Partij van de Arbeid
Inbreng PvdA bij de Parlementaire enquête Srebrenica:
Debat met de enquêtecommissie op 3 juni 2003
Woordvoerder: Nebahat Albayrak
Srebrenica 1995, bijna 8000 mensen zijn vermoord. Srebrenica is
verschrikkelijk fout gegaan. De vele duizenden bladzijden van het
NIOD-rapport en het rapport van de enquêtecommissie maken duidelijk dat een
nauwelijks te ontrafelen wirwar van factoren hebben geleid tot dit drama:
onervarenheid, inschattingsfouten, gebrek aan kennis, overmoed, naïviteit,
toeval, zijn hier slechts voorbeelden van. Geholpen door een stotterende
internationale gemeenschap die uiteindelijk in haar eigen speeksel stikte,
werden door het Servische leger misdadige plannen gemaakt en uitgevoerd.
De internationale wereld, in het bijzonder ook Nederland, heeft zich laten
verrassen door de bruutheid, de geslepenheid en de doortastendheid waarmee
iedere zwakheid van die internationale gemeenschap werd aangegrepen als
Windows of opportunity. Dit werd enige weken geleden nog eens duidelijk toen
tijdens het verhoor voor het Joegoslavië-tribunaal van Momir Nikolic, chef
van de veiligheidsdienst van de Bosnisch-Servische Bratunac brigade die op
11 juli 1995 deelnam aan de verovering van Srebrenica. Uit zijn openhartige
getuigenis blijkt hoe zeer de Serven bezig waren met het om de tuin leiden
van de VN-militairen, door te onderhandelen met commandant Karremans,
terwijl de massamoord allang tot in detail was gepland.
In mei 1991 breken de conflicten in Joegoslavië uit. Nederland is op dat
moment voorzitter van de EU en zeer betrokken bij de ontwikkelingen. Geen
kans wordt onbenut gelaten om bij de internationale gemeenschap aan te
dringen op actieve inmenging in Joegoslavië. De situatie verslechtert in een
rap tempo. In de loop van 1993 groeit binnen parlement en regering, maar ook
binnen de publieke opinie de overtuiging dat de schending van mensenrechten
en de humanitaire problemen niet zomaar op hun beloop kunnen worden gelaten.
De internationale wereld is hopeloos verdeeld en Nederland is onervaren met
internationale missies. Toch vertrekt in het voorjaar van 1994 Dutchbat
onder VN verantwoordelijkheid naar Srebrenica, een 'veilig gebied' waar
Bosnische moslims zijn geconcentreerd, ondanks eerder verzet van Nederland
tegen het concept van die zgn. 'safe areas'.
De aanwezigheid van deze Nederlandse VN-militairen kan niet voorkomen dat in
de zomer van 1995 de genocide plaatsvindt.
In de daarop volgende jaren blijft de discussie over schuld en
verantwoordelijkheid de actualiteit beheersen. In 1997 wordt aan het NIOD
opdracht gegeven om zo precies mogelijke reconstructie en een verklarende
analyse te geven van de verschrikkelijke gebeurtenissen na de val van
Srebrenica. Ruim 5 jaar later komt het NIOD met zijn rapport. Dit rapport is
aanleiding voor het aftreden van het Kabinet Kok II in april 2002.
Het 3500 pagina's tellende NIOD-rapport geeft een uitgebreide,
gedetailleerde en betrouwbare reconstructie van het gebeurde, maar laat
tegelijkertijd nog heel wat ruimte voor de invulling van politieke feiten en
interpretaties die in verschillende fases van invloed zijn geweest. De Kamer
besluit tot het houden van een parlementaire enquête. Het doel van deze
enquête is de Kamer in staat te stellen een definitief politiek oordeel te
vellen over het optreden van alle betrokkenen, in de aanloop naar, tijdens
en na afloop van de gebeurtenissen in Srebrenica.
