risicobeoordeling, onderzoek en risicocommunicatie. Deze nieuwe taken zullen in
het kader van het agentschapvormingstraject in concrete producten worden verwoord.
9.
Op welke wijze denkt u in concreto de afstemming tussen de werkmaatschappijen KvW en
RVV qua doelmatigheid en efficiëntie te bewaken?
9.
Vastlegging van de doelmatigheidsindicatoren is een instellingsvoorwaarde voor agent-
schappen. In het traject richting de definitieve agentschapstatus voor de VWA wordt con-
creet uitgewerkt wat de mogelijkheden voor doelmatigheidswinst zijn, welke activiteiten
---
daarvoor zullen worden verricht en hoe de resultaten daarvan kunnen worden gemonitord.
Zo wordt in de komende periode door samenwerking en het opzetten van `shared services'
intensief toegewerkt naar verbetering van doelmatigheid en efficiëntie. Daaraan gekoppeld
zal het noodzakelijke instrumentarium worden ontwikkeld om deze verbeterde doelmatigheid
te meten. Daarbovenop blijven voor de KvW en RVV de doelmatigheidsprikkels en de -
indicatoren zoals tijdens hun agentschapvorming zijn vastgesteld onverkort van kracht.
10.
Op welke wijze wordt de Kamer geïnformeerd over de VWA, KvW en RVV in de suppletoire
begroting?
10.
De eerste suppletoire wet is onlangs ingediend bij de Staten-Generaal. Met die suppletoire
begroting wordt het onderdeel Keuringsdienst van Waren in de agentschapsparagraaf ver-
vangen door een onderdeel Voedsel en Waren Autoriteit. In die paragraaf wordt vóór de
bestaande tekst over de KvW ingegaan op missie en taken van de VWA, alsmede op de
specifieke financiële overzichten voor de centrale eenheid. Na de bestaande tekst wordt
ingegaan op de RVV, onder verwijzing naar de agentschapsparagraaf voor de RVV in de
ontwerpbegroting 2003 van het ministerie van LNV. Ten opzichte daarvan worden alleen de
financiële overzichten aangepast.
De zgn. moederbijdrage van VWS voor de KvW wordt geraamd op artikel 11. De vorming
van de VWA heeft hierop vooralsnog geen invloed. Voor de moederbijdrage voor de centrale
eenheid wordt een vergelijkbare verwerking in de begroting voorgesteld. De activiteiten van
de RVV worden grotendeels via tarieven gefinancierd. Voor zover kostendekkende tarieven
niet mogelijk, redelijk of wenselijk zijn, dragen de opdrachtgevende ministeries (LNV en
VWS) de kosten. Van een moederbijdrage is derhalve geen sprake. De bijdrage van VWS als
opdrachtgever wordt geraamd op artikel 1.
Let wel: het gaat hier om de wijzigingen die bij eerste suppletoire wet 2003 worden doorge-
voerd. In de loop van het traject richting de definitieve agentschapstatus voor de VWA ligt
het in de rede ook in de begrotingspresentatie te anticiperen op de eindsituatie (zo mogelijk
per 1 januari 2005, anders per 1 januari 2006). Verder moet het recente besluit tot over-
dracht van de beheersmatige verantwoordelijkheid voor de VWA van VWS naar LNV in de
komende tijd nog begrotingstechnisch worden verwerkt.
11.
Wanneer kan de Kamer het uitgewerkte plan voor het doorlopen van het totale agentschap-
straject tegemoet zien?
11.
Het plan van aanpak voor de definitieve agentschapsstatus voor de VWA is op 26 maart
2003 aangeboden aan het begeleidingsteam verzelfstandigingen bij het ministerie van Fi-
nanciën. Ik voeg het hierbij.
12.
Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel verwachten dat op blz. 20 van de strategische
ondernemingsvisie VWA staat aangekondigd als Wet op de VWA? Welke zaken zullen in dit
wetsvoorstel worden opgenomen?
12.
Dat wordt op dit ogenblik nog bestudeerd.
---
13.
In de bespreking van de instelling van de VWA in de vaste commissie voor LNV is steeds
gewezen op de onduidelijkheid van de toekomstige tariefstelling, en wie verantwoordelijk zal
worden gehouden voor tekorten die eventueel voortvloeien uit verschillen tussen kostprijs en
externe tariefstelling. Kunt u inzicht verschaffen in de externe tariefstelling van de VWA, de
mate waarin die kostendekkend zijn en wie voor de eventuele tekorten opdraait? (blz. 46
strategische ondernemingsvisie)
13.
De met het beheer van de VWA belaste minister is verantwoordelijk voor het vaststellen van
de kostprijs op basis van het kostprijsmodel. Op basis van de kostprijs kan door het be-
leidsmatig verantwoordelijke departement het externe tarief worden vastgesteld.
