Ministerie van Buitenlandse Zaken
over ontwerpartikelen van het ontwerp Constitutioneel Verdrag voor de
EU
Beantwoording Verzoek Cie over ontwerpartikelen van het ontwerp
Constitutioneel Verdrag voor de EU
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Integratie Europa
Afdeling EU-Intern
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
27 mei 2003
Behandeld
H. van Meerten
Kenmerk
DIE-272/03
Telefoon
+31- (0)70-3486529
Blad
1/1
Fax
+31-(0)70-3484086
Bijlage(n)
1
E-Mail
hans-van.meerten@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van de vaste commissie voor Europese Zaken over
de vijfde tranche ontwerpartikelen van het ontwerp-Constitutioneel
Verdrag voor de Europese Unie.
Graag bieden wij u hierbij aan de antwoorden op de schriftelijke
vragen van de vaste commissie voor Europese Zaken over de
ontwerpartikelen van het ontwerp-Constitutioneel Verdrag voor de
Europese Unie, inzake de instellingen (ontwerpartikelen voor titel IV,
Deel I (artikel 14 tot en met 23), alsmede inzake het externe beleid
van de Unie (ontwerpartikelen voor titel V, Deel I (artikel 29 en 30)
en titel B, Deel II (artikel 1 tot en met 36). Deze vragen werden
ontvangen op 1 mei 2003, met kenmerk 45-EU-2003.
De Minister De
Staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken voor
Europese Zaken
Mr. J.G. de Hoop Scheffer Mr. Drs. A.
Nicolaï
Antwoorden op de schriftelijke kamervragen van de vaste commissie voor
Europese Zaken over de ontwerpartikelen van het
ontwerp-Constitutioneel Verdrag, ingediend door het Praesidium van de
Conventie over de toekomst van de Europese Unie, inzake de
instellingen (ontwerpartikelen voor titel IV, Deel I (artikel 14 tot
en met 23) alsmede inzake het externe beleid van de Unie
(ontwerpartikelen voor titel V, Deel I (artikel 29 en 30) en titel B,
Deel II (artikel 1 tot en met 36).
Titel IV: de instellingen van de Unie (ontwerpartikelen 31, Deel I en
1-23 Deel II)
Algemeen
De leden van de Groen Links-fractie vragen of er in de ontwerp
artikelen voor de EU Grondwet artikelen staan die, gelet op artikel
91, derde lid van de Nederlandse Grondwet, afwijken van de Nederlandse
Grondwet en of er artikelen zijn die in bepaalde gevallen tot afwijken
van de Nederlandse Grondwet noodzaken? Indien dit het geval is, vragen
deze leden de regering aan te geven welke artikelen dit zouden zijn en
waarom?
De regering wijst erop dat het ontwerp-Constitutioneel Verdrag van de
EU belangrijke bepalingen bevat over het constitutionele bestel van de
Europese Unie. Specifieke onderwerpen als de verdeling van
bevoegdheden, de rol van nationale parlementen en fundamentele rechten
zijn er in terug te vinden. Dit Constitutionele Verdrag heeft mogelijk
ook consequenties voor ons constitutionele recht. Bij de voorbereiding
van de wet tot goedkeuring van het Constitutioneel Verdrag zal dan ook
nauwgezet moeten worden bekeken of het Constitutioneel Verdrag, zoals
het dan voorligt, bepalingen bevat die mogelijk afwijken van de
Grondwet. Mocht dit het geval zijn, dan zal uiteraard worden
voorgesteld om de procedure van artikel 91, derde lid, van de Grondwet
te volgen. Thans wil de regering hier nog niet op vooruitlopen,
aangezien de tekst van het Constitutioneel Verdrag, dat de Conventie
zal aanbieden aan de Europese Raad van Thessaloniki, nog niet
definitief is vastgesteld.
Artikel 14 (institutioneel kader)
De leden van de CDA-fractie vragen of de Europese Raad een zwaarder
accent zal krijgen nu zij als een instelling genoemd wordt. Ook vragen
zij of daarmee de nadruk meer zal komen te liggen op de
intergouvernementele samenwerking, aangezien consensus als hoofdregel
geldt voor besluitvorming binnen de Europese Raad. In de tweede plaats
vragen de leden van de CDA-fractie of hiermee niet een aparte
bureaucratie voor de Europese Raad zal worden opgetuigd, die los zal
komen te staan van de rest van het raadssecretariaat.
