Verslag van de openbare vergadering van de raadscommissie Grondgebied,
gehouden op dinsdag 3 juni 2003 in de raadzaal van het gemeentehuis te
Barendrecht
Aanwezig: mevrouw W.S. Batenburg-van Veen (voorzitter), de heren C. de
Kreek (griffier), M. de Graaf, J.T. IJzerman, J.B. de Jager, P.J.
Kleinjan, M. van Kruijsbergen, B.J. Nootenboom, K.J. Orsel, de dames
C.W. Righolt-Dam (leden) en P.V.M. Utberg-van Klaveren (notuliste).
Tevens aanwezig: de heren C. Silvis en P. van Vugt (wethouders).
Afwezig met kennisgeving: de heer S.D. Kelder en mevrouw I.C.
Monhemius-van der Veen (leden).
1. Opening
De voorzitter
opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom, m.n. de
deskundigen die een presentatie zullen geven over chemievrij
groenonderhoud, de publieke tribune en de heer Pröpper, die de
voortgang van de commissievoorzitter observeert.
2. Mededelingen
De voorzitter
deelt mee dat de heer De Kreek enkele bedenkingen heeft ontvangen over
de voorgestelde data voor de extra vergaderingen op 1 juli a.s. en 2
september a.s., maar dat er nog geen overzicht is of er van een
bepaalde fractie niemand aanwezig kan zijn. Indien dit het geval is,
wordt men verzocht dit aan haar door te geven.
De heer Orsel
antwoordt dat er van zijn fractie één persoon aanwezig kan zijn op de
vergadering van 1 juli a.s. Spreker verzoekt de voorzitter echter,
i.v.m. een andere afspraak op diezelfde avond, de vergadering om 19.30
uur aan te laten vangen i.p.v. om 20.00 uur.
De voorzitter
zegt toe de vergadering van 1 juli a.s. om 19.30 uur te laten
aanvangen.
N.a.v. een voorstel van de heer De Graaf om de aanvangstijden van de
commissievergaderingen ter discussie te stellen, zegt de voorzitter
toe dit in de vergadering van het Presidium aan de orde te brengen.
2.1 Inventarisatie van de insprekers
Mevrouw V.d. Blaak zal namens de Vereniging Milieuvriendelijk
Barendrecht inspreken bij agendapunt 3. De heer Bakker zal inspreken
bij agendapunt 4. De heer De Jong zal namens Patrimonium inspreken bij
agendapunt 7.
2.2 Inventarisatie van de rondvraag
De heren IJzerman en Kleinjan
geven aan gebruik te willen maken van de rondvraag.
2.3 Vaststelling van de agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
2.4 Actualiteiten
2.4.1 Actualiteiten vanuit het college
De heer Van Vugt
deelt mee dat hij een gesprek heeft gehad met de fabrikant van de
ondergrondse afvalcontainers bij de hoogbouw in Carnisselande. Als
datum is 1 september a.s. afgesproken, omdat men voor die tijd geen
datum kon garanderen die echt hard was. De fabrikant heeft inmiddels
een goed voorstel gedaan voor een regeling i.v.m. de door de gemeente
gederfde inkomsten.
2.4.2 Overige actualiteiten
Er zijn geen overige actualiteiten te melden.
3. Presentaties chemievrij groenonderhoud op verzoek van de fracties
van GroenLinks en D66
De voorzitter
deelt mee dat er vanavond enkele deskundigen op dit gebied aanwezig
zijn, nl. de heer Kompagne, burger van de gemeente Barendrecht die een
uitgebreide expertise op dit terrein heeft en een uitgebreide
briefwisseling heeft gevoerd met het gemeentebestuur van Barendrecht,
mevrouw Beukema van de Zuid-Hollandse Milieufederatie en de heer Van
der Horst van het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden.
Mevrouw V.d. Blaak heeft zich namens de Vereniging Milieuvriendelijk
Barendrecht als inspreker gemeld.
De heer Van Kruijsbergen
merkt op dat de heer IJzerman en hij blij zijn dat er vanavond op deze
ongebruikelijke manier aandacht besteed wordt aan het onderwerp
onkruidbestrijding in Barendrecht. De aanleiding voor het initiatief
om dit onderwerp in een breder perspectief te beschouwen was o.a. de
correspondentie die de heer Kompagne vorig jaar aan de fracties van
GroenLinks en D66 heeft overhandigd. Spreker heeft hieruit
geconcludeerd dat er in de gemeente een bestrijdingsmiddel, dat
weliswaar is toegelaten maar een dubieuze werking heeft, wordt
toegepast op een manier die in strijd is met alle voorschriften.
De manier waarop door de gemeente is gereageerd op de brieven van de
heer Kompagne verdient geen schoonheidsprijs. Spreker hoopt vanavond
meer duidelijkheid te krijgen over een aantal, zoals Wat is de huidige
praktijk in de gemeente Barendrecht? Hoe vindt chemische
onkruidbestrijding nu plaats? Welke methoden zijn er om chemische
onkruidbestrijding te vervangen? Wat zijn de meerkosten daarvan?
Levert het een net zo mooi resultaat op als de chemische variant? Hoe
scoort Barendrecht t.o.v. andere gemeenten?
De heer Van der Horst
, beleidsmedewerker ZHEW, geeft m.b.v. PowerPoint een presentatie over
onkruidbeheer op verhardingen in relatie met de waterkwaliteit (zie
bijlage 1).
N.a.v. het feit dat de heer Van der Horst in zijn verhaal een paar
keer schetste dat er mogelijk concentraties overschreden worden, dat
het kan leiden tot een normoverschrijding en dat emissiedoelstellingen
niet gehaald worden, vraagt mevrouw Righolt of op dit moment in de
regio de norm overschreden wordt, hoever deze overschreden wordt en of
er de laatste jaren een toename of een afname te zien is van
Dichlobenil.
De heer Van der Horst
antwoordt dat hij geen informatie heeft over het Dichlobenil-gehalte
in oppervlaktewater. Het kost nl. heel veel geld om goed in stedelijk
water te meten. Men heeft zich derhalve beperkt tot de middelen
Glyfosaat en Ampa, omdat dit de middelen waren die door de uitvoerder
gebruikt werden. Bij proefnemingen is gebleken dat er bij deze
middelen nagenoeg geen overschrijding van de normen plaatsvond in het
oppervlaktewater; dit is echter uitsluitend in de gevallen dat de
DOB-richtlijnen werden gehanteerd, dus good housekeeping. Men gaat er
dit jaar mee door om dit te bevestigen.
De heer Kleinjan
vraagt wat de MTR-norm en de streefwaardennorm zijn die de heer Van
der Horst tijdens zijn presentatie noemde.
De heer Van der Horst
antwoordt dat hij het uitsluitend over de MTR-normen heeft, omdat die
op korte termijn gehaald moeten worden. Streefwaarden, volgens de 4e
Nota, betreffen 2010-2015.
De heer Kleinjan
merkt op dat ZHEW heel veel belang heeft bij schoon oppervlaktewater.
Spreker vraagt derhalve of er geld ter beschikking wordt gesteld aan
gemeenten die eraan mee gaan werken.
De heer Van der Horst
antwoordt dat de gemeenten die meedoen er alleen een aantal uren in
hoeven te steken om een paar keer per jaar met ZHEW om de tafel te
gaan zitten om over de voortgang te praten.
De heer IJzerman
vraagt hoe ZHEW waarborgt dat de kwaliteit van het water voldoende is.
De heer Van der Horst
antwoordt dat het vrij prijzig is om een monster te laten onderzoeken
op bestrijdingsmiddelen en dat de prioriteit de afgelopen jaren, ook
bij ZHEW, m.n. gelegen heeft bij de landbouw. Nu komt het stedelijk
water meer onder de aandacht. Er zijn, ook in den lande, nog vrij
weinig waterkwaliteitsgegevens bekend. Dit zal de komende jaren echter
voortvarend worden opgepakt.
De heer IJzerman
vraagt of hij het goed begrijpt dat niet bekend is hoe slecht de
kwaliteit in het verleden wellicht geweest is en dat nu pas, terwijl
inmiddels heel veel middelen worden afgebouwd, het onderzoek op gang
komt naar het stedelijk gebied.
De heer Van der Horst
antwoordt dat het hier voor een deel inderdaad op neer komt.
