Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag AWBZ-2387278 11 juni 2003 Onderwerp Bijlage(n) Uw brief

Tussenrapportage Modernisering AWBZ 2

Met het oog op de start van de modernisering op 1 april 2003 heb ik u tijdens het algemeen overleg op 3 april jl. toegezegd in juni een tussenrapportage van het groot project moderni- sering AWBZ te sturen. In deze eerste rapportage gaat het met name om de invoering van functiegerichte aanspraken en de daarop gebaseerde AWBZ-brede indicatiestelling, het pgb nieuwe stijl en de gevolgen voor zorg in natura. Het signaleringsmodel van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) van 23 mei 2003 (bijlage 1) is de basis voor de terugkoppeling van de eerste bevindingen. Het signaleringsmodel bestaat uit een sondering bij een vaste groep mensen uit het veld die goed zicht hebben op de uitvoeringspraktijk. Deze personen zijn geselecteerd uit alle relevante soorten organisaties: cliëntenorganisaties, indicatieorganen, zorgkantoren en aanbieders uit de verschillende sectoren. De informatie uit de peiling is aangevuld met informatie uit andere bronnen zoals helpdesks van het ministerie en het CVZ en met signaleringen van andere organisaties in het veld. Dit geeft een globaal beeld van de voortgang van de implementatie van de AWBZ.

Eerste bevindingen invoering modernisering AWBZ

Het CVZ concludeert dat de eerste periode redelijk soepel is verlopen. Uit de eerste analyse van het CVZ blijkt dat zich bij de overgang per 1 april geen acute problemen hebben voor- gedaan die de continuïteit van de zorg in gevaar hebben gebracht. Ook bij de verschillende helpdesks van onder meer VWS en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) zijn geen onvoorziene of onoverkomelijke problemen gemeld. In de onderstaande paragrafen ga ik per onderdeel in op de resultaten van de eerste twee maanden na de invoering van de modernisering van de AWBZ.

Functiegerichte aanspraken: wennen aan nieuwe terminologie

Sinds 1 april 2003 zijn de institutionele aanspraken vervangen door functiegerichte aanspra- ken, waarmee de zorgbehoefte1 centraal is komen te staan in de AWBZ. Het CVZ heeft sig- nalen ontvangen over de onbekendheid van het veld met de nieuwe aanspraken. Zo wordt bij aanbieders gesignaleerd dat met name medewerkers nog niet voldoende zijn geïnfor-

1 De functies: huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, active- rende begeleiding, behandeling en verblijf.

Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres: 2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van deze brief


Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad

---
Kenmerk
AWBZ-2387278

meerd en dat cliënten onvoldoende bekend zijn met de nieuwe mogelijkheden. Het CVZ heeft een belangrijke taak in de voorlichting van het veld over de inhoud van de functies en de afbakening van de AWBZ met aanpalende voorzieningen. Onlangs heeft het CVZ dan ook aan het veld een handreiking over de inhoud en de afbakening van de functies gepresen- teerd. Deze handreiking wordt bijgewerkt aan de hand van opgedane ervaringen. Daarnaast start ik eind augustus met de derde ronde van de regionale bijeenkomsten over Modernise- ring van de AWBZ waarbij wederom 24 regio's bezocht worden. Doel van deze bijeenkom- sten is tweeledig, enerzijds het verzamelen van verbeterpunten uit de regio en anderzijds het verspreiden van de laatste actuele informatie en voorlichting.

Naast het punt van voorlichting over de functies vraagt het CVZ aandacht voor ontwikkelin- gen rondom de verstrekkingen op basis van artikel 15 BZA-AWBZ. Dit artikel geeft verze- kerden die voor verblijf en behandeling zijn geïndiceerd en beide functies door dezelfde in- stelling geleverd krijgen recht op algemeen medische zorg, farmaceutische zorg, hulpmidde- len, specifieke kleding, tandheelkundige zorg en rolstoelen. De inhoud van het artikel is gelijk aan het oude artikel 3 BZA, met dien verstande dat deze aanspraak was gekoppeld aan het verblijf in een bepaalde instelling. In de uitvoeringstoets van het CVZ (d.d. 28-3-2002) is ervan uitgegaan dat verzekerden die voor 1 april 2003 aanspraak maakten op zorg in eerder genoemde instellingen ook geïndiceerd zullen worden voor behandeling. Het CVZ zal de ko- mende maanden nauwlettend volgen hoe de praktijk zich ontwikkelt. Omdat bestaande af- spraken worden gerespecteerd en er veelal enige tijd verstrijkt tussen indicatie en plaatsing zullen mogelijke effecten pas op langere termijn zichtbaar worden. Rapportage hierover ver- schijnt in het najaar.

Indicatiestelling: voorspoedig maar punten van aandacht

Na zorgvuldige voorbereidingen is de functiegerichte indicatiestelling AWBZ-breed inge- voerd. Aan deze invoering is een intensief scholings- en ondersteuningstraject voor indica- tiestellers en indicatieorganen voorafgegaan. Vanaf 1 april 2003 worden door de RIO's in vrijwel alle gevallen indicaties gesteld met behulp van de AWBZ brede formulierenset en worden functiegerichte indicatiebesluiten afgegeven. Hiermee komt de basis voor de ont- schotting -dat wil zeggen het opheffen van de verschillen tussen de sectoren in de AWBZ- en de omslag van aanbodsturing naar vraagsturing tot stand. Ten behoeve van de invoering is door VWS een helpdesk ingericht die acute vragen en problemen kan beantwoorden en oplossen. De gestelde vragen zijn zeer verschillend: procesmatig, inhoudelijk of over de software. Op dit moment daalt van het aantal vragen. Uit het signaleringmodel blijkt voorts dat de indicatiestelling in de GGZ-care een punt van aandacht is. In sommige regio's lijkt er sprake van te zijn dat bij GGZ-care (nog) geen indicaties via het RIO worden gesteld. Op dit moment vindt onderzoek plaats naar de omvang en de oorzaak.

De invoering van de software bij indicatieorganen die de functiegerichte indicatiestelling on- dersteunt heeft -naast opstartproblemen die in de praktijk door de gebruikersgroepen zijn opgelost- geen overwegend negatieve berichten opgeleverd. De introductie van de functie- gerichte indicatiestelling bracht ook met zich mee dat de indicatiestelling voor de gehandi- captenzorg (LCIG) en de GGZ-care definitief per 1 april onder de verantwoordelijkheid van de RIO's is gebracht. Op regionaal niveau zijn er op basis van landelijke richtlijnen afspraken voorbereid over de manier van de integratie. Voor de gehandicaptensector zijn er model mandaatovereenkomsten aangereikt die tussen de RIO's en de LCIG teams gesloten kunnen


Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad

---
Kenmerk
AWBZ-2387278

worden. Deze overeenkomsten lopen tot uiterlijk 31 december as. In het kader van het lan- delijke stimuleringsprogramma integratie indicatiestelling GGZ-care zijn er op regionaal ni- veau tussen de bestaande GGZ-care indicatiestelling commissies en de RIO's convenanten afgesloten over de wijze waarop de indicatiestelling voor de GGZ-care in het RIO geïnte- greerd is per 1 april. Veel RIO's hebben besloten de indicatiestelling in eigen beheer uit te voeren. Door een aantal andere RIO's zijn er voorlopig mandaatovereenkomsten gesloten.

