Burgers dichter bij het lokale bestuur.

Een initiatief raadsvoorstel van Stadsbelangen Mestreech

Maastricht, juni 2003

Inleiding

De mogelijkheid die de burger heeft om invloed uit te oefenen op het gemeente bestuur zijn op dit moment te gering. Dagelijks worden door het gemeentebestuur belangrijke politieke beslissingen genomen terwijl de burger eens in de vier jaar een stem kan uitbrengen bij de verkiezingen. Daarnaast bestaat het verworven recht van inspraak en de mogelijkheid van het houden van een referendum over belangrijke gemeentelijke aangelegenheden. Beide beïnvloedingsinstrumenten op het gemeentelijk beleid worden zijn bij wet geregeld en worden toegepast op initiatief van het gemeentebestuur. De mogelijkheid ontbreekt -tot op heden- dat de burger zelf initiatieven ontwikkeld en deze aan de gemeenteraad ter behandeling voorlegt evenals de mogelijkheid om meer controle uit te oefenen op het gemeentebestuur.

Coalitieprogramma 2002-2006 kwaliteit voor mensen, ruimte voor elkaar

Binnen het coalitieprogramma is de afspraak vastgelegd dat veel ruimte dient te bestaan voor eigen initiatief van groepen( verenigingen, scholen, buurten etc.). Daarnaast zal een experiment worden gestart met de inrichting van burgerforums en zal een actieprogramma worden ontwikkeld gericht op verhoging van de burgergerichtheid.
De afspraak binnen het coalitieprogramma dat in de huidige raadsperiode een regeling zal worden uitgewerkt betreffende het beschikbaar stellen van werkbudgetten aan buurten, die binnen gestelde kaders door de samenwerkende buurtbewoners zelf kunnen worden besteed, en de vaststelling dat buurtraden daarin het voortouw kunnen nemen met de toevoeging dat de gemeente erop toe ziet dat de besluitvorming omtrent de besteding op democratische wijze plaatsvindt, zijn duidelijk signalen om de betrokkenheid tussen bestuur en burger te intensiveren.

De intenties binnen het coalitieprogramma en de doelstellingen zoals opgenomen binnen het verkiezingsprogramma van Stadsbelangen Mestreech sluiten nauw op elkaar aan voor wat betreft de relatie tussen het lokale bestuur en de burger. In zijn algemeenheid mag dan ook worden vastgesteld dat in Maastricht consensus bestaat voor een gemeentebestuur dat doelmatiger en slagvaardiger wil gaan functioneren. Voor de burger ontbreekt echter de mogelijkheid om naast de verkiezingen het functioneren van het gemeentebestuur te controleren en/of te beïnvloeden. Het recht van burgerinitiatief is het instrument dat de burger de mogelijkheid biedt. En juist dit instrument zou een wezenlijke bijdrage betekenen om bestuur en burger dichter bij elkaar te brengen en de directe politieke invloed te vergroten.

Onze voorstellen aan de raad:

Het instellen van het recht van burgerinitiatief.

Het vaststellen van de verordening Burgerinitiatief (gebaseerd op het ontwerpmodel van de VNG)

Verordening Burgerinitiatief

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatief: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2

De raad plaatst een burgerinitiatief op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.
Ongeldig is het verzoek dat:
niet door ten minste 300 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;
een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of
niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3

Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezingen van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezeten van de gemeente van zestien jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt in:
een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;
een vraag over het gemeentelijk beleid;
een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;
een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of
een onderwerp waarover korter dan 2 jaar voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genomen.

Artikel 5

1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de burgemeester.
2. Het verzoek bevat ten minste:
een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;
een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;
de achternaam, de voornamen, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en
een lijst met de voornamen, achternamen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

Artikel 6

1. De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering, waarin de raad over het verzoek beslist.
2. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.
Indien de raad het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de raad.
De burgemeester nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.
Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege blad of een dag-, nieuws- of huis- aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze.
Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan verzoeker.