De heer Van Kruijsbergen
heeft begrepen dat ook de gemeente Barendrecht benaderd is om mee te
doen aan het DOB-onderzoek, maar dat men hier geen gehoor aan gegeven
heeft. Spreker vraagt of de gemeente Barendrecht alsnog mee kan doen
aan dit project en wat dit dan voor de gemeente betekent; zijn er
voorwaarden of moeten er investeringen gedaan worden om aan dit
project mee te doen?
De heer Van der Horst
antwoordt dat de gemeente, naast het beschikbaar stellen van een
aantal uren, goede afspraken dient te maken met zijn uitvoerder; de
uitvoerder dient dus mee te werken. Barendrecht zou tijdens de
najaarsronde mee kunnen gaan doen met het DOB-onderzoek.
De heer Van Vugt
merkt op dat er richting het college geen verzoek is gekomen om mee te
doen aan het DOB-onderzoek.
De voorzitter
vraagt of er, behalve de diensten die voorhanden zijn, ook subsidies
o.i.d. zijn om het voor gemeenten aantrekkelijker te maken om mee te
doen. Het vergt nl. altijd ambtelijke inspanningen, die binnen de
gemeente bij bepaalde diensten verrekend worden, zodat een extraatje
de gemeente over de streep kan trekken.
De heer Van der Horst
antwoordt dat hij al heeft aangegeven dat het de gemeenten tijdens de
proeffase niets kost, omdat alles betaald wordt door ZHEW, VEWIN en
MONSANTO. Van een extraatje voor de deelnemende gemeenten kan z.i.
geen sprake zijn.
Mevrouw Beukema
, beleidsmedewerker Zuid-Hollandse Milieufederatie, geeft een
presentatie. Begin vorig jaar heeft de Zuid-Hollandse Milieufederatie,
omdat men bezorgd was, een rapportje uitgebracht over het gebruik van
bestrijdingsmiddelen in de provincie Zuid-Holland.
De Wet verontreiniging oppervlaktewater van 1971, die vooral gericht
is op puntlozingen, heeft veel verbetering gebracht in de
waterkwaliteit in Nederland. Deze verbetering gaf op een gegeven
moment, vanaf ca. 1995, echter een stagnatie te zien, doordat de
verontreiniging die nu nog voorkomt, ontstaat door diffuse bronnen
(bestrijdingsmiddelen in de landbouw, glastuinbouw, door gemeenten,
verkeer e.d.). Tevens waren er berichten dat gemeenten weer meer
chemische bestrijdingsmiddelen gingen gebruiken. Dit gaf zorg voor de
waterkwaliteit in de toekomst en het doorzetten van de verbetering. De
Zuid-Hollandse Milieufederatie heeft een enquête uitgeschreven bij
alle gemeenten in Zuid-Holland met vragen over het gebruik, het
gebruik van alternatieve middelen, het beleid en de historische lijn
in het beleid. De enquête is gehouden in 2001, de cijfers gingen over
2000 en het rapport is begin 2002 uitgekomen. Ongeveer 2/3 van de
Zuid-Hollandse gemeenten heeft op de enquête gereageerd, zodat er een
vrij goed beeld was van de algemene situatie. Spreker noemt een aantal
conclusies van het onderzoek. Er waren heel grote verschillen tussen
de gemeenten. Ca. 10 gemeenten gebruiken niets of bijna niets, maar er
waren ook gemeenten met heel hoge aantallen. Er waren echter geen
signalen dat het gebruik toenam. Hoewel heel weinig gemeenten de
historische gegevens (een lijn van de laatste 10 jaar) hadden
opgegeven, bleek bij degenen die het wel hadden gedaan, dat er ofwel
instandhouding van het gebruik was ofwel een steeds doorgaande
vermindering. Het totaalgebruik in Zuid-Holland, voor zover het door
de gemeenten die gereageerd hebben was opgegeven, is 23.000 kilo/liter
middel van verschillende soorten. De gemeente Barendrecht was, met
2.500 kilo/liter een grootverbruiker; dit was de op één na hoogste.
Spreker brengt t.a.v. de cijfers enige nuancering aan. De volgorde van
het gebruik is (m.u.v. Rotterdam) puur op getallen gedaan, dus hoe
meer kilo's/liters een gemeente gebruikte, hoe lager deze op de lijst
terecht kwam. Om deze grove aanpak te nuanceren, is er ook gekeken
naar het gebruik in het openbaar groen. Er waren gemeenten die bij de
verhardingen behoorlijk wat gebruikten, maar in het openbaar groen
niet. De gemeente Barendrecht scoorde echter, met een gebruik van 21
liter per ha, ook bij het openbaar groen niet goed; er waren slechts 3
gemeenten die meer gebruikten. Een andere nuancering bij deze cijfers
is dat men de werkzame stof niet uit heeft kunnen rekenen, omdat de
gemeenten alleen kilo's/liters hebben aangegeven en niet of er enige
oplossing was aangebracht in de stoffen. Het onderzoek is opgestuurd
naar de gemeenten, de waterkwaliteitsbeheerders en de provincie met de
oproep een hernieuwde poging te doen om het gebruik van chemische
bestrijdingsmiddelen binnen de gemeenten terug te brengen. Men heeft
het gevoel dat gemeenten en waterschappen weer aan de slag moeten. Het
zuiveringsschap is al een jaar bezig met de verhardingen, maar de
Zuid-Hollandse Milieufederatie vindt het heel belangrijk dat ook het
openbaar groen wordt aangepakt, omdat de soortenrijkdom erbij gebaat
is dat er zo min mogelijk chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt
worden. Het ecologisch beheer van het openbaar groen zonder
bestrijdingsmiddelen is beduidend minder duur dan het afschaffen van
chemische bestrijdingsmiddelen bij verhardingen. N.a.v. het feit dat
Barendrecht een forse gebruiker is en er een gemeentelijk waterplan in
de maak is, dat er tenminste op gericht is de waterkwaliteit in de
gemeente te verbeteren, is het belangrijk dat er een poging wordt
gedaan het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen terug te
dringen.
Het zou paradoxaal zijn als bij een waterplan het onderwerp
bestrijdingsmiddelen niet wordt meegenomen. Een andere belangrijke
reden om het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen terug te
dringen, is dat Barendrecht een zeer stedelijk gebied is (er wordt
nieuwbouw gepleegd en her en der geherstructureerd); het beleid om
hemelwater vast te houden en af te koppelen kan bijna niet samen gaan
met het gebruik van bestrijdingsmiddelen, zeker niet op verhardingen.
Wat zou Barendrecht kunnen doen aan het verminderen van het gebruik
van chemische bestrijdingsmiddelen? De mooiste oplossing is dat het
college verzocht wordt een plan van aanpak te maken om in een bepaalde
periode (3-5 jaar) te komen tot een afbouw tot nulgebruik. Een andere
oplossing is dat er een afspraak gemaakt wordt om binnen een bepaalde,
vastgestelde, periode (3-5 jaar) te komen tot een forse reductie,
bijvoorbeeld de helft, en dat daarna gekeken wordt of men verder gaat
en naar een afbouw tot nulgebruik gaat. Barendrecht zou het ook op
kunnen nemen in het nieuwe gemeentelijk waterplan, waarbij dan voor
dit onderwerp een speciale aanpak zou moeten worden afgesproken. De
gemeente kan ook niets doen, maar spreker adviseert dit niet. Het is
h.i. alle moeite waard om aan te sluiten bij het project van het
zuiveringsschap; al was het maar om de kennis in de gemeente te
vergroten, zodat eventueel op eigen kracht kan worden verder gewerkt.
Uit het onderzoek van de Zuid-Hollandse Milieufederatie is duidelijk
geworden dat het heel belangrijk is om tijdens een eventuele overgang
naar minder of nulgebruik voorlichting te geven aan de bevolking,
zodat men weet waarom het openbaar groen er anders uit gaat zien. Als
men weet dat het voor de natuur, de bodem en het water (waar misschien
hun kinderen wel in zwemmen) goed is om de kwaliteit te verbeteren,
wordt het gemakkelijker, en misschien wel heel erg positief,
gewaardeerd. Tenslotte merkt spreker op dat
onkruidbestrijdingsmiddelen niet alleen slecht zijn voor de
waterkwaliteit, de bodem of de natuur, maar ook voor de gezondheid.
Mevrouw Righolt
merkt op dat liters, kilo's, liters per kilo en kilo's per liter door
elkaar gebruikt worden. Spreker vindt dit net zoiets als appels en
peren met elkaar vergelijken en kan hier derhalve niks mee; het zegt
niks over de werkzame stof. Spreker vraagt of mevrouw Beukema enig
zicht heeft op het aandeel van de chemische
onkruidbestrijdings-/gewasbeschermingsmiddelen in het totale
oppervlaktewater.
Mevrouw Beukema
antwoordt dat het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen door
gemeenten ca. 3-4% t.o.v. het totale gebruik is; de rest van het
totale gebruik wordt m.n. door de landbouw ingebracht. Zij merkt op
dat dit net zulke globale cijfers zijn als in het rapport, omdat ook
landelijk geteld wordt met liters en kilo's. Tevens merkt spreker op
dat de effecten lokaal veel groter kunnen zijn dan 3-4%, maar dat hier
nog niet zoveel onderzoeken naar gedaan zijn. N.a.v. de opmerking van
mevrouw Righolt dat zij niks met het rapport kan, antwoordt spreker
dat het een indicatie is en dat de gebruikte eenheden liters en kilo's
zijn.
De heer Kleinjan
vraagt, n.a.v. de opmerking van mevrouw Beukema over de gezondheid, of
er cijfers/voorbeelden zijn over kinderen die last hebben van de
onkruidbestrijding op straat/in plantsoenen.
Mevrouw Beukema
antwoordt dat er een rapport is uitgebracht door de Stichting
Natuurverrijking, waarbij de werking van m.n. Roundup en Glyfosaat is
bekeken. Het onderzoek is niet definitief concluderend. Er is
bijvoorbeeld niet aangetoond of het kankerverwekkend is, maar er zijn
nog steeds vermoedens dat dit wel het geval kan zijn. Tevens kan het
bij inname van grote hoeveelheden dodelijk zijn. Bij dit onderzoek is
ook gekeken naar de mensen die ermee werken. Als men zich goed
beschermd, is het niet gevaarlijk. In de reclame van het product wordt
echter gesuggereerd dat het zeer veilig is, waardoor er vaak niet zo
erg goed mee omgesprongen wordt en mensen klachten zoals jeuk,
irritatie, hoofdpijn e.d. krijgen.
De heer Kompagne
, burger van Barendrecht en werkzaam in de acute geneeskunde in het
Erasmus MC, spreekt in. Op 8 augustus 2002 zat spreker in zijn tuin
aan de Korianderhof en werd geconfronteerd met het
onkruidbestrijdingwerk van de gemeente Barendrecht. In de Korianderhof
wonen veel kinderen (12 kinderen in de leeftijd tussen 1 jaar en 8
jaar), die dagelijks op het grasveld spelen. Terwijl er 6 kinderen aan
het spelen waren, heeft een medewerker van Prins Groenbeheer
granulaatkorrels van het middel Casoron, dat het werkzame middel
Dichlobenil bevat, uitgestrooid tussen de spelende kinderen en op de
speeltoestellen in het speeltuintje. Spreker heeft informatie
ingewonnen over wat dit middel voor gevolgen heeft voor de
volksgezondheid. Uit de productinformaties van de fabrieken bleek dat
het middel niet acuut giftig is, maar wel chronisch giftig en dat er
kans is op geïrriteerde ogen of huidirritatie. Spreker heeft naar
aanleiding hiervan, al een uur nadat het middel was uitgestrooid, een
brief aan de gemeente Barendrecht gestuurd om opheldering te vragen
over waarom dit zo werd toegepast. Spreker vond 2 punten erg
belangrijk, nl. de wijze van toepassing en de werking van het middel
zelf. Over de wijze van toepassing staat in elke productinformatie
over Casoron o.a. dat de mensen die het toepassen beschermende kleding
dienen te dragen, dat het niet in de zomer gestrooid mag worden, omdat
dan de verdamping het grootst is (8 augustus 2002 was een dag die
28'0C op de meter liet zien), er een acute verwerking in de grond
plaats moet vinden (omdat granulaatkorrels 1-10% van de werkzame stof
Dichlobenil in zich hebben), dat contact met kinderen en adolescenten
vermeden moet worden en dat het mogelijk kankerverwekkend is. Uit vrij
recent onderzoek naar toepassing van Dichlobenil op proefdieren is
gebleken dat er bij een vrij lage concentratie blijvende veranderingen
in het neusslijmvlies zichtbaar waren met daarbij achteruitgang van de
werking van het neusslijmvlies. In Italië is een onderzoek gedaan
waarbij 13x, elke dag, een hele lage dosis Dichlobenil werd toegediend
aan muizen. Hierbij bleek dat de muizen borstvlieskanker,
lymfeklierkanker, primair leverkanker en longblaaskanker ontwikkelden;
4 vormen van kanker die bij de mens vrijwel onbehandelbaar zijn.
Tevens is het mutageen en teratogeen (d.w.z. dat als het toegepast
wordt op zwangere proefdieren er veel jongen geboren worden met
ernstige aangeboren afwijkingen, er een hoog percentage abortus
plaatsvindt, veel vrouwtjes geen melk meer kunnen geven, er
ontwikkelingsstoornissen bij veel jongen voorkomen etc.). Om deze
reden heeft spreker de laatste 8 maanden aanhoudend brieven aan de
gemeente Barendrecht gestuurd om hier opheldering over te vragen en om
in ieder geval te kijken of Dichlobenil verboden kan worden in de
directe nabijheid van plaatsen waar kinderen spelen. Spreker is
geschokt door de bagatellisering en de infantilisering van een zeer
verontruste groep burgers. Uiteindelijk heeft de heer Van Vugt een
brief gestuurd waarin werd toegezegd dat het op de Korianderhof niet
meer zou gebeuren. Het kwam spreker in eerste instantie over dat men
op die manier van het gezeur van spreker af wilde zijn, want in de
andere hofjes spelen ook kinderen, die nog steeds aan het gevaar van
Dichlobenil worden blootgesteld.
N.a.v. de opmerking van de heer Orsel dat de reactie van de heer
Kompagne z.i. geen presentatie was, maar een reactie op brieven die
ingezonden zijn, wordt besloten de reactie van de heer Kompagne op te
vatten als een praktijkvoorbeeld heel dicht bij het gemeentehuis.
Tevens wordt de heer Van Vugt verzocht om op de reactie van de heer
Kompagne te reageren.
De heer Van Vugt
antwoordt dat er, nadat er een brief was uitgegaan die niet voldoende
tegemoet kwam aan de wensen van de heer Kompagne, nog een keer een
brief van de heer Kompagne is binnengekomen en dat dit aanleiding was
om de heer Kompagne uit te nodigen voor een gesprek teneinde een
nadere toelichting te krijgen, zodat specifiek nagegaan kon worden wat
er mis was gegaan. Het groenbeheer is uitbesteed aan diverse
aannemers, die weten hoe ze om moeten gaan met chemische
onkruidbestrijding en welke voorschriften er gelden. In dit geval
heeft de betreffende aannemer zich niet aan de regels gehouden. De
uitkomst van het gesprek met de heer Kompagne was derhalve dat de
aannemers opnieuw aangeschreven zouden worden; dit is ook gebeurd. Het
is een ongelukkige samenloop van omstandigheden dat er daarna in een
andere wijk, en door een andere aannemer, bij 2 plantvakken eerst
geschoffeld is, omdat deze zeer vol zaten met onkruid, en er
vervolgens granulaatkorrels gestrooid zijn zonder de voorgeschreven
kleding e.d. In de overige vakken is door de aannemer wel op de
voorgeschreven wijze gestrooid. Dit is voor spreker reden om opnieuw
een signaal af te geven richting de aannemers; de groentoezichthouders
kunnen nl. niet altijd overal aanwezig zijn. Spreker heeft de zaak
niet gekleineerd of gebagatelliseerd; het is aanleiding geweest om te
kijken, ook gezien de ontwikkelingen bij het CTB, of er een
beleidsnotitie moet komen, zodat er een kader is waarbinnen e.e.a.
gebruikt wordt en ook richting de raad aangegeven kan worden hoe
hiermee omgegaan wordt. Uitgangspunt hierbij is dat ook naar de
financiële randvoorwaarden gekeken wordt. Het is aan de raad om te
zeggen of men meer gebruik wil maken van andere vormen van
onkruidbestrijding.
