De afschaffing van de slavernij in 1863: het bijzondere geval St. Maarten
Den Haag, 27 juni 2003
De emancipatie van slaven in de voormalige
Nederlandse West-Indische koloniën wordt, nu
140 jaar geleden, op 1 juli herdacht. Al vóór
1863 werden slaven op het Nederlandse deel van
St. Maarten echter als vrije arbeider
behandeld. Dit was een direct gevolg van de
afschaffing van de slavernij in 1848 op het
Franse deel van dit eiland. De slavenhouders
waren bang dat hun slaven zouden overlopen
naar de buren. Daarom vroegen ze de
Nederlandse regering om onmiddellijke
emancipatie en schadeloosstelling. De
eigenaren moesten echter wachten tot 1863.
Gegevens over de financiële afwikkeling van de
afschaffing van de slavernij zijn te vinden in
het archief van de Algemene Rekenkamer,
aanwezig in het Nationaal Archief.
Schadeloosstelling
De slavenhouders werden door de afschaffing
van de slavernij onteigend. De Nederlandse
staat betaalde aan hen een schadeloosstelling.
De Algemene Rekenkamer controleerde de
financiële afwikkeling. In het archief van dit
Hoge College van Staat, aanwezig in het
Nationaal Archief, bevinden zich de
gespecificeerde opgaven van al het
particuliere slavenbezit ten tijde van de
emancipatie. Deze rijke bron voor genealogisch
onderzoek is inmiddels deels verwerkt in de
database Surinaamse emancipatie 1863 op deze
website.
Emancipatie in 1848?
De archiefbescheiden over de financiële
afwikkeling van de emancipatie betreffen niet
alleen de circa 33.000 Surinaamse slaven die
op 1 juli 1863 hun vrijheid kregen, maar ook
de ongeveer 12.000 slaven op de zes
Nederlandse West-Indische eilanden. St.
Maarten was daarbij een enigszins afwijkend
geval. Op het Nederlandse deel van dat eiland
ontstond grote onrust onder de slaven toen in
1848 de slavernij in de Franse koloniën werd
afgeschaft. Op het naburige St. Eustatius
braken onlusten uit waarbij een tiental doden
viel. Ook op St. Maarten vreesde men voor
gewelddadigheden en massale desertie naar het
Franse deel. Daarom verzochten de
slavenhouders de Nederlandse regering om een
onmiddellijke emancipatie en een
schadeloosstelling voor de eigenaren.
Dit verzoek werd niet gehonoreerd. Het
emanciperen van de slaven in slechts één
kolonie zou naar verwacht oproer in de andere
koloniën tot gevolg hebben. Bovendien
beschikte de regering op dat moment niet over
de financiële middelen om de eigenaren te
compenseren. Op St. Maarten ontstond vanaf
1848 een situatie waarbij de slaveneigenaren
nog slechts in beperkte mate zeggenschap over
hun slaven hadden. Men was gedwongen de slaven
als vrije arbeiders te behandelen, er werd
onder meer loon uitbetaald.
Staatscommissie
In 1853 was een Staatscommissie ingesteld ter
voorbereiding van de afschaffing van de
slavernij. Het archief van deze commissie
bevindt zich eveneens in het Nationaal
Archief. De Staatscommissie was van mening dat
bij de uitbetaling van de schadeloosstelling
voor de slaveneigenaren van St. Maarten een
uitzondering moest worden gemaakt. De slaven
op dat eiland zouden immers de facto al in
1848 zijn geëmancipeerd. Er was hier geen
sprake van onteigening door de Staat en dus
hadden de slaveneigenaren ook geen recht op
een compensatie. Wel pleitte de commissie voor
een 'tegemoetkoming', maar die moest gezien
worden als een maatregel van overheidszorg ter
ondersteuning van burgers die collectief door
rampspoed waren getroffen. Uiteindelijk kregen
de slaveneigenaren op St. Maarten na de
emancipatie 100 gulden per slaaf. De
slaveneigenaren op de andere eilanden
ontvingen het dubbele, in Suriname kregen zij
het driedubbele.
Verder onderzoek
Voor verder onderzoek zijn de volgende
archieven in het Nationaal Archief van belang.
Algemene Rekenkamer 1814-1919: Comptabel
Beheer (toegang 2.02.09.08); Klapper op de
namen van plantages, plantage-eigenaren en
slaven-eigenaren en stukken betreffende de
verantwoording van de uitbetalingen in verband
met de opheffing van de slavernij in
West-Indië, 1863-186
(2.02.10); Staatscommissie voor
Slavenemancipatie, 1853-1856 (2.10.32). Als
literatuur is aan te bevelen A.F. Paula,
'Vrije slaven' Een sociaal-historische studie
over de dualistische slavenemancipatie op
Nederlands St. Maarten 1816-1863 (Zutphen,
1993).
© 2002 Nationaal Archief