De externe tariefstelling van de VWA heeft heden hoofdzakelijk betrekking op de producten
en diensten welke door de werkmaatschappij Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees
worden geleverd. Uitgangspunt van de VWA/RVV tarieven is kostendekkendheid. Dit uit-
gangspunt is in lijn met het regeringsbeleid en met de Europese voorschriften. De RVV-
tarieven zijn gebaseerd op een aantal wetten (o.a. GWWD, Veewet, Warenwet, Vleeskeu-
ringswet) en worden met AMVB, c.q. ministeriële regeling vastgesteld. Indien de externe
tarieven (om beleidsmatige redenen) lager dan de integrale kostprijs worden vastgesteld,
wordt het tekort aangevuld door de desbetreffende opdrachtgever, in casu het ministerie
van LNV en/of VWS. In de regelingsafspraken tussen de VWA en de departementen zijn
afspraken opgenomen over de uitvoering van activiteiten, de te behalen resultaten, de wijze
van verantwoorden en de financiering.
Op 1 mei jongstleden zijn de tarieven verhoogd en zijn voor een aantal extra activiteiten
externe tarieven vastgesteld. Hiermee is het merendeel van de activiteiten vrijwel kosten-
dekkend. Uitzondering hierop zijn de activiteiten t.a.v. `bijzondere slachtplaatsen' en `werk-
zaamheden op verzoek'. In de regelingsafspraken is vastgelegd dat de additionele financie-
ring daarvan plaatsvindt door de opdrachtgevers.
In hoeverre de VWA/RVV daadwerkelijk kostendekkend zal kunnen opereren is voor een
belangrijk deel afhankelijk van de feitelijke marktontwikkelingen. Uit de nacalculatie kan dan
blijken dat aanpassing van de tarieven noodzakelijk is.
Vragen VVD-fractie
14.
Hoewel het de bedoeling is dat de VWA een organisatie-onderdeel onder het ministerie van
VWS wordt, is de afzonderlijke status van de agentschappen RVV en KvW onduidelijk. Hoe
verhoudt de centrale organisatie VWA zich tot deze twee agentschappen? Is er administra-
tief gezien sprake van één orgaan, of is er een centraal orgaan dat de afzonderlijke agent-
schappen aanstuurt?
14.
Zie het antwoord op vraag 8
15.
Wordt de Kamer (bijvoorbeeld in de begroting) nog geïnformeerd over het reilen en zeilen
van de RVV en VWA afzonderlijk, of wordt alleen gerapporteerd over de VWA als geheel?
15.
Zie ook het antwoord op vraag 10. Zolang de werkmaatschappijen RVV en KvW afzonderlijk
herkenbaar zijn in de interne organisatie van de VWA, ligt het voor de hand daarbij aan te
sluiten bij de wijze waarop de VWA wordt gepresenteerd in de begrotingsstukken. Zo wordt
bij eerste suppletoire wet 2003 de bestaande tekst over de KvW als het ware aangevuld
met teksten over de centrale eenheid en de RVV en worden voor de drie eenheden afzonder-
lijk financiële overzichten getoond. Het ligt eveneens voor de hand dat integratie van werk-
processen in de loop der tijd ook hun vertaling krijgen in de begrotingspresentatie. De begro-
---
tingspresentatie houdt als het ware gelijke tred met de organisatieontwikkeling van de
VWA.
16.
Waarom wordt in de brief gesproken over het voornemen om per 1 januari 2003 de VWA de
status van tijdelijk agentschap te verlenen terwijl de brief pas na deze datum (i.c. op 23
januari 2003) aan de Kamer is gestuurd? Wanneer is definitief het besluit gevallen om per
1/1/2003 de VWA te positioneren als tijdelijk agentschap? Waarom is het op 8 juli 2002 in
de Staatscourant gepubliceerde "Besluit organisatie VWA" pas onlangs aan de Kamer ge-
stuurd? Is overwogen om de Kamer eerder, c.q. vooraf, te informeren over de voorgenomen
constructie van een tijdelijk agentschap en het Besluit organisatie VWA?
16.
Zie het antwoord op vraag 6 voor wat betreft de instelling van het tijdelijk agentschap. Het
Besluit organisatie VWA is op 8 juli 2002 in de Staatscourant gepubliceerd en op 10 juli
2002 van kracht geworden. De grote lijnen van dit besluit zijn eerder geschetst in de voort-
gangsrapportage van 22 januari 2002 .
17.
Per 1 januari 2003 is de VWA als geheel de tijdelijke agentschapstatus verleend.