N.a.v. de opmerking van de heer Van der Horst over het borstelen deelt
spreker mee dat hij ook rapportjes heeft gelezen waaruit blijkt dat er
door borstelen metaaldeeltjes in de omgeving komen, die ook onder
milieuvervuiling horen. Het branden van onkruid heeft een bepaalde
emissie-uitstoot en derhalve negatieve gevolgen voor het milieu. Het
ligt dus veel genuanceerder dan vaak gezegd wordt. Spreker zegt toe
eind dit jaar terug te komen met een notitie. Er zit vanavond een
ambtenaar op de publieke tribune, die kennis heeft genomen van alle
gemaakte opmerkingen, zodat deze meegenomen zullen worden bij de
voorbereiding.
De heer IJzerman
vraagt of de maatregel, dat er een zone is rondom grasveldjes en
speelgelegenheden voor kinderen, alleen voor de Korianderhof geldt of
dat deze maatregel ook voor andere speelplekken van toepassing is
verklaard.
De heer Van Vugt
antwoordt dat men tot een standaardisatie van beleid wil komen en dat
dit punt zeker wordt meegenomen. Op schoolpleinen wordt het
bijvoorbeeld ook niet gebruikt.
De heer Van Kruijsbergen
vraagt of hij het goed begrijpt dat er, tot de notitie verschijnt,
rondom de Korianderhof niet met dit middel gestrooid wordt, maar in de
rest van de gemeente bij speelplaatsen wel.
De heer Van Vugt
antwoordt dat er in geheel Barendrecht een zone van 10 meter rondom
speelterreinen aangehouden wordt.
De heer Kompagne
vindt de maatregel van 10 meter rondom speelplaatsen een goede
maatregel, maar merkt hierbij op dat er een groot verschil is tussen
plaatsen waar veelvuldig kinderen spelen, zoals een grasveld, en
speelplaatsen, waarvan soms heel weinig gebruik gemaakt wordt door
kinderen.
Mevrouw V.d. Blaak
spreekt in namens de Vereniging Milieuvriendelijk Barendrecht. Zij
geeft haar complimenten aan GroenLinks en D66 voor het initiatief van
deze avond. Spreker is heel blij dat de commissie besloten heeft
zoveel aandacht aan dit onderwerp te besteden. Zij gaat in op wat
procesmatige en inhoudelijke zaken. Ook de VMB maakt zich al jaren
zorgen over het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de gemeente en
heeft hier, evenals de heer Kompagne, verschillende keren brieven over
gestuurd aan de gemeente, waarvan de afhandeling en de reacties erop
zeer matig waren. De laatste keer, in december 2002, zijn alle
politieke partijen expliciet gevraagd om te reageren. Men heeft dit
ook gedaan. Hiervoor haar dank. Er is uitdrukkelijk gezegd dat het
gebruik van bestrijdingsmiddelen de aandacht heeft, maar dat het,
gezien de financiële situatie, moeilijk is. De VMB heeft begrip voor
deze financiële situatie, maar roept de gemeente en de raadsleden op
om er heel creatief mee om te gaan door niet te kijken naar wat niet
mogelijk is, maar juist naar wat wel mogelijk is.
Er kan bijvoorbeeld geprobeerd worden om tot een reductie van het
gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen te komen; gezien het
gebruik in Barendrecht van 2.000 liter per jaar is 50-70% al een
gigantische stap. Een extra argument vindt spreker het Waterplan. De
burgers van Barendrecht zijn expliciet opgeroepen om geen
bestrijdingsmiddelen in de tuin te gebruiken, omdat dit de
waterkwaliteit zou verslechteren, maar de bestrijdingsmiddelenwagen
komt nog wel gewoon door de straat rijden en spuit niet alleen op de
stoep of rondom lantarenpalen, maar op heel het rijvlak van de straat.
Er kan geprobeerd worden minder te spuiten, dus niet heel het rijvlak,
maar alleen rondom de lantarenpalen of er kan kritisch preventief
onderhoud gedaan worden door rond de lantarenpalen beton te storten.
Ook kunnen er verschillende kwaliteitseisen gelden in verschillende
delen van Barendrecht, zoals een nette omgeving rond de Middenbaan en
het bejaardenhuis, waar dit op prijs wordt gesteld, en andere
kwaliteitseisen in de rest van Barendrecht. Er zijn dus vele
mogelijkheden die h.i. niet direct heel veel geld kosten, maar wel
kansen bieden. Spreker verzoekt de gemeente met veel creativiteit en
vindingrijkheid naar dit probleem te kijken.
De voorzitter
merkt op dat gisteren bij de behandeling van de voorjaarsnota de
prioriteiten zijn vastgesteld en dat dit de commissie dwingt om op
pragmatische wijze met dit onderwerp om te gaan. Spreker verzoekt de
commissie kort aan te geven hoe men verder om wil gaan met dit
onderwerp.
De heer Orsel
is van mening dat vanavond de ingrediënten over de tafel zijn gegaan
voor de door de wethouder toegezegde notitie. Spreker stelt voor de
wethouder enige tijd te gunnen om een zorgvuldige notitie te maken.
De heer De Graaf
is van mening dat er vanavond voldoende informatie is gegeven om de
wethouder te verzoeken om voor het einde van het jaar met een
uitgebreide notitie te komen. N.a.v. de opmerking, in de schriftelijke
reactie op de brief van de heer Kompagne, dat er niet voldoende
deskundigheid in huis is, stelt spreker voor die deskundigheid in te
huren. Spreker merkt op dat zijn fractie al jaren gepleit heeft voor
vermindering van het gebruik van onkruidbestrijdingsmiddelen, maar
daar niet voldoende steun voor in de raad heeft gehad. Hij hoopt dat
er nu in ieder geval tot een reductie gekomen kan worden. N.a.v. het
feit dat het een aantal keren fout is gegaan in de uitvoering, wil
spreker dat de commissie inzicht krijgt in de richtlijnen die aan de
aannemers worden verstrekt.
De voorzitter
antwoordt n.a.v. de laatste opmerking dat dit niet tot de taken van de
commissie behoort; men dient de kaders aan te geven en te controleren
of het college zich hieraan houdt.
De heer IJzerman
steunt de opmerking van de heer De Graaf over dat het een aantal keren
fout is gegaan in de uitvoering; op een gegeven moment gaat uitvoering
nl. over naar verantwoording afleggen.
N.a.v. de opmerking, in de schriftelijke reactie op de brief van de
heer Kompagne, dat er onvoldoende kennis in huis is, stelt spreker
voor dat de wethouder, wanneer het project van het zuiveringsschap
alleen ambtelijke tijd kost waarmee kennis wordt opgedaan, in
overweging neemt dat dit een mooi moment is om kennis op te doen en
niet tot het einde van het jaar op de notitie te wachten. Voor het
overige sluit spreker zich aan bij de woorden van de heer De Graaf.
De heer Van Kruijsbergen
sluit zich aan bij de woorden van de heer IJzerman. Spreker
complimenteert de deskundigen en de inspreker met het perspectiefrijke
beeld dat zij geschetst hebben. Dit is z.i. heel waardevol. Hij is
blij dat er een notitie komt. Als men het echter een serieuze kans wil
geven, dient er z.i. niet tot het einde van het jaar gewacht worden,
omdat het dan als mosterd na de maaltijd komt. Spreker stelt voor het
mee te nemen in de begroting, zodat er een goede discussie over
gevoerd kan worden op het moment dat het noodzakelijk is.
De voorzitter
antwoordt dat het financiële kader nadrukkelijk in het oog gehouden
moet worden en dat dit pas vastgesteld kan worden als er een
beleidskader is dat inzicht geeft in de financiële verschillen tussen
de verschillende mogelijkheden en ambitieniveaus.
Mevrouw Righolt
hecht aan een notitie, die eind dit jaar klaar dient te zijn, met
goede getallen en vindt het ook belangrijk dat erbij staat wat het
voor effect heeft op de volksgezondheid; het mag nl. nooit zo zijn
dat, als de volksgezondheid in het geding komt, er geen middelen voor
zijn. Tevens dienen de alternatieven en de milieurisico's van die
alternatieven bekend te zijn. De kaders, de financiën en het
volksgezondheidaspect dienen duidelijk te zijn.
