Ministerie van Buitenlandse Zaken

Nr. 28880-48

Lijst van vragen

Vastgesteld

Jaarverslag 2002 van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft naar aanleiding het Jaarverslag 2002 van het ministerie van Buitenlandse Zaken de navolgende vragen aan de regering gesteld.

Kamerstuknummer : 28880-48

Vragen aan : Regering

Commissie : Buitenlandse Zaken


- Nr

Vraag

Blz

van

tot


---


a. Klopt het dat in dit jaarverslag de gebruikelijke informatie ontbreekt over:


- Het totale beschikbare ODA-budget over 2002, en de opbouw ervan;

- De realisatie van de ODA en non-ODA als percentage van het BNP;

- De onder- of overbestedingen daarbij en de mate waarin die via de
afspraken over het flexibel begrotingsbeheer zijn door te schuiven naar

toekomstige begrotingsjaren?

b. Zo ja, waarom is besloten die relevante informatie niet (meer) in dit kader te verschaffen?

c. Kan deze informatie alsnog verstrekt worden op een wijze zoals die in voorgaande jaren gebruikelijk was?

(Antwoord a t/m c)

Dit jaar is gekozen voor een licht gewijzigde structuur van het HGIS-Jaarverslag. Ook het inleidende hoofdstuk 'De HGIS op hoofdlijnen' is aangepast. Daarbij is de tabel waar deze vraag aan refereert komen te vervallen. Volgend jaar zal de tabel weer opgenomen worden. Voor uw informatie is deze hier alsnog:

Netto ODA prestatie 2002 (x1.000)

Totale ODA-bestedingen 3.828.301

Minus: feitelijke aflossingen 184.388

Minus: diverse ontvangsten ODA 46.770

Totale zuivere ODA 3.597.143

BNP raming 2002 in CEP 2003 436.990
(in miljarden)

Als % van het BNP 0,82%

Uit de tabel blijkt dat ODA-realisatie 0,82% van het BNP is geweest in 2002. De non-ODA realisatie kwam uit op 0,31% van het BNP in 2002. De onder- en overbestedingen op ODA en non-ODA vallen onder het eindejaarsregime van de HGIS, waarbij middelen in het kader van de afspraken over flexibel begrotingsbeheer kunnen worden doorgeschoven naar volgende begrotingsjaren


---


---


Onder welk(e) beleidsthema('s) zijn de aan de ODA toegerekende schuldenkwijtscheldingen over 2002 opgenomen?

De kwijtscheldingen die uit ODA worden betaald of aan ODA worden toegerekend staan onder beleidsthema 6 'Bilaterale Ontwikkelingssamenwerking'; EUR 85 mln uit 6.3 'Macro-georienteerde programmahulp' en EUR 285 mln uit 'Toerekening EKI'.

Kan hiervan alsnog separaat een algemeen overzicht verstrekt worden waarin specificaties zijn opgenomen over:


-Het land dat de schulden kwijtgescholden krijgt;
Graag verwijs ik u naar de programmahulpbrief 2002, die u op 16 april jl. is toegegaan. Hierin wordt aangegeven aan welke landen kwijtschelding van exportkredietverzekeringschulden is gegeven en wordt hierop een uitgebreide toelichting gegeven. Bijlage 3 uit deze programmahulpbrief is bijgevoegd.


- Soort schuld en de opbouw ervan (waarbij onderscheid gemaakt wordt
naar aflossings- en rentebetalingsachterstand);

De kwijtgescholden schuld vloeit voort uit vorderingen op grond van herverzekerde exportkredieten en betreft kwijtschelding van jaarlijkse rente- en aflossingverplichtingen (schuldendienst), dan wel van (een deel van) de hoofdsom. Gekapitaliseerde achterstalligheidsrente maakt deel uit van de hoofdsom.

Een specificatie van de kwijtschelding van exportkredietschulden in aflossingen- en rentebetalingsachterstanden zal u nog separaat worden toegestuurd.


- Het (internationale) kader waarbinnen overeenstemming bereikt is over
de specifieke kwijtschelding;

In de Club van Parijs worden beslissingen genomen over de kwijtschelding van onder meer exportkredietschulden. In het geval van landen die het Heavily Indebted Poor Countries initiatief doorlopen, heeft Nederland besloten de kwijtschelding in specifieke gevallen op te hogen. U bent hierover geïnformeerd in kamerbrief 26 234 van 23 mei 2000.