Hoe beoordeelt de regering de situatie dat de Kamer geen formele instemmingsbevoegdheid
heeft op het moment dat de regering het principebesluit neemt om toe te werken naar een
agentschap, maar pas in het eind van het traject (als het tijdelijk agentschap zich gekwalifi-
ceerd heeft) de formele bevoegdheid heeft om `nee' te zeggen tegen het verlenen van deze
status. Acht de regering het niet wenselijker dat de Kamer ook over dit principebesluit in-
stemmingsbevoegdheid krijgt?
18.
Is verschil in instemmingsbevoegdheid van de Kamer tussen een agentschap en een tijdelijk
agentschap niet verwonderlijk?
19.
Is de toekenning van de tijdelijke agentschapstatus aan een bestaande ambtelijke dienst een
eenmalige afwijking van de comptabele figuur van het tijdelijk agentschap, of is het denk-
baar dat dit in de toekomst vaker zal worden toegestaan? Zo ja, bij welke kandidaat-
agentschappen wordt dit overwogen?
Antwoord vragen 17, 18 en 19
Voor deze vragen verwijs ik u naar de beantwoording van de kamervragen over de rijksbrede
evaluatie van het agentschapmodel .
20.
Waarom wordt pas begin 2003 een uitgewerkt plan van aanpak opgesteld voor het doorlo-
pen van het agentschapstraject? Hoe wordt getoetst of een tijdelijke agentschapstatus in de
rede ligt, indien er nog geen plan van aanpak beschikbaar is? Heeft de gebruikelijke aan-
vangsdoorlichting door de ministeries van Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksre-
laties plaatsgevonden? Zo ja, wat zijn hiervan de belangrijkste bevindingen?
20.
Bij de ontwikkeling van de strategische ondernemingsvisie van de VWA is eind 2002 gecon-
cludeerd dat het meest wenselijke model voor de VWA die van een geïntegreerd agentschap
is. De twee grootste delen van de VWA hadden eind 2002 die status reeds (KvW) of ver-
kregen die zeer recent (RVV, per 1-1-2003). Eind 2002 werd het eveneens duidelijk dat het
---
met het oog op de integratie van de verschillende onderdelen van de VWA wenselijk is de
verschillende onderdelen van de VWA zo spoedig mogelijk onder één beheersregime te bren-
gen.
Daarom is er, met instemming van het Ministerie van Financiën, voor gekozen per 1-1-2003
de status van tijdelijk Agentschap toe te kennen aan de gehele VWA-organisatie (Centrale
Eenheid en werkmaatschappijen). Het voorliggend Plan van Aanpak heeft als inzet de gehele
VWA te laten voldoen aan de instellingsvoorwaarden van een agentschap. Dit Plan van
Aanpak is pas in 2003 tot stand gekomen, omdat in de tweede helft van 2002 eerst priori-
teit is gegeven aan de overkomst van de RVV naar VWS. Pas na bundeling van de activitei-
ten kon daadwerkelijk de stroomlijning worden vormgegeven. Omdat het grootste deel van
de VWA reeds agentschap is, werd een aanvangsdoorlichting niet nodig geoordeeld.
21.
Hoe denkt de regering de belangenverstrengeling die als gevolg van de dubbelrol van VWS
als eigenaar en opdrachtgever van de VWA ontstaat tegen te gaan?
21.
Zoals in het antwoord op vraag 2 is toegelicht is gekozen voor een constructie waarbij een
scheiding is aangebracht in de verantwoordelijkheden voor de eigenaar- en opdrachtgever-
functie. Het kabinet is dan ook van mening dat er geen sprake is van een belangenverstren-
geling. De gekozen constructie komt tegemoet aan de onlangs aangescherpte instellings-
voorwaarden voor agentschappen, die op zijn beurt is gebaseerd op een rijksbrede evaluatie
van het agentschapmodel en die ook toepasbaar zijn in situaties waarin agentschappen in
meer of mindere mate opdrachten krijgen van andere departementen (bv. Senter en RIVM).
De aard van de eigenaarsrol (continuïteit) verschilt ook met de opdrachtgeversrol (inhoudelij-
ke aansturing).
22.
Is de inhoud van de opdrachtgever- en eigenaarconvenant, waarin de spelregels ten aanzien
van de sturing van de VWA zijn opgenomen, al bekend? Zo ja, wanneer wordt de Kamer
daarvan op de hoogte gesteld?
22.
Zowel het opdrachtgeverconvenant als het eigenaarsconvenant zijn nog in ontwikkeling.
Indien de Kamer daar prijs op stelt kunnen zij aan de kamer gezonden worden zodra zij ge-
reed zijn (zie ook het antwoord op vraag 2).
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport