Ministerie van Buitenlandse Zaken

Tweede Kamer over Jaarverslag 2002, Slotwet 2002, HGIS Jaarverslag 2002, Rapport AR over financiële verantwoording, bijlage 1

Beantwoording vragen Tweede Kamer over Jaarverslag 2002, Slotwet 2002, HGIS Jaarverslag 2002, Rapport AR over financiële verantwoording, bijlage 1

Nr. 28880-10

Lijst van vragen

Vastgesteld

Jaarverslag 2002 van het ministerie van Buitenlandse Zaken

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft naar aanleiding het Jaarverslag 2002 van het ministerie van Buitenlandse Zaken de navolgende vragen aan de regering gesteld.

Kamerstuknummer : 28880-10

Vragen aan : Regering

Commissie : Buitenlandse Zaken

Nr

Vraag

Blz

van

tot


---


Hoeveel procent van de middelen op de OS-begroting ging in 2002 naar onderwijs?

In 2002 is 8.4% van de middelen op de OS begroting aan onderwijs (basic education en internationaal onderwijs) uitgegeven via het bilaterale en multilaterale kanaal (inclusief de macrosteun). Met inbegrip van het particuliere kanaal (het Medefinancierings Programma MFP) is 9.4% van de middelen van de OS-begroting aan onderwijs uitgegeven.


---


---


Wat heeft de regering gedaan om te voorkomen dat de gebeurtenissen op 11 september 2001 de aandacht afleidden van andere belangrijke zaken, zoals Cyprus, de World Trade Organization (WTO), National Missile Defence (NMD), enzovoort?

De gebeurtenissen van 11 september 2001 hebben onmiskenbaar een enorme impact gehad op de internationale verhoudingen. De regering heeft zich op velerlei gebieden ingezet, op nationaal en internationaal niveau, om een bijdrage te leveren aan de strijd tegen terrorisme. Daarnaast zet Nederland zich onverminderd in op andere beleidsterreinen, zoals het Midden-Oosten vredesproces, non-proliferatie, de problemen in de Grote Meren-regio en het bereiken van een oplossing voor het conflict op Cyprus, waarvoor in Nederland een bijeenkomst van de partijen met de SGVN heeft plaatsgevonden. Overigens blijft ook de bestrijding van het internationale terrorisme hoog op de agenda van de regering staan. Blijvende aandacht op dit punt is noodzakelijk, zoals de recente aanslagen in Saoedi-Arabië en Marokko eens te meer bewijzen.

13


---

Wordt de strijd tegen het internationaal terrorisme voldoende in overeenstemming gebracht met de strijd tegen de internationale criminaliteit?

In de strijd tegen terrorisme vormt, gezien het grensoverschrijdend karakter van het fenomeen, versterking van samenwerking tussen o.a. politie-diensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten een belangrijk onderdeel. Daarbij wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht bij bestaande vormen van samenwerking, die gebruikt worden bij de bestrijding van de internationale misdaad. Ook het instrumentarium dat wordt gebruikt, komt op veel punten overeen. Zo geldt het Europees aanhoudingsbevel, dat na 11 september 2001 versneld werd aangenomen, ook voor bepaalde misdrijven die een terroristisch karakter hebben.

13


---

Bewegen Bosnië en de Balkan zich naar een bevredigende eindsituatie?

In Bosnië en de andere landen van de Westelijke Balkan is de afgelopen jaren veel vooruitgang geboekt op het gebied van duurzame regeling van conflicten, opbouw en versterking van jonge democratieën, vestiging van de "Rule of Law" en terugkeer van vluchtelingen en ontheemden. Recente ontwikkelingen, met name de moord op de Servische premier Djindjic, hebben evenwel nog eens het belang aangetoond van blijvende internationale betrokkenheid en een geïntegreerde regionale aanpak van problemen. Dat geldt met name op het terrein van democratisering, respect voor mensenrechten en minderheden, samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal, aanpak van georganiseerde criminaliteit en corruptie, economische ontwikkeling en regionale veiligheid. Nederland zal hierin een rol blijven spelen door toenadering van deze landen tot Euro-Atlantische structuren te ondersteunen: v.w.b. de EU via het Stabilisatie- en Associatieproces, v.w.b de NAVO via het Membership Action Plan en Partnership for Peace. Nederland zal hierbij strikte handhaving van de overeengekomen conditionaliteiten blijven bepleiten.

16


---

De regering heeft in Afrika concreet en succesvol gewerkt aan een betere afstemming tussen conflictpreventie en armoedevermindering, zo staat in het jaarverslag vermeldt. Zimbabwe nam ten tijde van de behandeling van de begroting voor 2002 een prominente plaats in de politieke discussie. Hoe concreet en succesvol was het beleid voor Zimbabwe?

In de door u aangehaalde passage van de verantwoording wordt gedoeld op het feit dat de verschillende instrumenten van buitenlands beleid in nauwe samenhang met elkaar worden ingezet. Ook met betrekking tot Zimbabwe is dit de inzet geweest. Zimbabwe vormt echter een bijzonder geval in Afrika. Het land is reeds in 1999 van de lijst van structurele samenwerkingslanden gehaald. Nederland geeft sindsdien uitsluitend hulp via non-gouvernementele kanalen op het gebied van Goed Bestuur, Mensenrechten en Vredesopbouw. Op president Mugabe en leden van zijn regering zijn sinds de malversaties tijdens de verkiezingen van 2002 EU-sancties van toepassing, waaronder visa-restricties en bevriezing van tegoeden. De regering heeft zich met betrekking tot Zimbabwe hard gemaakt voor een handhaving van deze lijn, hetgeen, ondanks pogingen om de sancties af te zwakken, is gelukt. Zo is mede onder druk van Nederland de EU-Afrika bijeenkomst van staatshoofden in Lissabon uitgesteld, als uitvloeisel van een harde toepassing van de sancties. Tegelijkertijd heeft Nederland steun gegeven aan pogingen van Afrikaanse landen, waaronder Zuid-Afrika en Nigeria, om tot een oplossing van het conflict te komen.

17


---

Ten aanzien van de bevordering van de internationale rechtsorde worden een aantal belangrijke resultaten in 2002 vermeld. Kan de regering ook een lijstje geven van gebeurtenissen die de internationale rechtsorde hebben aangetast, zoals de onmogelijkheid binnen de EU tot concrete stappen te komen om een ernstige schender van het internationaal recht als Irak tot de orde te roepen? Of de onmogelijkheid het internationaal eens te worden over een definitie van terrorisme?