- De wijze en omvang waarop een garantie op de ontstane schuld reeds
gefinancierd of anderszins gedekt was;

De betreffende schuldkwijtscheldingen vloeien voort uit herverzekerde exportkredieten. Het betreft exportkredietverzekeringen die zijn verleend door Gerling-NCM en waarop het ministerie van Financien staatsgarantie heeft verleend. In het geval de verzekering wordt ingeroepen, keert Gerling-NCM het schadebedrag (minus het eigen risicodeel) uit aan de verzekerde. Het ministerie van Financien keert Gerling-NCM vervolgens voor hetzelfde bedrag een schadevergoeding uit. Verzekerde draagt de volledige vordering over aan Gerling-NCM, die deze ten laste (in lastgeving) houdt voor de Staat.


- Of het wel of niet gaat om de garantie op transacties, die vooraf
getoetst zijn op hun OS-relevantie.

Herverzekering van deze exportkredieten heeft plaatsgevonden op grond van de daarvoor gestelde beleidscriteria. Voor zover deze exportkredieten gekoppeld waren aan andere financieringsfaciliteiten op grond van ontwikkelingssamenwerking, zoals ORET-subsidies,heeft een expliciete toetsing op OS-relevantie plaatsgevonden.


---


---


Welke kwantitatieve OS-doelstellingen om te komen tot een minimum uitgavenniveau voor bepaalde beleidsterreinen, zoals (basis)gezondheidszorg, (basis)onderwijs, milieubeleid en natuur, hebben de beide kabinetten die aan de regering waren over 2002 gehanteerd? Waarom wordt niet mede in het VBTB-kader in dit Jaarverslag helder en overzichtelijk aangegeven in hoeverre die kwantitatieve doelstellingen ook daadwerkelijk gehaald zijn? Kan een overzicht daarvan alsnog gegeven worden?

In de vorige kabinetsperiode introduceerde mijn voorganger naast enkele kwalitatieve doelstellingen de volgende doelstellingen die verband houden met de verdeling van de hulp (kwantitatieve doelstellingen): concentratie van de hulp op minder landen, voorkeur voor MOL's en Sub Sahara Afrika en meer programmahulp. De doelstelling om 0,1% van het BNP uit te trekken voor internationaal natuur en milieubeleid bleef bestaan. Deze afspraak vloeide voort uit de UNCED-conferentie in 1992. Op andere thematische doelstellingen (bijvoorbeeld bossen) werd niet meer actief gestuurd, maar slechts ex-post gerapporteerd. Actief sturen zou haaks staan op de vraaggerichte benadering. Ook vanuit VBTB-perspectief is sturen op kwantitatieve inputdoelstellingen minder wenselijk, omdat de VBTB-benadering zich concentreert op output en resultaten.

Eén en ander resulteerde in een zestal kwantitatieve doelstellingen, waarvan vijf ook daadwerkelijk bij de sturing richtinggevend waren;

Doelstellingen met ex ante sturing


1.Concentratie van de hulp op minder landen ­ Gerealiseerd ( zie pagina 44);


2.50% van de bilaterale hulp naar Sub Sahara Afrika ­ realisatie 48%;


3.0,25 procent van het BNP voor de Minst Ontwikkelde Landen (MOL's) ­ realisatie 0,34%;

4.Verhoging aandeel programmahulp ­ Gerealiseerd ( zie pagina 18);


5.0,1% procent van BNP voor internationaal natuur- en milieubeleid ­ realisatie 0,09% ( zie pagina 39).
Doelstellingen met uitsluitend ex post rapportage


1.Minimaal 50 mln. gulden (EUR 22,7 mln) voor tropische bossen ­ Ruimschoots gerealiseerd (zie pagina 39).

In 2002 kwam hier een zevende doelstelling bij om de uitgaven voor onderwijs te laten stijgen tot 15% in 2005. In 2002 is 9,4% gerealiseerd.