Zowel door het CVZ als door de helpdesk van VWS/LVIO wordt op dit moment geconsta- teerd dat de werkvoorraden van sommige RIO's -bijvoorbeeld in de regio Zeeland-oplopen. Een tijdelijke toename, veroorzaakt door het werken met een nieuw systeem, was voorzien. Daarom worden op basis van een tijdelijke regeling ten behoeve van alle RIO's eenmalig ex- tra middelen verstrekt om de tijdelijke knelpunten op te lossen. Op basis van een inventari- satie over de omvang en de oorzaak van de aanwezige werkvoorraden die op dit moment plaatsvindt, wordt bij ernstige problemen de ondersteuningsstructuur voor de betreffende RIO's ingezet. Dit betekent dat ondersteuning wordt geboden door het ter beschikking stel- len van extra indicatiecapaciteit opdat de werkvoorraden tijdig weggewerkt worden.

Zorg in natura; omzetting toelatingen en eerste stap ontschotte bekostiging

Met het omzetten van het Besluit zorgaanspraken in functies per 1 april zijn ook alle voor- heen institutioneel gedefinieerde toelatingen van instellingen omgezet naar functiegerichte toelatingen. Dit betekent bijvoorbeeld dat een instelling `voorheen toegelaten als verzor- gingshuis' vanaf 1 april 2003 een toelating heeft die luidt `een instelling toegelaten voor de functies huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging, en ondersteunende begeleiding en verblijf'. Het CVZ heeft de omzetting van alle toelatingen collectief geregeld en dat is zonder grote problemen verlopen. De omzetting van de toelatingen in de AWBZ betekent dat de `voorkant' van het aanbodsysteem (in navolging op de aanspraken en de indicatiestelling) nu is `ontschot'. Hiermee is een begin gemaakt met het creëren van ruimte voor aanbieders om zich ook op andere AWBZ-doelgroepen te richten, zodat cliënten ook meer keuzemogelijkheden krijgen. Het CVZ heeft sinds 1 april veel aanvullende aanvragen - vooral uit de gehandicaptenzorg- voor functies ontvangen van reeds bestaande aanbieders. Daarnaast hebben zich inmiddels 57 nieuwe aanbieders gemeld voor een toelating.

Aan de `achterkant' van het systeem (bekostiging) is sinds 1 april een kleine stap gemaakt als het gaat om de modernisering. Het CTG heeft voor de extramurale dienstverlening een nieuwe beleidsregel gemaakt die regelt dat aanbieders -afhankelijk van hun toelating- op el- kaars terrein producten mogen aanbieden. Dus niet alleen eigen producten in andere secto- ren, maar ook producten van andere sectoren. Dit betekent bijvoorbeeld dat een thuiszorgin- stelling -in overleg met het zorgkantoor- ook begeleiding aan verstandelijk gehandicapten kan leveren.

Op 1 mei 2003 is een brief ontvangen van het CTG waarin naast problemen met de zorgin- frastructuur die gericht is op het scheiden van wonen en zorg (zie hieronder bij extramurali- sering) wordt gewezen op het belang om op korte termijn een voorziening te treffen waar- door ook voor instellingen die binnen hun eigen sector hun extramurale zorgverlening willen uitbreiden de kapitaallasten kunnen worden vergoed. Inmiddels zijn VWS, CTG en CBZ druk doende deze voorziening handen en voeten te geven.


Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad

---
Kenmerk
AWBZ-2387278

Naast deze eerste kleine stap werk ik tevens aan het omzetten van de gehele bekostiging van de AWBZ naar een functiegericht systeem. Daarbij gelden dezelfde uitgangspunten als bij vraagsturing:

- In het kader van het verzekeringskarakter van de AWBZ de verplichting voor de verzeke- raar het verzekerde recht op zorg te effectueren.
- Introductie van een gereguleerde marktwerking en prestatiefinanciering in het aanbod. De aanbieders zullen moeten dingen naar de hand van cliënten.
- Introductie van zorgzwaartefinanciering; financiering van geleverde zorg op basis van een objectief en onafhankelijk vastgestelde behoefte op individueel niveau.

Bij deze uitgangspunten stel ik de volgende eisen:
- Aansluiting bij de aanspraken en dus bij de indicatie in functies en klassen;
- Flexibel systeem met de juiste prikkels voor een doelmatige zorginkoop;
- Kostenconform en voldoende gedifferentieerd voor een adequate prestatiebekostiging;
- Transparant en eenvoudig administratief uitvoerbaar;
- Fraudebestendig en dus ook goed hanteerbaar voor o.a de toezichthouder. Ik streef ernaar om per 1 januari 2004 de eerste stap op weg naar functiegerichte bekosti- ging te kunnen zetten. Zoals eerder toegezegd ontvangt u in augustus een implementatie- plan voor de invoering van functiegerichte bekostiging in de AWBZ.

Extramuralisering; herstel knelpunten

De Tweede Kamer heeft bij brief van 28 mei 2003 verzocht om een uitgebreide reactie over onder meer de stagnatie in het proces van extramuralisering in het kader van de modernise- ring van de AWBZ. Deze uitgebreide reactie ontvangt u tegelijkertijd met deze brief. Kort sa- mengevat gaat het met name over de 24-uurs beschikbaarheid van de zorg en de zorginfra- structuur en de voldoende aanwezigheid van welzijnsvoorzieningen en diensten voor zelf- standig wonende burgers.
De 24-uurs beschikbaarheid van zorg kon en kan uit de instellingsbudgetten worden bekos- tigd. Op dat punt is er met de moderniseringsstappen per 1 april 2003 niets veranderd. Wel is als gevolg van de beperking van de WZV tot verblijf de mogelijkheid van financiering van bouwkundige zorginfrastructuur, die van belang is voor de levering van zorg op afroep en diensten in de wijk, komen te vervallen. Dit zal zo spoedig mogelijk door middel van een (tij- delijke) beleidsregel van het CTG worden hersteld, met terugwerkende kracht tot 1 april 2003, zodat voorkomen wordt dat er een "gat" valt. Ik heb het CTG verzocht een dergelijke beleidsregel op te stellen, op basis waarvan de kapitaallasten voor de zorginfrastructuur nog onderdeel blijven uitmaken van de nacalculeerbare kapitaallasten in het budget van de instel- ling. Er is dus geen reden voor lopende extramuraliseringsinitiatieven om de activiteiten (tij- delijk) te staken. In het kader van de nieuwe bekostiging van de AWBZ zal ook het element zorginfrastructuur opnieuw worden bezien.
In het kader van de extramuralisering is het uiteraard essentieel dat er voldoende welzijns- voorzieningen zijn voor zelfstandig wonende burgers. Ten principale vind ik dat welzijnsvoor- zieningen in het lokale domein thuishoren en geen deel moeten uitmaken van de verzekerde aanspraken op grond van de AWBZ. Voor de lange termijn onderzoek ik de mogelijkheid van een dienstenwet. Voor de korte termijn is aan het CvZ verzocht een care-brede subsidierege- ling te ontwerpen die extramuralisering stimuleert en naar verwachting per 1 januari 2004 in werking kan treden. Deze wil ik uitsluitend bestemmen voor instellingen die hun intramurale capaciteit extramuraliseren of voor initiatieven voor uitbreiding van capaciteit voor verblijfs-


Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad

---
Kenmerk
AWBZ-2387278

geïndiceerden in extramurale vormen van wonen met zorg en diensten. Mijn uitgangspunt daarbij is dat deze extramuralisering budgettair neutraal moet geschieden en het geld dat beschikbaar zou zijn voor het realiseren van de verblijfsfunctie met de benodigde zorg, nu beschikbaar komt voor de extramurale zorg, zorginfrastructuur en diensten. Zorgregio's met een actieve wachtlijstaanpak kunnen op deze wijze hun wachtlijst voor de functie verblijf wegwerken.

Het persoonsgebonden budget `nieuwe stijl': zorgkantoren voorspoedig te werk

Per 1 april is ook de pgb-regeling nieuwe stijl, een regeling op basis van functies met een nieuwe uitvoeringstructuur die de oude pgb regeling op termijn moet vervangen, ingevoerd. De invoering is zonder problemen verlopen en zorgkantoren zijn over het algemeen goed in staat om pgb's af te geven. Over de omvangen van de nieuw toegekende budgetten, de te- vredenheid bij cliënten over het nieuwe systeem en ontwikkelingen over de hoogte van de nieuwe budgetten stel ik u in het najaar op basis van gegevens van het CVZ op de hoogte.

AWBZ-brede zorgregistratie (AZR): van belang voor stroomlijning informatie

De ontwikkeling op het terrein van de AZR is afgelopen maanden gestaag doorgezet. In de GGZ-sector is een pilot gestart met het gebruik van wachtlijstberichten en in de gehandicap- tensector is een plan van aanpak overeengekomen voor het op gang brengen van het berich- tenverkeer tussen zorgaanbieders en zorgkantoren. Ter voorbereiding op de wachtlijstmeting die in het najaar zal plaatsvinden is in de V&V-sector de kwaliteit van de gegevens nageme- ten. Hieruit is naar voren gekomen dat deze kwaliteit de afgelopen maanden is toegenomen. Eind juni zal conform het rapportagestramien van het AZR-traject aan u nader worden ge- rapporteerd over de behaalde resultaten. Het gebruik van de conversie van functies naar (wachtlijst)producten door RIO's -die tijdelijk in het kader van de start van de modernisering van de AWBZ noodzakelijk is voor de wachtlijstregistratie- verloopt voldoende adequaat.

Het CVZ signaleert terecht dat de verdere ontwikkeling en implementatie van het AZR een belangrijke voorwaarde is voor verdere implementatie van de modernisering van de AWBZ. Gesignaleerd is dat informatie-uitwisseling tussen de schakels in de keten in sommige geval- len stagneert doordat de automatisering nog onvoldoende is ontwikkeld of geïmplementeerd. Dit geldt met name voor de elektronische gegevensuitwisseling tussen RIO en zorgkantoor. Daarnaast is de afstemming van partijen over de inhoud en routing van informatie onvol- doende. Alhoewel deze knelpunten niet door de modernisering van de AWBZ zijn ontstaan maar al langer aanwezig waren, kunnen ze een voorspoedige implementatie van de moderni- sering in de weg staan. Verdere implementatie van het AZR is daarom van belang.

Weerstand en brief van de branche-organisaties

Het CVZ geeft aan dat sommige respondenten sceptisch zijn over of weerstand hebben te- gen de modernisering. Hiernaast heb ik 27 mei jl. een gezamenlijke brief ontvangen van de voorzitters van GGZ-Nederland, de Vereniging Gehandicaptenbeleid, de Landelijke Vereni- ging Thuiszorg en Arcares. In deze brief stellen de branche-organisaties aan aantal voor- waarden aan de implementatie van de AWBZ. In bijlage 2 treft u zowel mijn antwoord als de brief van de branche-organisaties aan. In deze paragraaf ga ik verder kort in op een aantal hoofdpunten uit mijn reactie. De branche-organisaties stellen dat zorginstellingen voldoende


Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Blad

---
Kenmerk
AWBZ-2387278

tijd moeten krijgen om zich te kunnen voorbereiden op de voorgenomen veranderingen. Deze noodzaak onderschrijf ik van harte. Bewust is voor een gefaseerde invoering gekozen en is het tijdpad verschillende keren aangepast aan de actuele situatie. Zo is in het najaar 2002 de invoeringsdatum van het Besluit Zorgaanspraken uitgesteld van 1 januari 2003 naar 1 april 2003 en is voor de functiegerichte bekostiging in de loop van de afgelopen anderhalf jaar het tijdpad werkende weg aangepast. Een zorgvuldige invoering is ook uit het oogpunt van behoud van draagvlak belangrijk. Dat draagvlak -dat ook in de 24 regionale informatie- bijeenkomsten tot uitdrukking kwam- mag niet door overhaaste invoering van functiegerich- te bekostiging worden verspeeld. In dit licht is het -zoals de branche-organisaties terecht opmerken- niet reëel de functiegerichte bekostiging per 1 januari 2004 volledig in te voeren. Zoals ik in eerdere brieven -onder andere in de Voortgangsrapportage aan uw Kamer- heb meegedeeld zal ik u in de loop van augustus het plan van aanpak voorleggen en is het stre- ven op 1 januari 2004 een eerste stap te zetten.