De PvdA waardeert de inspanningen van de commissie om binnen zeer korte tijd
en met beperkte middelen tot een aanvullende waarheidsvinding te komen.,
Op veel punten onderschrijft, of nader onderbouwt de enquêtecommissie de
bevindingen en conclusies van het NIOD-rapport. Dat neemt niet weg dat de
commissie op een aantal punten scherper is in haar kritiek. Overigens zonder
dat dat leidt tot spraakmakend andere conclusies.
Alles overziend is de PvdA van mening dat het enquêterapport samen met het
NIODrapport ons de gelegenheid biedt om tot een afronding van de politieke
debatten over de val van Srebrenica te komen.
De eerste vraag aan de commissie is of zij met de beperkte enquêtetijd en
middelen in alle redelijkheid denken dat zijn een afgewogen eindoordeel
hebben kunnen vellen. Vindt de cie het geen cruciaal gebrek, dat zij niet
internationale betrokken niet heeft kunnen horen, zoals generaal Janvier.
Waarom heeft de cie er niet voor gekozen om ook nabestaanden te horen? Is
zij tijdens de enquête tegen zaken aangelopen waar zij gezien de
onderzoeksopdracht geen antwoord op kon krijgen, maar die wel zwaar op de
maag zijn blijven liggen.
Zelfs als de cie zegt in alle redelijkheid tot een eindoordeel te zijn
gekomen wil dat niet zeggen dat alle vragen zijn beantwoord. De enquête
toont nogmaals aan dat de meest indrukwekkende vragen niet te beantwoorden
zijn. Dat zijn vooral als-dan vragen die met de kennis en wijsheid van nu
makkelijk kunnen stellen. Bijvoorbeeld als het gaat om het handelen van
Dutchbat na de val van de enclave. Was de genocide te voorkomen geweest als
Dutchbat actief verzet had geboden? Of als Dutchbat niet had meegewerkt aan
de deportatie van vluchtelingen? Klinisch beantwoord zou het antwoord op
deze vragen 'ja' kunnen zijn. Maar wie de hele voorgeschiedenis, het
beperkte mandaat van UNPROFOR, de fysieke en morele uitputting, de
getalsmatige overmacht van de Serven meeneemt in de afwegingen zal niet
anders kunnen dan genuanceerd kijken naar de rol die Dutchbat toeviel.
Uitgesproken moet worden dat Dutchbat gestuurd door de politiek, onder
uiterst moeilijke omstandigheden, een onmogelijke taak heeft moeten
uitvoeren. De Nederlandse politiek is ten volle verantwoordelijk, zo stelt
ook de cie, voor hun uitzending onder die omstandigheden. De zeer terechte
kritiek die de cie uit op het optreden van Dutchbat III (leidinggevenden)
doet hier niets aan af (wel zal ik in het debat nog de nodige vragen stellen
over de beoordeling door en het handelen van de Dutchbatleiding, zie
hieronder onder punt 3)
Belangrijk is dat er na deze debatten geen twijfel mag bestaan over de
intenties van Dutchbat. Alle onderzoeken tonen aan dat Dutchbat naar eer en
geweten gehandeld heeft en dat beweringen dat Dutchbat de vluchtelingen
heeft opgeofferd om haar eigen veiligheid zeker te stellen, danwel
beweringen van oorlogsmisdaden begaan door Dutchbat, niet bewezen zijn.
De politiek is de mannen en vrouwen van Dutchbat een helder signaal
verschuldigd dat de jarenlange aantijgingen die hun ten deel zijn gevallen
ronduit verkeerd zijn geweest.
Opmerkelijk is dat de cie concludeert dat het kabinet door af te treden,
eigen politieke verantwoordelijkheid genomen heeft voor het falen van de
nationale en de internationale politiek. Deze conclusie gaat verder dan de
verklaring van Kok over de anonimiteit van de internationale wereld. Het IKV
leest hieruit dat het nationaal falen niet ondergeschikt is aan het
internationaal falen, maar dat er sprake is van nevenschikking en dus ook
een nationale aansprakelijkheid van de Nederlandse politiek.
