Ministerie van Buitenlandse Zaken
Tweede Kamer over Jaarverslag 2002, Slotwet 2002, HGIS Jaarverslag 2002, Rapport AR over financiële verantwoording, bijlage 1
Beantwoording vragen Tweede Kamer over Jaarverslag 2002, Slotwet 2002,
HGIS Jaarverslag 2002, Rapport AR over financiële verantwoording,
bijlage 1
Nr. 28880-10
Lijst van vragen
Vastgesteld
Jaarverslag 2002 van het ministerie van Buitenlandse Zaken
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft naar aanleiding het
Jaarverslag 2002 van het ministerie van Buitenlandse Zaken de
navolgende vragen aan de regering gesteld.
Kamerstuknummer : 28880-10
Vragen aan : Regering
Commissie : Buitenlandse Zaken
Nr
Vraag
Blz
van
tot
---
Hoeveel procent van de middelen op de OS-begroting ging in 2002 naar
onderwijs?
In 2002 is 8.4% van de middelen op de OS begroting aan onderwijs
(basic education en internationaal onderwijs) uitgegeven via het
bilaterale en multilaterale kanaal (inclusief de macrosteun). Met
inbegrip van het particuliere kanaal (het Medefinancierings Programma
MFP) is 9.4% van de middelen van de OS-begroting aan onderwijs
uitgegeven.
---
---
Wat heeft de regering gedaan om te voorkomen dat de gebeurtenissen op
11 september 2001 de aandacht afleidden van andere belangrijke zaken,
zoals Cyprus, de World Trade Organization (WTO), National Missile
Defence (NMD), enzovoort?
De gebeurtenissen van 11 september 2001 hebben onmiskenbaar een enorme
impact gehad op de internationale verhoudingen. De regering heeft zich
op velerlei gebieden ingezet, op nationaal en internationaal niveau,
om een bijdrage te leveren aan de strijd tegen terrorisme. Daarnaast
zet Nederland zich onverminderd in op andere beleidsterreinen, zoals
het Midden-Oosten vredesproces, non-proliferatie, de problemen in de
Grote Meren-regio en het bereiken van een oplossing voor het conflict
op Cyprus, waarvoor in Nederland een bijeenkomst van de partijen met
de SGVN heeft plaatsgevonden. Overigens blijft ook de bestrijding van
het internationale terrorisme hoog op de agenda van de regering staan.
Blijvende aandacht op dit punt is noodzakelijk, zoals de recente
aanslagen in Saoedi-Arabië en Marokko eens te meer bewijzen.
13
---
Wordt de strijd tegen het internationaal terrorisme voldoende in
overeenstemming gebracht met de strijd tegen de internationale
criminaliteit?
In de strijd tegen terrorisme vormt, gezien het grensoverschrijdend
karakter van het fenomeen, versterking van samenwerking tussen o.a.
politie-diensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten een
belangrijk onderdeel. Daarbij wordt nadrukkelijk aansluiting gezocht
bij bestaande vormen van samenwerking, die gebruikt worden bij de
bestrijding van de internationale misdaad. Ook het instrumentarium dat
wordt gebruikt, komt op veel punten overeen. Zo geldt het Europees
aanhoudingsbevel, dat na 11 september 2001 versneld werd aangenomen,
ook voor bepaalde misdrijven die een terroristisch karakter hebben.
13
---
Bewegen Bosnië en de Balkan zich naar een bevredigende eindsituatie?
In Bosnië en de andere landen van de Westelijke Balkan is de afgelopen jaren veel vooruitgang geboekt op het gebied van duurzame regeling van conflicten, opbouw en versterking van jonge democratieën, vestiging van de "Rule of Law" en terugkeer van vluchtelingen en ontheemden. Recente ontwikkelingen, met name de moord op de Servische premier Djindjic, hebben evenwel nog eens het belang aangetoond van blijvende internationale betrokkenheid en een geïntegreerde regionale aanpak van problemen. Dat geldt met name op het terrein van democratisering, respect voor mensenrechten en minderheden, samenwerking met het Joegoslavië-Tribunaal, aanpak van georganiseerde criminaliteit en corruptie, economische ontwikkeling en regionale veiligheid. Nederland zal hierin een rol blijven spelen door toenadering van deze landen tot Euro-Atlantische structuren te ondersteunen: v.w.b. de EU via het Stabilisatie- en Associatieproces, v.w.b de NAVO via het Membership Action Plan en Partnership for Peace. Nederland zal hierbij strikte handhaving van de overeengekomen conditionaliteiten blijven bepleiten.
16
---
De regering heeft in Afrika concreet en succesvol gewerkt aan een
betere afstemming tussen conflictpreventie en armoedevermindering, zo
staat in het jaarverslag vermeldt. Zimbabwe nam ten tijde van de
behandeling van de begroting voor 2002 een prominente plaats in de
politieke discussie. Hoe concreet en succesvol was het beleid voor
Zimbabwe?
In de door u aangehaalde passage van de verantwoording wordt gedoeld
op het feit dat de verschillende instrumenten van buitenlands beleid
in nauwe samenhang met elkaar worden ingezet. Ook met betrekking tot
Zimbabwe is dit de inzet geweest. Zimbabwe vormt echter een bijzonder
geval in Afrika. Het land is reeds in 1999 van de lijst van
structurele samenwerkingslanden gehaald. Nederland geeft sindsdien
uitsluitend hulp via non-gouvernementele kanalen op het gebied van
Goed Bestuur, Mensenrechten en Vredesopbouw. Op president Mugabe en
leden van zijn regering zijn sinds de malversaties tijdens de
verkiezingen van 2002 EU-sancties van toepassing, waaronder
visa-restricties en bevriezing van tegoeden. De regering heeft zich
met betrekking tot Zimbabwe hard gemaakt voor een handhaving van deze
lijn, hetgeen, ondanks pogingen om de sancties af te zwakken, is
gelukt. Zo is mede onder druk van Nederland de EU-Afrika bijeenkomst
van staatshoofden in Lissabon uitgesteld, als uitvloeisel van een
harde toepassing van de sancties. Tegelijkertijd heeft Nederland steun
gegeven aan pogingen van Afrikaanse landen, waaronder Zuid-Afrika en
Nigeria, om tot een oplossing van het conflict te komen.
17
---
Ten aanzien van de bevordering van de internationale rechtsorde worden
een aantal belangrijke resultaten in 2002 vermeld. Kan de regering ook
een lijstje geven van gebeurtenissen die de internationale rechtsorde
hebben aangetast, zoals de onmogelijkheid binnen de EU tot concrete
stappen te komen om een ernstige schender van het internationaal recht
als Irak tot de orde te roepen? Of de onmogelijkheid het
internationaal eens te worden over een definitie van terrorisme?
Als gebeurtenissen die de internationale rechtsorde hebben aangetast
kunnen worden aangemerkt de aanhoudende terroristische aanslagen,
zoals die op Bali in oktober 2002, de niet-naleving van afspraken
inzake non-proliferatie van massavernietigingswapens door landen als
Irak en Noord-Korea en de talloze gewelddadige conflicten en
schendingen van mensenrechten wereldwijd.
Over een definitie van terrorisme bestaat in VN-verband, anders dan in
EU-kader, geen overeenstemming. Belangrijker dan een dergelijke
definitie acht de regering de overeenstemming over concrete
maatregelen in de strijd tegen terrorisme, zoals bv. opgenomen in
VNVR-resolutie 1373 op grond waarvan landen verplicht zijn de
financiering van terroristische organisaties aan banden te leggen.
19
---
Hoe vallen de lager dan geraamde uitgaven ten behoeve van het
Internationaal Strafhof te rijmen met de onverwacht voorspoedige
inwerkingtreding (p. 20)?
De vertraging in de uitgaven voor het Internationaal Strafhof (ISH)
werd reeds bij de eerste en tweede suppletore begroting voorzien en
aangekondigd. In 2002 zijn uitgaven gedaan voor de tijdelijke
huisvesting in de Arc, Maanweg 174 te Den Haag voor computers en een
telefooncentrale voor de 100, in het Nederlandse bod toegezegde,
werkplekken. Tevens is de verplichte contributie betaald voor de
eerste 16 maanden van het ISH. In 2002 heeft de Task Force
International Criminal Court zich ingezet voor de voorspoedige
ratificering van het Statuut van Rome en implementatie van het statuut
in de nationale wetgeving van de verdragspartijen via projecten
gericht op voorlichting en technische assistentie.
In 2002 werden verplichtingen aangegaan ten behoeve van o.a. de huur van de Arc voor de komende 5 jaar, de aanschaf van meubels i.h.k.v. het Nederlandse bod voor 100 werkplekken, de vrijwillige contributie aan het ISH en de inhuur van een organisatiebureau voor de Inaugurele Zitting van de rechters. Doordat voor een flink bedrag verplichtingen zijn aangegaan die in 2002 nog niet tot uitgaven hebben geleid is er een groot verschil in de realisatie van verplichtingen en uitgaven.
De tijd die gepaard gaat met overleg met het ISH en met de aanbesteding heeft er toe geleid dat een aantal betalingen pas later beslag krijgen dan voorzien. Het hangt ook samen met de opbouwfase van het Hof. De werkzaamheden van het Hof zijn niet negatief beïnvloed.
31
---
De regering noemt aanpak tekortkomingen in capaciteiten een belangrijk
resultaat in 2002 met betrekking tot de modernisering en aanpassing
van de NAVO. Echter, het gaat hier met name om afspraken. Kan de
regering ook aangeven welke concrete versterking en uitbreiding van de
militaire capaciteit zich in 2002 heeft voorgedaan, met name op de
tekortgebieden zoals transportcapaciteit? In hoeverre is voldaan aan
het in de begroting van 2002 gestelde doel voor tijdige en volledige
uitvoering van het Defense Capabilities Initiative (DCI)?
Het ter gelegenheid van de NAVO-top van Washington (april 1999)
gelanceerde Defence Capabilities Initiative (DCI) ter verbetering van
de militaire capaciteiten van de bondgenootschappelijke strijdkrachten
heeft niet aan alle verwachtingen voldaan. Daarvoor bleek het aantal
aandachtsgebieden (59) te groot te zijn en de implementatie te
vrijblijvend. Niettemin heeft het DCI ertoe bijgedragen dat de NAVO
bondgenoten zich in hun nationale defensieplanning meer zijn gaan
toeleggen op kleinere maar beter ontplooibare, interoperabele
strijdkrachten met voldoende gevechtskracht, voortzettingsvermogen en
bevelvoeringscapaciteit. De meeste van de 59 DCI-aandachtsgebieden
zijn inmiddels hetzij geïmplementeerd, hetzij opgenomen in de
reguliere bondgenootschappelijke en nationale
defensieplanningsprocessen. De 16 aandachtsgebieden waarop nog geen of
onvoldoende implementatie had plaatsgevonden zijn overgenomen in het
Prague Capabilities Commitment (PCC) dat in de plaats is gekomen van
het inmiddels afgesloten DCI. Door deze tekortkomingen concreet te
benoemen in de aanloop naar Praag zijn door een aantal landen de
vigerende defensieplannen aangepast, waardoor er wel degelijk sprake
is van een aanpak van tekortkomingen in capaciteiten. Ook de
NL-besteding van de gelden voor de Europese defensiecapaciteiten
(voortzetting van de EVDB-voorziening als EVDB-intensivering in het
Strategisch Akkoord) draagt bij aan de vermindering van deze tekorten.
In Praag is -door een aantal landen- op het gebied van
transportcapaciteit een tweetal intentieverklaringen afgelegd (voor
lucht- en zeetransport). De verdere ontwikkeling van deze
intentieverklaringen is voortvarend opgepakt en kan -mogelijk nog dit
jaar- leiden tot concrete MOU´s.
34
---
Inzake de headline goals was het voor de regering in de begroting 2002
essentieel dat dit leidde tot een werkelijke vergroting van het
militaire vermogen van de EU-lidstaten om vredesoperaties uit te
voeren. In hoeverre is het vermogen daadwerkelijk vergroot?
Capaciteitsversterking staat centraal bij de verwezenlijking van de
Helsinki Headline Goal, de doelstelling om in 2003 maximaal 60.000
militairen binnen zestig dagen gedurende tenminste een jaar te kunnen
inzetten voor de Petersbergtaken. In dat kader hebben de ministers van
Defensie 19 mei jl. de tweede fase van het European Capabilities
Action Plan (ECAP) gelanceerd. In deze fase gaan projectgroepen de
voorgestelde oplossingsrichtingen uitwerken, die zijn aangedragen door
de landenpanels. De voorgestelde oplossingen omvatten onder meer
multinationale samenwerking en verwerving en vergroting van de
doelmatigheid van de bestaande capaciteiten. Verder werken landen
nationaal en multinationaal aan de versterking van het Europese
militaire vermogen. Nederland doet dat bijvoorbeeld via de
EVDB-projecten, die vanaf 2000 in het kader van de Headline Goal en
het "Prague Capability Commitment" ter hand zijn genomen. Een
multinationale ontwikkeling betreft de recente bestelling van 180 A
400 M militaire transportvliegtuigen. Tegen deze achtergrond is het
niet mogelijk om exact aan te geven aan te geven in welke mate de
militaire vermogens van de lidstaten het afgelopen jaar zijn vergroot,
maar kan wel worden geconcludeerd dat een begin is gemaakt met het
opheffen van de tekortkomingen, die zijn vastgesteld in het kader van
de Headline Goal. De snelheid en de mate waarin deze tekortkomingen
zullen worden opgeheven hangt af van de politieke wil van de lidstaten
om de komende jaren te blijven investeren in de versterking van de
Europese militaire capaciteiten.
35
10
Het ministerie bracht in 2002 de projectmatige werkzaamheden met
betrekking tot het Vredesfonds meer in lijn met het mondiale
veiligheidsbeleid en besteedde daarbij veel aandacht aan coherentie
van het buitenlands beleid. Kan aangegeven worden welke prioriteiten
op basis van het mondiale veiligheidsbeleid en de coherentie gekozen
zijn?
In het buitenlands beleid streeft de Regering naar een zo groot
mogelijke coherentie en afstemming tussen veiligheidsbeleid en andere
instrumenten van buitenlands beleid. Wat betreft het Vredesfonds is
prioriteit toegekend aan het vergroten van de eigen capaciteit (en
deelname) van ontwikkelingslanden met betrekking tot
conflictpreventie en vredesopbouw. Deze prioriteitstelling heeft ertoe
geleid dat in 2002 circa 60% van de Vredesfondsmiddelen is besteed aan
activiteiten ten behoeve van het Afrikaanse continent. Ook is een deel
van de middelen naar projecten in Afghanistan (20%) en op de Balkan
gegaan.
36
---
Kan de regering aangeven waar de inzet van het sanctie-instrument
succesvol was, en welk concreet resultaat hiermee dan werd gehaald, en
waar de inzet niet succesvol was? Waren de sancties tegen president
Mugabe van Zimbabwe en belangrijke medestanders bijvoorbeeld
succesvol?
Thans is binnen de EU een 15-tal sanctieregimes van kracht. Sommige
sancties vloeien voort uit VN veiligheidsraad resoluties (bv sancties
tegen Liberia), andere sanctieregimes voert de EU autonoom uit (bv de
sancties tegen Zimbabwe).
Het vraagstuk van het succes van een sanctieregime is gecompliceerd
omdat de effectiviteit van sancties niet altijd op korte termijn te
meten is. Voorts dient bij de beoordeling van de doeltreffendheid van
een sanctieregime ook eventuele onbedoelde neveneffecten te worden
meegewogen.
De sancties tegen de voormalige Federale Republiek Joegoslavië waren
succesvol. Algemeen wordt aanvaard dat de sancties van de EU en de VS
hebben bijgedragen aan de val van Milosevic in september 2000.
De financiële sancties die VN en EU na 11 september 2001 hebben
genomen tegen terroristen hebben ook effect. De sancties (o.m.
bevriezing van tegoeden) hebben terroristen en hun financiers hard
geraakt. Er is wereldwijd meer dan 100 miljoen dollar bevroren.
Bovendien hebben de sancties terroristen gedwongen het officiële
monetaire circuit te verlaten. Dit heeft hun logistieke slagkracht
verzwakt.
Succesvol waren ook de EU maatregelen tegen Wit-Rusland. Nadat
reisbeperkingen waren afgekondigd tegen President Loekasjenko en zijn
naaste omgeving, was Loekasjenko bereid de onderhandelingen met de
OVSE over de aanwezigheid van een missie in Minsk te heropenen Eind
december 2002 leidde dit tot resultaat. Dit was een klassiek voorbeeld
van een smart sanction: druk wordt uitgeoefend op een regering zonder
dat de bevolking wordt getroffen.
Het sanctieregime tegen Birma heeft zijn waarde (nog) niet bewezen.
Ondanks financiële sancties, reisbeperkingen tegen leiders van de
Junta en een wapenembargo duurt de binnenlandse repressie onverminderd
voort.
De sancties tegen president Mugabe van Zimbabwe en zijn belangrijke
medestanders acht Nederland succesvol. Deze mening wordt gedeeld door
lokale NGOs. Door de sancties van de EU en de VS is het regime van
Mugabe in de regio geïsoleerd. Hoewel de sancties onbedoeld de
relaties met andere Afrikaanse landen onder druk hebben gezet, is door
de aanhoudende druk ook voor hen duidelijk geworden dat het de EU
menens is en zij zich nadrukkelijker ook zelf moeten inzetten om tot
een oplossing te komen. Tenslotte vormen de voortdurende smart
sancties tegen Zimbabwe ook een duidelijk signaal dat flagrante
manipulatie van verkiezingen en intimidatie van de eigen bevolking
niet worden getolereerd.
President Mugabe kon wel in februari 2003 naar de Frans-Afrikaanse top
in Parijs komen. Nederland was hier zeer tegen gekant omdat een
dergelijk bezoek de geloofwaardigheid van het EU-sanctie-beleid
aantastte. Nederland heeft dit ook laten aantekenen (zie brief aan Uw
Kamer van 19 februari 2003).
37
12
Wat is de achtergrond van de budgetoverschrijding bij het Vredesfonds?
Tijdens de behandeling van de ontwerpbegroting 2002 is de motie
Koenders aangenomen. In deze motie wordt het kabinet verzocht de in
2000 onbestede middelen van het Vredesfonds ad EUR 6,8 miljoen toe te
voegen aan de budgetten van 2002 en 2003. Deze motie is uitgevoerd en
dus konden in 2002 voor EUR 3,4 miljoen extra projecten uit dit fonds
worden gefinancierd (vide pagina 146/147).
42
13
In de begroting 2002 werd gesteld dat Nederland in EU-kader zou
pleiten voor nauwere onderlinge afstemming met betrekking tot zaken
die op de agenda van de Veiligheidsraad komen. Kan de regering
aangeven in hoeverre dit in 2002 gebeurd is ten aanzien van de
behandeling in de Veiligheidsraad van de VN van de kwestie Irak? Welke
onderlinge afstemming is er met Duitsland, Frankrijk, Spanje en het
Verenigd Koninkrijk geweest?
Tijdens de discussie en besluitvorming over resoluties inzake Irak
heeft Nederland steeds gepleit voor nauwere afstemming in EU-kader.
Nederland heeft daarbij steeds gepoogd om bruggen te bouwen tussen
standpunten van de verschillende partijen, die ook binnen de EU
lijnrecht tegenover elkaar leken te staan. Dit heeft op een aantal
momenten geleid tot solidariteit tussen EU-partners, hetgeen tot
uitdrukking kwam in de verklaringen van de speciale Europese Raad van
20 maart 2003 en de RAZEB van 24 februari2003. Ook in New York heeft
zeer regelmatig EU-overleg plaatsgevonden. Ondanks intensieve pogingen
om tot één EU-standpunt te komen, bleken de verschillen van mening
tussen de EU-leden van de Veiligheidsraad uiteindelijk niet
overbrugbaar.
63
14
De regering schrijft dat de resterende Verdragsmiddelen voor Suriname
zullen worden ingezet via de sectorale benadering. Wat is de stand van
zaken aangaande het afbouwen van het oude projectenbestand en
eventuele opbouw van het nieuwe projectenbestand binnen het kader van
de sectorale benadering?
Het oude projectenbestand is voor het grootste deel afgerond. Enkele
bestaande projecten, zoals Zeedijk Nickerie of de Regeling
Laagfrequente Aandoeningen, zijn opgetopt of verlengd. In een paar
andere gevallen worden oude projecten voortgezet als zij passen binnen
de sectorale benadering.
De introductie van de sectorale benadering in Suriname in 2000 leidt
geleidelijk aan tot een ander aanzicht van de OS-portefeuille in
Suriname. Voor de zes in 2001 gekozen sectoren (gezondheid, onderwijs,
goed bestuur, milieu, landbouw, volkshuisvesting) zijn sectoranalyses
in voorbereiding of inmiddels (vrijwel) afgerond. Sectorale benadering
betekent dat er op termijn sectorale begrotingssteun gegeven kan
worden; zolang de omstandigheden dit nog niet toelaten blijven ook
projectmatige activiteiten nodig. Deze dienen wel logischerwijs voort
te vloeien uit de sectoranalyses.
In de periode eind 2000 (start introductie sectorale benadering) tot
eind 2002 is voor EUR 78.3 miljoen gecommitteerd, voor EUR 6 miljoen
gereserveerd en 34,8 miljoen uitgegeven. De resterende
garantiemiddelen a EUR 177 miljoen zijn in 2001 ingezet. Het
percentage committeringen in het kader van de sectorale benadering
stijgt snel; naar verwachting zal dit ook voor de uitgaven gaan
gelden.
68
15
Kan de regering aangeven waarop de soms grote verschillen tussen
begrootte en gerealiseerde structurele hulp is gebaseerd (bijvoorbeeld
Bangladesh: 51 miljoen begroot, 20 miljoen gerealiseerd), en tevens de
grote verschillen tussen begrootte en gerealiseerde bedragen voor de
verschillende sectoren (bijvoorbeeld Ghana, gezondheidszorg: begroot 7
miljoen, gerealiseerd 22 miljoen)?
De in de Memorie van Toelichting opgenomen bedragen voor de geplande
structurele bilaterale hulp per land en per sector vormen als regel
een redelijke indicatie voor de uiteindelijk gerealiseerde bedragen,
zoals deze vervolgens in het betreffende jaarverslag gerapporteerd
worden. De Memorie van Toelichting wordt echter een half jaar voor het
betreffende begrotingsjaar opgesteld en in een aantal gevallen kunnen
zowel aan Nederlandse kant (bijvoorbeeld naar aanleiding van de
betreffende begrotingsbehandeling in de Kamer) als in het ontvangende
land wijzigingen in beleid en in uitvoeringsmogelijkheden optreden.
In 2002 was dat bijvoorbeeld het geval in Bangladesh, waar de na de
verkiezingen aangetreden regering een afwijkende visie had op een
groot Wereldbankproject in de watersector, dat aanvankelijk door
Nederland gecofinancierd zou worden. Dat verschil in inzicht leidde
ertoe dat de voor 2002 in die sector geplande uitgaven niet
gerealiseerd werden. In Macedonië lagen de uitgaven in 2002 eveneens
aanzienlijk lager dan verwacht, in dat geval omdat overeenstemming
tussen de Internationale Financiële Instellingen (IFIs) en de nieuw
aangetreden regering over het macrobeleid niet meer in dat
kalenderjaar tot stand kwam. In Ghana kon daarentegen de steun aan de
gezondheidssector geïntensiveerd worden nadat de nieuwe sectorplannen
na een breed gedragen consultatieproces in 2002 goedgekeurd werden.
Een ander voorbeeld is Tanzania, waar in 2002 extra steun aan de
onderwijssector gerealiseerd kon worden (zie toelichting in
Jaarverslag, pagina 63).
Dergelijke wijzigingen kunnen als regel binnen de betreffende
begrotingscategorieën (6.1 en 6.3) opgevangen en gecompenseerd
worden. In het huidige begrotingsjaar (2003) is deze flexibiliteit
echter aanzienlijk afgenomen als gevolg van noodzakelijke ombuigingen
in de bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsbudgetten (mijn brief aan
de kamer van 14 april jl.).
69
70
16
Wijst het grote verschil in begrootte en gerealiseerde uitgaven in de
structurele bilaterale hulp op een grote budgetflexibiliteit?
Zie antwoord bij vraag 15.
69
70
17
Welke overwegingen worden gebruikt om te bepalen of er sectorale
programmahulp dan wel macrohulp wordt verstrekt? Wie maakt deze
overwegingen?
Macrohulp is gericht op de ondersteuning van het totale
ontwikkelingsbeleid van een land en het daaraan ten grondslagliggende
beleid op macroniveau. Macrohulp kan alleen worden verstrekt indien
het ontvangende land beschikt over een positief track record. In het
track record wordt een oordeel gegeven over respectievelijk de visie
van en samenwerking met de internationale financiële instellingen, de
kwaliteit van het gevoerde economische beleid, de kwaliteit van
bestuur en de kwaliteit van het sociale beleid (incl. Poverty
Reduction Strategy Paper-proces). Er wordt onderscheid gemaakt tussen
structurele en incidentele macrohulp.
De structurele macrohulp (algemene begrotingssteun, cofinanciering van
sectoroverstijgende hervormingsprogramma's, multisectorale sociale
fondsen) richt zich op het interne ontwikkelingsproces van het
ontvangende land. Structurele macrohulp vormt onderdeel van de
landenallocaties en wordt in principe verstrekt vanuit een meerjarig
perspectief.
Incidentele macrohulp (schuldverlichting, betalingsbalanssteun,
begrotingssteun) wordt in principe als een eenmalige bijdrage verleend
aan landen die economische problemen ondervinden van plotselinge
externe schokken (b.v. tijdelijke ernstige ruilvoetverslechtering) of
van een onhoudbare schuldenlast. De incidentele macrohulp is er
opgericht om de macro-economische randvoorwaarden waarbinnen het
structurele ontwikkelingsproces zicht afspeelt in stand te houden of
waar nodig te herstellen, opdat landen niet off track raken bij de
internationale instellingen en daarmee hun toegang verliezen tot
concessionele middelen.
Sectorale programmahulp (sectorale begrotingsteun, sectorale
cofinanciering, basketfinanciering) is gericht op ondersteuning van
het beleid en verbetering van de effectiviteit en efficiency in een
specifieke sector. In het kader van de sectorale benadering wordt
daarbij zoveel mogelijk gestreefd naar een overgang naar ondersteuning
van het integrale sectorbeleid of belangrijke programmaonderdelen
daarvan in de vorm van programmahulp in plaats van individuele
projectinterventies.
De incidentele macrohulp vormt geen onderdeel van de landenallocaties
van de posten; de verlening ervan wordt grotendeels door het
departement bepaald. In het geval van schuldverlichting is daarbij de
internationale agenda richtinggevend en zijn de internationale
afspraken in het kader van het Heavily Indebted Poor
Countries-initiatief (HIPC) en de Club van Parijs in belangrijke mate
bepalend. In het geval van incidentele macrohulp bij externe schokken
vindt de besluitvorming eveneens op het departement plaats waarbij van
de posten een proactieve rol wordt verwacht met betrekking tot het
signaleren van specifieke economische problemen in de desbetreffende
landen en het adviseren over wenselijk geachte ondersteuning in de
vorm van incidentele macrohulp.
De besluitvorming over structurele macrohulp en sectorale
programmahulp vindt plaats in het kader van de jaarplancyclus van de
posten. Beide categorieën vormen onderdeel van de totale jaarlijkse
landenallocatie die aan elke post wordt toegewezen. Afhankelijk van de
voortgang in de gekozen sectoren en met inachtneming van de hierboven
geschetste beleidsmatige overwegingen bepaalt de post in overleg met
het ontvangende land (en andere donoren) welke vormen van sectorale
programmahulp het meest geschikt worden geacht voor financiering door
Nederland. Voor de structurele macrohulp is in plaats van de voortgang
in een specifieke sector het overall track record van het ontvangende
land bepalend.
75
76
18
In hoeverre kan door middel van de administratieve en
managementsystemen van het ministerie aangegeven worden welke vormen
van sectorale hulp per sector en per ontwikkelingsland wordt
verstrekt?
In 2003 wordt bij het ministerie een nieuw geautomatiseerd systeem in
gebruik genomen Piramide. Piramide is een geïntegreerd management
informatiesysteem dat door alle posten en het departement gebruikt
gaat worden en dat onder meer voorziet in informatievoorziening ten
behoeve van de sectorale hulp. Er is in Piramide een specifieke SB
sector codering opgenomen die aangeeft aan welk van de gekozen
Sectorale Benadering-sectoren de ingevoerde activiteit bijdraagt en
het betreffende land van allocatie. Het systeem maakt het mogelijk op
basis hiervan overzichten te formuleren.
75
76
19
Op welke wijze (naast clustering van onderwerpen) wordt de
zichtbaarheid van OS-onderwerpen binnen de Raad Algemene Zaken en
Externe Betrekkingen (RAZEB) gegarandeerd?
Naast clustering van onderwerpen twee keer per jaar (doorgaans tijdens
de RAZEB-zittingen van mei en november), bestaat de mogelijkheid om op
de maandelijkse bijeenkomsten van de RAZEB OS-gerelateerde onderwerpen
aan de orde te stellen. Dit is het laatste jaar gebeurd over
uiteenlopende onderwerpen (crisis in de koffie-sector,
conflictbeheersing in Angola, voortgang van de Doha Development
Agenda).
Bovendien biedt de RAZEB de mogelijkheid om op coherente wijze extern
beleid te formuleren, waar specifiek ruimte is voor OS-aspecten. Zo
worden in de RAZEB-beraadslagingen over bijvoorbeeld Afghanistan, de
Westelijke Balkan en Irak doorgaans ook altijd OS-aspecten betrokken
(o.m. humanitaire hulpverlening, gender-aspecten, vraagstukken van
markttoegang).
Zichtbaarheid van OS-onderwerpen is derhalve ook in de nieuwe
raadsconfiguratie gewaarborgd.
Ten slotte blijft de mogelijkheid van informele bijeenkomsten van
bewindslieden voor ontwikkelingssamenwerking bestaan. Het Grieks
voorzitterschap heeft op 2 en 3 juli in Alexandropoulis een dergelijke
bijeenkomst gehouden, de aanstaande voorzitters Italie, Ierland en
Nederland hebben ook het voornemen een informele vergadering van
OS-bewindslieden te houden.
80
20
In hoeverre zijn de Nederlandse financiële bijdragen aan de Wereldbank
nu meetbaar in termen van de Nederlandse beleidsdoelstellingen?
Er is om twee redenen geen directe maar slechts een indirecte relatie
tussen de Nederlandse financiële bijdragen aan de Wereldbank en de
algemene Nederlandse beleidsdoelstelling zoals die verwoord zijn in
het Jaarverslag. Ten eerste zijn de kanalen om de Wereldbank te
beïnvloeden niet beperkt tot financiële bijdragen onder het
Partnershipprogramma. Belangrijker kanaal voor beïnvloeding is de
Nederlandse inzet via de Raad van Bewindvoerders en het Development
Committee. Doelstellingen kunnen dus worden bereikt zonder dat daar
financiële bijdragen aan te pas komen. Ten tweede is Nederland niet de
enige speler binnen multilaterale instellingen zoals de Wereldbank.
Dit betekent dat Nederland het wel of niet bereiken van de algemene
beleidsdoelstellingen t.a.v. de Wereldbank nooit volledig op het eigen
conto kan schrijven.
Uiteraard wordt bij besluitvorming over (de omvang van) financiële
bijdragen aan de Internationale Financiële Instellingen (IFIs)
meegewogen hoe deze zullen bijdragen aan de beleidsdoelstellingen
t.a.v. van deze instellingen. Het gaat in zulke gevallen om specifieke
beleidsdoelstellingen op het (meer gedetailleerde) niveau van de
verschillende OS-prioriteiten die onder de algemene
beleidsdoelstellingen vallen. De mate waarin de financiële bijdragen
aan de Wereldbank hebben geleid tot het bereiken van het Nederlandse
beleid t.a.v. de Wereldbank is onderwerp van de evaluatie naar het
Partnerschapprogramma met de Wereldbank. Zie ook vraag 21.