Als gebeurtenissen die de internationale rechtsorde hebben aangetast kunnen worden aangemerkt de aanhoudende terroristische aanslagen, zoals die op Bali in oktober 2002, de niet-naleving van afspraken inzake non-proliferatie van massavernietigingswapens door landen als Irak en Noord-Korea en de talloze gewelddadige conflicten en schendingen van mensenrechten wereldwijd.

Over een definitie van terrorisme bestaat in VN-verband, anders dan in EU-kader, geen overeenstemming. Belangrijker dan een dergelijke definitie acht de regering de overeenstemming over concrete maatregelen in de strijd tegen terrorisme, zoals bv. opgenomen in VNVR-resolutie 1373 op grond waarvan landen verplicht zijn de financiering van terroristische organisaties aan banden te leggen.

19


---

Hoe vallen de lager dan geraamde uitgaven ten behoeve van het Internationaal Strafhof te rijmen met de onverwacht voorspoedige inwerkingtreding (p. 20)?

De vertraging in de uitgaven voor het Internationaal Strafhof (ISH) werd reeds bij de eerste en tweede suppletore begroting voorzien en aangekondigd. In 2002 zijn uitgaven gedaan voor de tijdelijke huisvesting in de Arc, Maanweg 174 te Den Haag voor computers en een telefooncentrale voor de 100, in het Nederlandse bod toegezegde, werkplekken. Tevens is de verplichte contributie betaald voor de eerste 16 maanden van het ISH. In 2002 heeft de Task Force International Criminal Court zich ingezet voor de voorspoedige ratificering van het Statuut van Rome en implementatie van het statuut in de nationale wetgeving van de verdragspartijen via projecten gericht op voorlichting en technische assistentie.

In 2002 werden verplichtingen aangegaan ten behoeve van o.a. de huur van de Arc voor de komende 5 jaar, de aanschaf van meubels i.h.k.v. het Nederlandse bod voor 100 werkplekken, de vrijwillige contributie aan het ISH en de inhuur van een organisatiebureau voor de Inaugurele Zitting van de rechters. Doordat voor een flink bedrag verplichtingen zijn aangegaan die in 2002 nog niet tot uitgaven hebben geleid is er een groot verschil in de realisatie van verplichtingen en uitgaven.

De tijd die gepaard gaat met overleg met het ISH en met de aanbesteding heeft er toe geleid dat een aantal betalingen pas later beslag krijgen dan voorzien. Het hangt ook samen met de opbouwfase van het Hof. De werkzaamheden van het Hof zijn niet negatief beïnvloed.

31


---

De regering noemt aanpak tekortkomingen in capaciteiten een belangrijk resultaat in 2002 met betrekking tot de modernisering en aanpassing van de NAVO. Echter, het gaat hier met name om afspraken. Kan de regering ook aangeven welke concrete versterking en uitbreiding van de militaire capaciteit zich in 2002 heeft voorgedaan, met name op de tekortgebieden zoals transportcapaciteit? In hoeverre is voldaan aan het in de begroting van 2002 gestelde doel voor tijdige en volledige uitvoering van het Defense Capabilities Initiative (DCI)?

Het ter gelegenheid van de NAVO-top van Washington (april 1999) gelanceerde Defence Capabilities Initiative (DCI) ter verbetering van de militaire capaciteiten van de bondgenootschappelijke strijdkrachten heeft niet aan alle verwachtingen voldaan. Daarvoor bleek het aantal aandachtsgebieden (59) te groot te zijn en de implementatie te vrijblijvend. Niettemin heeft het DCI ertoe bijgedragen dat de NAVO bondgenoten zich in hun nationale defensieplanning meer zijn gaan toeleggen op kleinere maar beter ontplooibare, interoperabele strijdkrachten met voldoende gevechtskracht, voortzettingsvermogen en bevelvoeringscapaciteit. De meeste van de 59 DCI-aandachtsgebieden zijn inmiddels hetzij geïmplementeerd, hetzij opgenomen in de reguliere bondgenootschappelijke en nationale
defensieplanningsprocessen. De 16 aandachtsgebieden waarop nog geen of onvoldoende implementatie had plaatsgevonden zijn overgenomen in het Prague Capabilities Commitment (PCC) dat in de plaats is gekomen van het inmiddels afgesloten DCI. Door deze tekortkomingen concreet te benoemen in de aanloop naar Praag zijn door een aantal landen de vigerende defensieplannen aangepast, waardoor er wel degelijk sprake is van een aanpak van tekortkomingen in capaciteiten. Ook de NL-besteding van de gelden voor de Europese defensiecapaciteiten (voortzetting van de EVDB-voorziening als EVDB-intensivering in het Strategisch Akkoord) draagt bij aan de vermindering van deze tekorten. In Praag is -door een aantal landen- op het gebied van transportcapaciteit een tweetal intentieverklaringen afgelegd (voor lucht- en zeetransport). De verdere ontwikkeling van deze intentieverklaringen is voortvarend opgepakt en kan -mogelijk nog dit jaar- leiden tot concrete MOU´s.

34


---

Inzake de headline goals was het voor de regering in de begroting 2002 essentieel dat dit leidde tot een werkelijke vergroting van het militaire vermogen van de EU-lidstaten om vredesoperaties uit te voeren. In hoeverre is het vermogen daadwerkelijk vergroot?

Capaciteitsversterking staat centraal bij de verwezenlijking van de Helsinki Headline Goal, de doelstelling om in 2003 maximaal 60.000 militairen binnen zestig dagen gedurende tenminste een jaar te kunnen inzetten voor de Petersbergtaken. In dat kader hebben de ministers van Defensie 19 mei jl. de tweede fase van het European Capabilities Action Plan (ECAP) gelanceerd. In deze fase gaan projectgroepen de voorgestelde oplossingsrichtingen uitwerken, die zijn aangedragen door de landenpanels. De voorgestelde oplossingen omvatten onder meer multinationale samenwerking en verwerving en vergroting van de doelmatigheid van de bestaande capaciteiten. Verder werken landen nationaal en multinationaal aan de versterking van het Europese militaire vermogen. Nederland doet dat bijvoorbeeld via de EVDB-projecten, die vanaf 2000 in het kader van de Headline Goal en het "Prague Capability Commitment" ter hand zijn genomen. Een multinationale ontwikkeling betreft de recente bestelling van 180 A 400 M militaire transportvliegtuigen. Tegen deze achtergrond is het niet mogelijk om exact aan te geven aan te geven in welke mate de militaire vermogens van de lidstaten het afgelopen jaar zijn vergroot, maar kan wel worden geconcludeerd dat een begin is gemaakt met het opheffen van de tekortkomingen, die zijn vastgesteld in het kader van de Headline Goal. De snelheid en de mate waarin deze tekortkomingen zullen worden opgeheven hangt af van de politieke wil van de lidstaten om de komende jaren te blijven investeren in de versterking van de Europese militaire capaciteiten.

35


10

Het ministerie bracht in 2002 de projectmatige werkzaamheden met betrekking tot het Vredesfonds meer in lijn met het mondiale veiligheidsbeleid en besteedde daarbij veel aandacht aan coherentie van het buitenlands beleid. Kan aangegeven worden welke prioriteiten op basis van het mondiale veiligheidsbeleid en de coherentie gekozen zijn?

In het buitenlands beleid streeft de Regering naar een zo groot mogelijke coherentie en afstemming tussen veiligheidsbeleid en andere instrumenten van buitenlands beleid. Wat betreft het Vredesfonds is prioriteit toegekend aan het vergroten van de eigen capaciteit (en deelname) van ontwikkelingslanden met betrekking tot conflictpreventie en vredesopbouw. Deze prioriteitstelling heeft ertoe geleid dat in 2002 circa 60% van de Vredesfondsmiddelen is besteed aan activiteiten ten behoeve van het Afrikaanse continent. Ook is een deel van de middelen naar projecten in Afghanistan (20%) en op de Balkan gegaan.

36


---

Kan de regering aangeven waar de inzet van het sanctie-instrument succesvol was, en welk concreet resultaat hiermee dan werd gehaald, en waar de inzet niet succesvol was? Waren de sancties tegen president Mugabe van Zimbabwe en belangrijke medestanders bijvoorbeeld succesvol?

Thans is binnen de EU een 15-tal sanctieregimes van kracht. Sommige sancties vloeien voort uit VN veiligheidsraad resoluties (bv sancties tegen Liberia), andere sanctieregimes voert de EU autonoom uit (bv de sancties tegen Zimbabwe).
Het vraagstuk van het succes van een sanctieregime is gecompliceerd omdat de effectiviteit van sancties niet altijd op korte termijn te meten is. Voorts dient bij de beoordeling van de doeltreffendheid van een sanctieregime ook eventuele onbedoelde neveneffecten te worden meegewogen.

De sancties tegen de voormalige Federale Republiek Joegoslavië waren succesvol. Algemeen wordt aanvaard dat de sancties van de EU en de VS hebben bijgedragen aan de val van Milosevic in september 2000. De financiële sancties die VN en EU na 11 september 2001 hebben genomen tegen terroristen hebben ook effect. De sancties (o.m. bevriezing van tegoeden) hebben terroristen en hun financiers hard geraakt. Er is wereldwijd meer dan 100 miljoen dollar bevroren. Bovendien hebben de sancties terroristen gedwongen het officiële monetaire circuit te verlaten. Dit heeft hun logistieke slagkracht verzwakt.
Succesvol waren ook de EU maatregelen tegen Wit-Rusland. Nadat reisbeperkingen waren afgekondigd tegen President Loekasjenko en zijn naaste omgeving, was Loekasjenko bereid de onderhandelingen met de OVSE over de aanwezigheid van een missie in Minsk te heropenen Eind december 2002 leidde dit tot resultaat. Dit was een klassiek voorbeeld van een smart sanction: druk wordt uitgeoefend op een regering zonder dat de bevolking wordt getroffen.

Het sanctieregime tegen Birma heeft zijn waarde (nog) niet bewezen. Ondanks financiële sancties, reisbeperkingen tegen leiders van de Junta en een wapenembargo duurt de binnenlandse repressie onverminderd voort.
De sancties tegen president Mugabe van Zimbabwe en zijn belangrijke medestanders acht Nederland succesvol. Deze mening wordt gedeeld door lokale NGOs. Door de sancties van de EU en de VS is het regime van Mugabe in de regio geïsoleerd. Hoewel de sancties onbedoeld de relaties met andere Afrikaanse landen onder druk hebben gezet, is door de aanhoudende druk ook voor hen duidelijk geworden dat het de EU menens is en zij zich nadrukkelijker ook zelf moeten inzetten om tot een oplossing te komen. Tenslotte vormen de voortdurende smart sancties tegen Zimbabwe ook een duidelijk signaal dat flagrante manipulatie van verkiezingen en intimidatie van de eigen bevolking niet worden getolereerd.
President Mugabe kon wel in februari 2003 naar de Frans-Afrikaanse top in Parijs komen. Nederland was hier zeer tegen gekant omdat een dergelijk bezoek de geloofwaardigheid van het EU-sanctie-beleid aantastte. Nederland heeft dit ook laten aantekenen (zie brief aan Uw Kamer van 19 februari 2003).

37


12

Wat is de achtergrond van de budgetoverschrijding bij het Vredesfonds?

Tijdens de behandeling van de ontwerpbegroting 2002 is de motie Koenders aangenomen. In deze motie wordt het kabinet verzocht de in 2000 onbestede middelen van het Vredesfonds ad EUR 6,8 miljoen toe te voegen aan de budgetten van 2002 en 2003. Deze motie is uitgevoerd en dus konden in 2002 voor EUR 3,4 miljoen extra projecten uit dit fonds worden gefinancierd (vide pagina 146/147).

42


13

In de begroting 2002 werd gesteld dat Nederland in EU-kader zou pleiten voor nauwere onderlinge afstemming met betrekking tot zaken die op de agenda van de Veiligheidsraad komen. Kan de regering aangeven in hoeverre dit in 2002 gebeurd is ten aanzien van de behandeling in de Veiligheidsraad van de VN van de kwestie Irak? Welke onderlinge afstemming is er met Duitsland, Frankrijk, Spanje en het Verenigd Koninkrijk geweest?