Ondanks de gebruikte termen is het enquêterapport m.i. volledig duidelijk
over het feit dat het nationaal falen in het licht gezien moet worden van
het internationale falen. Over dit punt mag een onduidelijkheid blijven
bestaan. De commissie zal helder moeten maken wat zij bedoelt met het
nationaal falen, en of zij hier mogelijk afstand neemt van de benadering van
Kok.
Hieronder volgen nog enkele opmerkingen over de vier verschillende fases
waar de cie onderscheid tussen maakt, voor zover deze afwijken van de
bevindingen en conclusies van de NIOD:
1. De besluitvorming rond de uitzending
Reconstructies laten zien dat er een volledige verbondenheid was tussen
kamer en Kabinet. Er was nauwelijks sprake van oppositie vanuit de Kamer,
noch van regerings-, noch van oppositiepartijen.
De cie is van mening dat de Kamer en het kabinet op de hoogte konden zijn
van de risico's.
De besluitvorming in haar totaliteit is fragmentarisch van karakter geweest.
Een integrale afweging heeft noch in de TK noch in het kabinet
plaatsgevonden. De conclusie van de cie is dat zij dit betreurd. Betekent
dit dat de cie begrip heeft voor de redenen waarom dat niet is gebeurd?
Met de cie is de PvdA van mening dat hier de grootste verantwoordelijkheid
ligt. Andere Europese landen waren huiverig voor militair ingrijpen en
Nederlandse politici verdiepten zich niet in de overwegingen van het
buitenland om niet in te grijpen. Verlammend werkte de morele
verontwaardiging en het ongeloof over de weigering van andere landen: de
internationale gemeenschap moest toch klaarstaan!! De regering, met Lubbers,
vanden Broek, Pronk en Ter Beek voorop wilden een daad stellen en de Kamer
deed mee. Intern werden in fracties twijfels geuit, maar geen enkel Kamerlid
durfde door te pakken.
Het was ondoordacht en er is te weinig doorgevraagd. Ook door de meest
kritische kamerleden als van Traa en Valk van de PvdA-fractie. De blik van
velen werd vertroebeld door de maatschappelijke druk.
Met de wijsheid van nu is makkelijk afstand te nemen van het besluit tot
uitzending. Maar realiteitszin dwingt ons er toe om in te zien dat die
wijsheid er toen niet was. Als je de politieke context van die periode erbij
houdt, zou dat besluit zo weer genomen worden.
Op een tweetalpunten is de commissie specifieker in haar kritiek:
BZ:
Speelt een dubieuze rol in de aanbieding van de Luchtmobiele brigade (LMB)
aan de VN. Terwijl Ter Beek de aanbieding uitdrukkelijk koppelt aan een
vredesregeling wordt deze voorwaarde door BZ niet aan de VN doorgegeven.
Reden is dat BZ het aanbod wil doen tbv de safe areas, een concept dat toen
al met de nodige twijfel werd bezien. De cie concludeert dat het aanbieden
van de LMB voor BZ belangrijker is dan het doel waarvoor het wordt
aangeboden.
Deze houding van BZ is onbegrijpelijk, zelfs als zo werd gehandeld omdat de
politieke geloofwaardigheid van de internationale wereld in het geding was
en Nederland daar een belangrijke rol in wilde spelen. Op dat moment was
namelijk al duidelijk dat de Serven er alles aan deden om de internationale
wereld tegen te bewerken.
Voorts heeft het ten onrechte ontbroken aan een onderhandelingsstrategie
waardoor we een zeer kwetsbare locatie kregen toegewezen, zonder
toezeggingen van steun voor het geval de situatie zou verslechteren.
Ik wil de commissie vragen om specifieker te zijn in haar oordeel over de
fouten die indertijd bij BZ zijn gemaakt. Schaart u deze onder de complete
verlamming waarover ik hiervoor heb gesproken. Uw rapport is hier niet
helder over. (onervarenheid met nieuwe internationale situatie ontstaan na
de val van de muur, Joegoslavië eerste grootschalige conflict)
Couzy:
In afwijking van het NIOD is de cie wel specifiek in het benoemen van wie de
meeste blaam treft bij de landmachttop, nl de BLM Couzy. In bijna alle vier
stadia kwijt hij zich van zijn verantwoordelijkheid. Ten aanzien van de
besluitvorming heeft hij een zeer beperkte taakopvatting ten aanzien van
zijn adviserende rol bij vredesoperaties in het algemeen en ten aanzien van
Srebrenica in het bijzonder. Hij ziet zijn rol alleen beperkt tot de
uitvoering van taken. De bevelhebber is echter sinds 1992 uitdrukkelijk ook
adviseur over het Defensiebeleid. Zijn bezwaren hadden tot een ander oordeel
kunnen leiden van de militaire top over de veiligheidsrisico's voor
Nederlandse militairen bij stationering in Srebrenica. Het feit dat deze
risico's aanvaardbaar werden geacht heeft veel gewicht in de besluitvorming
gehad. Overigens zonder dat werd doorgevraagd wat 'aanvaardbaar' dan precies
inhield.
Ook heeft Couzy niet goed gehandeld inzake de door de Amerikanen aangeboden
spionagekoffertjes. Hij vond het risico te groot en de opbrengst onzeker.
Een dergelijke risicoafweging moet gezien het mogelijke belang ervan aan de
minister worden voorgelegd. Dat heeft Couzy niet gedaan.
De conclusie 'onwil' is hier volgens de PvdA gerechtvaardigd. Ik kom hier
straks nog op terug als ik kom te spreken over de rehabilitatie van generaal
van Baal.
2. De maanden voor de val, pogingen tot internationalisering
De belangrijkste kritiek richt zich hier op de VN en de leiding van
Dutchbat. Evacuatieplannen voor dutchbat zijn onvoldoende uitgewerkt om in
de praktijk tot uitvoering te komen. Van bondgenoten zijn onvoldoende
garanties gekregen dat zij de noodzakelijke ondersteuning zouden geven aan
een dergelijke evacuatie. Dit wordt duidelijker de VN en de leiding van
Dutchbat aangerekend dan door het NIOD werd gedaan. Hier wringt vooral het
niet kunnen horen van internationale getuigen zoals Janvier en Boutros
Ghali.
- verwachte luchtsteun was misvatting
De verwachting bij Dutchbat dat er in de ochtend van 11 juli hulp van buiten
zou komen in de vorm van massale luchtaanvallen zou komen, was een
misvatting. De leiding van UNPROFOR had airstrikes al volledig uitgesloten,
maar was ook uiterst terughoudend ten aanzien van lichtere luchtsteun in de
vorm van close air support. Hiermee vermorzelde zij de illusie van Dutchbat
en werd de enclave een gemakkelijk prooi voor de Serven. De hypothese van
een geheime deal tussen Janvier en Mladic om de gevraagde luchtsteun te
onthouden in ruil voor de vrijlating van Franse gijzelaars wordt niet door
de NIOD onderschreven. Ook zonder zo'n deal kon Mladic inschatten dat het
luchtwapen voor de VN bijzonder riskant was zolang er nog grondtroepen in de
enclave waren.
Hoewel deze conclusie begrijpelijk is, moet toch ook belang toegekend worden
aan het feit dat Karremans uitdrukkelijk om luchtsteun verzocht. De afweging
die door Janvier is gemaakt is onbegrijpelijk.
