Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
IZ. 2003/970
datum
03-06-2003
onderwerp
Landbouw- en Visserijraad 26 mei 2003: Verslag
TRC 2003/4366
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Op 26 mei 2003 vond in Brussel een bijeenkomst plaats van de ministers van Landbouw en Visserij van de Europese Unie. Hierbij breng ik u verslag uit van deze vergadering. Voor een gedetailleerde beschrijving van de inhoud van de besproken voorstellen wil ik u verwijzen naar mijn brief van 20 mei 2003 met de agenda van deze Landbouw- en Visserijraad.
Commissaris Fischler bracht verslag uit van de op 24 april jongstleden gehouden Ronde Tafel Conferentie over de coëxistentie van enerzijds transgene en anderzijds conventionele en biologische productieketens. Hij kondigde in dit verband aan in juli te komen met een pakket richtsnoeren voor coëxistentie. Over de hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid hield het Voorzitterschap met de Commissie en de afzonderlijke lidstaten zogenaamde trilaterale overleggen. Verder presenteerde de Commissie schriftelijk een verslag over de haalbaarheid van de vaststelling van een positieve lijst van voedermiddelen alsmede een nieuw voorstel voor een verordening tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne. De Commissie informeerde de Raad - eveneens schriftelijk - over een nieuw initiatief om het systeem voor vroegtijdige waarschuwing voor voedsel en diervoeders (Rapid Alert System) meer transparant te maken, als ook over de laatste stand van zaken met betrekking tot BSE. Duitsland vroeg de Commissie naar de stand van zaken betreffende een voorstel voor een nieuwe transportrichtlijn voor dieren. Frankrijk ten slotte vroeg aandacht voor de verslechterende marktsituatie voor varkensvlees.
Op het gebied van visserij sprak de Raad over een verordening betreffende het beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en visbestanden van de Gemeenschap. Verder informeerde de Commissie de Raad over een resolutie van het Europese Parlement over de sociaal-economische gevolgen van de herstelmaatregelen voor onder meer kabeljauw.
datum
03-06-2003
kenmerk
IZ. 2003/970
bijlage
Coëxistentie van genetisch gewijzigde, conventionele en biologische
gewassen
De Commissie bracht verslag uit van de op 24 april jongstleden
gehouden Ronde Tafel Conferentie voor stakeholders uit alle lidstaten
over de coëxistentie van enerzijds transgene productieketens en
anderzijds conventionele en biologische productieketens.
Commissaris Fischler zei dat wetenschappers verschillende maatregelen
hebben onderzocht om transgene, conventionele en biologische
landbouwmethoden naast elkaar te kunnen laten bestaan. Deze
onderzoeken hebben onder meer de volgende resultaten opgeleverd. In de
eerste plaats is gebleken dat voor ieder gewas afzonderlijk onderzoek
nodig is. Verder zijn de kosten voor coëxistentie sterk gerelateerd
aan de gekozen tolerantiedrempel voor toevallige vermenging. Hierbij
merkte de Commissaris op dat het volledig uitsluiten van vermenging
niet realistisch is. De belangrijkste conclusie die volgens de
Commissie getrokken kan worden, is dat een uniform pakket van
maatregelen voor de Europese Unie als geheel niet mogelijk is.
Maatregelen moeten op nationaal niveau worden vastgesteld, aangepast
aan de nationale omstandigheden. De Commissaris zegde echter wel toe
op korte termijn, waarschijnlijk in juli, te komen met op principes en
bouwstenen gebaseerde richtsnoeren voor de aanpak van coëxistentie op
nationaal en regionaal niveau. Deze richtlijnen zullen in eerste
instantie gericht zijn op raapzaad en maïs.
Alle lidstaten onderstreepten het belang van een goede regeling voor
coëxistentie. Vervolgens tekende zich echter een verdeeldheid af
tussen de lidstaten over hoe deze regeling eruit zou moeten zien.
Ongeveer de helft van de lidstaten is van mening dat coëxistentie een
gemeenschappelijk probleem is dat op communautair niveau geregeld moet
worden, rekening houdend met regionale omstandigheden. Enkele van deze
lidstaten beschouwen de door de Commissie in het vooruitzicht gestelde
richtlijnen dan ook als een eerste stap op weg naar communautair
regelgeving. De andere helft van de lidstaten geeft de voorkeur aan de
door de Commissie voorgestelde lijn van richtsnoeren en nadere
uitwerking van regelgeving op nationaal niveau. De volgende Voorzitter
van de Raad - de Italiaanse minister - zei voor de zomer te willen
komen met een aantal conclusies.
Nederland heeft conform mijn brief van 20 mei jongstleden, zijn
waardering en steun uitgesproken voor het initiatief van de Commissie,
maar daarbij enkele opmerkingen geplaatst. Nederland gaat, evenals de
Commissie, uit van het principe dat geen enkele landbouwvorm moet
worden uitgesloten. In de gehele discussie over coëxistentie moeten we
ons rekenschap geven van de aard van de problematiek. Hoewel het
vooral een economische en juridische aangelegenheid is, die niet raakt
aan de veiligheid voor mens, dier of milieu, is het ook een politiek,
emotionele discussie. Verder heeft Nederland opgemerkt dat de
discussie over coëxistentie los staat van de toelatingsprocedures voor
ggo's en het opheffen van het de facto moratorium daarop.