Tijdens de discussie en besluitvorming over resoluties inzake Irak heeft Nederland steeds gepleit voor nauwere afstemming in EU-kader. Nederland heeft daarbij steeds gepoogd om bruggen te bouwen tussen standpunten van de verschillende partijen, die ook binnen de EU lijnrecht tegenover elkaar leken te staan. Dit heeft op een aantal momenten geleid tot solidariteit tussen EU-partners, hetgeen tot uitdrukking kwam in de verklaringen van de speciale Europese Raad van 20 maart 2003 en de RAZEB van 24 februari2003. Ook in New York heeft zeer regelmatig EU-overleg plaatsgevonden. Ondanks intensieve pogingen om tot één EU-standpunt te komen, bleken de verschillen van mening tussen de EU-leden van de Veiligheidsraad uiteindelijk niet overbrugbaar.

63


14

De regering schrijft dat de resterende Verdragsmiddelen voor Suriname zullen worden ingezet via de sectorale benadering. Wat is de stand van zaken aangaande het afbouwen van het oude projectenbestand en eventuele opbouw van het nieuwe projectenbestand binnen het kader van de sectorale benadering?

Het oude projectenbestand is voor het grootste deel afgerond. Enkele bestaande projecten, zoals Zeedijk Nickerie of de Regeling Laagfrequente Aandoeningen, zijn opgetopt of verlengd. In een paar andere gevallen worden oude projecten voortgezet als zij passen binnen de sectorale benadering.

De introductie van de sectorale benadering in Suriname in 2000 leidt geleidelijk aan tot een ander aanzicht van de OS-portefeuille in Suriname. Voor de zes in 2001 gekozen sectoren (gezondheid, onderwijs, goed bestuur, milieu, landbouw, volkshuisvesting) zijn sectoranalyses in voorbereiding of inmiddels (vrijwel) afgerond. Sectorale benadering betekent dat er op termijn sectorale begrotingssteun gegeven kan worden; zolang de omstandigheden dit nog niet toelaten blijven ook projectmatige activiteiten nodig. Deze dienen wel logischerwijs voort te vloeien uit de sectoranalyses.

In de periode eind 2000 (start introductie sectorale benadering) tot eind 2002 is voor EUR 78.3 miljoen gecommitteerd, voor EUR 6 miljoen gereserveerd en 34,8 miljoen uitgegeven. De resterende garantiemiddelen a EUR 177 miljoen zijn in 2001 ingezet. Het percentage committeringen in het kader van de sectorale benadering stijgt snel; naar verwachting zal dit ook voor de uitgaven gaan gelden.

68


15

Kan de regering aangeven waarop de soms grote verschillen tussen begrootte en gerealiseerde structurele hulp is gebaseerd (bijvoorbeeld Bangladesh: 51 miljoen begroot, 20 miljoen gerealiseerd), en tevens de grote verschillen tussen begrootte en gerealiseerde bedragen voor de verschillende sectoren (bijvoorbeeld Ghana, gezondheidszorg: begroot 7 miljoen, gerealiseerd 22 miljoen)?

De in de Memorie van Toelichting opgenomen bedragen voor de geplande structurele bilaterale hulp per land en per sector vormen als regel een redelijke indicatie voor de uiteindelijk gerealiseerde bedragen, zoals deze vervolgens in het betreffende jaarverslag gerapporteerd worden. De Memorie van Toelichting wordt echter een half jaar voor het betreffende begrotingsjaar opgesteld en in een aantal gevallen kunnen zowel aan Nederlandse kant (bijvoorbeeld naar aanleiding van de betreffende begrotingsbehandeling in de Kamer) als in het ontvangende land wijzigingen in beleid en in uitvoeringsmogelijkheden optreden.

In 2002 was dat bijvoorbeeld het geval in Bangladesh, waar de na de verkiezingen aangetreden regering een afwijkende visie had op een groot Wereldbankproject in de watersector, dat aanvankelijk door Nederland gecofinancierd zou worden. Dat verschil in inzicht leidde ertoe dat de voor 2002 in die sector geplande uitgaven niet gerealiseerd werden. In Macedonië lagen de uitgaven in 2002 eveneens aanzienlijk lager dan verwacht, in dat geval omdat overeenstemming tussen de Internationale Financiële Instellingen (IFIs) en de nieuw aangetreden regering over het macrobeleid niet meer in dat kalenderjaar tot stand kwam. In Ghana kon daarentegen de steun aan de gezondheidssector geïntensiveerd worden nadat de nieuwe sectorplannen na een breed gedragen consultatieproces in 2002 goedgekeurd werden. Een ander voorbeeld is Tanzania, waar in 2002 extra steun aan de onderwijssector gerealiseerd kon worden (zie toelichting in Jaarverslag, pagina 63).

Dergelijke wijzigingen kunnen als regel binnen de betreffende begrotingscategorieën (6.1 en 6.3) opgevangen en gecompenseerd worden. In het huidige begrotingsjaar (2003) is deze flexibiliteit echter aanzienlijk afgenomen als gevolg van noodzakelijke ombuigingen in de bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsbudgetten (mijn brief aan de kamer van 14 april jl.).

69

70


16

Wijst het grote verschil in begrootte en gerealiseerde uitgaven in de structurele bilaterale hulp op een grote budgetflexibiliteit?

Zie antwoord bij vraag 15.

69

70


17

Welke overwegingen worden gebruikt om te bepalen of er sectorale programmahulp dan wel macrohulp wordt verstrekt? Wie maakt deze overwegingen?

Macrohulp is gericht op de ondersteuning van het totale ontwikkelingsbeleid van een land en het daaraan ten grondslagliggende beleid op macroniveau. Macrohulp kan alleen worden verstrekt indien het ontvangende land beschikt over een positief track record. In het track record wordt een oordeel gegeven over respectievelijk de visie van en samenwerking met de internationale financiële instellingen, de kwaliteit van het gevoerde economische beleid, de kwaliteit van bestuur en de kwaliteit van het sociale beleid (incl. Poverty Reduction Strategy Paper-proces). Er wordt onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele macrohulp.

De structurele macrohulp (algemene begrotingssteun, cofinanciering van sectoroverstijgende hervormingsprogramma's, multisectorale sociale fondsen) richt zich op het interne ontwikkelingsproces van het ontvangende land. Structurele macrohulp vormt onderdeel van de landenallocaties en wordt in principe verstrekt vanuit een meerjarig perspectief.