Volgende voortgangsrapportage Modernisering AWBZ en andere toezeggingen

ot zover de eerste resultaten van de modernisering van de AWBZ per 1 april 2003. De mo- dernisering is een majeure veranderingsoperatie met veel actoren. In de eerste maanden zijn de eerste stappen in de implementatie zonder grote problemen verlopen. Door de focus op de implementatie van de indicatiestelling en het pgb-nieuwe stijl onderken ik wel dat een aantal knelpunten dat ontstaan is binnen het systeem van zorg in natura (extramuralisering/ zorginfrastructuur) niet voldoende voorzien is geweest en dat de reparatie daarvan meer tijd heeft gekost dan wenselijk is. De komende maanden zullen we uiteraard alert blijven en van- uit een ondersteunende implementatiestructuur blijven faciliteren met het oog op de continu- iteit van de dienstverlening.

In het kader van de rapportage cyclus van het Groot Project zal ik u in het najaar het vervolg doen toekomen. Zoals toegezegd kunt u voorts in augustus de implementatieplannen ten aanzien van de invoering van de functiegerichte bekostiging tegemoet zien.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp




















Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Aan de voorzitters van Arcares,
GGZ-Nederland, Landelijke Vereniging
voor Thuiszorg en Vereniging
Gehandicaptenzorg Nederland

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag AWBZ-2385754
Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Voorwaarden modernisering AWBZ 1 27 mei 2003

Geachte heer/mevrouw,

Conform uw verzoek in bovengenoemde brief reageer ik hierbij op de door u aan de orde ge- stelde onderwerpen met het oog op de implementatie van de modernisering van de AWBZ. Voor mijn commentaar op de in de bijlage bij uw brief genoemde punten verwijs ik u naar de bijlage bij deze brief, terwijl ik onderstaand inga op enkele hoofdpunten.

U wijst op de noodzaak dat zorginstellingen voldoende tijd moeten krijgen om zich te kunnen voorbereiden op de voorgenomen veranderingen. Een noodzaak die ik van harte onderschrijf. De modernisering van de AWBZ is een majeure veranderingsoperatie. In de afgelopen jaren is bewust voor een gefaseerde invoering gekozen en is het tijdpad verschillende keren aan- gepast aan de actuele situatie. In het najaar van 2002 nog is de invoeringsdatum van het Besluit Zorgaanspraken uitgesteld van 1 januari 2003 naar 1 april 2003. En ook met betrek- king tot de invoering van de functiegerichte bekostiging is in de loop van het afgelopen an- derhalf jaar het tijdpad werkende weg ontwikkeld. Een verkeerde timing van de invoering kan er toe leiden, dat een op de inhoud breed ondersteunde verandering aan draagvlak ver- liest. Een zorg die u rond de modernisering uitspreekt. Over het belang van dat draagvlak verschillen wij naar ik aanneem niet van mening. Vorig voorjaar en in februari en maart van dit jaar zijn 24 regionale bijeenkomsten georganiseerd om de organisaties in de zorg -van cliëntenorganisaties tot zorgaanbieders- over de stand van zaken te informeren en over de opvattingen in de regio van gedachten te wisselen. De uitkomsten van deze bijeenkomsten - waarbij verschillende keren ook vertegenwoordigers van branche-organisaties aanwezig wa- ren- bevestigen uw oordeel over het brede draagvlak. Mij is er veel aan gelegen dat draag- vlak te behouden.

In deze bijeenkomsten is ook meegedeeld, dat er in augustus a.s. -conform de informatie in de voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer en de voorlichtingsbrochure Klanten Kiezen- een plan van aanpak voor de implementatie van de functiegerichte bekostiging aan de

Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres: 2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van deze brief.



Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad

---
Kenmerk
AWBZ-2385754

Tweede Kamer zal worden gepresenteerd. Een plan waarin wordt gestreefd naar het per 1 januari 2004 zetten van de eerste stappen op het pad van de functiegerichte bekostiging. Het zeker niet de bedoeling per 2004 de functiegerichte bekostiging volledig in te voeren. Ook ik acht dat zoals u het omschrijft 'volstrekt onmogelijk' en vanuit die opvatting heb ik in de voorlichting aan het veld, brieven aan branche-organisaties en de voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer gesproken over 'de eerste stappen'. Op dit moment loopt, zoals u weet, het onderzoek naar de bekostiging door KPMG. De resultaten worden verwacht in de loop van juli a.s. Daarnaast worden in het kader van de zogenaamde modeltrajecten simula- ties uitgevoerd om de alternatieve mogelijkheden in de tariefsturing door de overheid te toetsen. De resultaten van het onderzoek, de simulaties en mogelijke invoeringsscenario's moeten de basis vormen voor het genoemde aan de Tweede Kamer voor te leggen plan van aanpak. Ik zeg u toe dat u -en dat geldt ook voor de andere partijen in de zorg- in de voorbe- reiding van deze besluitvorming volop wordt betrokken. Wellicht is het recent gestarte im- plementatieoverleg met uw organisaties, de colleges voor Bouw, Zorgverzekeringen en Ta- rieven Gezondheidszorg, Zorgverzekeraars Nederland en de cliëntenorganisaties daarvoor een goed platform. Waar u in uw brief een implementatietermijn van zes maanden als mini- mum aanduidt, meen ik dat het verstandiger is dit niet tot een absolutisme te verheffen, maar uit te gaan van een na goed overleg vast te stellen termijn omdat afhankelijk van de aard en omvang van de verandering er meer of minder implementatietijd nodig is. Voor wat betreft de invoering van de functiegerichte bekostiging zal binnenkort aan het CTG worden gevraagd de voorbereidingen te treffen voor het zetten van een eerste stap in 2004. Daartoe wordt een aantal invoeringsscenario's geschetst en een relatie gelegd met de nood- zakelijke harmonisatie van de tarieven voor de extramurale zorg. Uiteraard moet in het plan van aanpak aan de Tweede Kamer ook een verantwoord invoeringstijdpad worden opgeno- men.

Wat betreft de bekostiging maak ik nog graag enkele inhoudelijke kanttekeningen. Over het perspectief van de functiegerichte bekostiging als een AWBZ-brede systematiek bestaat naar mijn mening geen onduidelijkheid en ook geen verschil van mening. Flexibilisering en ontschotting zijn belangrijke doelstellingen van de moderniseringsoperatie en sectorspecifie- ke bekostiging zou daaraan afbreuk doen. Ook acht ik het noodzakelijk dat het systeem een- voudig en transparant is en bijdraagt aan vermindering van de administratieve lasten. De geschetste benadering biedt ruimte aan zorgverleners en cliënten zorgarrangementen samen te stellen op maat van de cliënt. In dat kader past ook het eventueel binnen sectoren defini- eren van producten als onderhandelingstaal op lokaal niveau tussen zorgaanbieders en zorg- kantoren. Recent zijn met de VGN afspraken gemaakt over de besluitvorming in september a.s. over de vraaggestuurde bekostiging in de gehandicaptenzorg en heb ik de verhouding - in antwoord op een brief van GGZ-Nederland- tussen de functiegerichte bekostiging en de DBC's in de geestelijke gezondheidszorg op schrift gesteld. Aangezien ik ervan uitga dat een zorgvuldige invoering van de functiegerichte bekostiging meerdere jaren vergt, zal in een overgangsregime rekening worden gehouden met de in de onderscheiden sectoren in gang gezette ontwikkelingen.