3. De val van Srebrenica, lotsverbondenheid.
Dit blijft het meest pijnlijke deel. De aanwezigheid van UNPROFOR gaf
vluchtelingen de illusie van veiligheid. Zij hadden geen schijn van kans,
maar waanden zich veilig.
Dutchbat was maandenlang afgeknepen, bevond zich in een pijnlijke isolatie.
In de steek gelaten door de internationale gemeenschap. Had onder die
omstandigheden het begrip lotsverbondenheid nog überhaupt enige betekenis?
(Het had naar mening van de PvdA in dat stadium niet veel uitgemaakt als in
de ministerraad er meer duidelijkheid gebracht zou hebben over wat die
lotsverbondenheid precies inhield.)
- Dutchbat kansloos/ eigenmachtig optreden lag niet in de rede.
Bij de aanval op de enclave begin juli had Dutchbat vanuit militair
perspectief weinig reden om op eigen initiatief een tegenaanval in te
zetten.
De vraag of een ander bataljon, in een andere conditie, anders zou hebben
gehandeld, is onmogelijk te beantwoorden. Politiek-psychologisch was
denkbaar geweest dat Mladic uit vrees voor een negatieve reputatie van de
Serven zou zijn teruggeschrokken voor gewapend verzet met kans op
slachtoffers aan UNPROFOR-zijde. Zijn besluit om door te zetten tot
Srebrenica en de gehele enclave in te nemen wordt ingegeven door het
uitblijven van weerstand van enige betekenis, zowel van moslimmilitairen als
van de VN. Dit geeft aan dat zulke overwegingen een rol speelden.
Blocking positions:
Nog het NIOD nog de PEC komt daar met heldere uitspraken. Onduidelijk was
wat de VN-leiding nou precies aan instructies doorgaf aan de frontlinie van
Dutchbat. Moest er vanaf de zogeheten blocking positions gevuurd worden om
de luchtsteun te rechtvaardigen? Dit is nooit zo doorgegeven aan de lagere
echelons die zich op die frontlinie bevonden.
Moest mandaat nu wel of niet worden overschreden, beschietingen wel of niet
worden uitgelokt. Was ook zonder beschieting van Dutchbat aan de voorwaarden
voor luchtsteun voldaan en gaf Janvier die willens en wetens niet/te laat?
Waren de Serven inderdaad teruggeschrokken voor verzet door Dutchbat. De
meest dringende vraag die hier speelt is: had het uitgemaakt als Dutchbat
actief de strijd met de Serven was aangegaan. Op dit soort als-dan vragen
zou het onredelijk zijn om bevestigend te antwoorden. De waarheid ligt in
het midden temeer ook als we kijken naar de ervaringen in Goradze in 1994.
Daar bleek dat Mladic niet terugschrok voor een gevecht dat aan UNPROFOR
zijde slachtoffers zou maken.
Vluchtelingen
Hadden meer vluchtelingen op de compound in Potocari moeten worden
toegelaten? Vindt de cie de argumenten van Dutchbat om dat niet te doen
overtuigend? Was het redelijk om te denken dat de compound beschoten zou
worden als alle vluchtelingen daar opgevangen zouden worden? Had Dutchbat,
toen mannen tussen 16-65 werden gescheiden van de overige vluchtelingen,
gezien de eerdere moordpartijen, niet moeten inzien dat het lot van mannen
niet anders kon zijn dan de dood te vinden. Had niet gekozen moeten worden
voor het rekken van tijd opdat de internationale gemeenschap iets zou doen.
Waarom had men zo'n haast met het meewerken aan de deportaties, waarom werd
niet vastgehouden aan het verzoek van de vluchtelingen om per bus maximaal
10% mannen toe te laten en vervolgens te bussen te laten begeleiden door
Dutchbatters. Zijn de oorlogsmisdaden wel goed doorgegeven aan Den Haag/ VN?
