Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie

Persbericht LBR

Rotterdam, 1 juli 2003

Scholen niet optimaal geholpen door Kledingleidraad Van der Hoeven

LBR stuurt brief aan minister van onderwijs

Het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie (LBR) heeft minister Van der Hoeven een brief geschreven over de Leidraad kleding op scholen, die het ministerie half juni naar de scholen stuurde. Volgens het LBR is de Leidraad van de minister op een punt (kleding en vrijheid van godsdienst) voorbarig en kiest de minister op een ander punt (kleding en vrijheid van meningsuiting) voor een verkeerd uitgangspunt.

De Leidraad van de minister, zo vindt het LBR, is voorbarig wat betreft kledingvoorschriften die mogelijk de vrijheid van godsdienst raken. De minister stelt dat een katholieke of protestants-christelijke school leerlingen of docenten mag verbieden een hoofddoek te dragen, als de school aannemelijk kan maken dat zulke geloofsuitingen het onmogelijk maken de grondslag van de school te verwezenlijken. Volgens het LBR moet een bijzondere school, wanneer zij leerlingen van een bepaalde godsdienst toelaat, hen ook toestaan zich naar die godsdienst te gedragen, bijvoorbeeld door het dragen van een hoofddoek of keppel. Anders handelt de school in strijd met de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb). Het LBR noemt de Leidraad op dit punt voorbarig omdat de Commissie gelijke behandeling (Cgb) begin augustus uitspraak doet in een zaak waarin precies zo'n kwestie aan de orde is. Er kan dan een principe-uitspraak verwacht worden.

Over de kledingvoorschriften die de vrijheid van meningsuiting kunnen raken, maakt het LBR zich de meeste zorgen. De minister stelt dat mensen soms met hun kleding, zoals een bomberjack, laten zien dat zij zich identificeren met bepaalde (politieke) ideeën en het verbieden van zulke kleding zou daarom de in de Grondwet gewaarborgde vrijheid van meningsuiting kunnen aantasten. Het LBR vindt dat de minister het ten onrechte doet voorkomen alsof bij een dergelijk kledingverbod onmiddellijk sprake is van direct onderscheid naar politieke - of levensovertuiging. Scholen hebben over het algemeen pas een probleem wanneer groepsvorming en daarbij horende uitingen het klimaat op de school zodanig aantasten dat de schoolleiding haar, wettelijk vastgestelde, plicht niet meer kan nakomen om leerlingen en personeel te beschermen tegen ongewenst gedrag, discriminatie, etc. Als daarbij blijkt dat voor de handhaving van een veilig schoolklimaat een algemeen verbod noodzakelijk is op uitingen die voor anderen bedreigend zijn, dan mag de school zo'n verbod instellen om aan haar wettelijke beschermplicht te voldoen. Bepaalde vormen van kleding kunnen onder zo'n verbod vallen. Van direct onderscheid gericht op uitingen van een bepaalde overtuiging is dan echter geen sprake. Wel is er dan wellicht sprake van indirect onderscheid, wanneer uitingen van personen met een bepaalde overtuiging onevenredig vaak worden getroffen. Scholen kunnen dan echter aanvoeren dat er voor dit indirecte onderscheid een objectieve rechtvaardiging is, namelijk het uitoefenen van haar beschermplicht. Rechtsprekende instanties zouden dit moeten accepteren, net zoals dat bij het chadorverbod het geval was. Overigens zal het voor dragers van zulke kleding moeilijk zijn aan te tonen, in juridische zin, dat deze symbool staat voor hun politieke - of levensovertuiging en dat daarom hun vrijheid van meningsuiting in het geding is. Afgezien van de juridische aspecten, is het maatschappelijk onwenselijk het alleenrecht van zulke algemene symbolen als vlaggen of kledingkenmerken aan bepaalde extreemrechtse of extreemnationalistische groepen te laten. De Nederlandse vlag, bijvoorbeeld, is in Nederland een symbool voor velen, en geen onderdeel van het uniform van een bepaalde, intolerante stroming.

Het LBR is geen voorstander is van allerlei kledingverboden, maar erkent dat dit soms noodzakelijk is. In januari van dit jaar gaf het LBR in een persbericht aan dat een verbod op het dragen van een gezichtsbedekkende chador mogelijk is, wanneer een onderwijsinstelling of werkgever dat verbod op functionele gronden goed motiveert en vastlegt. Dit wordt in de Kledingleidraad van de minister bevestigd.

Noot voor de pers:
Een korte toelichting op het standpunt van het LBR is gepubliceerd op www.lbr.nl/onderwijs/kledingleidraad.html. De brief aan de minister is geplaatst op www.lbr.nl/onderwijs/kledingleidraadbrief.html

Voor een toelichting kunt u contact opnemen met LBR-medewerkers Gé Grubben (Stafmedewerker) en Jeroen Visser (Hoofd Communicatie), telefonisch via 010-2010201 of per e-mail via info@lbr.nl. Zie ook www.lbr.nl/onderwijs.