---


---

Wat wordt precies bedoeld (zowel procentueel als in absolute bedragen) met "er vond een hogere toerekening plaats van EU-programma's" (onder "EU-fondsen")? Wie heeft een dergelijk besluit daartoe genomen? Wanneer is de Kamer hier eerder over geïnformeerd? Om welke programma's gaat het precies?

De raming voor EU-programma's ten laste van HGIS-ODA (EOF uitgezonderd) betrof 176,611 mln euro. De daadwerkelijke realisatie betrof 213, 311 mln euro. Een stijging van ruim 20%. Dit is te verklaren uit hogere realisatiecijfers van de Europese Commissie. De Commissie voert de EU begroting uit. Krachtens het Eigen Middelen Besluit (dat door de Tweede Kamer is goedgekeurd) zijn lidstaten verplicht bij te dragen aan de EU-begroting. Het betreft hier alle programma's uit Categorie IV van de EU-begroting (extern beleid): o.m. TACIS (staten van de vml. Sovjet Unie), CARDS (Westelijke Balkan), MEDA (Middellandse Zee), ALA (Azië en Latijns Amerika), Voedeselhulp en ECHO (noodhulp).


---


---

Kan inzake de toerekening aan ODA van de kosten van opvang asielzoekers het volgende cijfermatige overzicht over 2002 verschaft worden:

a.Aantal asielzoekers dat hiervoor gedurende de 1e-jaars-opvang in aanmerking kwam (absoluut en als percentage);

Volgens de opgave van het ministerie van Justitie waren in 2002 circa 17.700 (22% van het totaal aantal asielzoekers in opvang) asielzoekers in het eerste jaar van opvang.

b.De (gemiddelde) kosten per asielzoeker die doorberekend zijn;

c.Of het hier reële kosten of nog steeds een aangenomen fictief bedrag betreft;

De verrekeningsafspraak tussen het ministerie van Justitie en het ministerie van Buitenlandse Zaken is gebaseerd op de geraamde instroom ten tijde van de voorjaars- en najaarsnota. De verrekening is mede gebaseerd op een raming van de gemiddelde kosten per asielzoeker die zijn gemaakt in 2001 (geïndexeerd voor loon- en prijsontwikkeling).

d.De uitgaven afgezet tegen de oorspronkelijke raming van de uitgaven voor deze post.

Volgens de begroting van 2002 is hiervoor initieel EUR 167,3 mln geraamd. In verband met een lagere instroom van asielzoekers is uiteindelijk in 2002 EUR 89,1 mln overgemaakt aan het ministerie van Justitie.


---


---

Als het gehanteerde principe van "payment on delivery" en de (vertragende) gevolgen daarvan niet nieuw zijn, welke algemene oorzaken kunnen dan (aanvullend) aangevoerd worden voor de jarenlang herhaalde substantiële onderbesteding op het terrein van internationaal milieubeleid?

De onderuitputting bij de uitgaven van CDM wordt veroorzaakt door het principe van "payment on delivery" en de (vertragende) gevolgen daarvan. Er zijn geen aanvullende algemene oorzaken. In 2002 en 2003 zijn overeenkomsten gesloten met uitvoeringsorganisaties op basis waarvan projecten worden ontwikkeld waarvoor VROM in latere jaren (vanaf 2004) uitgaven zal doen. Het tempo waarin deze projecten van de grond komen en daarmee het moment waarop substantiële betalingen zullen moeten worden gedaan, is met enige onzekerheid omgeven. De uitvoeringsorganisaties verstrekken thans voortgangsrapportages aan de hand waarvan een betere inschatting kan worden gemaakt van de benodigde budgetten per jaar. Bij miljoenennota 2004 zal een meerjarige herschikking van de CDM-budgetten plaatsvinden waardoor de budgetten beter zullen aansluiten op de daadwerkelijke uitgaven.


---


---

Hoe wordt de effectiviteit van de Nederlandse inzet bij de vredesoperaties gemeten? Kan nader ingegaan worden op de algehele strategie die Nederland kiest en beoogt in het kader van de vredesoperaties en een antwoord worden gegeven op de vraag wat de vredesoperaties daadwerkelijk tot stand brengen; worden bijvoorbeeld ook de ambassades in de betreffende landen hierbij betrokken en berichten zij hierover in hun jaarplannen?