Op wiens verzoek is begonnen met de uitlevering van de mannen die reeds hun
toevlucht tot de compound hadden gezocht? Klopt het dat dit niet op verzoek
van Mladic is gebeurd, maar dat Dutchbat hier zelf het initiatief toe heeft
genomen?
Deze fase blijft tot de meest onbeantwoorde vragen bevatten. De commissie
gaat er waarschijnlijk van uit dat zonder in gissingen te vervallen deze
vragen niet te beantwoorden zijn. Hoe is de commissie tot deze overtuiging
gekomen.
Kan de cie antwoord geven op de vraag of deze vragen in deze samenhang
voldoende zijn gesteld.
4. Nasleep:
Verantwoording afleggen, debriefings etc.
Couzy persoonlijk nog het meest schuldig. De cie concludeert dat hij de
minister onvoldoende op de hoogte heeft gesteld van de informatie over
mogelijke oorlogsmisdaden die hij had gekregen tijdens de debriefings in
Zagreb. Daarmee is belangrijke informatie niet tijdig beschikbaar gekomen en
is de minister door het ontbreken van deze informatie onnodig in politieke
problemen gekomen. Voorhoeve krijgt van de cie veel lof voor zijn
inspanningen.
Het gevoel van urgentie ontbreekt bij de landmacht om bekende gegevens zo
snel mogelijk bij de minister te krijgen om vragen van de tweede kamer en de
media te kunnen beantwoorden.
Heeft de commissie tijdens de enquête de overtuiging gekregen dat de
krijgsmacht zich voldoende bewust is van de ernst van dit soort praktijken
bij de krijgsmachtdelen. Heeft de commissie er vertrouwen op dat dit
richting de toekomst door Defensie is opgepakt. Hoe beoordeeld de cie de
vooruitgang die defensie tot nu toe heeft geboekt met de uitvoering van de
aanbevelingen zoals in verschillende rapporten gedaan?
Van Baal: volledig gerehabiliteerd: onwil bij Couzy, maar onkunde bij Van Baal. Na gebleken wantoestanden in de informatieverstrekking door de landmachttop had de minister van Defensie kunnen aftreden. In plaats daarvan legt hij druk op de bevelhebber van de landmacht, gen. Van Baal. Deze treedt af, in de ogen van de enquetecie zeer ten onrechte.
Geeft de commissie met deze conclusie aan dat de toenmalige minister van Defensie een fout heeft begaan door druk uit te oefenen op de bevelhebber van de Landmacht. Had de minister zelf conclusies moeten trekken?
Nazorg Dutchbat:
Zowel de voorbereiding als de nazorg van uitgezonden militairen is ronduit
rampzalig geweest. Nog steeds is er niet de aandacht die het verdient.
Debriefings te laat. Geen volgmechanisme. 9-10 zelfmoorden. Psychische
problemen openbaren zich later. Niet eens een lijst met namen van DB I, II
en III militairen. Het argument dat jonge veteranen moeilijk op te sporen
zijn is op zijn zachts gezegd pijnlijk. Men had toch wel kunnen aanvoelen
dat dit een groep is die nauwlettend gevolgd had moeten worden.
De commissie heeft het punt van nazorg van uitgezonden militairen in haar
aanbevelingen uitdrukkelijk onder de verantwoordelijkheid van de Kamer
gebracht. Zij de daar de huidige kaders voor voldoende, of moeten er andere
voorzieningen getroffen worden. Kan de Cie hier iets concreter over zijn?
Hoe staat het nu gesteld met het banden met ex-dutchbatters?? Is defensie de
aangewezen instantie die de nazorg moet verrichten of is het beter om dit,
gezien gevoeligheid van beide kanten, door derden te laten doen?
Nabestaanden:
Er is na 1995 veel gebeurd om de dialoog met nabestaanden gaande te houden.
Nederland heeft financieel sterk bijgedragen aan de wederopbouw van Bosnië
en de begeleiding van vluchtelingen en nabestaanden. Nederland zal ook in de
toekomst ten nauwste betrokken moeten blijven bij het lot van de
nabestaanden en een actieve bijdrage moeten leveren aan de verbetering van
hun positie.