Tenslotte is het belang aangegeven van een zorgvuldige afweging op
EU-niveau van de voor- en nadelen van enerzijds het standpunt van de
Commissie en anderzijds het standpunt van de lidstaten die regelgeving
op communautair niveau willen. Dit om uiteindelijk te komen tot een
praktische, en ook op EU-niveau zonder verstoring van de interne
markt, werkbare oplossing.
Op de twijfels bij lidstaten of volstaan kan worden met aanbevelingen
c.q. richtsnoeren, riep Commissaris Fischler de lidstaten op
pragmatisch te zijn en eerst de richtsnoeren af te wachten. Op basis
van de ervaringen met deze richtsnoeren zou op een later tijdstip
alsnog bekeken kunnen worden of nadere stappen noodzakelijk zijn.
Beheer van de visserij-inspanning voor bepaalde vangstgebieden en
visbestanden (westelijke wateren)
De Raad heeft een oriënterend debat gevoerd op basis van een door het
Voorzitterschap in samenwerking met de Europese Commissie opgesteld
non-paper. Hierin worden oplossingsrichtingen voor het algemeen
beheersregime, de aanpak in de biologisch gevoelige gebieden en de
aanpak in de ultraperifere gebieden voorgesteld.
De suggestie om het instrument van visserij-inspanning los te laten en
de algemene aanpak te baseren op de vlootcapaciteit werd door het
merendeel van de lidstaten afgewezen. Ook van Nederlandse zijde is
erop gewezen dat er bij de algemene aanpak aansluiting moet worden
gezocht bij bestaande instrumenten zoals visserij-inspanning. Over het
voorstel om additionele voorwaarden in biologische gebieden te laten
gelden, waren de meningen verdeeld. Met name bestond er verschil van
inzicht tussen de Ierse en Spaanse delegaties over de
gebiedsafbakening. Enkele lidstaten, waaronder Nederland hebben het
voorstel ondersteund. De instelling van een speciale beschermingszone
van 50 mijl voor een aantal ultraperifere gebieden (Canarische
eilanden, Azoren, Madeira) kreeg weinig steun. Bij een aantal
lidstaten bestond verschil van inzicht over de omvang van de
beperking. De meeste lidstaten, waaronder Nederland, wensten dit punt
te willen bestuderen op hun juridische en biologische consequenties.
Het Voorzitterschap heeft tenslotte de intentie uitgesproken dit
voorstel in de komende Raad van juni te willen afronden.
Hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid
Over de hervorming van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid vond geen
plenair debat plaats. In plaats daarvan hield het Voorzitterschap met
de Commissie en de afzonderlijke lidstaten zogenaamde trilaterale
overleggen. Daarin zijn de lidstaten gevraagd hun standpunten aan te
geven over onder meer de ontkoppelde bedrijfstoeslagregeling
(ontkoppelde inkomenssteun), overdracht van premierechten,
degressiviteit en modulatie.
Daarbij heeft Nederland het regeringsstandpunt uitgezet conform mijn
brief aan de Tweede Kamer van 19 februari jongstleden (TK 2002-2003 28
625, nr. 3).
Ten aanzien van de vaststelling van de toeslagrechten heeft Nederland
gepleit voor het kiezen van een referentieperiode zo dicht mogelijk
bij de datum van invoering. Dit omdat in Nederland per jaar gemiddeld
zeven procent van de bedrijven in omvang verandert. Het voorgestelde
systeem van de toedeling van de toeslagrechten zal ertoe leiden dat
een deel van de bedrijven teveel rechten krijgt en een ander deel te
weinig. Tevens is aangegeven dat de rechten zoveel mogelijk bij de
actieve boeren terecht moet komen.
Eveneens heeft Nederland nader aandacht gevraagd voor de
uitvoeringslasten, in het bijzonder ten aanzien van mogelijke vormen
van niet volledige ontkoppeling.
Daarnaast heeft Nederland nog de volgende specifieke aandachtspunten
naar voren gebracht. Nederland heeft zijn zorg uitgesproken over de
mogelijke concurrentieverstoring wanneer landbouwers die een
ontkoppelde bedrijfstoeslag ontvangen, zogenaamde vrije producten gaan
verbouwen. Het verbod op het telen van bepaalde groente en fruit,
zoals nu voorgesteld door het Voorzitterschap, vraagt veel extra
controle. Bovendien gaat deze mogelijke oplossing voorbij aan de
praktijk van vruchtwisseling.
Ten aanzien van de braakleggingsverplichting heeft Nederland de
Commissie aangegeven de voorkeur te hebben voor een roterend systeem.
De Commissie zei nota te hebben genomen van de Nederlandse positie ten
aanzien van haar hervormingsvoorstellen.