De beslissing tot deelneming aan een militaire operatie door middel van de inzet van Nederlandse militaire eenheden wordt genomen aan de hand van de elementen van het Toetsingskader 2001. Daarin zit onder meer de vraag besloten wat de gehele operatie, waaraan Nederland een bijdrage levert, beoogt. Vaak heeft de operatie tot doel de stabilisering van een voormalig conflictgebied. De Nederlandse deelneming hieraan dient derhalve onder meer de bevordering van de internationale rechtsorde en / of humanitaire hulpverlening in het geval van een gewapend conflict. Daarbij wordt in beginsel zoveel als mogelijk geprobeerd specifieke Nederlandse expertise in te zetten.

Tijdens de operatie en na afloop ervan wordt het verloop van de operatie in het algemeen en de Nederlandse rol erin in het bijzonder geëvalueerd, wederom met gebruikmaking van de elementen van het Toetsingskader 2001 afgezet tegen de eerdere invulling die tot het besluit tot deelneming heeft geleid. Deze evaluaties worden met het Parlement gedeeld en door de Regering met de Tweede Kamer besproken.

Voor zover ambassades in het operatiegebied betrokken zijn, maken zij melding daarvan in hun jaarplannen en jaarverslagen. Zo hebben bijvoorbeeld verschillende ambassades een rol gespeeld bij de financiering van CIMIC-projecten die werden uitgevoerd door uitgezonden Nederlandse militaire eenheden. Ook ondersteunen de ambassades de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie met informatie uit het operatiegebied. Het besluit tot deelname aan een militaire operatie wordt (conform het Toetsingskader 2001) mede gemaakt aan de hand van de politieke en veiligheidssituatie in het land van ontplooiing. Informatie hierover wordt verkregen met behulp van de Nederlandse vertegenwoordigingen in de regio en bij multilaterale organisaties.


---


---

Wat is de 'joint implementation (EZ 4.30) precies? Waarom is deze zoveel lager uitgevallen in 2002?

Joint Implementation is één van de zogenoemde flexibele mechanismen die Nederland gebruikt om haar doelstelling onder het Kyoto Protocol het realiseren. Via dit mechanisme koopt Nederland projectgebonden reductie van de uitstoot van broeikasgassen, die wordt gegenereerd in andere landen met een Kyoto-doelstelling.

De verplichtingen voor Joint Implementation worden later aangegaan dan oorspronkelijk geraamd en leiden pas in latere jaren tot betaling; gedeeltelijk via vooruitbetaling en gedeeltelijk via betaling bij levering. Dat gaat ook op voor de verplichtingen die in 2002 zijn aangegaan. De inzet bij betalingen is om zo weinig mogelijk vooruit te betalen en zoveel mogelijk pas bij daadwerkelijke levering van de CO2-reducties te betalen. Dit verklaart het verschil tussen begroting en realisatie in 2002.


---


---

Onder welke begrotingsonderdelen vallen de uitgaven die ter bestrijding van terrorisme zijn gedaan?

Nederland gaf uitvoering aan het EU actieplan tegen terrorisme en het Nationaal Actieplan tegen Terrorisme en veiligheid. Deze activiteiten vallen onder beleidsthema 1 'internationale ordening' (pag. 7) hier zijn echter geen uitgaven meegemoeid. De uitgaven voor de Nederlandse militaire bijdrage aan de strijd tegen het terrorisme worden gefinancierd uit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), non-ODA deel, post Vredesoperaties.


---


10

Kan een overzicht verstrekt worden van de uitgaven gedaan in het kader van 'Vrede, veiligheid en conflictbeheersing', uitgesplitst met betrekking tot de verschillende vredesoperaties en ook uitgesplitst naar de uitgaven per departement? Welke uitgaven vallen wel en welke niet onder ODA?

De additionele kosten van vredesoperaties staan op de begroting van Defensie. In 2002 betrof het de volgende operaties:

De uitgaven onder beleidsthema 'Vrede, veiligheid en conflictbeheersing' worden in de budgettaire tabel uitgesplitst naar departement (zie p.9 van het HGIS-Jaarverslag). Een klein deel van de uitgaven voor vredesoperaties valt onder ODA. Van de uitgaven voor de Europese Politie Macht kwalificeerde EUR 1,2 mln als ODA.