Artikel 7

De burgemeester brengt over elk jaar een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Toelichting op de bepalingen in de verordening Burgerinitiatief

Artikel 1 - Na invoering van het dualisme bestaat binnen de wet de mogelijkheid om burgers de mogelijkheid te bieden tot het indienen van een initiatiefvoorstel. Hierbij zijn twee mogelijkheden:
het indienen van een concreet voorstel
het indienen van voorstel waarin aandacht wordt gevraagd voor een bepaald onderwerp met het verzoek om hierover binnen de raad te discussiëren met de vrijheid om bij dit verzoek al dan niet een concreet voorstel op te nemen.

Als indieners van het initiatiefvoorstel pleiten wij voor mogelijkheid b.

Artikel 2 - Uit dit artikel volgt dat de gemeenteraad een burgerinitiatief voorstel op de agenda van een raadsvergadering moet plaatsen, indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De gemeenteraad zal zich dus in ieder geval moeten uitspreken over het burgerinitiatiefvoorstel.
Van een geldig verzoek is sprake als:
het verzoek door tenminste een vastgesteld aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund,
het onderwerp van het burgerinitiatiefvoorstel niet in artikel 4 is uitgezonderd en
aan de in artikel 5 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan. In artikel 3 wordt nader omschreven, wanneer een persoon initiatiefgerechtigd is.

Over het vereiste dat het verzoek door tenminste een bepaald aantal initiatiefgerechtigden wordt ondersteund, kan het volgende worden opgemerkt. Het burgerinitiatief biedt burgers de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op de agenda van de gemeenteraad. Het is daarom een inbreuk op het uitgangspunt dat de raad zijn eigen agenda vaststelt. Dit is alleen gerechtvaardigd als het burgerinitiatiefvoorstel ook daadwerkelijk door een bepaald gedeelte van de bevolking wordt gedragen. De hoogte van de benodigde steun kan bijvoorbeeld worden ontleend aan de drempels die in de Tijdelijke referendumwet worden gehanteerd bij het inleidend verzoek voor een raadgevend correctief referendum (artikel 4, tweede lid).
Dit zou per categorie van gemeenten als drempel de volgende percentages van het aantal kiesgerechtigden voor de gemeenteraad opleveren:
20.001 - 40.000 kiesgerechtigden: 0,7% van de kiesgerechtigden, met een maximumdrempel van 200 kiesgerechtigden;
40.001-100.000 kiesgerechtigden: 0,5% van de kiesgerechtigden, met een maximum van 300 kiesgerechtigden.
> 100.000 kiesgerechtigden: 0,33% van de kiesgerechtigden.

Bij de laatste verkiezingen voor de gemeenteraad telde de gemeente Maastricht ruim 98.000 kiesgerechtigde en als gevolg van dit aantal is categorie 3 van toepassing. Als gevolg hierop is het gerechtvaardigd om de ondersteuningsdrempel te stellen op 300 initiatiefgerechtigden.

Artikel 3 - Het ligt voor de hand het initiatiefrecht toe te kennen aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen, vanuit de gedachte dat het burgerinitiatief een instrument is om burgers bij de besluitvorming van de raad te betrekken en dien te beïnvloeden. Wie kiesgerechtigd is, is vastgelegd in artikel B3 van de Kieswet. Daarnaast is het als gevolg van het besluit om een Jongereraad in Maastricht in te stellen vanzelfsprekend om jongeren ook via het recht op burgerinitiatief te betrekken bij de gemeentelijke politiek. Middels de leeftijdsgrens te stellen op 16 jaar wordt hieraan voldaan.
Voor de toetsing of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigheid is voldaan, lijkt het moment van indiening van het verzoek aangewezen. Het verzoek vindt immers formeel op dit moment plaats. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt in artikel 5 geregeld.