---
21
De uitgaven in het kader van het Partnerschapprogramma met de
Wereldbank zijn sterk gestegen, medio 2003 worden de resultaten van de
evaluatie verwacht. Wanneer kan de Kamer deze tegemoet zien?
De uitgaven in het kader van het Partnerschapprogramma met de
Wereldbank omvatten naast de reguliere projecten ad 30 mln euro, vanaf
2002 ook verschillende (vaak forse) bijdragen aan multidonor fondsen
voor globale initiatieven zoals Education for All en het Global Fund
to fight AIDS, TB and Malaria, die door de Wereldbank beheerd worden.
Het Partnerschapprogramma fungeert in deze slechts als vehikel voor
het beschikbaar stellen van fondsen ten behoeve van deze initiatieven.
Dit verklaart de volatiliteit in uitgaven gedurende de laatste drie
jaar.
Het eindrapport van de evaluatie van het Partnerschapprogramma werd
begin juni voltooid. Het rapport zal voorzien van een beleidsreactie
in het najaar aan de Kamer worden toegestuurd.
89
---
Wat is de reden dat de post Speciale Multilaterale Activiteiten IFIs
verminderd is met een bedrag van 5, 3 miljoen euro? Betreft dit een
onderuitputting en heeft deze vermindering een structureel karakter?
De vermindering van uitgaven onder deze post (4,76 mln euro in plaats
van de begrote 10,1 mln euro) heeft geen structureel karakter maar is
vooral te wijten aan tragere uitputting dan voorzien. Ten eerste werd
bij het opstellen van de begroting 2002 gebruik gemaakt van ramingen
van najaar 2001 op basis van toenmalige doorlopende verplichtingen.
Begin 2002 bleek dat de raming voor Speciale Multilaterale
Activiteiten IFIs (10,1 mln euro) voor 2002 moest worden bijgesteld
tot 7,65 mln euro vanwege tragere uitputting van verschillende
bijdragen en het niet-verlengen van een activiteit van de Economische
Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD). Ten tweede verliep de
uitputting van middelen voor verschillende activiteiten nog eens
minder snel dan in de begroting voor 2002 (7,65 mln euro) was
weergegeven. Hierdoor werden uitgaven voor de betreffende activiteiten
ter waarde van circa 5 mln euro doorgeschoven naar 2003. Dit creëerde
ruimte voor een bijdrage aan het IMF fonds voor post-conflictlanden
van circa 2 mln euro, die oorspronkelijk niet was voorzien. Derhalve
werd 4,76 mln euro gerealiseerd.
91
23
De Medefinancieringsorganisaties (MFO's) en twee vakbondsorganisaties
kregen in 2002 toestemming om 5 % van het toegewezen budget aan
beleidsbeïnvloeding te besteden. Kan de regering aangeven welke
activiteiten hierbinnen ontplooid zijn?
Deze toezegging betrof het budget voor beleidsbeïnvloeding in
Nederland (2002). Naast deelname aan de Campagne Wereldburgers.nl
hebben de organisaties onder meer de volgende activiteiten ontplooid.
Hivos besteedde 0,8% van haar Medefinancieringsprogrammabudget ) ten
behoeve van: koffieproducenten (documentaires), biodiversiteit
(lobby), gentech gewassen (manifestatie, conferentie, publicaties,
documentaire), mensenrechten (tentoonstelling, debatten,
videoproducties, campagnes); deelname aan Afrika-conferentie (5
workshops); Internationaal Film Festival Rotterdam; Poetry
International; Wereld Muziek Theater Festival; ontwikkelen van een
computerspel door studenten uit Utrecht, India, Zimbabwe, Costa Rica
en Zuidoost Europa.
Cordaid besteedde 1,2 % van haar MFP budget ten behoeve van:
stedelijke leefbaarheid (WSSD, Nederlands platform duurzame
ontwikkeling, debatten); gezondheid en zorg (workshop met zuidelijke
partners over PRSPs en toegang tot gezondheid, participatie VN
Conference on Ageing, WTO toegang tot betaalbare medicijnen,
samenwerking met Stop Aids Now, HealthNet; vrede en conflict, bij dit
thema wordt nauw samengewerkt met Pax Christi Nederland en Justitia et
Pax (doorvoer kleine wapens, grote meren gebied Afrika, follow-up
Durban conferentie tegen racisme, rechten inheemse volkeren,
onderzoekmissie forensische experts naar Jenin, oprichting Nederlandse
Coalitie voor Vrede); toegang tot markten (Jubilee campagne).
Plan Nederland besteedde 1,5% van haar MFP-budget ten behoeve van: kinderrechtenmaand (o.m. kinderrechtenfestival in Rotterdam voor kinderen in de leeftijd van 8-14 jaar, in 2002 bezocht door zo'n 8.000 kinderen); lokale initiatieven kinderrechten (buurthuizen, AZC's etc.); deelname Platform Kindertop; persmanifestatie op Binnenhof voor belang kinderrechten en VN-Kindertop; Estafette stop gebruik kindsoldaten (jongeren van 10 tot 18 jaar, doel hun kennis van en begrip voor de problematiek van kindsoldaten te vergroten).
Novib besteedde 3.9% van haar MFP-budget ten behoeve van: start handelscampagne, koffiecampagne, oprichting van het MVO-platform (maatschappelijk verantwoord ondernemen), onderwijscampagne, actie tegen wapendoorvoer naar Israël, campagne United Civilians for Peace, nationaal grondstoffenoverleg, een verkiezingscampagne door brede maatschappelijke coalitie voor eerlijke wereldhandel en duurzame ontwikkeling, actie Kassabon, ontwikkeling van actiemodellen voor het voortgezet onderwijs, ontwikkeling van een onderwijs- en stageprogramma voor het ROC Amsterdam, Festival Mundial.
ICCO besteedde 1,5% van haar MFP-budget ten behoeve van: strategische
samenwerking op het gebied van Fair Trade; ontmoetingen tussen
vertegenwoordigers van partnerorganisaties en vertegenwoordigers
Nederlandse samenleving; seminar over de Social Protection Strategy
van de Wereldbank met vertegenwoordigers Wereldbank, ING,
universiteiten en ambtenaren; Festival Mundial; politieke
jongerenreizen (MVO); uitwisselingsreizen, seminars (jonge managers);
beïnvloeding Nederlandse en Europese politiek rond OS, BZ, EZ,
Landbouw over coherentie van beleid; lobby voor vrede en respect
mensenrechten in het Midden-Oosten, Indonesië en het Grote
Merengebied, gericht op de Nederlandse en Europese politiek, de VN en
het Nederlandse publiek.