---


---

Wat is de reden dat de post 'Speciale Multilaterale Activiteiten IFI's' verminderd is met een bedrag van 5,3 miljoen euro? Betreft dit een onderuitputting en heeft deze vermindering een structureel karakter?

De vermindering van uitgaven onder deze post (4,76 mln euro in plaats van de begrote 10,1 mln euro) heeft geen structureel karakter maar is vooral te wijten aan tragere uitputting dan voorzien. Ten eerste werd bij het opstellen van de begroting 2002 gebruik gemaakt van ramingen van najaar 2001 op basis van toenmalige doorlopende verplichtingen. Begin 2002 bleek dat de raming voor 'Speciale Multilaterale Activiteiten IFI's (10,1 mln euro) voor 2002 moest worden bijgesteld tot 7,65 mln euro vanwege tragere uitputting van verschillende bijdragen en het niet-verlengen van een EBRD-activiteit (europese bank voor wederopbouw en ontwikkeling). Ten tweede verliep de uitputting van middelen voor verschillende activiteiten nog eens minder snel dan in de begroting voor 2002 (7,65 mln euro) was weergegeven. Hierdoor werden uitgaven voor de betreffende activiteiten t.w.v. circa 5 mln euro doorgeschoven naar 2003. Dit creëerde ruimte voor een bijdrage aan het IMF fonds voor post-conflictlanden van circa 2 mln euro, die oorspronkelijk niet was voorzien. Derhalve werd 4,76 mln euro gerealiseerd.

23


12

Wat is de reden dat de post 'Multilaterale Ontwikkelingsbanken en -fondsen' met 23,5 miljoen euro is teruggebracht? Betreft dit een onderuitputting en heeft deze vermindering een structureel karakter?

Het totaal van de geraamde uitgaven aan multilaterale ontwikkelingsbanken en ­fondsen was bij vaststelling van de begroting 2002 in september 2001 EUR 176,8 mln. De gemelde mutatie à EUR 23,6 mln is volledig terug te voeren op een in december 2001 uitgevoerde 'kasschuif' ­ het eerder uitvoeren van een betalingsverplichting ­ aan de Internationale Ontwikkelingsassociatie (IDA) van de Wereldbank. Als gevolg van het uitvoeren van de kasschuif vielen de Nederlandse betalingsverplichtingen aan IDA in 2002 lager uit. Deze mutatie is eerder aan de Kamer gemeld bij de Voorjaarsnota. Het betreft geen onderuitputting en heeft geen structureel karakter.

23


13

De realisatie van beleidsonderdeel 10 is veel hoger uitgevallen dan de begroting. Welke geoperationaliseerde doelstellingen en resultaten hebben hieraan bijgedragen?

In de 1e en 2e Suppletore Begroting 2002 is het budget reeds met respectievelijk ¤ 34 en 27 miljoen verhoogd, tot een totaal van ¤ 105 miljoen. De realisatie in 2002 bedraagt ¤ 100 miljoen, weliswaar fors hoger dan de eerste begroting (van ¤ 44 miljoen), maar lager dan de 2e Suppletore Begroting. De overheveling naar artikel 10.4 vond plaats lastens artikel 6.2 en betekende dus een verschuiving van het bilaterale programma naar het particuliere programma.

De gerealiseerde budgetoverschrijdingen zijn ten behoeve van sociale ontwikkeling (onder meer reproductieve gezondheidszorg in Afrika), milieu (onder andere voorbereidingstrajecten van de Zesde Conferentie van partijen bij de Biodiversiteitsconventie), thematische medefinanciering (voorschotten voor 2003), de projecten Monitoring en Evaluatie, Sectorale Benadering, 300 jaar Ghana en de film 'Faces of Poverty'.