Hoewel in de bijlage wordt ingegaan op de afzonderlijke punten wil ik toch in algemene ter- men enkele opmerkingen maken:
a. In de brief wordt een aantal punten benoemd. Hoewel ik het belang van al die punten begrijp, wil ik er wel op wijzen dat niet alle aangesneden onderwerpen één op één sa- menlopen met de modernisering. De modernisering beoogt de omslag van aanbod- naar



Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad

---
Kenmerk
AWBZ-2385754

vraagsturing te faciliteren en de keuzevrijheid van cliënten en zorg op maat binnen bereik te brengen. Onderwerpen zoals extramuralisering, dienstverlening, bouw en ICT staan niet op de agenda als gevolg van de modernisering. Dat er op die terreinen in de komen- de periode voortgang moet worden geboekt, onderschrijf ik van harte, maar de koppe- ling in de besluitvorming met de modernisering deel ik niet. In die zin zie ik ook niet het voorwaardelijk verbinden van de voortgang op die onderwerpen met de modernisering. b. De verwijzing naar het hoofdlijnenakkoord is uiteraard van belang. Terecht worden in dit verband genoemd het overhevelingstraject van 'op genezing gerichte zorg' naar het tweede compartiment en de noodzaak de AWBZ in te richten op die vormen van AWBZ- zorg waar deze ook voor is bedoeld, te weten zoals u dat duidt met de term 'de echte care'. In de komende maanden moet één en ander worden uitgewerkt en vervolgens worden bezien wat daarvan de consequenties zijn voor de modernisering. Die gevolgen zullen naar mijn mening niet zozeer een inbreuk maken op de gekozen systematiek van vraagsturing die met de modernisering wordt beoogd, maar meer betrekking hebben op de reikwijdte van de aanspraken.
c. Net als bij de koppeling van niet onlosmakelijk met de modernisering verbonden vraag- stukken, vraag ik mij af of de modernisering het kader vormt voor extra claims. In de modernisering is steeds het uitgangspunt geweest: 'niet meer en niet minder' voor zo- wel het pakket als het macrokader. Daarin passen geen extra claims. Overigens zal het u niet zijn ontgaan dat het hoofdlijnenakkoord op het punt van de kosten het accent legt op beheersing van de kostenstijging. In dit stadium wil ik geen enkele verwachting wek- ken op het punt van extra beschikbaar te stellen middelen. Dat in het kader van de mo- dernisering moet worden voorkomen dat de AWBZ ongemerkt wordt uitgebreid met niet- zorgcomponenten is de afgelopen jaren verschillende malen aan de orde geweest. Zo wordt in de brief van 26 april 2002 van mijn ambtsvoorganger aan de Tweede Kamer helder uiteengezet, dat bij zorg thuis het zo moet zijn dat cliënten in principe gebruik moeten kunnen maken van de reguliere (voorliggende) maatschappelijke voorzieningen van de Welzijnswet en de WVG en dat de verantwoordelijkheid voor een sociale onder- steunende infrastructuur een verantwoordelijkheid van de lokale overheid is. d. Terecht wijst u op overgangsproblemen -bijvoorbeeld de continuering van de financiering van de zorginfrastructuur- die niet tijdig zijn gerepareerd met als gevolg onduidelijkheid en onbegrip in het veld over het uitblijven van een oplossing. In de eerste fase van de modernisering per 1 april jl. lag het accent op de modernisering van de aanspraken (functies in plaats van organisaties), de AWBZ-brede regeling pgb nieuwe stijl en de toe- gang (indicatiestelling). In de ondersteuning van dat invoeringsproces is en wordt veel energie gestoken met het oog op de continuïteit van zorg.



Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Blad

---
Kenmerk
AWBZ-2385754

Zoals gezegd wordt in bijlage 1 nader ingegaan op een aantal concreet door u aangedragen punten. Ik hoop dat deze brief op een aantal door u gestelde vragen een duidelijk antwoord geeft en dat het duidelijk is, dat ik groot belang hecht aan een breed draagvlak voor de mo- dernisering van de AWBZ en in dit verband een zorgvuldig invoeringstraject een randvoor- waarde is. Binnenkort zal ik u uitnodigen voor een bestuurlijk overleg, waarin wij mede in het licht van het hoofdlijnenakkoord met elkaar van gedachten kunnen wisselen over de beleidsontwikkelingen.

Tot slot deel ik u mede dat ik in het kader van de tussenrapportage over de modernisering AWBZ de Tweede Kamer over deze correspondentie zal informeren.

Hoogachtend,

de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

drs. Clémence Ross-van Dorp


Bijlage 1: reactie op voorwaarden Arcares, VGN, LVT en GGZ Nederland

1. Zorgvuldig implementatietraject met duidelijk overgangsregime: zie brief.

2. Zorgvuldig en gefaseerd invoeringstraject voor functiegerichte bekostiging

In de hoofdtekst van de brief is het belang van een zorgvuldige en stapsgewijze invoering van een systeem van functiegerichte bekostiging onderschreven. De eerste stap wordt in 2004 ge- zet. De vraag is wat de precieze omvang en vormgeving van deze eerste stap is. Daarover gaat zoals vermeld nog deze maand een brief naar het CTG. Brancheorganisaties zijn op deze wijze rechtstreeks betrokken bij de verdere invulling van en besluitvorming over omvang en vormge- ving van de eerste invoeringsstap van de functiegerichte bekostiging, terwijl daarnaast in het recent gestarte implementatieoverleg de functiegerichte bekostiging eveneens aan de orde komt. In de brief is ook uiteengezet dat er alleen sprake kan zijn van invoering op het moment dat deze ook uit oogpunt van bedrijfsvoering verantwoord is.

In de bijlage wordt op een aantal plaatsen opmerkingen gemaakt over de toekomstige tarieven- structuur, waaruit kan worden opgemaakt dat de vrees bestaat dat in de toekomst met een aan- tal zaken geen rekening (meer) zal worden gehouden. Genoemd zijn zaken als noodzakelijke on- derproductie in de vorm van het beschikbaar hebben van crisisbedden of van een 24-uursbe- schikbaarheidsfunctie, ruimte voor innovatie, onplanbaarheid van zorg, bereikbaarheid van zorg en onrendabele lijnen. Ook spreekt uit de bijlage de vrees dat in de nieuwe bekostigingsstructuur geen rekening zal worden gehouden met objectief vast te stellen kostenverschillen tussen doel- groepen. In mondeling overleg en correspondentie met de organisaties is aangegeven dat deze punten een plaats moeten krijgen in de tariefstructuur. Voor de operationalisering zijn de resulta- ten van het KPMG-onderzoek (beschikbaar in juli) en de discussie over de toekomstige normering en structuur van de tarieven van groot belang. Wel is aan te geven wat de uitgangspunten zijn bij de vormgeving van het nieuwe functiegerichte tarieven- en bekostigingssysteem en welke eisen daaraan moeten worden gesteld.