De regering deelt deze zorgen en heeft daarom met een
Benelux-amendement voorgesteld de Europese Raad niet als instelling in
het verdrag op te nemen.
Artikel 15 (Europees Parlement)
De leden van de CDA-fractie vragen of de bewoordingen van artikel 15
inzake de benoeming door het Europees Parlement van de voorzitter van
de Commissie meer ruimte geven aan het Europees Parlement dan de tekst
van artikel 18 bis, lid 1. Verder vragen deze leden of in dit artikel
geen bepalingen over de vestigingsplaats van het Europees Parlement
moeten worden opgenomen.
De regering heeft met een Benelux amendement duidelijk voorgesteld dat
de Voorzitter van de Commissie door het Europees Parlement wordt
gekozen. Geen amendement is ingediend dat betrekking heeft op de
vestigingsplaats van het Europees Parlement.
De leden van de Groen Links-fractie vragen of artikel 15, lid 2 ruimte
biedt om een deel van de zetels in het Europees Parlement te verdelen
via grensoverschrijdende kieslijsten. Ook willen deze leden weten of
de regering het wenselijk acht dat kandidaat-voorzitters van de
Europese Commissie zich aan het hoofd van een Europese kieslijst
kunnen presenteren aan alle Europese kiezers.
De regering is van mening dat artikel 15 de verkiezing van zetels in
het Europees Parlement via grensoverschrijdende kieslijsten niet
uitsluit. Ook de Benelux-amendementen inzake het Europees Parlement
doen dit niet. Verder heeft de regering in een Benelux-amendement
bepaald dat de voorzitter van de Commissie door het Europees Parlement
dient te worden gekozen. Het amendement gaat niet in op de procedure,
maar het ligt uit oogpunt van scheiding der machten en transparantie
meer in de rede dat Europese kieslijsten alleen dienen voor de
verkiezing van leden van het Europees Parlement en dat eventuele
kandidaat voorzitters van de Commissie zich op andere wijze
presenteren.
De leden van de SGP-fractie vragen een oordeel over het terugbrengen
van het uiteindelijke zeteltal van het Europees Parlement van 736 naar
700. De leden van de VVD fractie vragen wat de inkrimping van het
aantal leden van het Europees Parlement tot maximaal 700 voor het
aantal per lidstaat betekent. Moet dit volledig nieuw onderhandeld
worden?
De regering heeft in een Benelux amendement voorgesteld dat het aantal
leden - conform de huidige bepaling - op 732 vastgesteld dient te
worden. Daaruit volgt dat de zetelverdeling zoals overeengekomen in
het compromis van Nice naar het oordeel van de regering gehandhaafd
dient te blijven.
Artikel 16 bis (Voorzitter Europese Raad)
De leden van de CDA-fractie vragen of een gekozen voorzitter van de
Europese Raad niet te veel de intergouvernementele samenwerking
benadrukt. De leden vinden dat de waarborg voor de continuïteit zou
moeten liggen bij de Europese Commissie en dat daarmee de grondslag
voor een meer permanent voorzitterschap van de Europese Raad komt te
vervallen. Ten aanzien van de bevoegdheden van de voorzitter van de
Europese Raad meent de CDA-fractie dat deze beperkt moeten blijven tot
het voorzitten van de vergaderingen (`chairman' in plaats van
`president'). Daarnaast vragen de leden zich af op welke manier de
functie van voorzitter democratisch ingebed zal zijn.
De zorgen zoals die uit deze vragen voortvloeien - te sterke intergouvernementele insteek, ruim takenpakket, democratische inbedding - worden volkomen gedeeld door de regering. De regering heeft dan ook in een Benelux amendement vastgehouden aan het roterende voorzitterschap van (onder meer) de Europese Raad.