Daarnaast is van belang dat, conform de aanbeveling van het IBO, Technische Assistentie SNV is losgemaakt van het ministerie. SNV is sinds 2002 juridisch onafhankelijk en gedurende 2002 heeft de verdere materiele en financiële ontvlechting plaatsgevonden. Met SNV bestaat nu een subsidierelatie, waarin opgenomen de indertijd verborgen kosten die door Buitenlandse Zaken werden betaald, zoals de huur van gebouwen, communicatiekosten, verzekeringen, bedrijfsvoering, automatisering etc. De thans zichtbare financiering van indertijd verborgen kosten en de kosten in verband met de ontvlechting waren nog niet opgenomen in de vastgestelde begroting voor 2002. Het gaat hierbij met name om de volgende kosten: ontvlechting (bijna ¤ 1 miljoen), alternatief NEDECO regeling ( ¤ 1.9 miljoen) en herpositionerings- en frictiekosten (¤ 5.3 miljoen).

25


14

Kan aangegeven worden welke 'speciale activiteiten' met betrekking tot samenwerking met maatschappelijke organisaties de realisatie in 2002 zoveel hoger hebben doen uitvallen dan de begroting?

Zie antwoord bij vraag 13

25


15

De realisatie van beleidsthema 12 'samenwerking met het bedrijfsleven' is in 2002 veel lager uitgevallen dan de begroting. Wat zijn de redenen hiervoor geweest? Is het mogelijk dit per beleidsonderdeel van thema 12 aan te geven?

De lagere realisatie bij beleidsthema 12 is met name toe te schrijven aan het ORET/MILIEV-programma en het MOL-fonds. Een onderverdeling naar de drie sub-beleidsartikelen geeft het volgende beeld.

Bij sub-beleidsartikel 12.1 (Bedrijfslevenprogramma) is de realisatie ruim EUR 38 miljoen lager dan aanvankelijk begroot. Dit hangt met name samen met het ORET/MILIEV-programma. Bij de begroting 2002 was uitgegaan van EUR 104 miljoen aan uitgaven; de realisatie bedraagt ruim EUR 63 miljoen. Het verschil hangt samen met de wereldwijde economische teruggang in 2002 waardoor verschillende activiteiten zijn getemporiseerd en het opstarten van nieuwe activiteiten is uitgesteld. Bij de overige uitgaven onder artikel 12.1 (onder meer PSOM en PUM) is geen sprake van grote verschillen tussen begroting en uiteindelijke realisatie.

Bij sub-beleidsartikel 12.2 bedroeg de realisatie EUR 71 miljoen, terwijl bij de begroting 2002 nog van EUR 98,5 miljoen werd uitgegaan. Dit hangt met name samen met het MOL-fonds. In de begroting 2002 was uitgegaan van EUR 45 miljoen voor het MOL-fonds. De realisatie bedraagt ruim EUR 22 miljoen. Dit fonds is in 2002 gestart. Er waren weliswaar direct voldoende voorstellen in portefeuille, maar deze leidden niet direct tot het verwachte uitgavenniveau. Verder is bij sub-beleidsartikel 12.2 de beoogde subsidie (EUR 4,5 miljoen) aan het FMO-Kleinbedrijffonds niet toegekend vanwege de ruime liquiditeitspositie van dit fonds.

Bij sub-beleidsartikel 12.3 (CBI) is sprake van een realisatie die bijna EUR 6 miljoen hoger is dan aanvankelijk begroot. Van het CBI zijn meer activiteiten afgenomen dan aanvankelijk gepland. Daarnaast zijn de CBI-programma's duurder uitgevallen omdat deze steeds meer tailor made geworden zijn. Ook is de formatie van het CBI toegenomen.

28


16

Zijn de activiteiten ter verwezenlijking van de vergroting van de ondernemingscapaciteit de enige activiteiten in het bedrijfslevenprogramma (BZ 12.01) geweest? Zijn er nog andere (tegenvallende) activiteiten geweest? Zo ja, welke activiteiten of programma's waren dit?

De activiteiten ter vergroting van de ondernemingscapaciteit in 2002 betreffen met name PSOM, PUM en het programma Investeringsbevordering Technische Assistentie (IBTA). Deze activiteiten vallen begrotingstechnisch onder sub-beleidsartikel 12.1. Zoals hier boven bij de beantwoording van vraag 15 aangegeven is er geen sprake van grote verschillen bij deze programma's tussen begroting en uiteindelijke realisatie. De onderuitputting bij beleidsartikel 12.1 hangt met name samen met het ORET/MILIEV-programma; dit programma is bedoeld om de investeringscapaciteit in ontwikkelingslanden te bevorderen.