FNV Mondiaal heeft 5% van haar Vakbondsmedefinancieringsprogramma
(VMP) middelen besteed aan voorlichting en campagneactiviteiten. Deze
activiteiten bestonden met name uit een bedrijvenmonitor (onderzoek
naar het gedrag van multinationals zoals Unilever) en activiteiten in
het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen en de
globaliseringscampagne.
CNV heeft geen VMP middelen besteed aan beleidsbeïnvloeding Nederland.
92
24
In hoeverre is er sprake geweest van aantoonbare institutionele
versterking van hoger onderwijs- en trainingscapaciteit in
ontwikkelingslanden ten gevolge van het beleid van de regering in
2002?
In 2002 is een bijdrage geleverd aan de institutionele versterking van
hoger onderwijs- en trainingscapaciteit in ontwikkelingslanden door
het Academisch Samenwerkingsprogramma voor Hoger Onderwijs (MHO), het
Samenwerkingsprogramma tussen Nederlandse HBO-instellingen en
Onderwijsinstellingen in ontwikkelingslanden ten behoeve van
basisonderwijs (HOB) en het Sail Projecten Programma (SPP).
Het MHO bestaat uit samenwerkingsprogrammas met 11 universiteiten in het Zuiden, waarvan zes in Afrika, twee in Latijns Amerika en drie in Azië. In totaal werden in 2002 129 projecten uitgevoerd aan deze 11 universiteiten, waarvan 73 (55%) in Afrika. Resultaten zijn beter getrainde staf; verbeterde curricula, strategische plannen op instellingsniveau, verbetering van infrastructuur en communicatie.
In 2002 werden via het HOB zeven opleidingsinstituten voor
basisonderwijsdocenten versterkt, waarvan zes in Afrika en één in
Centraal Amerika. E.e.a. heeft geleid tot een beter getrainde staf,
verbeterde curricula, ontwikkelde didactische methodieken en
managementondersteuning.
In 2002 werden via het SPP 41 opleidingsinstituten in het Zuiden
versterkt, waarvan 18 in Afrika (43%). Resultaten zijn o.a. een beter
getrainde staf, verbeterde curricula, ontwikkelde lesmaterialen,
onderzoek.
96
25
In hoeverre is er sprake geweest van aantoonbare vermindering van
kwantitatieve en kwalitatieve tekorten aan geschoold middenkader in
ontwikkelingslanden ten gevolge van het beleid van de regering in
2002?
In 2002 hebben in het kader van het Netherlands Fellowship Programma
(NFP) 1760 professionals uit ontwikkelingslanden een beurs ontvangen
voor het volgen van een opleiding in Nederland (PhD, MSc, diploma en
korte cursussen) en hebben hiermee hun kennis en vaardigheden
verbeterd.
96
26
Waarom en wanneer is 'bevordering van kennisontwikkeling en
kennisuitwisseling' in 2002 weggevallen als geoperationaliseerde
doelstelling?
Op pagina 97 onder het kopje Subsidie Koninklijk Instituut voor de
Tropen (KIT) wordt ingegaan wat op het terrein van operationele
doelstelling 3, te weten de 'bevordering van kennisontwikkeling en
kennisuitwisseling' is gerealiseerd. Abusievelijk is de 'bevordering
van kennisontwikkeling en kennisuitwisseling' niet als derde
operationele doelstelling vermeld.
96
27
Er bestaat onduidelijkheid over de status van de
Financieringsmaatschappij Ontwikkelingslanden (FMO). Welke status
dicht de minister voor ontwikkelingssamenwerking toe aan het FMO?
Wanneer geeft het ministerie van Financiën hier uitsluitsel over?
Er is inderdaad al enige tijd een discussie gaande tussen de Algemene
Rekenkamer en de Minister van Financiën, houder van de aandelen van de
FMO, rond de status van de FMO. Het betreft de vraag of de FMO kan
worden aangemerkt als Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT). De
ministers van Buitenlandse Zaken en Financiën hebben zich in het
verleden op het standpunt gesteld dat dit niet het geval is. Er wordt
naar gestreefd deze discussie nog dit jaar definitief af te ronden,
waarna naar verwachting een eensluidend oordeel over de status van de
FMO kan worden vastgesteld.
100
101
28
Kan de regering nader ingaan op de wijze waarop zij uitvoering heeft
gegeven aan de Kamerbreed aangenomen motie Van der Staaij c.s. inzake
Colombia (28600 V, nr. 41)? Zijn deze inspanningen gepaard gegaan met
een stijging van het budget voor Colombia? Zo ja, hoe is dit geld
ingezet? Zo nee, waarom niet? Is er ook bilateraal druk uitgeoefend?
De inspanningen van de regering ten aanzien van Colombia richten zich op het bevorderen van een vreedzame oplossing van het conflict in Colombia. De Nederlandse regering benut zoveel mogelijk kanalen en heeft daarbij een actieve ambassade in Bogotá. Nederland tracht de huidige Colombiaanse regering, die een harde lijn voorstaat, niet aflatend te overtuigen van het belang van een integrale, op onderhandelingen gebaseerde aanpak van het conflict en van een politiek van respect voor mensenrechten. Ook de noodzaak van zichtbare vorderingen op het gebied van bestrijding van straffeloosheid en corruptie en op het gebied van sociaal-economische ontwikkeling vormt in bilaterale contacten met de diverse ministeries, in EU-verband en via de VN voortdurend onderwerp van gesprek. Daarnaast blijft Nederland maatschappelijke organisaties actief steunen, niet alleen financieel maar ook - vaak minstens zo belangrijk - politiek. Zo organiseerde de Nederlandse ambassade onlangs een publiekelijk eerbetoon bij het uitreiken van een onderscheiding aan de vooraanstaande mensenrechtenactivist Alirio Uribe. Voor zijn actieve rol is de Nederlandse Ambassadeur vorige week onderscheiden met het kruis van verdienste van het Colombiaanse Parlement.
Binnen de kaders van de bilaterale milieu- en GMV-programmas zijn diverse activiteiten gericht op versterking van de positie en capaciteit van lokale overheden. Nederland co-financiert onder meer programmas in de Choco en Amazonas. De programmas worden gekenmerkt door een integrale benadering van de problematiek op lokaal niveau, waarbij ook conflictbeheersing en preventie een plaats hebben, bijvoorbeeld door verbetering van de zgn. early warning mechanismen en stimuleren van productie ter vervanging van illegale gewassen.