De leden van de Groen Links-fractie vragen of ook in andere
taalversies het woord 'voorzitter' wordt gebruikt, in plaats van
`president'. Voorts willen deze leden weten of voldoende is
gegarandeerd dat de voorzitter van de Europese Raad zich niet met de
titel 'voorzitter van de Europese Unie' tooit. Deze leden vragen
verder hoe de parlementaire controle op de Europese Raad vorm wordt
gegeven. Ook willen zij weten of de regering het wenselijk acht dat
het Europees Parlement de bevoegdheid krijgt om de conclusies van de
Europese Raad af te keuren en of dit de positie van de kleine
lidstaten versterkt. Tot slot willen de leden weten of de regering
akkoord kan gaan met een vast voorzitterschap van de Europese Raad,
wanneer deze functie door een zittend(e) staatshoofd of
regeringsleider wordt uitgeoefend.
De regering deelt de zorgen die voorvloeien uit bovengestelde vragen.
De regering is van mening dat de conclusies van de Europese Raad geen
onderdeel uitmaken van de formele Europese besluitvormingsprocedures
en reeds om die reden de rol van het Europees Parlement beperkt dient
te zijn. Uiteraard zal de Voorzitter van de Europese Raad verslag
blijven doen in het Europees Parlement van bijeenkomsten van de
Europese Raad.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het praesidiumvoorstel
voor een vaste voorzitter van de Europese Raad in strijd is met het
door Nederland gewenste rotatiemodel. In de notitie van 7 maart 2003
geeft de regering aan dat er `creatief gewerkt zal worden aan
constructies die de nadelen van het huidige systeem opvangen onder
behoud van de voordelen' (p. 9). Deze leden vragen voorts of de
regering kan aangeven welke creatieve oplossing haar inmiddels voor
ogen staat en hoe zij daarvoor draagvlak zoekt in de Conventie.
In het tweede lid wordt gestipuleerd dat de (permanente) voorzitter
van de Europese Raad `op zijn niveau zorgt voor de externe
vertegenwoordiging' inzake het GBVB. Deze leden vrezen dat deze
bepaling de aan te stellen `double hatted' minister van Buitenlandse
Zaken vleugellam zal maken. De leden van de SGP-fractie stellen voor
door middel van amendering te bepalen dat de voorzitter van de
Europese Raad kwesties van externe vertegenwoordiging overlaat aan
genoemde minister. Verder vragen zij of de Nederlandse
regeringsvertegenwoordiger bereid is bij amendement voor te stellen de
bepaling over een door de Europese Raad in te stellen bureau te
elimineren. Deze leden memoreren voorts dat de regering zich
voorstander heeft getoond van een `double hatted' Europese minister
van Buitenlandse Zaken met een sterke verankering in zowel Raad van
Ministers als Commissie. Zij vragen of de door het presidium
voorgestelde figuur beantwoordt aan de wensen van de regering. De
leden van de VVD-fractie vragen hoe de expliciete vermelding `minister
van Buitenlandse Zaken' in artikel 16 lid 2 rijmt met de vermelding
`een minister' in artikel 16 lid 3?
De passage uit de bovengenoemde notitie heeft betrekking op het
systeem van het roterend voorzitterschap in zijn geheel en niet alleen
op de Europese Raad. In dat licht heeft de regering een
Benelux-amendement ingediend waarbij wordt voorgesteld dat in
afwijking van het huidige systeem de Algemene Raad en de Raad Externe
Betrekkingen door vaste voorzitters worden voorgezeten,
respectievelijk door de Voorzitter van de Commissie en de Europese
Minister voor Buitenlandse Zaken. Wat betreft het bureau heeft de
regering met de Benelux-amendementen duidelijk gemaakt dat deze
bepalingen niet in het Verdrag moeten worden opgenomen.
Voorts heeft de regering inzake de Europese Minister van Buitenlandse
Zaken in een Benelux amendement duidelijk willen stellen dat deze
figuur zowel binnen de Commissie (als vice-voorzitter) als binnen de
Raad moet worden geplaatst. Hij is als vice-voorzitter van de
Commissie gebonden aan de regels van collegialiteit en de andere
procedurele regels, behalve voor het GBVB en het EVDB: daarin treedt
hij op onder mandaat van de Raad.
De leden van de VVD-fractie willen weten wie de agenda bepaalt
(artikel 16.3)? Welke mogelijkheden zijn er voor lidstaten om zaken op
de agenda te plaatsen? Zij vragen voorts waarom is er in artikel
16bis eerste lid geen passage is opgenomen vergelijkbaar met art.