Incidentele macrohulp (schuldverlichting, betalingsbalanssteun, begrotingssteun) wordt in principe als een eenmalige bijdrage verleend aan landen die economische problemen ondervinden van plotselinge externe schokken (b.v. tijdelijke ernstige ruilvoetverslechtering) of van een onhoudbare schuldenlast. De incidentele macrohulp is er opgericht om de macro-economische randvoorwaarden waarbinnen het structurele ontwikkelingsproces zicht afspeelt in stand te houden of waar nodig te herstellen, opdat landen niet off track raken bij de internationale instellingen en daarmee hun toegang verliezen tot concessionele middelen.

Sectorale programmahulp (sectorale begrotingsteun, sectorale cofinanciering, basketfinanciering) is gericht op ondersteuning van het beleid en verbetering van de effectiviteit en efficiency in een specifieke sector. In het kader van de sectorale benadering wordt daarbij zoveel mogelijk gestreefd naar een overgang naar ondersteuning van het integrale sectorbeleid of belangrijke programmaonderdelen daarvan in de vorm van programmahulp in plaats van individuele projectinterventies.

De incidentele macrohulp vormt geen onderdeel van de landenallocaties van de posten; de verlening ervan wordt grotendeels door het departement bepaald. In het geval van schuldverlichting is daarbij de internationale agenda richtinggevend en zijn de internationale afspraken in het kader van het Heavily Indebted Poor Countries-initiatief (HIPC) en de Club van Parijs in belangrijke mate bepalend. In het geval van incidentele macrohulp bij externe schokken vindt de besluitvorming eveneens op het departement plaats waarbij van de posten een proactieve rol wordt verwacht met betrekking tot het signaleren van specifieke economische problemen in de desbetreffende landen en het adviseren over wenselijk geachte ondersteuning in de vorm van incidentele macrohulp.

De besluitvorming over structurele macrohulp en sectorale programmahulp vindt plaats in het kader van de jaarplancyclus van de posten. Beide categorieën vormen onderdeel van de totale jaarlijkse landenallocatie die aan elke post wordt toegewezen. Afhankelijk van de voortgang in de gekozen sectoren en met inachtneming van de hierboven geschetste beleidsmatige overwegingen bepaalt de post in overleg met het ontvangende land (en andere donoren) welke vormen van sectorale programmahulp het meest geschikt worden geacht voor financiering door Nederland. Voor de structurele macrohulp is in plaats van de voortgang in een specifieke sector het overall track record van het ontvangende land bepalend.

75

76


18

In hoeverre kan door middel van de administratieve en managementsystemen van het ministerie aangegeven worden welke vormen van sectorale hulp per sector en per ontwikkelingsland wordt verstrekt?

In 2003 wordt bij het ministerie een nieuw geautomatiseerd systeem in gebruik genomen Piramide. Piramide is een geïntegreerd management informatiesysteem dat door alle posten en het departement gebruikt gaat worden en dat onder meer voorziet in informatievoorziening ten behoeve van de sectorale hulp. Er is in Piramide een specifieke SB sector codering opgenomen die aangeeft aan welk van de gekozen Sectorale Benadering-sectoren de ingevoerde activiteit bijdraagt en het betreffende land van allocatie. Het systeem maakt het mogelijk op basis hiervan overzichten te formuleren.

75

76


19

Op welke wijze (naast clustering van onderwerpen) wordt de zichtbaarheid van OS-onderwerpen binnen de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) gegarandeerd?

Naast clustering van onderwerpen twee keer per jaar (doorgaans tijdens de RAZEB-zittingen van mei en november), bestaat de mogelijkheid om op de maandelijkse bijeenkomsten van de RAZEB OS-gerelateerde onderwerpen aan de orde te stellen. Dit is het laatste jaar gebeurd over uiteenlopende onderwerpen (crisis in de koffie-sector, conflictbeheersing in Angola, voortgang van de Doha Development Agenda).

Bovendien biedt de RAZEB de mogelijkheid om op coherente wijze extern beleid te formuleren, waar specifiek ruimte is voor OS-aspecten. Zo worden in de RAZEB-beraadslagingen over bijvoorbeeld Afghanistan, de Westelijke Balkan en Irak doorgaans ook altijd OS-aspecten betrokken (o.m. humanitaire hulpverlening, gender-aspecten, vraagstukken van markttoegang).

Zichtbaarheid van OS-onderwerpen is derhalve ook in de nieuwe raadsconfiguratie gewaarborgd.

Ten slotte blijft de mogelijkheid van informele bijeenkomsten van bewindslieden voor ontwikkelingssamenwerking bestaan. Het Grieks voorzitterschap heeft op 2 en 3 juli in Alexandropoulis een dergelijke bijeenkomst gehouden, de aanstaande voorzitters Italie, Ierland en Nederland hebben ook het voornemen een informele vergadering van OS-bewindslieden te houden.

80


20

In hoeverre zijn de Nederlandse financiële bijdragen aan de Wereldbank nu meetbaar in termen van de Nederlandse beleidsdoelstellingen?

Er is om twee redenen geen directe maar slechts een indirecte relatie tussen de Nederlandse financiële bijdragen aan de Wereldbank en de algemene Nederlandse beleidsdoelstelling zoals die verwoord zijn in het Jaarverslag. Ten eerste zijn de kanalen om de Wereldbank te beïnvloeden niet beperkt tot financiële bijdragen onder het Partnershipprogramma. Belangrijker kanaal voor beïnvloeding is de Nederlandse inzet via de Raad van Bewindvoerders en het Development Committee. Doelstellingen kunnen dus worden bereikt zonder dat daar financiële bijdragen aan te pas komen. Ten tweede is Nederland niet de enige speler binnen multilaterale instellingen zoals de Wereldbank. Dit betekent dat Nederland het wel of niet bereiken van de algemene beleidsdoelstellingen t.a.v. de Wereldbank nooit volledig op het eigen conto kan schrijven.

Uiteraard wordt bij besluitvorming over (de omvang van) financiële bijdragen aan de Internationale Financiële Instellingen (IFIs) meegewogen hoe deze zullen bijdragen aan de beleidsdoelstellingen t.a.v. van deze instellingen. Het gaat in zulke gevallen om specifieke beleidsdoelstellingen op het (meer gedetailleerde) niveau van de verschillende OS-prioriteiten die onder de algemene beleidsdoelstellingen vallen. De mate waarin de financiële bijdragen aan de Wereldbank hebben geleid tot het bereiken van het Nederlandse beleid t.a.v. de Wereldbank is onderwerp van de evaluatie naar het Partnerschapprogramma met de Wereldbank. Zie ook vraag 21.


