VWA

VWA onderzoekt bewaking klassieke varkenspest

Ondanks het bestaan van de huidige goede bewakingsprogramma's om Klassieke Varkenspest (KVP) in Nederland op te sporen, is er nog steeds een reëel risico dat een uitbraak van KVP in Nederland leidt tot een grote verspreiding van deze ziekte. Deze programma's worden namelijk onvoldoende goed gebruikt. Daardoor is er een situatie van schijnzekerheid ontstaan.
Dit blijkt uit een onderzoek van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA).

De Voedsel en Waren Autoriteit adviseert de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de wet- en regelgeving met betrekking tot de early warning programma's te verhelderen en te concretiseren zodat de taken en verantwoordelijkheden voor iedereen duidelijk zijn. Tevens moeten er meer mogelijkheden zijn voor toezicht en controle. Aspecten van de uitvoering en de handhaving zal de VWA , in opdracht van de minister, graag verder uitwerken.

Het onderzoek naar varkenspest is het eerste in een serie onderzoeken naar dierziekten die de VWA in de komende tijd zal gaan uitvoeren.

Onderzoek
Er zijn drie soorten bewakingsprogramma's voor de bewaking van KVP:
-'pre-warning' systemen; die in een vroeg stadium een mogelijke dreiging aangeven voor de Nederlandse varkenshouderij.
-'early warning' systemen die in een vroeg stadium het virus kunnen opsporen.

-'vangnetten' die het KVP virus alsnog opsporen nadat het gemist is door de early warning systemen.

De VWA heeft de bewakingsprogramma's voor KVP beoordeeld op kwaliteit en effectiviteit.

Conclusies
Het is wettelijk verplicht om verdachte symptomen te melden. KVP is immers een aangifteplichtige dierziekte. Gemiddeld worden er jaarlijks slechts drie à vier KVP-verdenkingen gemeld, terwijl het ziektebeeld van varkenspest (koorts, lusteloosheid, verhoogde sterfte) ook voorkomt bij andere vaker voorkomende varkensziektes. Ook het aantal inzendingen voor het tonsillenprogramma van de Gezondheidsdienst voor Dieren en de leukocytentellingen is schrikbarend laag; naar schatting nog geen 0,1% van de voorgeschreven gevallen. En dit terwijl uit het rapport blijkt dat beide programma's uitermate geschikt zijn voor vroege opsporing.

Uit het onderzoek is gebleken dat de regelgeving en normstellingen van bepaalde early warning programma's (macroscopische sectie en de Leucocytentelling) tekortkomingen hebben op het gebied van uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Voor het inzenden voor de sectie staat bijvoorbeeld in de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren dat er monsters van een 'representatief aantal dieren' ingestuurd dienen te worden ten behoeve van onderzoek op de aanwezigheid van varkenspest als er 'varkens mogelijk ten gevolge van een besmettelijke dierziekte zijn gestorven'. Het is voor de veehouder eenvoudig om hier onderuit te komen door aan te nemen dat de sterfte een andere oorzaak had, en voor de toezichthoudende instanties is niet te controleren of dit een juiste inschatting is geweest. Als de varkenshouder varkenspest vermoedt dient hij dit VWA/RVV te melden. Waarna zijn bedrijf door een specialistenteam wordt bezocht, die monsters nemen en een representatief aantal dieren selecteren voor onderzoek. Gevolg is dat het bedrijf voor circa een week wordt geblokkeerd.

Onduidelijke definiëring in de wetteksten, de betrokken regelgeving en het ontbreken van meetpunten vormen een belemmering voor de naleving.

Als gevolg hiervan blijft er een reëel risico bestaan dat er bij een volgende uitbraak van klassieke varkenspest later wordt ingegrepen dan op grond van de programma's mogelijk is. Dit kan ernstige consequenties hebben voor de bestrijding van de dierziekte, en de maatschappelijke en economische kosten daarvan.

Vooral varkenshouders en dierenartsen moeten willen weten of het bedrijf besmet is, ze moeten maatregelen willen nemen om er achter te komen of dit het geval is, en ze moeten er ook aan gehouden (kunnen) worden.