Heeft de commissie een oordeel over de inspanningen van de Nederlandse
overheid tot op heden, om nabestaanden tegemoet te komen. Wij vinden dat
alle door ons verleende hulp, zo lang als dat het nodig is, structureel
toegekend moet worden. Dit geldt in het bijzonder voor onze bijdrage aan de
International Commission for Missing Persons. Deze organisatie is op
initiatief van Clinton na de Dayton-akkoorden begonnen met de identificatie
van de stoffelijk overschotten van slachtoffers.
Dit project heeft haar nut bewezen en is een belang onderdeel van de
bijdrage die Nederland kan leveren aan de zorg voor nabestaanden.
Bosnische vluchtelingen in Nederland.
Tijdens de behandeling van de nieuwe vreemdelingenwet is voorzien in een
regeling voor vluchtelingen uit Srebrenica. Nu zijn er nog enkele honderden
vluchtelingen die na deze regeling naar Nederland zijn gekomen. Nawijn heeft
gezegd de oude regeling niet voor hen open te stellen, maar dat hij erkent
dat het een bijzondere groep betreft die bij de individuele behandeling ook
als zodanig aandacht zal genieten. Hoewel dit vooral een punt voor het debat
met de regering is zal ik het wel alvast noemen, ter volledigheid.
Aftreden Kok:
In dit debat kan, als we het hebben over de nasleep, niet voorbij worden
gegaan aan het aftreden van het Kabinet Kok II. In zijn verklaring stelt Kok
de anonimiteit van het functioneren van de internationale gemeenschap
centraal.
Wij hebben met instemming gereageerd op het oordeel van Kok dat het rapport
niet zonder politieke gevolgtrekking mocht blijven, zowel voor de
verantwoording naar het verleden als in de normering naar de toekomst. Het
kabinet heeft terecht verantwoordelijkheid genomen voor de gehele periode
vanaf 1993. Er kan en mag immers geen onderscheid gemaakt worden tussen het
besluit van uitzending en de situatie waarin de militairen zich later bleken
te bevinden. Terecht is ook onderscheid gemaakt tussen schuld en politieke
verantwoordelijkheid. Schuld veronderstelt immers een gebrek aan integriteit
in de aanpak en intenties of opzettelijke nalatigheid. Daarvoor zijn nog in
het NIOD-rapport, nog in het enquêterapport bewijzen voor te vinden.
Het feit dat pas na de publicatie van het NIOD-rapport conclusies zijn
getrokken past bij de benadering van Kamer en Kabinet, dat niet op
geïsoleerde momenten verantwoording zou moeten worden afgelegd, maar juist
de samenhang van beslissingen over een langere periode op nationaal en
internationaal niveau moest worden benadrukt.
In dit verband kan ook niet worden voorbijgegaan aan de discussie die is
losgekomen over schuld versus verantwoordelijkheid:
Onder aanvoering van onder andere het IKV (Faber) is er een roep om
erkenning van schuld. Dit zou dan gaan om schuld in juridische zin, waaruit
aansprakelijkheid en de daarmee gepaard gaande excuses en schadevergoedingen
zouden volgen. De gegevens die na alle onderzoeken op tafel zijn gekomen
kunnen een de conclusie dat Nederland schuldig is aan de dood van 8000 niet
rechtvaardigen.
Wel blijft het een feit dat er een illusie van veiligheid is gecreëerd door
de aanwezigheid van, Nederlandse, VN-militairen. Die veiligheid hebben wij
niet kunnen bieden en zijn daar, binnen onze internationale rol,
verantwoordelijk voor en kunnen daar niet voor weglopen.