---


21

De uitgaven in het kader van het Partnerschapprogramma met de Wereldbank zijn sterk gestegen, medio 2003 worden de resultaten van de evaluatie verwacht. Wanneer kan de Kamer deze tegemoet zien?

De uitgaven in het kader van het Partnerschapprogramma met de Wereldbank omvatten naast de reguliere projecten ad 30 mln euro, vanaf 2002 ook verschillende (vaak forse) bijdragen aan multidonor fondsen voor globale initiatieven zoals Education for All en het Global Fund to fight AIDS, TB and Malaria, die door de Wereldbank beheerd worden. Het Partnerschapprogramma fungeert in deze slechts als vehikel voor het beschikbaar stellen van fondsen ten behoeve van deze initiatieven. Dit verklaart de volatiliteit in uitgaven gedurende de laatste drie jaar.

Het eindrapport van de evaluatie van het Partnerschapprogramma werd begin juni voltooid. Het rapport zal voorzien van een beleidsreactie in het najaar aan de Kamer worden toegestuurd.

89


---

Wat is de reden dat de post Speciale Multilaterale Activiteiten IFIs verminderd is met een bedrag van 5, 3 miljoen euro? Betreft dit een onderuitputting en heeft deze vermindering een structureel karakter?

De vermindering van uitgaven onder deze post (4,76 mln euro in plaats van de begrote 10,1 mln euro) heeft geen structureel karakter maar is vooral te wijten aan tragere uitputting dan voorzien. Ten eerste werd bij het opstellen van de begroting 2002 gebruik gemaakt van ramingen van najaar 2001 op basis van toenmalige doorlopende verplichtingen. Begin 2002 bleek dat de raming voor Speciale Multilaterale Activiteiten IFIs (10,1 mln euro) voor 2002 moest worden bijgesteld tot 7,65 mln euro vanwege tragere uitputting van verschillende bijdragen en het niet-verlengen van een activiteit van de Economische Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD). Ten tweede verliep de uitputting van middelen voor verschillende activiteiten nog eens minder snel dan in de begroting voor 2002 (7,65 mln euro) was weergegeven. Hierdoor werden uitgaven voor de betreffende activiteiten ter waarde van circa 5 mln euro doorgeschoven naar 2003. Dit creëerde ruimte voor een bijdrage aan het IMF fonds voor post-conflictlanden van circa 2 mln euro, die oorspronkelijk niet was voorzien. Derhalve werd 4,76 mln euro gerealiseerd.

91


23

De Medefinancieringsorganisaties (MFO's) en twee vakbondsorganisaties kregen in 2002 toestemming om 5 % van het toegewezen budget aan beleidsbeïnvloeding te besteden. Kan de regering aangeven welke activiteiten hierbinnen ontplooid zijn?

Deze toezegging betrof het budget voor beleidsbeïnvloeding in Nederland (2002). Naast deelname aan de Campagne Wereldburgers.nl hebben de organisaties onder meer de volgende activiteiten ontplooid.

Hivos besteedde 0,8% van haar Medefinancieringsprogrammabudget ) ten behoeve van: koffieproducenten (documentaires), biodiversiteit (lobby), gentech gewassen (manifestatie, conferentie, publicaties, documentaire), mensenrechten (tentoonstelling, debatten, videoproducties, campagnes); deelname aan Afrika-conferentie (5 workshops); Internationaal Film Festival Rotterdam; Poetry International; Wereld Muziek Theater Festival; ontwikkelen van een computerspel door studenten uit Utrecht, India, Zimbabwe, Costa Rica en Zuidoost Europa.

Cordaid besteedde 1,2 % van haar MFP budget ten behoeve van: stedelijke leefbaarheid (WSSD, Nederlands platform duurzame ontwikkeling, debatten); gezondheid en zorg (workshop met zuidelijke partners over PRSPs en toegang tot gezondheid, participatie VN Conference on Ageing, WTO toegang tot betaalbare medicijnen, samenwerking met Stop Aids Now, HealthNet; vrede en conflict, bij dit thema wordt nauw samengewerkt met Pax Christi Nederland en Justitia et Pax (doorvoer kleine wapens, grote meren gebied Afrika, follow-up Durban conferentie tegen racisme, rechten inheemse volkeren, onderzoekmissie forensische experts naar Jenin, oprichting Nederlandse Coalitie voor Vrede); toegang tot markten (Jubilee campagne).

Plan Nederland besteedde 1,5% van haar MFP-budget ten behoeve van: kinderrechtenmaand (o.m. kinderrechtenfestival in Rotterdam voor kinderen in de leeftijd van 8-14 jaar, in 2002 bezocht door zo'n 8.000 kinderen); lokale initiatieven kinderrechten (buurthuizen, AZC's etc.); deelname Platform Kindertop; persmanifestatie op Binnenhof voor belang kinderrechten en VN-Kindertop; Estafette stop gebruik kindsoldaten (jongeren van 10 tot 18 jaar, doel hun kennis van en begrip voor de problematiek van kindsoldaten te vergroten).

Novib besteedde 3.9% van haar MFP-budget ten behoeve van: start handelscampagne, koffiecampagne, oprichting van het MVO-platform (maatschappelijk verantwoord ondernemen), onderwijscampagne, actie tegen wapendoorvoer naar Israël, campagne United Civilians for Peace, nationaal grondstoffenoverleg, een verkiezingscampagne door brede maatschappelijke coalitie voor eerlijke wereldhandel en duurzame ontwikkeling, actie Kassabon, ontwikkeling van actiemodellen voor het voortgezet onderwijs, ontwikkeling van een onderwijs- en stageprogramma voor het ROC Amsterdam, Festival Mundial.

ICCO besteedde 1,5% van haar MFP-budget ten behoeve van: strategische samenwerking op het gebied van Fair Trade; ontmoetingen tussen vertegenwoordigers van partnerorganisaties en vertegenwoordigers Nederlandse samenleving; seminar over de Social Protection Strategy van de Wereldbank met vertegenwoordigers Wereldbank, ING, universiteiten en ambtenaren; Festival Mundial; politieke jongerenreizen (MVO); uitwisselingsreizen, seminars (jonge managers); beïnvloeding Nederlandse en Europese politiek rond OS, BZ, EZ, Landbouw over coherentie van beleid; lobby voor vrede en respect mensenrechten in het Midden-Oosten, Indonesië en het Grote Merengebied, gericht op de Nederlandse en Europese politiek, de VN en het Nederlandse publiek.

