Sociaal-Economische Raad
SER in ontwerpadvies:
EUROPESE VENNOOTSCHAP VERGT WELOVERWOGEN WETGEVING
16 juni 2003 -
De Europese vennootschap zal vóór 8 oktober 2004 een plaats krijgen in
het Nederlandse recht. De Europese regelgeving voor de Europese
vennootschap is niet altijd even duidelijk en consistent. Op de
Nederlandse wetgever rust de taak weloverwogen en duidelijke wetgeving
tot stand te brengen om de Europese vennootschap als nieuwe rechtsvorm
in het Nederlandse recht te introduceren.
Dit staat in een ontwerpadvies (1) over de rol van de werknemers in de
Europese vennootschap (ook wel aangeduid als Societas Europaea, of
kortweg: SE) dat de raad in zijn openbare raadsvergadering van vrijdag
20 juni zal bespreken. Het ontwerpadvies is opgesteld door de
Commissie Arbeid, Onderneming en Medezeggenschap, onder
voorzitterschap van prof. mr. P.F. van der Heijden. Het is een reactie
op een adviesaanvraag van november 2002 van minister de Geus van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De adviesaanvraag bevat tien
concrete beleidsvoornemens van het kabinet voor nieuwe wetgeving op
basis van de Europese Richtlijn over de rol van de werknemers in SE.
De commissie stemt unaniem in met die voornemens en wil zoveel
mogelijk aansluiten bij de Wet op de Europese ondernemingsraden
(WEOR), die de rol van de werknemers op een vergelijkbare manier
benadert als de Richtlijn.
Samenhang Richtlijn en Verordening
De Richtlijn is onlosmakelijk verbonden met de Verordening voor het
statuut van de Europese vennootschap, die de vennootschapsrechtelijke
aspecten van de SE regelt. Over de Verordening heeft het kabinet niet
het advies van de SER gevraagd. De commissie acht het noodzakelijk dat
bij de voorbereiding van wetgeving goede afstemming plaatsvindt tussen
de regeling voor de vennootschapsrechtelijke aspecten en de regeling
voor de rol van de werknemers. De commissie heeft een aantal vragen en
aandachtspunten bij de nauwe samenhang tussen de Richtlijn en de
Verordening. Over een deel van de aandachtspunten is de commissie
unaniem. Over enkele punten denkt zij verschillend.
Bestuurlijke inrichting en medezeggenschap in de SE De oprichters van de SE hebben de keuze tussen een monistische (alleen een bestuur) dan wel een dualistische bestuursstructuur (een bestuur en een afzonderlijk toezichthoudend orgaan). Volgens de Richtlijn dient de medezeggenschap (de invloed die de werknemers kunnen uitoefenen op de samenstelling van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van de SE) onderwerp van onderhandeling te zijn tussen de oprichters van de SE en de werknemers. Deze kunnen daarbij allerlei afspraken maken. Voor het geval zij daarover een overeenkomst sluiten, acht de commissie geen wettelijke voorziening nodig voor de taken en bevoegdheden van het bestuur of het toezichthoudend orgaan.
Voor het geval er geen overeenkomst tot stand komt, vindt een deel van de commissie van belang dat het bestuur, respectievelijk het toezichthoudend orgaan van een SE die aan bepaalde groottecriteria voldoet, wordt toegerust met substantiële taken: zowel voor het doelmatig functioneren van bestuur en toezicht als om recht te doen aan de medezeggenschap van werknemers in de hiervoor bedoelde betekenis. In het dualistische stelsel zou het toezichthoudend orgaan van de SE daarom de bevoegdheid moeten krijgen tot benoeming en ontslag van het bestuur en tot goedkeuring van belangrijke bestuursbesluiten. Dat zou volgens dit deel in lijn zijn met de Nederlandse structuurregeling, waar dezelfde overwegingen een rol hebben gespeeld. In het monistische stelsel, waar alleen een bestuursorgaan fungeert, zou de besluitvorming over belangrijke aangelegenheden moeten plaatsvinden door het bestuur als geheel en niet, bij delegatie, door een deel van het bestuur.
Een ander deel van de commissie stelt vast dat de Europese Verordening zelf bepaalt welke regels en waarborgen nodig zijn voor een goede bestuurlijke inrichting van de SE. Er is volgens dit deel geen reden waarom de Nederlandse wetgever extra regels zou moeten geven. Ook vanuit het belang dat Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats dient te zijn voor SEs acht dit deel dat uiterst onwenselijk. Volgens de Verordening is de SE een gewone Nederlandse naamloze vennootschap (n.v.). De wetgever dient aan de SE dan ook geen strengere eisen te stellen dan aan de gewone n.v. Op de SE is de Nederlandse structuurregeling op grond van de wet niet van toepassing. Het gaat dan niet aan voor de dualistische SE wel bepaalde elementen van de structuurregeling van toepassing te verklaren. Er is volgens dit deel ook geen reden extra eisen te stellen aan de besluitvorming door het bestuursorgaan van de monistische SE, nu noch de Verordening zelf, noch de Nederlandse wetgeving voor de gewone n.v. dat doet.
Concernvrijstellingen
De commissie heeft bezien of voor structuurvennootschappen die dochter
zijn van een SE die op grond van een overeenkomst tussen oprichters en
werknemers de structuurregeling (of een vergelijkbare
medezeggenschapsregeling) toepast, een vrijstellingsregeling moet
gelden (zoals voor dochtervennootschappen van een Nederlandse
structuurvennootschap). Hierover zijn de meningen verdeeld.
Een deel van de commissie ziet als bezwaar dat de Nederlandse werknemers dan hun medezeggenschap in de Nederlandse dochters van de SE moeten inleveren voor medezeggenschap in de SE. Die medezeggenschap moeten zij delen met werknemers van buitenlandse dochters van de SE wier belangen niet steeds sporen met die van de Nederlandse dochters en hun werknemers, terwijl de werknemers bij de buitenlandse dochters hun eigen medezeggenschap behouden. Volledige vrijstelling leidt daarom tot onevenwichtigheid. Een gedeeltelijke vrijstelling van de structuurregeling voor Nederlandse dochters ter wille van het concernbeleid van de SE is voor dit deel wel aanvaardbaar.
Een ander deel van de commissie is voorstander van volledige vrijstellingen voor het concern van een SE die de structuurregeling (of een qua niveau vergelijkbaar medezeggenschapsregime) toepast. Aan de SE dienen geen strengere eisen te worden gesteld dan aan Nederlandse vennootschappen die de structuurregeling vrijwillig toepassen. Een vrijstellingsregeling dient er rekening mee te houden dat indien de SE het structuurregime toepast, dit gebeurt op basis van vrije afspraken tussen oprichters en werknemers. Dit deel benadrukt dat niet alleen wenselijk is dat de SE een concernbeleid kan voeren, maar ook dat Nederland voor de SE als vestigingsland aantrekkelijk is.