Artikel 4 - De beperkingen die in dit artikel stelt aan de inhoud van een burgerinitiatiefvoorstel vloeien voort uit doelmatigheidsoverwegingen. Het is bijvoorbeeld weinig efficiënt om de raad te belasten met de beraadslaging over een onderwerp waarover de raad uiteindelijk geen beslissende bevoegdheid heeft. Daarnaast zou de afstand tussen burger en bestuur alleen maar worden vergroot als de burger na het doorlopen van de burgerinitiatiefprocedure te horen krijgt, dat de raad niets met het voorstel kan doen, omdat hij er niet over gaat.
Een vraag over gemeentelijk beleid kan ook geen onderwerp van burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan de burger andere wegen open, zoals het spreekrecht in een commissie- of raadsvergadering of een spreekuur van een wethouder.
Ook moet voorkomen worden, dat het burgerinitiatief andere procedures zoals bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist.
Ten slotte kan het evenmin de bedoeling zijn dat zaken die recent nog in de raad aan de orde zijn geweest opnieuw onderwerp van bespreking worden als gevolg van een burgerinitiatief. Door de termijn op 2 jaar te stellen wordt voorkomen dat de besluitvorming in de raad wordt gefrustreerd.

Artikel 5 - Omdat de burgemeester de voorzitter van de raad is, ligt het voor de hand om het burgerinitiatiefvoorstel bij hem te laten indienen. Het is uit praktische overwegingen zoals uniformiteit, overzichtelijkheid en duidelijkheid raadzaam indiening van een burgerinitiatiefvoorstel plaats te laten vinden door middel van een standaardformulier voor burgerinitiatieven. Op dit formulier zal de verzoeker naast het voorstel plus toelichting, in ieder geval zijn personalia en die van zijn plaatsvervanger moeten aangeven. Ook de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen zullen uiteraard vermeld moeten worden. Om fraude met namen te voorkomen is het belangrijk te vragen naar personalia welke niet aan openbare bronnen als telefoonboeken kunnen worden ontleend. Op grond van de gevraagde personalia kan de gemeente onderzoeken of het verzoek de steun van voldoende daartoe gerechtigde personen heeft..

Artikel 6 - De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Hierin voorziet het eerste lid. Het gaat erom dat de gekozen termijn niet te lang is, maar ook niet zo kort dat ze onvoldoende is om het voorstel te kunnen controleren. Verzoeken waarover de raad niet bevoegd is, kan de raad doorzenden naar het college. Dit zal met name gebeuren als het college wel bevoegd is.
Met het vierde tot en met het zesde lid worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatiefvoorstel door de raad. Op grond van het zesde lid wordt de verzoeker altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt.
Wordt het verzoek tot plaatsing van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad afgewezen, dan is er sprake van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Besluit de raad het burgerinitiatiefvoorstel te agenderen, dan is er sprake van een voorbereidingsbesluit die niet vatbaar is voor bezwaar of beroep (artikel 6:3 Awb). Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht die vatbaar is voor bezwaar en beroep.
De verordening laat in het midden hoe de raad met het burgerinitiatiefvoorstel omgaat. De raad hoeft niet altijd plenair het voorstel inhoudelijk te behandelen. Het ligt wel voor de hand dat de plenaire raad beslist over het te volgen traject. Ook kan een besluit over een burgerinitiatiefvoorstel in een raadscommissie worden voorbereid. Daarnaast kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek nodig is alvorens tot een besluit te komen.

Artikel 7 - In het kader van het dualisme kent de burgemeester de verplichting tot het opstellen van een burgerjaarverslag. Het verslag over het burgerinitiatief kan onderdeel uitmaken van dit jaarlijks verslag. Hierbij valt te denken aan getalsmatige gegevens (aantal ingediende, aantal toegewezen en aantal afgewezen burgerinitiatiefvoorstellen), alsmede aan een beknopt overzicht van de inhoud van de burgerinitiatiefvoorstellen, de besluiten van de raad en de motivatie op grond waarvan de raad tot deze besluiten is gekomen.


---- --