FNV Mondiaal heeft 5% van haar Vakbondsmedefinancieringsprogramma (VMP) middelen besteed aan voorlichting en campagneactiviteiten. Deze activiteiten bestonden met name uit een bedrijvenmonitor (onderzoek naar het gedrag van multinationals zoals Unilever) en activiteiten in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen en de globaliseringscampagne.

CNV heeft geen VMP middelen besteed aan beleidsbeïnvloeding Nederland.

92


24

In hoeverre is er sprake geweest van aantoonbare institutionele versterking van hoger onderwijs- en trainingscapaciteit in ontwikkelingslanden ten gevolge van het beleid van de regering in 2002?

In 2002 is een bijdrage geleverd aan de institutionele versterking van hoger onderwijs- en trainingscapaciteit in ontwikkelingslanden door het Academisch Samenwerkingsprogramma voor Hoger Onderwijs (MHO), het Samenwerkingsprogramma tussen Nederlandse HBO-instellingen en Onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden ten behoeve van basisonderwijs (HOB) en het Sail Projecten Programma (SPP).

Het MHO bestaat uit samenwerkingsprogrammas met 11 universiteiten in het Zuiden, waarvan zes in Afrika, twee in Latijns Amerika en drie in Azië. In totaal werden in 2002 129 projecten uitgevoerd aan deze 11 universiteiten, waarvan 73 (55%) in Afrika. Resultaten zijn beter getrainde staf; verbeterde curricula, strategische plannen op instellingsniveau, verbetering van infrastructuur en communicatie.

In 2002 werden via het HOB zeven opleidingsinstituten voor basisonderwijsdocenten versterkt, waarvan zes in Afrika en één in Centraal Amerika. E.e.a. heeft geleid tot een beter getrainde staf, verbeterde curricula, ontwikkelde didactische methodieken en managementondersteuning.

In 2002 werden via het SPP 41 opleidingsinstituten in het Zuiden versterkt, waarvan 18 in Afrika (43%). Resultaten zijn o.a. een beter getrainde staf, verbeterde curricula, ontwikkelde lesmaterialen, onderzoek.

96


25

In hoeverre is er sprake geweest van aantoonbare vermindering van kwantitatieve en kwalitatieve tekorten aan geschoold middenkader in ontwikkelingslanden ten gevolge van het beleid van de regering in 2002?

In 2002 hebben in het kader van het Netherlands Fellowship Programma (NFP) 1760 professionals uit ontwikkelingslanden een beurs ontvangen voor het volgen van een opleiding in Nederland (PhD, MSc, diploma en korte cursussen) en hebben hiermee hun kennis en vaardigheden verbeterd.

96


26

Waarom en wanneer is 'bevordering van kennisontwikkeling en kennisuitwisseling' in 2002 weggevallen als geoperationaliseerde doelstelling?

Op pagina 97 onder het kopje Subsidie Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) wordt ingegaan wat op het terrein van operationele doelstelling 3, te weten de 'bevordering van kennisontwikkeling en kennisuitwisseling' is gerealiseerd. Abusievelijk is de 'bevordering van kennisontwikkeling en kennisuitwisseling' niet als derde operationele doelstelling vermeld.

96


27

Er bestaat onduidelijkheid over de status van de Financieringsmaatschappij Ontwikkelingslanden (FMO). Welke status dicht de minister voor ontwikkelingssamenwerking toe aan het FMO? Wanneer geeft het ministerie van Financiën hier uitsluitsel over?

Er is inderdaad al enige tijd een discussie gaande tussen de Algemene Rekenkamer en de Minister van Financiën, houder van de aandelen van de FMO, rond de status van de FMO. Het betreft de vraag of de FMO kan worden aangemerkt als Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT). De ministers van Buitenlandse Zaken en Financiën hebben zich in het verleden op het standpunt gesteld dat dit niet het geval is. Er wordt naar gestreefd deze discussie nog dit jaar definitief af te ronden, waarna naar verwachting een eensluidend oordeel over de status van de FMO kan worden vastgesteld.

100

101


28

Kan de regering nader ingaan op de wijze waarop zij uitvoering heeft gegeven aan de Kamerbreed aangenomen motie Van der Staaij c.s. inzake Colombia (28600 V, nr. 41)? Zijn deze inspanningen gepaard gegaan met een stijging van het budget voor Colombia? Zo ja, hoe is dit geld ingezet? Zo nee, waarom niet? Is er ook bilateraal druk uitgeoefend?

De inspanningen van de regering ten aanzien van Colombia richten zich op het bevorderen van een vreedzame oplossing van het conflict in Colombia. De Nederlandse regering benut zoveel mogelijk kanalen en heeft daarbij een actieve ambassade in Bogotá. Nederland tracht de huidige Colombiaanse regering, die een harde lijn voorstaat, niet aflatend te overtuigen van het belang van een integrale, op onderhandelingen gebaseerde aanpak van het conflict en van een politiek van respect voor mensenrechten. Ook de noodzaak van zichtbare vorderingen op het gebied van bestrijding van straffeloosheid en corruptie en op het gebied van sociaal-economische ontwikkeling vormt in bilaterale contacten met de diverse ministeries, in EU-verband en via de VN voortdurend onderwerp van gesprek. Daarnaast blijft Nederland maatschappelijke organisaties actief steunen, niet alleen financieel maar ook - vaak minstens zo belangrijk - politiek. Zo organiseerde de Nederlandse ambassade onlangs een publiekelijk eerbetoon bij het uitreiken van een onderscheiding aan de vooraanstaande mensenrechtenactivist Alirio Uribe. Voor zijn actieve rol is de Nederlandse Ambassadeur vorige week onderscheiden met het kruis van verdienste van het Colombiaanse Parlement.

Binnen de kaders van de bilaterale milieu- en GMV-programmas zijn diverse activiteiten gericht op versterking van de positie en capaciteit van lokale overheden. Nederland co-financiert onder meer programmas in de Choco en Amazonas. De programmas worden gekenmerkt door een integrale benadering van de problematiek op lokaal niveau, waarbij ook conflictbeheersing en preventie een plaats hebben, bijvoorbeeld door verbetering van de zgn. early warning mechanismen en stimuleren van productie ter vervanging van illegale gewassen.

