Vrije Universiteit Amsterdam
Overzicht | veb@dienst.vu.nl
---
Mr. Lia Versteegh pleit voor vergunningenstelsel
Scherper toezicht op goede doelstichting nodig om misbruik donaties te
voorkomen
Nederlanders geven jaarlijks miljarden aan goede doelen, maar toezicht
op de stichtingen die het geld beheren bestaat in ons land nauwelijks.
Dat moet veranderen, concludeert mr. Lia Versteegh in haar
proefschrift De goede doelstichting, waarop zij dinsdag 3 juni
promoveert. De gulle gevers moeten ervan op aan kunnen dat hun geld
ook juist wordt besteed. In elk geval moet de bestaande wetgeving
worden aangescherpt om financiële verantwoording en toezicht te
verbeteren. De promovenda pleit echter voor een veel sterkere
overheidsinvloed buiten het huidige systeem om: een
vergunningenstelsel voor dergelijke fondsenwervende stichtingen en een
extra onafhankelijk bestuursorgaan voor effectieve controle.
Een vergunningensysteem kan voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van
het vertrouwen van geldgevers, stelt mr. Versteegh. Een zelfstandig
bestuursorgaan met vertegenwoordigers van de overheid, het Centraal
Bureau Fondsenwerving (CBF) als keurmerkverlenende brancheorganisatie,
en andere belanghebbenden bij de goede doelorganisatie zouden voor een
samenhangend toezicht moeten zorgen. Onder voorwaarden zou het CBF als
zelfstandig bestuursorgaan kunnen optreden. Bij het huidige toezicht
daarvan plaatst mr. Versteegh kanttekeningen.
Mr. Versteegh constateert dat het toezicht op de organisaties voor
goede doelen in Engeland en Duitsland, die zij met de Nederlandse
vergeleek, aanmerkelijk beter is geregeld. In Engeland berusten
erkenning en toezicht van oudsher bij de Charity Commission, een
semi-overheidsorganisatie van overheid en burgers. In Duitsland bij de
overheid. Nederland is in feite te liberaal, betoogt zij. Stichtingen
bij uitstek geschikt en gebruikt als organisatievorm voor het goede
doel - kunnen hier zonder overheidsbemoeienis worden opgericht. Actief
toezicht op het functioneren ervan daarna ontbreekt. Het Openbaar
Ministerie heeft daarvoor geen uitdrukkelijke opdracht, waardoor ook
de rechter er bijna niet aan te pas komt.
Het vermogen van de goede doelstichting is niet beschermd. Als het
stichtingsbestuur het ideële inzamelingsdoel wijzigt, bijvoorbeeld
door aanpassing van de statuten of bij fusie, wordt door niemand
verder beoordeeld of dat terecht gebeurt en rekening wordt gehouden
met de gevers.
Ook andere vormen van toezicht dan die door het OM, zoals het toezicht
door de notaris, de belastingdienst, het Centraal Bureau
Fondsenwerving (CBF) of belanghebbenden bieden geen
beschermingsgarantie. De notaris controleert alleen of formeel aan de
oprichtingseisen voor de stichting is voldaan en of het doel niet in
strijd is met de openbare orde of de goede zeden. De fiscus kijkt
jaarlijks slechts of de belastingvoordelen nog kunnen worden
gehandhaafd. Als het stichtingsbestuur tekortschiet, kunnen die worden
ingetrokken, maar de stichtingsbestuurder komt niet automatisch voor
de rechter wegens wanbeleid. Ook bij het CBF-toezicht zijn
kanttekeningen te maken. Het is een deels door de overheid
gesubsidieerde kwaliteitsbewaker van fondsenwervers zelf. Het houdt
slechts toezicht op 200 fondsenwervers, die het alle een keurmerk
heeft verleend. Het lijkt een beetje op de Engelse Charity Commission,
maar het verschil is dat bij die commissie beroep tegen haar
beslissingen op de rechter mogelijk is. Bij het CBF is slechts beroep
mogelijk bij een door de commissie
zelf ingesteld beroepscollege, dat uitsluitend een bindend advies
geeft. Van belanghebbenden bij het goede doel, zoals de begunstigde,
oprichter of vrijwilligers van de stichting is evenmin echt toezicht
te verwachten. Zij moeten hun belang eerst voor de rechter aantonen.
Volgens mr. Versteegh zullen de huidige regels in het burgerlijk wetboek ten minste strenger moeten worden. Zo moet de notaris gaan uitmaken of er sprake is van een stichting voor het goede doel of een commerciële stichting, waarvoor scherper toezicht geldt. De goede doelstichting zal een apart orgaan moeten hebben voor controle op de administratie en een openbare jaarrekening moeten maken. In de wet moet helder komen te staan dat het OM al bij geringe twijfel over een verantwoorde stichtingspraktijk het bestuur aan de tand moet kunnen voelen. Nu kan dat alleen nog in ernstige gevallen. De fiscus, banken, notarissen, accountants en andere financieel betrokkenen bij de goede doelstichting moeten worden verplicht het OM gesignaleerde onregelmatigheden te melden. Het OM kan dan in actie komen. Ten slotte moeten slechte stichtingsbestuurders niet alleen op rechterlijke beslissing kunnen worden ontslagen, maar voor hun (financieel) wanbeheer ook persoonlijk schadevergoeding betalen.