De heer Kleinjan
stelt voor dat de wethouder wat meer tijd gegund wordt, maar dat dan
wel meer alternatieven uitgewerkt worden; mevrouw V.d. Blaak heeft een
aantal dingen genoemd die niet veel geld kosten en toch resultaat
opleveren. Spreker is van mening dat de notitie eind dit jaar niet
klaar is als alle door mevrouw Righolt genoemde zaken bekend moeten
zijn.
De heer IJzerman
is van mening dat er, middels een startnotitie, een kader geschapen
dient te worden waarover men kan nadenken/discussiëren en dat dit
vervolgens uitgewerkt wordt. Dit past z.i. meer in het plan dan dat
men tracht nu in 1 notitie alles te willen weten wat men op dit gebied
zou kunnen weten. Hij heeft van de inspreker en de deskundigen nl.
begrepen dat er nog heel veel onduidelijk is.
De voorzitter
vraagt of de commissie kan instemmen met een verzoek aan de wethouder
om de commissie op korte termijn een rapportage te doen toekomen van
de huidige stand van zaken en dat men op de iets langere termijn, ca.
eind van dit jaar, een beleidsnotitie tegemoet kan zien.
De heer Orsel
antwoordt dat hij hier bezwaar tegen heeft, omdat het dan weer een
stuk haastwerk wordt en dit een onderwerp is dat zorgvuldig moet; er
moet misschien expertise worden ingekocht. Spreker stelt voor het aan
de creativiteit van de wethouder over te laten hoe hij dit oppakt.
De heer Van Vugt
voelt het meest voor het voorstel van de heer Orsel. Zoals de heer Van
der Horst al aangaf, kost chemievrije onkruidbestrijding geld en
gisteren is bij de behandeling van de voorjaarsnota duidelijk geworden
dat dit geld er niet is. Het heeft z.i. derhalve geen zin om met een
encyclopedisch boekwerk te komen waarvan men bij voorbaat al weet dat
men toch niet komt tot de ideale situatie. Spreker zegt toe eind dit
jaar met een beleidsnotitie te komen met alternatieven e.d., zodat men
in grote lijnen weet wat de keuzemogelijkheden zijn.
De voorzitter
antwoordt dat dit inderdaad de bedoeling is. Het uitgangspunt van deze
commissie is dat men niet de behoefte heeft om zich t.a.v. de
uitvoering bezig te houden met allerlei kleine details, maar wel om
hierover een mening te vormen en wellicht een bepaald nieuw kader te
stellen waarbinnen, binnen de financiële mogelijkheden die de raad
aandraagt, aangegeven wordt wat men denkt te gaan doen en welk
ambitieniveau redelijk en haalbaar is. Spreker concludeert dat de
commissie geen behoefte heeft aan de snelle rapportage en dat de
wethouder eind dit jaar met een beleidsnotitie komt.
De heer IJzerman
bedankt de deskundigen en de inspreker namens de commissie voor hun
expertise en tijd en overhandigt hen een flesje wijn.
4. Plan vestiging stoeterij in de Zuidpolder
De heer Silvis
licht het standpunt van het college toe. Het is bekend dat de natuur-
en recreatieontwikkeling in de Zuidpolder al langere tijd de aandacht
heeft; in het nieuwe bestemmingsplan is een eerste fase van 75 ha
opgenomen. Na de begrotingsbehandeling van vorig jaar is bekend dat de
financiële middelen zeer beperkt zijn en dat het ambitieniveau, in
ieder geval qua tijd, wat bijgesteld moest worden. Die tijd wordt
gebruikt om te kijken of regionale fondsen verworven kunnen worden
voor de realisering van die ambitie. Morgen komt in de commissie Groen
het groenboek, waarin aandacht is voor de realisering van
verschillende groenvoorzieningen in de regio, aan de orde. Men maakt
zich ook zorgen over het toekomstig beheer. Voor de 150 ha water en
groen ten zuiden van Carnisselande is nog geen beheerder gevonden. Als
dit zo blijft, valt het beheer naar de gemeenten toe, terwijl er nog
geen voorzieningen voor getroffen zijn. Dit is een discussie die ook
nog binnen het OMMIJ loopt. Spreker hoopt 1 juli a.s. een contract te
tekenen met De Kleine Duiker, zodat die realisering uiteindelijk tot
stand gaat komen. Hij hoopt dat die mijlpaal gehaald wordt, maar er
moet de komende weken nog wel het e.e.a. gebeuren. Spreker deelt het
standpunt van het college m.b.t. de plannen van de heer Bakker voor
een stoeterij in de Zuidpolder mee.
Bij aanvang van de Zuidpolder-discussie is door de commissie
vastgesteld dat het een nastrevenswaardig project was, waarbij de
voorkeur uitging naar het verwerven van een bestaande boerderij in het
gebied, die dan eventueel uitgebreid zou kunnen worden met de
noodzakelijke bebouwing. In de notitie stond dat de locatie Schaap,
die formeel nog eigendom van de gemeente moet worden, financieel niet
haalbaar is en dat andere alternatieven ook steeds op het financiële
aspect stuklopen, omdat er is gekozen voor een invalshoek dat als men
vervreemdt, men er eigenlijk meer grond voor terug wil in de vorm van
natuur- en recreatieontwikkeling ten dienste van de burgers in dit
gebied; dit is een beetje het landgoedconcept. De stoeterij voldoet
hier niet aan; het blijft een particuliere ondernemer met een beperkt
privaat gebruik van de gronden, uiteraard met de functies zoals
uitvoerig door de heer Bakker zijn aangegeven. Met het budget dat de
heer Bakker heeft, ziet men op korte termijn geen realiseringskansen
voor de stoeterij. Er zijn wat alternatieven die zich aandienen, nl.
hoe men er op een andere schaal nog mee in de weer kan. Het gebied
dient dan wel toegankelijker te worden m.b.t. paardenroutes en
stallingmogelijkheden. Er is druk op de volkstuintjes om deze om te
turnen tot paardenverblijven en kleine looproutes. Men hoopt in
regionaal verband een keer de slag te maken, zodat er meer gebied
beschikbaar komt voor zowel de wandelaar, de fietser als degenen die
skeeleren. Voorlopig leek het spreker echter helder om richting de
heer Bakker zeggen dat er, gelet op de discussie die men nu gehad
heeft, een time-out genomen wordt en dat het op deze gronden op dit
moment niet lukt.
De heer Bakker
spreekt in (zie bijlage 2).
De heer Kleinjan
vraagt of het mogelijk is om zonder woning een stoeterij te beginnen.
De heer Bakker
antwoordt dat het voor het toezicht houden op de paarden wenselijk is
om er een woning bij te hebben; dit wordt door de Federatie
Nederlandse Rijschoolhouders ook zo gesteld. Als dit echter betekent
dat het de showstopper is voor de stoeterij wil hij dit toezicht graag
op een andere manier vorm geven, nl. middels technische middelen zoals
inbraakalarm e.d. Er kan uiteraard sneller gereageerd worden als er
een beheerderwoning naast staat. Dat kan belangrijk zijn, maar spreker
zit er anders ca. 5 minuten vandaan, zodat het op die manier ook
mogelijk moet zijn.
De heer IJzerman
merkt op dat ca. 2 jaar geleden in de commissie ruimtelijke ordening
is gesproken over wat er met dit stuk van de Zuidpolder zou moeten
gebeuren. Toen was heel nadrukkelijk de locatie pal ten zuiden van De
Kleine Duiker in beeld als mogelijke locatie voor Stoeterij de
Ponyplaat. De commissie heeft dit toen echter afgewezen, omdat men het
geen geschikte locatie vond. Daarbij is uitgesproken dat wat hen
betreft de locatie aan de Achterzeedijk zou moeten zijn; er is dus een
duidelijke richting aangegeven.
Spreker vraagt derhalve aan de wethouder waarom nu als enige keuze de
locatie Schaap, die precies aan de andere kant van de weg ligt en waar
de commissie in eerste instantie van gezegd heeft dat zij deze locatie
ongeschikt vond, wordt aangeboden aan Stoeterij de Ponyplaat en dat de
suggestie van de commissie als onbespreekbaar wordt gekenschetst.