Vanuit het GMV-programma wordt gewerkt aan verbeterde toegang tot de
Ombudsman, die regionaal vertegenwoordigd is, maar onder budgettaire
druk is komen te staan. Ook is er een samenwerkingsverband met de
Algemene Rekenkamer op het gebied van anti-corruptie, dat beoogt het
(lokaal) bestuur te versterken.
In EU-verband wordt - na lang aandringen door onder meer Nederland -
momenteel gewerkt aan de identificatie van een tweede laboratorium
voor de vrede. Dit laboratorium zal naar verwachting begin volgend
jaar zijn beslag krijgen, onder meer in het sterk aan het conflict
onderhevige departement Tolima van gouverneur Floro Tunubalá, die door
uw Vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken en het ministerie werd
ontvangen.
Bovenstaande inspanningen zijn niet gepaard gegaan met een budgettaire
stijging voor Colombia.
---
29
Wanneer wordt het nieuwe visuminformatiesysteem ingevoerd en wat houdt
dit nieuwe systeem exact in?
De bouw van het nieuwe geautomatiseerde visuminformatiesysteem is
vertraagd. Op basis van de huidige stand van zaken wordt volledige
implementatie van het nieuwe visuminformatiesysteem op het departement
en de ambassades en beroepsconsulaire posten niet verwacht voor eind
2005. Met behulp van dit nieuwe systeem kunnen de persoonsgegevens van
visumaanvragers op een unieke wijze worden vastgelegd in de
gemeenschappelijke vreemdelingenadministratie, waarbij gebruik wordt
gemaakt van biometrische kenmerken. Bovendien kan met dit systeem
informatie worden uitgewisseld met de EU partners en met de partners
in de Nederlandse vreemdelingenketen, verbeterde management- en
beleidsinformatie worden verkregen, de integriteit van de
visumverlening en het beheer van de voorraad visumstickers verder
worden verbeterd en de efficiëntie van het visumproces toenemen.
117
30
Wat houden de prestatie-indicatoren voor visumverlening exact in?
De prestatie-indicatoren hebben betrekking op het aantal visumaanvragen voor het Schengen gebied dat in 2002 door de Nederlandse ambassades en de beroepsconsulaire posten in behandeling is genomen. De gemiddelde kosten per visum is een kostprijsberekening waarin de verschillende kosten die samenhangen met de visumverlening tot uitdrukking worden gebracht. De kostencategorieën betreffen ondermeer personeel, automatisering en materiële uitgaven zoals de aanschaf van visumstickers en huisvesting. De totale uitgaven zijn een toerekening van deze apparaatskosten aan de in behandeling genomen visumaanvragen in 2002. Het aantal verleende en geweigerde visa heeft betrekking op de aanvragen die zijn gedaan in 2002.
118
31
Welke verbeteringen dienen er nog te worden doorgevoerd in het nieuwe
Piramide informatiesysteem?
Er dienen nog diverse aanpassingen te worden doorgevoerd in het nieuwe
Piramide zoals dit normaliter het geval is bij implementaties van dit
soort omvangrijke systemen. Het betreft hier in eerste instantie meer
specifiek zaken op het gebied van managementinformatie en
vervangingsrelaties etc.
In hoeverre is het een probleem dat dit systeem in wezen financieel
van aard is?
Het is geen probleem dat dit systeem in wezen financieel van aard is
omdat het altijd de bedoeling is geweest een financieel systeem te
introduceren ter vervanging van verouderde systemen. Gebruik van een
ERP-pakket voor het Piramidesysteem maakt het nu mogelijk om in hoge
mate van detail verband aan te brengen tussen enerzijds financiële
data en anderzijds zowel procesinformatie als beleidsinhoudelijke
gegevens. Met de introductie van het systeem is de ondersteuning van
beleidswijzigingen doorgevoerd met name op het gebied van
ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast wordt via het systeem een
integratie tot stand gebracht met de personeelsadministratie die thans
een wezenlijk onderdeel uitmaakt van het geïntegreerde
informatiesysteem.
Betekent het dat niet alle contracten en alle elementen van het
contractbeheer in dit nieuwe systeem kunnen worden opgenomen?
Piramide bestaat uit diverse geïntegreerde modules die onderling
informatie aanleveren aan elkaar om geaggregeerde managementinformatie
uit op te bouwen. Hierdoor is het mogelijk om de contractgegevens
welke BZ noodzakelijk acht in te voeren in de specifieke
contractmodule (OKC) waarbij wordt zekergesteld dat de consistentie
met de financiële verplichtingen- en kasadministratie is gewaarborgd.
Naast de opname van de financiële componenten uit de contracten worden
diverse datagerelateerde gegevens en rapportageverplichtingen in het
systeem vastgelegd en bewaakt, waardoor in combinatie met de uit het
systeem te genereren managementinformatie, het contractbeheer kan
worden gevoerd.
Uitgangspunt bij de inrichting is dat uitsluitend de contracten die
leiden tot een betaling in de contractmodule worden opgenomen.
196
32
Hoeveel fte aan beleidsambtenaren had het ministerie van Buitenlandse
Zaken op 1 januari 2002 en op 1 januari 2003? Hoeveel fte aan
beleidsambtenaren wil de minister laten afvloeien in 2003, 2004, 2005,
2006 en 2007?
Het personeelsinformatiesysteem van BZ onderscheidt beleidsambtenaren
niet als een aparte categorie. Veel functies op het ministerie denk
met name aan het postennetwerk bevatten zowel beleidsmatige als
uitvoerende taken. Een inventarisatie levert een totaal op van
ongeveer 1.320 ftes beleidsambtenaren.
De volumetaakstelling van het Strategisch Akkoord (110 ftes) wordt
voor 20 ftes gerealiseerd door een reductie van het aantal
beleidsambtenaren. De overige 90 ftes zijn gevonden door besparingen
bij de ondersteunende diensten, de sluiting van enkele posten, een
reductie van het aantal flexibele functies en afschaffing van de
38/40-urige werkweek bij BZ. De laatstgenoemde maatregel leidt door de
verkorting van de werkweek tot 36 uur - tot een verdere reductie met
ongeveer 20 ftes beleidsambtenaren. De vermindering van het aantal
flexibel inzetbare functies leidt tot een verdere daling van circa 15
beleidsfuncties (de inzet wisselt in de praktijk). De totale reductie
van 55 ftes aan beleidsambtenaren vindt gelijkmatig plaats over de
jaren 2003-2006. BZ streeft er naar om de vermindering van het aantal
beleidsambtenaren op te vangen via natuurlijk verloop.
199