Mladic/Karadzic
Het meest wrange is dat na bijna 10 jaar echte schuldigen van het
Srebrenicadrama, de opdrachtgevers tot de genocide, Mladic en Karaczic nog
steeds op vrije voeten zijn. De VN heeft eind januari de republiek Servië
aangemaand om serieus werk te maken met de opsporing en arrestatie van beide
misdadigers. Als niet binnen een maand concrete vorderingen waren zouden er
sancties volgen. Sindsdien is er niets meer vernomen. Inmiddels is na de
moord op Djinjic een begripvolle, soepele houding ontstaan bij zowel de VS
als de VN tegen de Serven. Powell is onlangs nog in Servië geweest zonder
val te veel kritische geluiden te laten horen. Dit mag niet betekenen dat de
druk op Servië afneemt om mee te werken aan de arrestatie van Mladic en
Karadzic.
Tot slot:
Voor de toekomst is geen garantie te geven dat er nooit meer een Srebrenica
zal zijn.
Het actief willen bijdragen aan de internationale vrede en veiligheid kan
niet samengaan met een houding van 'we gaan alleen als het veilig is'.
Deelname impliceert per definitie de kans op het sneuvelen van Nederlandse
militairen. Hoewel we een politiek bewuste keuze hebben gemaakt en de
internationale taak van onze krijgsmacht zelfs in de grondwet hebben
opgenomen is het niet zo dat we de mogelijke consequenties volledig hebben
geïnternaliseerd.
Dit werd weer duidelijk bij de debatten over deelname aan ISAF in
Afghanistan. Daar ontstond een sfeer van 'als de veiligheid van Nederlandse
militairen niet gegarandeerd kan worden trekken we ze terug'! Deze
beoordeling moet in de fase voor de uitzending plaatsvinden. Als het een
niet haalbare missie is, moet dat aanleiding zijn voor een negatief besluit
omtrent de uitzending.
Iets anders is dat er alles aan gedaan moet worden om risico's minimaal te
houden. Daar toe biedt het toetsingskader dat is vastgesteld na de
werkzaamheden van de Tijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzendingen een
goed kader. Niet vergeten moet worden dat het toetsingskader slechts een
procesbewaking is. Of wel of niet wordt deelgenomen aan een missie zal
iedere keer weer integraal beoordeeld moeten worden door de Kamer.
Het drama in Srebrenica mag en zal niet worden vergeten, het boek gaat nooit
dicht. Blijvende betrokkenheid bij de toekomst van de overlevenden is onze
morele plicht. Dat valt samen met de overtuiging dat Nederland zich blijvend
moet inzetten voor een versterking van de internationale rechtsorde, met een
open oog voor de enorme spanning die zich kan voordoen tussen idealen en de
rauwe praktijk. Daar ligt de grote betekenis van het zelfonderzoek van de
afgelopen jaren: het NIOD-rapport, het aftreden van Kok II en het rapport
van de enquêtecommissie verstevigen het draagvlak voor uitzendbeslissingen
in internationaal verband in de toekomst. Voorwaarde is echter dat
onophoudende inspanningen worden verricht om uitvoering te geven aan de
aanbevelingen van de Tijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzendingen, het
NIOd-rapport en het rapport van de Enquêtecommissie. Daarnaast is het van
groot belang dat uitvoering wordt gegeven aan de aanbevelingen van het
rapport Franssen dat gaat over wijzigingen in de topstructuur van Defensie.
De Kamer is belast met de grote verantwoordelijkheid om toe zien op de
uitvoering van deze aanbevelingen die de kans op een herhaling van het
verleden zo klein mogelijk maken.
Het enquêterapport houdt immers bovenal onszelf een spiegel voor.
Inmiddels heeft de kamer met de rol die zij bedongen heeft in de
besluitvorming over uitzendingen, een grotere rol en verantwoordelijkheid
gekregen. Dit schept een verplichting richting de toekomst voor alle
fracties maar ook voor alle individuele Kamerleden.
Het doet mij wat om hier vandaag te staan.