Spreker heeft de wethouder in zijn openingswoord nog niet horen praten
over de uitvoerige documentatie, zoals aangedragen door de heer
Bakker, m.b.t. hoe het met de prijsverhouding zit. Hij kan zich nog
goed herinneren dat de heer V.d. Hoek en spreker vanuit de
gemeenteraad expliciet, daar is de verkoop zelfs een maand voor
aangehouden, vragen hebben gesteld of de prijs niet te hoog was.
Spreker vraagt of het beeld klopt dat de onderhandelingen nu beginnen
bij de prijs die uiteindelijk tot stand is gekomen. Hij verzoekt de
wethouder hier nader op in te gaan. T.a.v. de woning begrijpt spreker
dat dit niet te splitsen valt. Hij vraagt welke overwegingen het
college heeft om te zeggen dat het haar uitmaakt of het gescheiden
gedaan wordt of samen.
De voorzitter
merkt op dat er in deze commissie niet gepraat kan worden over
prijzen.
De heer De Graaf
constateert dat men met een probleem zit, omdat de commissie twee jaar
geleden min of meer gezegd heeft dat men sympathiek stond tegenover de
plannen voor een stoeterij in de Zuidpolder. Destijds is ook de
locatie Schaap in beeld geweest en getaxeerd door een
makelaarskantoor. Spreker vraagt of in de prijs die nu aan de heer
Bakker wordt gevraagd ook de herhuisvestingkosten, tuinaanleg e.d. van
de heer Schaap zitten. Als dit er inderdaad allemaal inzit, heeft de
heer Bakker gelijk dat het geen reële prijs is.
De voorzitter
stelt voor dat de heer De Graaf vraagt of er middelen zijn om de
aankoopprijs voor de heer Bakker aantrekkelijker te maken.
De heer De Graaf
vraagt of er in de gemeente weleens geïnventariseerd is hoeveel
paarden er zijn; het aantal springbakken is nl. toegenomen. Spreker
merkt op dat er helemaal geen beleid in de gemeente is voor paarden;
er zijn bijvoorbeeld nergens ruiterpaden, de fietspaden worden op
ernstige wijze bevuild, de trimbaan van het recreatieschap is ernstig
bevuild e.d. Hoewel hij in eerste instantie sympathiek stond tegenover
het vestigen van een stoeterij, stelt spreker voor dit soort dingen
eerst op een rijtje te zetten, voordat ergens aan begonnen wordt. Op
deze manier worden ongewenste ontwikkelingen voorkomen.
De heer Orsel
is van mening dat het hier duidelijk om de prijs gaat; de heer Bakker
heeft aan de commissie gevraagd of zij iets aan de prijs kan doen. De
voorzitter heeft heel terecht opgemerkt dat hier niet onderhandeld
wordt over de prijs. Spreker is van mening dat de heer Bakker zelf een
oplossing dient te zoeken om het te kunnen kopen. N.a.v. de opmerking
van de heer Bakker dat hij ook zonder beheerderwoning een stoeterij
kan beginnen, omdat het ook op afstand kan, merkt spreker op dat er
mensen bij de manege horen te zijn, zodat, als er wat gebeurt, direct
actie ondernomen kan worden.
Bovendien heeft hij begrepen dat het om vrij grote afmetingen van de
manege gaat. Spreker heeft derhalve op dit moment de neiging om met
het standpunt van de wethouder mee te gaan, temeer omdat deze niets
heeft uitgesloten, maar een time-out heeft voorgesteld, zodat de deur
nog niet is dichtgegooid.
De heer Van Kruijsbergen
vindt het initiatief van de heer Bakker voor een stoeterij zeer
sympathiek en is van mening dat het, gezien de doelstelling van de
stoeterij om zich primair te richten op kinderen en gehandicapten, een
meerwaarde voor Barendrecht heeft. Tevens heeft de stoeterij een
meerwaarde voor de Zuidpolder, omdat de stoeterij niet alleen op de
voorziening zelf gericht zal zijn, maar ook op de omgeving daaromheen.
De heer Bakker heeft aangegeven te willen investeren in de
mogelijkheden om de Zuidpolder voor alle Barendrechters
aantrekkelijker te maken en heeft daarvan voorbeelden genoemd. Spreker
is van mening dat men te maken heeft met een ondernemer die weet wat
hij wil; de heer Bakker is al bijna 2 jaar bezig om de gemeente te
overtuigen van de meerwaarde van zijn initiatief. Spreker heeft het
bedrijfsplan van de heer Bakker gelezen; dat is prima onderbouwd en
biedt een solide basis voor een goede bedrijfsvoering. Ook uit wat men
vanavond aangeleverd heeft gekregen, blijkt dat er een goede
documentatie aan ten grondslag ligt waar men iets mee kan en moet.
Gisteren bleek tijdens de behandeling van de Voorjaarsnota dat de
Zuidpolder prioriteit heeft en dat er vele ogen op dat gebied gericht
zijn. Het college heeft de raad onlangs geprobeerd te verrassen met
een leisurecentrum en in de regionale woonvisie staat het gebied als
zoekgebied aangewezen voor landgoedwoningen. Tot op heden heeft de
raad de druk kunnen weerstaan en het gebied kunnen vrijwaren voor
natuur en extensieve recreatie, maar spreker is bang dat de zogenaamde
time-out aanleiding gaat bieden voor andere plannen om de kop op te
gaan steken. Wat spreker betreft past de voorziening Stoeterij de
Ponyplaat, mits ruimtelijk goed ingepast, prima in de Zuidpolder. De
stoeterij heeft herhaaldelijk aangegeven niet vast te zitten aan een
bepaalde plek in de Zuidpolder, maar het college verbindt de stoeterij
onlosmakelijk aan de locatie Schaap, waardoor een onneembare
financiële vesting wordt opgeworpen en dit plan niet haalbaar lijkt.
Spreker deelt niet de mening van de heer Orsel dat de heer Bakker de
financiën niet kan opbrengen; de onlosmakelijkheid aan deze locatie
maakt dat er geen enkele discussie mogelijk is. Spreker vraagt waarom
dit initiatief onlosmakelijk verbonden is met de locatie Schaap en wat
de andere locaties zijn die in dit gebied mogelijk zijn om een
initiatief als een stoeterij te vestigen.
De heer Nootenboom
merkt op dat de heer Silvis, in zijn toelichting op het standpunt van
het college, 2 randvoorwaarden noemde, die voor spreker nieuw waren.
Hij verzoekt de wethouder hierop in te gaan. De eerste randvoorwaarde
is dat het uitgangspunt zou moeten zijn dat voor de stoeterij een
bestaande boerderij geschikt zou zijn waar eventueel extra opstallen
bijgebouwd zouden kunnen worden. De tweede randvoorwaarde is dat het
bij vervreemding een landbouwcomplex zou moeten zijn en dat de
stoeterij daar niet aan voldoet. Spreker vindt het initiatief van de
heer Bakker voor een stoeterij sympathiek en sluit zich wat dat
betreft aan bij de woorden van de heer Van Kruijsbergen.
Het past z.i. ook in initiatieven van de raad m.b.t. de Zuidpolder,
nl. particulier initiatief gericht op de recreatie. Spreker heeft geen
problemen met alternatieve locaties. Uit de stukken maakt spreker op
dat het OBB, waar de heer Bakker een aantal keren mee in gesprek is
geweest, op de één of andere manier probeert de stoeterij tegen te
houden. Hij vraagt aan de wethouder of dit klopt en zo ja, waarom. Als
het initiatief losgekoppeld wordt van de locatie Schaap en er normale
grondprijzen worden gehanteerd, kan de heer Bakker daar z.i. prima mee
leven en kan de raad er z.i. ook prima mee leven; randvoorwaarde
hierbij is dat de gemeente geen subsidieverlener gaat worden in deze
zaak. Op die manier is de stoeterij z.i. een prima aanwinst voor de
gemeente Barendrecht.