Uitgangspunten zijn:
· Het verzekeringskarakter van de AWBZ met recht op zorg en een corresponderende plicht voor de verzekeraar dit recht gestand te doen. · Introductie van een marktomgeving voor aanbieders: aanbieders moeten dingen om de gunst van de klant (geen klanten, geen omzet, geen geld). · Introductie van financiering op basis van zorgzwaarte.

Eisen zijn:
· Aansluiten bij de aanspraken en dus bij de indicatie in functies en klassen. · Flexibel met de juiste prikkels voor een doelmatige zorginkoop. · Kostenconform en voldoende gedifferentieerd voor een adequate prestatiebekostiging. · Transparant en eenvoudig administratief uitvoerbaar. · Fraudebestendig en dus ook goed hanteerbaar voor o.a. de toezichthouder.

Zoals u weet, wordt in de gemoderniseerde AWBZ uitgegaan van een AWBZ-brede functiege- richte bekostiging, die recht doet aan de gewenste dynamiek en flexibiliteit in de zorg, waarin de schotten tussen de onderscheiden sectoren vervallen.

Recent is met de VGN afgesproken dat rond 1 septembeer zal worden besloten over het direct invoeren van de functiegerichte bekostiging, dan wel het tijdelijk invoeren van de vraaggestuur- de bekostiging voor de gehandicaptensector. Ook na invoering van de functiegerichte bekosti- ging bestaat de ruimte voor aanbieders en zorgkantoren om op lokaal niveau afspraken te maken in termen van de vraaggestuurde bekostigingssystematiek. De taal van de beleidsregels en de verantwoording is echter in functies.



---

Wat betreft de GGZ is door VWS in antwoord op een brief van GGZ Nederland de verhouding tussen de functiegerichte bekostiging en de DBC's in de GGZ op schrift gesteld. Over de af- stemming tussen beide trajecten heeft eind april met alle betrokken partijen een eerste bijeen- komst plaatsgevonden. Geconstateerd is dat zorgkantoren zich richting CTZ verantwoorden in functiegerichte termen. Aanbieders doen hetzelfde richting het zorgkantoor. Het zorgkantoor en de aanbieder onderhandelen over prijs, volume en kwaliteit van de zorg in termen van functies. Daarbij wordt de DBC als onderhandelingstaal ingezet. De GGZ-cure zal, na de financiële over- heveling naar het tweede compartiment, ook via de DBC-systematiek worden bekostigd. Afge- sproken is in deze bijeenkomst dat de verdere afstemming tussen beide trajecten -gericht op het voorkomen van onnodige dubbelingen in het invoeringstraject- in goed overleg tussen partijen zal plaatsvinden.

Bij invoering van functiegerichte bekostiging treden er onvermijdelijk veranderingen op in de re- gistratie die de instelling voert. Dit alleen al omdat instellingen zelf zicht willen blijven houden op de eigen bedrijfsvoering in relatie tot de inkomstenstroom. Bedoelde veranderingen worden door de leveranciers van software voor zorgaanbieders ingebouwd. Dat gebeurt op verzoek van de in- stellingen als licentiehouder van de software. De specificaties voor de aanpassingen worden ont- leend aan de nieuwe bekostigingssystematiek zoals die in augustus op hoofdlijnen bekend wordt. Of in het migratiepad gebruik gemaakt wordt van schaduwdraaien dan wel van een een- malige conversie moet tegen die tijd op zijn eigen merites worden bekeken. In de veranderingen rond 1 april 2003 is met profijt gebruik gemaakt van een tijdelijke dubbele informatiestroom, omdat in dit geval de voordelen opwogen tegen de nadelen. In dit stadium is het niet gewenst om één van de opties -geen dubbele registratiesystemen- bij voorbaat uit te sluiten. Over het migratiepad zal aan de hand van concrete voorstellen, die daarvoor zullen worden gemaakt, worden besloten.

3. Juiste condities voor ondernemerschap

Terecht wordt opgemerkt dat voldoende weerstandsvermogen een belangrijke voorwaarde is om in een concurrerende omgeving te opereren. Instellingen zelf zijn primair verantwoordelijk voor een goede bedrijfsvoering en een gezonde vermogenspositie. Om instellingen hierin te faciliteren is de oprichting van het Waarborgfonds Zorg door VWS ondersteund. Daarnaast staat de over- heid uiteindelijk zelfs garant voor het Waarborgfonds (achterborg). Door de borging kunnen in- stellingen hun kredietwaardigheid belangrijk versterken. Het is dan goed te merken dat een steeds groter aantal instellingen zich bij het Wfz aansluiten. Daarnaast is om dezelfde redenen besloten de CTG beleidsregel inzake de inflatievergoeding voor het eigen vermogen goed te keu- ren.
De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) is bezig met een onderzoek naar de AWBZ. Een van de doelstellingen van dit onderzoek is te beoordelen of in de AWBZ-sector NMa-optreden mogelijk is in geval van kartelvorming, misbruik van economische machtspositie en fusie-voorne- mens. Op korte termijn zal de NMa een zogenaamd consultatiedocument publiceren waarin zij de voorlopige bevindingen van het onderzoek weergeeft. Na een korte consultatieronde legt de NMa haar conclusies ten aanzien van de AWBZ vast in richtsnoeren. Deze richtsnoeren zal de NMa benutten bij het handhaven van de Mededingingswet in deze sector.

4. Pakketneutrale operatie: waarborgen `oude aanspraken'

Voor wat betreft de collectieve preventie: de activiteiten en kosten die gemoeid zijn onderwerp van het KPMG onderzoek. Bij de besluitvorming over het onderzoek zal ook worden bekeken op welke wijze de bekostiging van collectieve preventie in de toekomst wordt vormgegeven.

U merkt op dat in een functiegericht systeem de cohesie in de zorg minder wordt. In de toelich- ting bij het Besluit zorgaanspraken is aangegeven dat de verzekerde in een functiegericht sys- teem zelf kan beslissen over de manier waarop het beste in zijn door het indicatieorgaan vastge- stelde zorgbehoefte kan worden voorzien. Het is de verzekerde zelf die beslist of hij zich voor het verkrijgen van de zorg tot één of meer aanbieders wendt. Het ligt in de rede dat naarmate



---

iemand minder geneigd is zelf de regie en de coördinatie te voeren, hij zijn zorg bij één aanbieder zal afnemen die het hele voor hem geïndiceerde zorgpakket kan leveren. Vanuit de optiek van de zorgaanbieder biedt de functiegerichte benadering juist de mogelijkheid beter in te spelen op de vraag van de cliënt en de zorgarrangementen daarop af te stemmen.