Vanuit het GMV-programma wordt gewerkt aan verbeterde toegang tot de Ombudsman, die regionaal vertegenwoordigd is, maar onder budgettaire druk is komen te staan. Ook is er een samenwerkingsverband met de Algemene Rekenkamer op het gebied van anti-corruptie, dat beoogt het (lokaal) bestuur te versterken.

In EU-verband wordt - na lang aandringen door onder meer Nederland - momenteel gewerkt aan de identificatie van een tweede laboratorium voor de vrede. Dit laboratorium zal naar verwachting begin volgend jaar zijn beslag krijgen, onder meer in het sterk aan het conflict onderhevige departement Tolima van gouverneur Floro Tunubalá, die door uw Vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken en het ministerie werd ontvangen.

Bovenstaande inspanningen zijn niet gepaard gegaan met een budgettaire stijging voor Colombia.


---


29

Wanneer wordt het nieuwe visuminformatiesysteem ingevoerd en wat houdt dit nieuwe systeem exact in?

De bouw van het nieuwe geautomatiseerde visuminformatiesysteem is vertraagd. Op basis van de huidige stand van zaken wordt volledige implementatie van het nieuwe visuminformatiesysteem op het departement en de ambassades en beroepsconsulaire posten niet verwacht voor eind 2005. Met behulp van dit nieuwe systeem kunnen de persoonsgegevens van visumaanvragers op een unieke wijze worden vastgelegd in de gemeenschappelijke vreemdelingenadministratie, waarbij gebruik wordt gemaakt van biometrische kenmerken. Bovendien kan met dit systeem informatie worden uitgewisseld met de EU partners en met de partners in de Nederlandse vreemdelingenketen, verbeterde management- en beleidsinformatie worden verkregen, de integriteit van de visumverlening en het beheer van de voorraad visumstickers verder worden verbeterd en de efficiëntie van het visumproces toenemen.

117


30

Wat houden de prestatie-indicatoren voor visumverlening exact in?

De prestatie-indicatoren hebben betrekking op het aantal visumaanvragen voor het Schengen gebied dat in 2002 door de Nederlandse ambassades en de beroepsconsulaire posten in behandeling is genomen. De gemiddelde kosten per visum is een kostprijsberekening waarin de verschillende kosten die samenhangen met de visumverlening tot uitdrukking worden gebracht. De kostencategorieën betreffen ondermeer personeel, automatisering en materiële uitgaven zoals de aanschaf van visumstickers en huisvesting. De totale uitgaven zijn een toerekening van deze apparaatskosten aan de in behandeling genomen visumaanvragen in 2002. Het aantal verleende en geweigerde visa heeft betrekking op de aanvragen die zijn gedaan in 2002.

118


31

Welke verbeteringen dienen er nog te worden doorgevoerd in het nieuwe Piramide informatiesysteem?

Er dienen nog diverse aanpassingen te worden doorgevoerd in het nieuwe Piramide zoals dit normaliter het geval is bij implementaties van dit soort omvangrijke systemen. Het betreft hier in eerste instantie meer specifiek zaken op het gebied van managementinformatie en vervangingsrelaties etc.

In hoeverre is het een probleem dat dit systeem in wezen financieel van aard is?

Het is geen probleem dat dit systeem in wezen financieel van aard is omdat het altijd de bedoeling is geweest een financieel systeem te introduceren ter vervanging van verouderde systemen. Gebruik van een ERP-pakket voor het Piramidesysteem maakt het nu mogelijk om in hoge mate van detail verband aan te brengen tussen enerzijds financiële data en anderzijds zowel procesinformatie als beleidsinhoudelijke gegevens. Met de introductie van het systeem is de ondersteuning van beleidswijzigingen doorgevoerd met name op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast wordt via het systeem een integratie tot stand gebracht met de personeelsadministratie die thans een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het geïntegreerde informatiesysteem.

Betekent het dat niet alle contracten en alle elementen van het contractbeheer in dit nieuwe systeem kunnen worden opgenomen?

Piramide bestaat uit diverse geïntegreerde modules die onderling informatie aanleveren aan elkaar om geaggregeerde managementinformatie uit op te bouwen. Hierdoor is het mogelijk om de contractgegevens welke BZ noodzakelijk acht in te voeren in de specifieke contractmodule (OKC) waarbij wordt zekergesteld dat de consistentie met de financiële verplichtingen- en kasadministratie is gewaarborgd. Naast de opname van de financiële componenten uit de contracten worden diverse datagerelateerde gegevens en rapportageverplichtingen in het systeem vastgelegd en bewaakt, waardoor in combinatie met de uit het systeem te genereren managementinformatie, het contractbeheer kan worden gevoerd.

Uitgangspunt bij de inrichting is dat uitsluitend de contracten die leiden tot een betaling in de contractmodule worden opgenomen.

196


32

Hoeveel fte aan beleidsambtenaren had het ministerie van Buitenlandse Zaken op 1 januari 2002 en op 1 januari 2003? Hoeveel fte aan beleidsambtenaren wil de minister laten afvloeien in 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?

Het personeelsinformatiesysteem van BZ onderscheidt beleidsambtenaren niet als een aparte categorie. Veel functies op het ministerie denk met name aan het postennetwerk bevatten zowel beleidsmatige als uitvoerende taken. Een inventarisatie levert een totaal op van ongeveer 1.320 ftes beleidsambtenaren.

De volumetaakstelling van het Strategisch Akkoord (110 ftes) wordt voor 20 ftes gerealiseerd door een reductie van het aantal beleidsambtenaren. De overige 90 ftes zijn gevonden door besparingen bij de ondersteunende diensten, de sluiting van enkele posten, een reductie van het aantal flexibele functies en afschaffing van de 38/40-urige werkweek bij BZ. De laatstgenoemde maatregel leidt door de verkorting van de werkweek tot 36 uur - tot een verdere reductie met ongeveer 20 ftes beleidsambtenaren. De vermindering van het aantal flexibel inzetbare functies leidt tot een verdere daling van circa 15 beleidsfuncties (de inzet wisselt in de praktijk). De totale reductie van 55 ftes aan beleidsambtenaren vindt gelijkmatig plaats over de jaren 2003-2006. BZ streeft er naar om de vermindering van het aantal beleidsambtenaren op te vangen via natuurlijk verloop.

199