De heer Kleinjan
merkt op dat de raad er is voor de burger. Spreker prijst de niet
aflatende vasthoudendheid van de heer Bakker. Hij deelt in grote
lijnen het verhaal van de heren Van Kruijsbergen en Nootenboom. De
Zuidpolder is inderdaad leeg en er zijn meer ogen op gericht. Spreker
heeft er liever geen woningen en ook geen landgoederen e.d. Hij vindt
het wel van belang dat er in de Zuidpolder een integrale ontwikkeling
plaatsvindt; er zijn wel plannen, maar er gebeurt niks. Spreker vraagt
of er andere potentiële kopers zijn voor de locatie Schaap of dat er
andere potentiële stoeterijen in de rij staan om iets dergelijks te
ontwikkelen. Spreker kan zich voorstellen dat er iets bedongen wordt
dat, als het initiatief van de heer Bakker niet lukt zoals hij denkt
dat het gaat lukken, de gemeente het eerste recht van terugkoop heeft
onder dezelfde voorwaarden als waaronder de heer Bakker het gekocht
heeft, zodat de gemeente wat dat betreft geen risico loopt. Spreker
vraagt of de volkstuintjes als optie bekeken worden. Hij staat
positief tegenover dit plan, wil er graag ruimte voor hebben en
verzoekt het college dit in te passen.
De heer Silvis
antwoordt dat de locatie Schaap, die schuin tegenover De Kleine Duiker
ligt, gekocht is en dat toen de discussie is begonnen om daar de
functie van een stoeterij aan te geven. Hierover is met het
ontwerpbureau, dat de ontwerpen voor die 75 ha heeft gemaakt,
gesproken en er zijn een aantal schetsen gemaakt om te kijken hoe een
stoeterij op die plek inpasbaar zou kunnen zijn. Spreker meent zich
stellig te herinneren dat de raad indertijd heeft gezegd dat er bij
voorkeur bestaande opstallen gebruikt dienden te worden. Het was
derhalve heel voor de hand liggend om dit alternatief uit te werken.
Er zijn op dit moment gesprekken met andere gegadigden gaande; niet
voor een stoeterij, maar wel passend in suggesties die eerder de revue
hebben gepasseerd en waarvan de raad heeft gezegd dat men zich in kan
denken dat dit soort initiatieven passend zijn in de doelstelling
m.b.t. de Zuidpolder. N.a.v. de vraag of er ook andere locaties
denkbaar zijn voor de stoeterij, antwoordt spreker dat als de notitie
de indruk wekt dat het alleen de locatie Schaap kan zijn, dit een
foutieve indruk is; andere locaties binnen de Zuidpolder zijn
denkbaar. Spreker kan niet reageren op de documentatie die men nu van
de heer Bakker ontvangen heeft, omdat hij deze niet gekregen heeft.
Als het gaat om discussies over prijsvorming, wordt geprobeerd
marktconforme prijzen te realiseren, die onderbouwd zijn door
taxaties.
Als de gemeente inderdaad een veelvoud vraagt, vraagt spreker zich af
waarom de heer Bakker niet in staat is om andere percelen in het
gebied te kopen; er staat hem niks in de weg om andere
privaatpercelen, waarvan er nog genoeg zijn, te kopen en deze in te
brengen in het project Realisering Natuur- en Recreatieontwikkeling.
Als dat perceel dan net niet op de goede plek ligt, kan het uitgeruild
worden tegen een perceel dat de gemeente in handen heeft. In de
woningbouw weten projectontwikkelaars precies hoe dit moet; in
groenprojecten kan het op dezelfde manier gerealiseerd worden. N.a.v.
de vraag hoe het precies zit met het paardenbezit, danwel de wens voor
leasepaarden of andere formules die gangbaar zijn om door de gemeente
te rijden, antwoordt spreker dat hij dit niet weet. Bij de stoeterij
gaat het om een initiatief waarbij de paarden binnen het gebouw
blijven. N.a.v. de vraag of de deur nu dicht is, antwoordt spreker dat
hij bewust het woord time-out heeft gebruikt; er lopen een aantal
onderhandelingen en spreker hoopt nog steeds dat de regionale
groenfondsen beschikbaar komen. Spreker merkt op dat hij het niet
passend vindt om bij dit initiatief de discussie rond het
leisurecentrum te noemen, omdat dit van een heel andere orde is en
niet dit deel van de Zuidpolder betreft. Hij is het eens met de
opmerkingen dat de heer Bakker zich zeer beijverd heeft voor dit
initiatief. Spreker merkt hierbij op dat hij begrepen heeft dat de
heer Bakker het als zijn hoofddoel ziet om als kwartiermaker op te
treden om de stoeterij te realiseren. De vraag over hoe de
continuïteit eruit ziet, levert vraagtekens op en dient, als men tot
overeenstemming komt, goed ingekaderd te worden. N.a.v. de suggestie
van de heer Kleinjan betreffende de volkstuinen antwoordt spreker dat
bureau Slag een integraal ontwikkelingsplan heeft gemaakt voor het
totale gebied en dat de volkstuinen ook in het bestemmingsplan zijn
opgenomen. Door de volkstuinen, die aan de zuidkant van de locatie ten
oosten van de Barendrechtseweg gesitueerd zijn, worden de
noord-zuidverbindingen zeer belemmerd.
De heer Bakker
antwoordt, n.a.v. de vraag of er een integraal plan in ontwikkeling
is, dat er inderdaad, zoals de heer Silvis zei, een integraal plan in
ontwikkeling is geweest, maar dat dit er nu niet meer is. Bureau Slag
had een behoorlijk plan gemaakt dat echter nooit is doorgegaan, omdat
de gemeente het financieel niet kon opbrengen. Er is echter niks
duurder dan plannen maken die niet uitgevoerd worden; men heeft dan
nul rendement. N.a.v. de vraag of er een andere koper voor de locatie
Schaap is, antwoordt spreker dat hij gisteren van de heer Goos heeft
vernomen dat er inderdaad een particuliere koper voor deze locatie is.
N.a.v. de vraag of de gemeente recht van terugkoop krijgt, antwoordt
spreker dat dit uiteraard kan. N.a.v. de vraag of er andere locaties
denkbaar zijn, antwoordt spreker dat hij deze vraag heel nadrukkelijk
aan de heer Goos heeft gesteld, maar dat dit nooit bespreekbaar is
geweest en het altijd is afgedaan met "alleen locatie Schaap". N.a.v.
de opmerkingen van de heer Orsel antwoordt spreker dat een
bedrijfswoning goedkoper is dan een woning met een woonbestemming; een
woning met een woonbestemming kan nl. zo verkocht worden, maar een
bedrijfswoning niet, omdat daar altijd nog iets achter zit. De
gevraagde prijs is z.i. die van een woonbestemming.
N.a.v. de vraag waarom hij geen andere percelen koopt en daarna
probeert uit te ruilen, antwoordt spreker dat hij hier wel aan gedacht
heeft en al wat voorzichtige pogingen gedaan heeft, maar dat hij al
snel merkte dat dit prijsverhogend ging werken. Dit wilde hij
voorkomen; vandaar zijn weg naar de gemeente. N.a.v. de opmerking over
formules en dat er andere initiatieven denkbaar zijn, antwoordt
spreker dat hij weet dat er in de Zuidpolder iemand met alleen
pensionstalling wil komen. Dit betekent echter dat alle andere
activiteiten niet uitgevoerd worden en dat alle andere kostendragers,
die de stoeterij graag wil zijn, niet gedaan worden. Spreker heeft
vandaag nog met de provincie Zuid-Holland gesproken.
Bestemmingsplantechnisch moet alles dicht zitten. Dit is juridisch.
Als de raad echter in een artikel 19-procedure zegt dat er iets moet
gebeuren, en er een goede onderbouwing gedaan wordt, kan het ook. Dit
geldt ook voor het initiatief van de stoeterij. N.a.v. de opmerking
dat spreker zich ziet als een kwartiermaker antwoordt spreker dat dit
deels inderdaad zo is en deels niet. Spreker heeft geen verstand van
het geven van paardrijlessen en zal dit derhalve ook niet doen; in die
zin is hij niet actief in de stoeterij. Spreker blijft echter wel
mede-eigenaar van de stoeterij en blijft erbij betrokken. Deze
constructie biedt mogelijkheden om de andere kostendragers te
realiseren en dat wil spreker ook graag doen. Voor de continuïteit
hoeft men derhalve in deze zin niet bang te zijn; de constructie is
juist een waarborg dat de continuïteit er blijft.
De voorzitter
verzoekt de commissieleden zich uit te spreken over of men de mening
van het college, zoals deze in eerste instantie is gebracht, laat
prevaleren of dat men bijvoorbeeld het college vraagt de gesprekken
met de heer Bakker te heropenen. Als men hierover eerst in de fractie
wil spreken, dient er op een later moment op teruggekomen te worden.