Diversen
In het kader van de aanpassingen van de werkmethoden van de Raad als
gevolg van de uitbreiding van de Raad met de ministers van landbouw en
visserij uit de kandidaat-lidstaten als waarnemers en vanaf 1 juni
2004 als volwaardige leden, is besloten dat de Commissie voortaan in
principe de Raad niet langer meer mondeling informeert over nieuwe
voorstellen en verslagen, maar schriftelijk.
Dit geldt ook voor de onderwerpen die door lidstaten worden
geagendeerd onder het punt diversen. Voor deze agendapunten is in
beginsel dan ook geen debat of interventie van de lidstaten voorzien.
De Commissie heeft de Raad schriftelijk geïnformeerd over:
a) Voedermiddelen
Positieve lijst van voedermiddelen
De Commissie heeft een verslag gepresenteerd over de haalbaarheid van
de vaststelling van een positieve lijst van voedermiddelen. Voor een
beschrijving van de inhoud van het verslag wil ik u verwijzen naar
mijn brief van 20 mei 2003 met de agenda van deze Landbouw- en
Visserijraad.
Voorschriften voor diervoederhygiëne
De Commissie heeft schriftelijk een nieuw voorstel gepresenteerd voor
een Verordening tot vaststelling van voorschriften voor
diervoederhygiëne.
Voor een gedetailleerde beschrijving van de inhoud van het voorstel
wil ik u verwijzen naar mijn brief van 20 mei 2003 met de agenda van
deze Landbouw- en Visserijraad.
b) Bovine Spongiforme Encéphalopathie ( BSE)
Volgens de schriftelijke informatie van de Commissie zijn in de eerste
drie maanden van 2003 2,5 miljoen BSE-testen uitgevoerd. Hiervan zijn
387 positief bevonden. De Commissie constateert dat het aantal nieuwe
gevallen van BSE in de meeste lidstaten stabiel is of een dalende
trend vertoont. Over de kandidaat-lidstaten merkt de Commissie op dat
deze landen vooruitgang hebben geboekt in het opzetten van
BSE-controles, maar dat desalniettemin nog de nodige inspanningen
nodig zijn om volledig te kunnen voldoen aan de EU-eisen.
Ten aanzien van de feed ban deelt de Commissie mede dat de tijdelijke regeling omgezet zal worden in een definitieve door incorporatie in Verordening 999/2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën. In juni zal dit voorstel aan het Permanent Comité voor de Voedselketen en Diergezondheid ter goedkeuring worden voorgelegd. Dan zal de Commissie tevens komen met een werkdocument over de stand van zaken voor wat betreft de feed ban.
c) Systeem voor vroegtijdige waarschuwing voor voedsel en diervoeders
De Commissie heeft de Raad schriftelijk geïnformeerd over een nieuw
initiatief om het systeem voor vroegtijdige waarschuwing voor voedsel
en veevoeder (Rapid Alert Systsem/RAS) meer transparant te maken voor
onder meer de burgers. Naast een jaarverslag, zal de Commissie van nu
af aan wekelijks op het internet een rapport publiceren van alle
notificaties.
d) De bescherming van dieren tijdens het vervoer
Duitsland heeft de Commissie gevraagd naar de stand van zaken
betreffende een voorstel voor een nieuwe transportrichtlijn voor
dieren. De Commissie heeft dit toegezegd in de Raad van september
2002.
Volgens Commissie Byrne bevindt het conceptvoorstel zich in een ver
gevorderd stadium. Hij verwacht eind juni, uiterlijk in juli een
voorstel te kunnen presenteren. De Commissaris zei te streven naar een
betere bescherming voor het welzijn van dieren tijdens transport, met
name op lange reizen, maar daarnaast ook sterk te willen inzetten op
de naleving van bestaande regelgeving op dit gebied.
e) Economische gevolgen van de herstelplannen voor witvissector
De Commissie heeft de Raad schriftelijk geïnformeerd over een
resolutie van het Europese Parlement over de sociaal-economische
gevolgen van de herstelmaatregelen voor onder meer kabeljauw. Het
Europees Parlement verzoekt daarin om additionele middelen ten behoeve
van het verzachten van de sociaal-economische gevolgen van de
herstelmaatregelen.
De Raad heeft kennisgenomen van de informatie van de Commissie.
f) Problemen op de markt voor varkensvlees
Frankrijk vroeg aandacht voor de verslechterende situatie op de
interne markt voor varkensvlees als gevolg van lage prijzen. Het
verzocht de Commissie de exportrestitutie voor vers en bevroren
varkensvlees opnieuw te introduceren.
De Franse zorg werd door een groot aantal lidstaten gedeeld. Toch
bleken niet alle lidstaten voorstander te zijn van nieuwe
exportrestituties. Ook enkele kandidaat-lidstaten vreesden negatieve
gevolgen voor hun concurrentiepositie bij exportrestituties.
Commissaris Fischler merkte op dat als gevolg van de reeds ingestelde
particuliere opslagregeling er weinig financiële speelruimte is voor
aanvullende maatregelen. Hij zegde echter toe de marktsituatie op de
voet te volgen en te analyseren.
Op basis hiervan zal de Commissie komen met een schriftelijke reactie.
g) Vergaderrooster
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
dr. C.P. Veerman
---