28


17

Is het vergroten van de investingscapaciteit de enige activiteit van de FMO om de particuliere sector in ontwikkelingslanden te ontwikkelen? Zijn er nog andere activiteiten van de FMO die de particuliere sector ontwikkelen? Zo ja, kan aangegeven worden welke dat zijn?

De FMO speelt een belangrijke rol bij de stimulering van de particuliere sector in ontwikkelingslanden; hierbij wordt beoogd om niet alleen de investeringscapaciteit in ontwikkelingslanden maar ook de ondernemingscapaciteit te vergroten. Hiertoe staan de FMO verschillende instrumenten ter beschikking. Naast de bijdrage in het FMO-Ontwikkelingsfonds ten behoeve van reguliere activiteiten (participaties en leningen) worden door Buitenlandse Zaken aan de FMO ook meerdere doelsubsidies verstrekt teneinde de FMO als financieringsloket in staat te stellen ontwikkelingsrelevante, maar zeer risicovolle investeringen te ondersteunen. Het gaat hierbij om lokale valutaleningen aan lokale banken ten behoeve van het lokale MKB (Kleinbedrijffonds), risicodragend kapitaal in lokale valuta voor startende ondernemers in met name Afrika (Seed Capital), risicodragend vermogen voor bestaande ondernemingen om investeringen van buitenlandse investeerders te matchen (NIMF) en investeringen in de sociaal-economische infrastructuur van de Minst Ontwikkelde Landen (MOL-fonds). Verder wordt onder mandaat van FMO/NIO de ondersteuning via de ORET/MILIEV-regeling uitgevoerd, die het voor ontwikkelingslanden mogelijk maakt commercieel niet-haalbare maar economisch renderende investeringen te doen in de fysieke en sociale infrastructuur, voor zover deze een Nederlandse importcomponent hebben. Tot slot voert de FMO ook het programma Investeringsbevordering en Technische Assistentie (IBTA) uit, dat zich met name richt op verbetering van de ondernemerscapaciteit van bedrijven in ontwikkelingslanden. De uitgaven aan het FMO vallen begrotingstechnisch onder sub-beleidsartikel 12.2, met uitzondering van het ORET/MILIEV-programma en IBTA die onder sub-beleidsartikel 12.1 vallen.

28


18

Waarom zijn de bedragen vermeld in bijlage 2 (Uitgaven ontwikkelingssamenwerking) onder het kopje 'Vrede, veiligheid en conflictbeheersing' niet begroot en waarom vallen deze bedragen hier onder ODA? Kan daarbij inzicht gegeven worden in de bedragen die in 2002 in totaal beschikbaar waren en hoeveel hiervan uitgegeven is?

Deze bedragen waren niet begroot omdat ze niet waren voorzien in de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking 2002. De additionele kosten van vredesoperaties worden gefinancierd uit de non-ODA HGIS-post vredesoperaties. Onlangs bleek, na consultatie van het OESO-DAC-secretariaat, dat bepaalde additionele kosten voor vredesoperaties, binnen de criteria van de OESO-Development Assistance Committee voor officiële ontwikkelingssamenwerking (Official Development Aid ­ ODA) vallen. Het betreft de inzet van Nederlandse functionarissen in de EU Politiemissie in Bosnië-Herzegovina.

39


19

Moet waar in bijlage 3 boven de tweede kolom staat het "Vermoedelijk beloop 2002" niet gelezen worden "Begroting 2002", zoals in alle andere overzichten?

Nee, 'Vermoedelijk beloop 2002' klopt. In de HGIS-nota 2003 werd in de extracomptabele staat Natuur en Milieu (bijlage 5) naast de ontwerpbegroting 2003 ook het vermoedelijk beloop 2002 gepresenteerd. Er is voor gekozen om deze laatst gepresenteerde raming in het HGIS jaarverslag op te nemen. Voor gegevens over de ontwerpbegroting 2002 verwijs ik naar de HGIS-nota 2002. Volgend jaar zullen beide gegevens worden gepresenteerd.

41


---