I.v.m. de korte tijdspanne verzoekt zij de commissieleden hier echter
heel duidelijk mee om te gaan.
De heer Kleinjan
staat positief tegenover het plan. Spreker verwacht dat uit het
fractieoverleg zal komen dat het college verzocht wordt de
onderhandelingen te heropenen en dat men niet komt met de locatie
Schaap, maar met andere locaties; hieraan zit planologische
medewerking vast. Dit geldt wat hem betreft ook voor de mogelijkheid
dat de heer Bakker zelf de markt op gaat; de gemeente dient dan
duidelijk uit te spreken dat er planologische medewerking volgt.
De heer Nootenboom
merkt, n.a.v. de opmerking van de heer Silvis dat de raad een voorkeur
heeft uitgesproken om bestaande opstallen te gebruiken, op dat dit
geen uitsluiting inhoudt. De heer Silvis heeft gezegd dat het niet
uitgesloten is dat bij vervreemding van de grond alternatieven
mogelijk zijn, dus niet alleen de landgoedcomplexen. Wat spreker
betreft ligt de weg voor de heer Bakker derhalve nog steeds open om er
samen met de gemeente uit te komen. Spreker stelt voor dat de heren
Silvis en Bakker doorpraten; het OBB heeft nl. aangegeven dat alleen
de locatie Schaap mogelijk is, terwijl de heer Silvis aangaf dat er
ook andere locaties mogelijk zijn.
De heer Van Kruijsbergen
vindt de stoeterij een heel waardevol initiatief. Z.i. zijn er nu een
aantal problemen opgelost. Het is nu heel duidelijk dat er ook andere
locaties mogelijk zijn. Dit betekent waarschijnlijk inderdaad dat er
een stukje marktwerking zal zijn om bepaalde gronden te verwerven. De
gemeente dient haar medewerking te verlenen om dit initiatief een kans
te geven en spreker stelt voor dat men zo snel mogelijk aan de slag
gaat om te kijken hoe dit gerealiseerd kan worden.
De heren Orsel en De Graaf
sluiten zich aan bij de woorden van de heer Nootenboom.
De heer IJzerman
sluit zich ook aan bij de woorden van de heer Nootenboom, maar plaatst
hierbij wel de kanttekening dat z.i. de voorkeur om bestaande
opstallen te gebruiken nog steeds bij de commissie aanwezig is. Dit
was z.i. de reden waarom de commissie heeft voorgesteld naar de
Achterzeedijk te kijken; daar staan nl. verschillende opstallen
waarvan er een aantal al eigendom van de gemeente zijn. Dit past er
z.i. nog steeds in. Het college is nu echter aan zet.
De heer Silvis
zegt toe hierover na te denken en de commissie te berichten hoe het
college hiermee om denkt te gaan. Spreker merkt nog op dat het bedrag
van EUR 12,50 per m2 bebouwd regionaal is afgesproken voor de
VINEX-periode tot 2005 en dat hij verwacht dat de Stadsregio deze
omslagregeling ook na 2005, in het Vinac-verband, zal willen
handhaven. Voor o.a. manegeachtige activiteiten levert dit problemen
op om in recreatiegebieden actief te zijn. Een eerder initiatief voor
hondentraining met manegeachtige activiteiten, ten noorden van de A15,
is hierdoor ook om zeep geholpen. Dit is een signaal richting de
initiatiefnemers om te kijken, als het over omslagregelingen in
regionaal verband gaat, of men dit type voorzieningen daaronder wil
laten vallen. Dat zou in ieder geval al één belemmering wegnemen.
De voorzitter
verzoekt het college hier met creativiteit en welwillendheid naar te
kijken. Spreker ziet erop toe dat de heer Silvis de commissie binnen
redelijke termijn nader bericht.
5. 14e Wijziging gemeenschappelijke regeling DCMR
De heer Kleinjan
vraagt of het zo kan zijn dat de DCMR het heffen van leges gebruikt om
de financiële middelen op peil te houden. Indien dit zo is, stelt hij
voor ook niet in te stemmen met artikel 40.
De heer Van Vugt
antwoordt dat artikel 40 van de gemeenschappelijke regeling op dit
moment al het verstrekken van afschriften van stukken kent. Het
lichaam van de gemeenschappelijke regeling mag al leges heffen, maar
dit gaat verder. Met derden worden makelaars e.d., die ook informatie
opvragen, bedoeld. In die zin is spreker niet tegen het heffen van
leges, omdat het niet ons, als deelnemer van de gemeenschappelijke
regeling, betreft.
Alle commissieleden
gaan akkoord met het voorstel van het college.
De heer Van Vugt
deelt mee dat hij deze week al een brief aan de regiogemeenten laat
uitgaan met dit standpunt, zodat het meegenomen kan worden. Gezien de
unanimiteit in deze commissie verwacht hij nl. niet dat het niet wordt
vastgesteld in de raadsvergadering van 30 juni a.s.
6. Aanpassing verordening i.v.m. leges medische urgentie
Alle commissieleden
gaan akkoord met het voorstel van het college.
7. Huisvestingsverordening en correspondentie Patrimonium
Dit agendapunt wordt, vanwege tijdgebrek, verschoven naar de
vergadering van 1 juli a.s. Voorgesteld wordt dat het college, voor de
vergadering van 1 juli a.s., schriftelijk reageert op de reactie van
Patrimonium, die de commissieleden ontvangen hebben, zodat dit
meegenomen kan worden tijdens de behandeling van dit onderwerp op 1
juli a.s. en men dan aan kan geven of men al dan niet een verordening
wil.
De heer Silvis
zegt toe dat de commissieleden voor de vergadering van 1 juli a.s. een
schriftelijke reactie ontvangen. Hij merkt op dat het spijtig is dat
dit agendapunt doorgeschoven wordt naar 1 juli a.s., omdat men de
verordening van 1 juli 2003 tot 1 juli 2004 wilde laten lopen. Op 1
juli 2004 gaat nl. waarschijnlijk de nieuwe huisvestingsverordening,
met nieuwe huisvestingsrichtlijnen, in.
8. Vaststelling bestemmingsplan Dorpse Driehoek I
Alle commissieleden
gaan akkoord met het voorstel van het college.
9. Jaarrekening 2002
Dit agendapunt wordt, vanwege tijdgebrek, verschoven naar de
vergadering van 1 juli a.s.
10. Lijst met ingekomen en ter inzage liggende stukken
10.1 Adviezen vergadering 13 mei 2003
10.2 Notulen vergaderingen college vanaf 29 april 2003
10.3 Intrekken monumentenstatus Voordijk 406
10.4 ANWB bewegwijzering
10.5 Eindverslag vrijstelling bouwplan Noldijk 137
10.6 Bewaakte tijdelijke fietsenstalling NS
Er zijn geen opmerkingen over de ter inzage liggende stukken.
11. Rondvraag
1. De heer Kleinjan vraagt hoe het staat met de afsluiting van de
Middeldijk; hoe de procedures lopen en wanneer de wethouder denkt
dat de Middeldijk afgesloten wordt.
De heer Silvis
antwoordt dat hij dit laatste niet weet, maar dat vandaag wel het
verkeersbesluit is genomen en gepubliceerd zal worden. Er zijn
voortekenen dat er nogal wat reacties op zullen komen, die
behandeld zullen moeten worden. N.a.v. een opmerking van de heer
Kleinjan dat het na oktober a.s. niet meer mag, antwoordt spreker
dat dit werkzaamheden in het dijklichaam betreft, maar dat
werkzaamheden op het dijkoppervlak ook na oktober a.s. nog
toegestaan zijn.
2. De heer IJzerman heeft tijdens de algemene beschouwingen twee
vragen gesteld t.a.v. de recreatiewoningen. Spreker verzoekt de
wethouder, omdat hij toen verwezen is naar de commissie, deze
vragen schriftelijk te beantwoorden.
De voorzitter
antwoordt dat dit al op het actiepuntenlijstje is opgenomen voor
september a.s., omdat mevrouw Monhemius dit onderwerp tijdens de
vorige commissievergadering al aan de orde heeft gesteld.
12. Sluiting
De voorzitter
sluit de vergadering.
Gemeente Barendrecht