Ministerie van Economische Zaken


http://www.minez.nl

MINEZ: vragen lid blok over plannen voor windenergie

Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Persbericht
Nummer: 306
Datum: 1-7-03

VRAGEN VAN HET LID BLOK (VVD) AAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

OVER PLANNEN VOOR WINDENERGIE. (INGEZONDEN 28 APRIL 2003)


1 Kent u het bericht dat plannen voor windenergie Nederland miljarden gaan kosten? 1)


2 Hoe beoordeelt u de kosten-batenanalyse die gemaakt wordt in dit artikel?


3 Kunt u een soortgelijke analyse maken van kernenergie en biomassa? Kunt u in dat kader uw oordeel geven over deze alternatieve energiebronnen?


4 Hoe gaat u in het algemeen om met deze maatschappelijke kosten? Is de hoogte van de kosten, die uit het artikel blijkt, aanleiding voor u om extra maatregelen te treffen mede gelet op het feit dat in de analyse immers nog geen rekening is gehouden met de sterfte van vogels?


---


1) Plannen voor windenergiekosten Nederland miljarden, De Telegraaf, 19 april jl.

De Minister van Economische Zaken, mr. L.J. Brinkhorst, heeft deze vragen als volgt beantwoord.

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen, gesteld door het Kamerlid Blok van de VVD, die mij werden toegestuurd per brief op 29 april 2003, onder nummer 2020310890.


1 Ja.



2 Naast het artikel in de Telegraaf heb ik tevens kennis genomen van de inhoud van de publicatie Iewiewaaiweg, waarnaar in het bewuste artikel wordt verwezen. Zoals de auteur van deze studie zelf terecht aangeeft is het uitvoeren van een maatschappelijke kosten-batenanalyse buitengewoon lastig. Niet alleen op het niveau van een windenergieproject maar zeker als het gaat om de realisatie van de doelstellingen op land (1500MW) en op zee (6000MW). Het gaat hier om een reeks grotendeels nog onbekende projecten over een tijdspanne van 20 jaar. Gezien de sterke mondiale ontwikkeling van de markt voor windenergie kan nog veel worden verwacht van verbetering en vooruitgang op technisch en economisch vlak. Door de dynamiek, de veelheid aan van invloed zijnde factoren en de keuze in de gemaakte vooronderstellingen, kunnen uitkomsten sterk variëren. De auteur gebruikt onderzoekstechnieken als willingness to pay en willingness to accept waarvan de bruikbaarheid en betrouwbaarheid voor deze toepassing onvoldoende is. Zo is de 'willingness to pay' voor windenergieprojecten moeilijk te kwantificeren aangezien het vaak om projecten gaat waarvan de locatie nog onbekend is en we inschattingen moeten maken van preferenties over windprojecten in de komende 20 jaar.

De uitkomsten van de twee door de auteur uitgevoerde casestudies op lokaal niveau zijn onvoldoende representatief om deze te extrapoleren naar de betekenis ervan voor 7500MW aan windenergie in 2020. Bovendien gaat de studie met betrekking tot de sociaal-geografische kosten niet in op de opportunity costs van andere vormen van energieproductie in Nederland. De hoogte van deze kosten is afhankelijk van de aard van de energieproductie, de locatie e.d. Dit kan lager of hoger zijn dan bij windenergieprojecten
In het algemeen is de studie statisch in haar benadering en gaat zij grotendeels voorbij aan de eerder genoemde ontwikkelingen op bedrijfseconomisch, technologisch en ecologisch vlak. Zo zal het ontwikkeltempo van wind op zee naar verwachting lager liggen dan in het geschetste scenario uit de studie. Daarnaast zal in de tijd worden geleerd van de ecologische, technische en economische ervaringen die worden opgedaan met de windparken NSW en Q7. De verwachting is dat subsidies in de loop van de tijd zullen dalen als gevolg van een verbeterde prijs-prestatie verhouding door technologische vooruitgang, leereffecten en schaalvergroting. Een toename van bijvoorbeeld het productieniveau van turbines kan weer leiden tot extra milieubaten. Verder ligt in de systematiek van de MEP besloten dat elk jaar een inschatting van de noodzakelijke hoogte van de subsidies gemaakt wordt. Daarmee kan zowel het kabinet als de Tweede Kamer vinger aan de pols houden voor wat betreft een acceptabele omvang van subsidies.