Zoals terecht in de brief is aangegeven, is de modernisering van de AWBZ een pakketneutrale operatie. Bij de uitwerking van het Besluit Zorgaanspraken was het startpunt handhaving van het huidige zorgaanbod. De gesignaleerde pakketbeperking -als daar sprake van is- is dan ook niet beoogd. In overleg tussen koepels, CVZ en VWS kan dit punt nader worden besproken en bekeken of aanpassing van de regelgeving noodzakelijk is. Activerende begeleiding is inderdaad met name voor jong dementerenden van belang. Deze functie werd in het verleden vooral in de gehandicaptenzorg geboden. Met de ontschotting per 1 april 2003 staat nu niets meer in de weg om deze functie waar relevant aan dementerenden te leveren. RIO's kunnen hiertoe -nogmaals waar relevant- indiceren.

5. Samenhangende zorg/extramuralisering en preventie

Voorzieningen als extramurale projecten, bekostiging van onplanbare 24-uurs besschikbaarheid, voldoende welzijnsvoorzieningen, preventieve zorg en continuering van ondelinge dienstverlening vormen belangrijke voorwaarden om ervoor te zorgen dat zorgbehoevenden zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving danwel een daartoe aangepaste eigen omgeving moeten kun- nen (blijven) wonen.
Reeds eerder is schriftelijk meegedeeld, dat de omissie die per 1 april 2003 is ontstaan in de bekostiging van de zorginfrastructuur wordt hersteld. Dat zal geschieden middels een CTG be- leidsregel die zo spoedig mogelijk en met terugwerkende kracht tot 1 april 2003 in werking zal treden. Er is dus geen reden om initiatieven op dit vlak te staken. De kapitaallasten van de zorg- infrastructuur blijven in ieder geval zolang geen nadere regeling wordt getroffen deel uitmaken van de nacalculeerbare kapitaallasten in het budget van de instelling. Materieel wordt de situatie van voor 1 april jl. gehandhaafd en blijft dus hetzelfde mogelijk. De bekostiging van de 24-uurs beschikbaarheid kan op dit moment goed uit de instellingsbud- getten worden bekostigd. In het kader van een functiegerichte bekostiging zal rekening worden gehouden met de hiermee verbonden kosten. Over de precieze modaliteit ervan (zie antwoord bekostiging) is nog geen beslissing genomen. Die beslissing loopt mee in het algemene invoe- ringstraject van de functiegerichte bekostiging waarover in augustus het plan van aanpak wordt gepresenteerd.
Voor een verantwoorde extramuralisering is het belangrijk dat er voldoende welzijnsvoorzienin- gen zijn. Hier loopt een lange en een korte termijn spoor. Ten principale horen de welzijnsvoor- zieningen thuis in het lokale domein en maken deze geen deel uit van verzekerde aanspraken op grond van de AWBZ. Op dit moment is de situatie historisch gegroeid diffuus. De hotel- en wel- zijnsfuncties in de AWBZ maken onlosmakelijk deel uit van de verblijfsindicatie. Adequate oplos- singen voor zelfstandig wonen voor traditioneel intramuraal geïndiceerden komen daardoor moei- lijker tot stand omdat er tevens een verschuiving in de financiering naar het gemeentelijk domein plaatsvindt. In het kader van de ontwikkeling van een Dienstenwet moet er een heldere verant- woordelijkheidsverdeling en daarbijbehorende financiering komen, waarbij de lokale verantwoor- delijkheid uitgangspunt is. Voor de korte termijn zal de subsidieregeling extramurale dienstverle- ning soelaas moeten bieden. De middelen daarvoor zijn beperkt zijn en gelet op de problema- tiek van de rijksfinanciën op dit moment, zijn er geen mogelijkheden om tot substantiële uitbrei- ding te komen. In het kader van de regionale wachtlijstaanpak -waarover op dit moment in ver- schillende regio's afspraken worden gemaakt- kan flexibel worden omgegaan met de inzet van middelen bij extramurale oplossingen voor verblijfs-geïndiceerden.



---

6. Terugdringen bureaucratie: efficiënte indicatiestelling en zorgregistratie

In het Zorgindicatiebesluit (artikel 7) is geregeld dat bij het indicatieonderzoek zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van reeds beschikbare gegevens en dat -indien daartoe aanleiding be- staat- behandelende beroepsbeoefenaren van de zorgvrager worden geraadpleegd. Toestemming van de aanvrager is daarbij vereist. Doel is te voorkomen dat dezelfde informatie onnodig meer- malen wordt verzameld. Vereenvoudiging van indicatieprocedures wordt waar mogelijk gereali- seerd. Momenteel wordt in een modeltraject onderzocht of de indicaties voor een aantal een- voudige en eenduidige zorgvragen kunnen worden gestandaardiseerd, zodat er geen afzonderlijk onderzoek nodig is en het indicatiebesluit direct kan worden verstrekt. Uiteraard zal steekproefs- gewijs controle moeten plaatsvinden. Cliënten die vinden dat deze gestandaardiseerde indicatie niet passend is, kunnen alsnog een indicatieonderzoek aanvragen. Door deze werkwijze blijft het besluitkarakter van de indicatie in stand en houden cliënten de mogelijkheid bezwaar en beroep aan te tekenen tegen een besluit. De keuze voor het bij de indicatiestelling versterken van de rechtspositie van de cliënt in de zorg brengt weliswaar een zekere bureaucratie met zich mee, maar waar mogelijk moet die worden beperkt.

Mandatering is ook één van de instrumenten van de indicatieorganen om eenvoudige indicaties snel en efficiënt uit te voeren. Dat laat onverlet de volledige verantwoordelijkheid van het indica- tieorgaan gegeven genoemde besluitkarakter van de indicatie. In het kader van de bureaucratie brengt mandatering een verzwaring van administratieve lasten met zich mee, omdat de geman- dateerde aan alle eisen en voorwaarden moet voldoen, waaraan de mandaatverlener is gehouden en de mandaatverlener zich moet vergewissen van het naar behoren door gemandateerde uitvoe- ren van de regels. Deze afspraken worden in een mandaatovereenkomst vastgelegd. Dit laat on- verlet dat het uit oogpunt van klantvriendelijkheid goed kan zijn dat een RIO mandaat verleent. Een bevoegdheid die ten allen tijde ligt bij het orgaan waaraan de taak is opgedragen.

In het licht van het voorgaande past het niet voor bepaalde aanspraken of onderdelen daarvan de indicatie achterwege te laten. Naast de hiervoor genoemde alternatieve mogelijkheden biedt het Zorgindicatiebesluit ook mogelijkheden om snel zorg te leveren voorafgaande aan de indica- tiestelling of na een verkorte en eenvoudige procedure. De noodzaak voor een indicatiebesluit geldt dus ook voor het leveren van de functies ondersteunende begeleiding of activerende bege- leiding zoals genoemd in het Besluit zorgaanspraken AWBZ, tenzij deze activiteiten onderdeel zijn van het verblijf in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg gedurende de eerste 365 dagen.

Door CVZ en VWS is veel geïnvesteerd in een zo helder mogelijk onderscheid tussen onder- steunende begeleiding, activerende begeleiding en behandeling. Voor de GGZ is op basis van onderzoek van het Trimbos-instituut en aan de hand van een aantal concrete produkten vastge- legd wanneer een RIO-indicatie nodig is en wanneer niet. Daarbij is voor de GGZ (impliciet) als één van de uitgangspunten gehanteerd dat geheel op curatie gerichte producten (c.q. groten- deels functie behandeling) geen RIO-indicatie vereisen. Dit mede in het perspectief van de over- heveling van de curatieve delen uit de AWBZ.
Voor behandeling op grond van een psychiatrische zorg is geen indicatie nodig. Welke activitei- ten of combinatie van activiteiten worden beschouwd als behorend tot de functie behandeling wordt met name bepaald door de aard (medisch-specialistisch, gedragswetenschappelijk of spe- cialistisch-paramedisch) en de gerichtheid (gericht op herstel of voorkoming van verergering) van die activiteiten, zoals aangegeven in artikel 8 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ. Een activi- teit kan afhankelijk van de aard, de gerichtheid of degene die de activiteit aanbiedt in de ene si- tuatie behoren tot behandeling en in een andere situatie tot de invulling van een van de begelei- dingsfuncties.

Uit verschillende hoofde voeren instellingen registraties en administraties. De Wet op de Ge- neeskundige Behandelovereenkomst ziet toe op de patiënten/cliënten administratie,



---

het Burgerlijk Wetboek stelt eisen aan uw financiële adminstratie, in de UVO's zijn eveneens verplichtingen op dit vlak overeengekomen. De AWBZ brengt met zich mee dat eigen bijdragen worden geïnd en verantwoording afgelegd. Tot op heden is dit samenstel aan administratieve verplichtingen wel als belastend ervaren, maar op zichzelf niet als onduidelijk. De veranderingen in de registraties/administraties in relatie tot de modernisering hebben vooral betrekking op de functiegerichte bekostiging en de eigen bijdrage regeling. De vraag naar dubbele registratie is in deze bijlage al eerder beantwoord. Ter ondersteuning van het ondernemerschap zullen instellin- gen zelf ook wensen hebben ten aanzien van hun administratieve toerusting en inrichting. In het kader van de modernisering wordt gestimuleerd dat zorgaanbieders daarin zelf het initiatief ne- men in het kader van de eigen verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering. Branche-organisa- ties kunnen in dit proces ongetwijfeld een stimulerende rol vervullen. Bij de invoering van de Zorgregistratie gaat het voor de instellingen vooral om het berichtenver- keer. Op 5 juni 2003 is aan aanbieders gepresenteerd om welke berichten het gaat. Dit is een minimale gegevensset om de lokale keten RIO-zorgkantoor-zorgaanbieder gecoördineerd te laten functioneren. De berichten zijn niet allemaal nieuw, er is voortgebouwd op het berichtenverkeer dat in fase 2 AZR met medewerking van veel instellingen op gang is gebracht. Voor de imple- mentatie van fase 3 AZR wordt een periode van zes maanden in acht genomen met daarenbo- ven een overgangsperiode van zes maanden. In concreto wordt aan zorginstellingen gevraagd om tussen 1 januari 2004 en 1 juli 2004 de software zodanig aan te (doen) passen of aan te vullen dat bedoelde berichten kunnen worden uitgewisseld. Dit maakt het mogelijk het voorne- men te operationaliseren om het gebruik van papieren formulieren in de AWBZ zo veel als moge- lijk te vervangen door elektronische berichtenuitwisseling. Het CVZ is in deze bevoegd en licht op dit moment het zogenoemde BZ-formularia door op vervangingsmogelijkheden. Dit is een goede gelegenheid om de administratieve lastendruk te verminderen en de kwaliteit van de ge- gevensuitwisseling te verbeteren.

7. Verdere doorvoering deregulering in de bouw

Het boekwaardeprobleem kan zich alleen voordoen waar daadwerkelijk sprake is van transforma- tie initiatieven. Ook dan blijken er in veel gevallen oplossingen te zijn door bijvoorbeeld de inzet van grond als ruilobject in een bredere transactie met gemeenten of ontwikkelaars. Ook blijken woningcorporaties onrendabele delen voor hun rekening te willen nemen vanuit hun maatschap- pelijke verantwoordelijkheid. Door het RIGO uitgevoerd onderzoek in een aantal concrete geval- len bevestigt dat. Of sprake is van een boekwaardeprobleem is zeer situationeel bepaald. In ge- nerieke zin is er in ieder geval geen sprake van. Van het stagneren van de sector is gegeven het voorgaande dan ook geen sprake. Het is zeker niet de bedoeling om generiek middelen voor de oplossing van boekwaardeproblemen ter beschikking te stellen en dus ook niet om conform het Rapport Steen der Wijzen 800 miljoen euro in een fonds te storten. Wel is het mogelijk om in het kader van de eerder genoemde flexibele inzet van middelen in de eerdergenoemde regionale aanpak, waar transformaties een belangrijk deel van uitmaken, in bijzondere situaties en in over- leg met het College Bouw en het CTG naar maatwerkoplossingen te kijken.

8. Noodzakelijke ICT-ondersteuning

Een toereikend niveau van ICT zal zorgaanbieders helpen bij het voeren van de administratie en het berichtenverkeer. Middels de tarieven is aan instellingen de mogelijkheid gegeven om hier in- vulling aan te geven. Uit onderzoek blijkt dat sommige werksoorten zoals de thuiszorg hier- in zeer wel geslaagd zijn. Uit het feit dat in het verleden geen prestatie-eisen zijn gesteld bij het toekennen van de beheercomponent in uw financiering, volgt niet dat de verantwoordelijkheid voor het ICT niveau van instellingen daarmee bij de landelijke overheid is komen te liggen. ICT- voorzieningen liggen in de sfeer van de eigen bedrijfsvoering, waavoor instellingen gefaciliteerd zijn en verder vrijgelaten, maar die evengoed wel op orde hoort te zijn.




---- --