Ten aanzien van de maatschappelijke baten worden in het onderhavige artikel met name de milieubaten ten gevolge van de reductie van CO2 genoemd. Het is vrijwel onmogelijk te voorspellen hoe de prijs zich zal ontwikkelen ten gevolge van CO2 emissiehandel. Voorts speelt windenergie naast biomassa voor Nederland een zeer belangrijke rol om de transitie naar een duurzame energiehuishouding tot stand te brengen. Eventuele baten ten aanzien van voorzieningszekerheid zijn eveneens niet meegenomen.

Samengevat constateer ik dat het uitvoeren van de hier gepresenteerde maatschappelijke kosten-batenanalyse voor de windenergiedoelstellingen op lange termijn - gegeven de vele onzekerheden als een ongeschikt instrument moet worden beschouwd.


3 Wind, biomassa en kernenergie moeten elk op hun merites worden bezien. Wel is het mogelijk om in een kosten-baten analyse deze opties naast elkaar te zetten. Zo heb ik in het kader van voorzieningszekerheidsbeleid waarin duurzame energie opties een rol in spelen, vorig jaar aan het Centraal Planbureau opdracht gegeven om een kosten-baten analyse uit te voeren. Naar verwachting is deze eind 2003 gereed. Ik zal u hierover te zijner tijd nader informeren.


4 In het algemeen wordt bij de ontwikkeling en uitvoering van het windenergiebeleid rekening gehouden met aspecten die mogelijk maatschappelijke kosten veroorzaken. In de afgelopen jaren is in toenemende mate aandacht geschonken zowel met betrekking tot het (lokale) plaatsingsbeleid als de techniek - aan aspecten als horizonvervuiling, geluidhinder en kans op vogelsterfte. Ten aanzien van de sociaal geografische kosten merk ik op dat in de Vijfde Nota richtlijnen zijn opgenomen voor plaatsing van windturbines, waarbij inpassing in en aansluiting op bestaande infrastructuur een groter accent krijgt. Via de BLOW (Rijk, provincies en gemeenten) wordt er zorg voor gedragen dat die locaties beschikbaar komen die het meest recht doen aan de belangen van inwoners en natuur. In de streekplannen van provincies alsmede bestemmingsplannen van gemeenten wordt dit meer concreet vertaald.

Ook ter voorkoming van eventuele vogelsterfte worden de nodige maatregelen getroffen. Behalve bij het ontwerp en bouw van de windturbines wordt bij het opstellen van een milieu-effectrapportage rekening gehouden met de eventuele gevolgen voor vogels. Ook wordt onderzoek uitgevoerd naar signaleringssystemen opdat vogels tijdig kunnen uitwijken. Tegelijkertijd wil ik opmerken dat vogelsterfte als gevolg van windturbines in verhouding tot andere doodsoorzaken moet worden gezien. Op grond van de ervaringen met windturbines tot nu toe kan worden gesteld dat de schade aan vogels zich beperkt tot schade aan individuen en niet aan populaties van soorten. Bovendien liggen de aantallen veel lager dan bij het wegverkeer, de jacht en hoogspanningsleidingen. Dat zal ook het geval zijn bij een gerealiseerde doelstelling voor windenergie.
De maatschappelijke kosten krijgen blijvend aandacht in het windenergiebeleid alsmede binnen de wet- en regelgeving. Afhankelijk van de ontwikkelingen kan bijsturing van beleid noodzakelijk blijken. Op korte termijn zie ik echter geen directe aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen.

Noot van de redactie: inlichtingen bij Jan van Diepen, tel: (070) 379 60 73


01 jul 03 12:33