17bis.6 `rekening houdend met het Europese politieke en geografische
evenwicht? Deze leden merken op dat de voorzitter van de Europese Raad
aan het Europees Parlement een verslag voorlegt. Deze leden willen
weten welke bevoegdheden het Europees Parlement ten aanzien van dit
verslag heeft.
De regering merkt op dat, voorzover deze vragen refereren aan een
vaste Voorzitter voor de Europese Raad, zij in een Benelux amendement
juist inzet op het behoud van roterend Voorzitterschap van de Europese
Raad. Voor wat betreft de bevoegdheden van het Europees Parlement
inzake het verslag van de Voorzitter van de Europese Raad wijst de
regering erop dat het hier gaat om een informatieplicht. Leden van het
Europees Parlement kunnen de voorzitter van de Europese Raad vragen
stellen naar aanleiding van de verslaglegging.
Artikel 17 (de Raad)
De leden van Groen Links-fractie willen inzake lid 1 weten op welke
wijze parlementaire controle plaatsvindt op de beleidsbepalende en
coördinerende taken die de Raad uitoefent.
Naar het oordeel van de regering beoogt deze bepaling niet de huidige
bepalingen en praktijk te wijzigen. Voor zover de taken van de Raad
uitmonden in wetgeving oefent het Europees Parlement controle uit in
de verschillende besluitvormingsprocedures. Daarnaast kan het
Europees Parlement controle op de Raad uitoefenen door het stellen van
schriftelijke vragen en mondelinge vragen indien de Raad in het
Europees Parlement verslag doet van actuele ontwikkelingen.
Artikel 17bis (Raadsformaties)
Het valt de leden van de CDA-fractie op dat enkele raden expliciet
worden vermeld, te weten de raden voor Algemene Zaken, Externe
Betrekking, JBZ en Ecofin. De andere raden kunnen door de Raad
Algemene Zaken worden ingesteld. Deze leden willen weten wat hiervan
de consequenties zijn. Zal dit in de praktijk betekenen dat de raad
Algemene Zaken de legislatieve raad zal zijn, waar alle
wetgevingsbesluiten zullen worden vastgesteld? In de voorstellen van
het presidium worden geen voorstellen gedaan omtrent het
voorzitterschap van de Raad Algemene Zaken. De CDA-fractie stelt voor
om deze door de voorzitter van de Europese Commissie te laten
voorzitten.
De leden van de Groen Links-fractie willen weten waarom de Raad wel
bijeenkomt in de formatie Justitie en Veiligheid en niet in de
formatie Milieu. Tevens willen de leden van de Groen Links-fractie
weten wat de zin is van de opsomming van Raadsformaties wanneer op
grond van artikel 5 ook andere formaties in het leven geroepen kunnen
worden.
De regering deelt de zorgen van de leden van de CDA-fractie en de
Groen links-fractie. De regering heeft een Benelux-amendement
ingediend waarin alleen de Raad Algemene Zaken en de Raad Externe
Betrekkingen, die door respectievelijk de vice-voorzitter van de
Commissie en de Europese Minister van Buitenlandse Zaken worden
voorgezeten, expliciet worden genoemd. De Raad Algemene Zaken besluit
over de samenstelling van vakraden. De regering zet dus niet in op een
limitatieve lijst met raadsformaties die in het verdrag wordt
opgenomen. Overigens heeft de Benelux in een begeleidende brief bij de
amendementen aangegeven dat vast dient te worden gehouden aan de
raadsformaties waartoe is besloten door de ER van Sevilla.
Artikel 17 ter (Gekwalificeerde meerderheid van stemmen)
Artikel 17 ter bepaalt dat minimaal drievijfde van de Europese
bevolking achter een voorstel moet staan in geval van gekwalificeerde
meerderheidsbesluitvorming. De leden van de CDA-fractie willen weten
welke gevolgen deze extra eis heeft: betekent dat een verzwaring van
de besluitvormingsprocedure in vergelijking met de huidige situatie of
juist niet? Indien het laatste het geval is, wat is dan de toegevoegde
waarde van deze bepaling?
De leden van de SGP-fractie willen weten wat de ratio achter de
wijziging van de gekwalificeerde meerderheid in artikel 17 ter is ten
opzichte van hetgeen in het Verdrag van Nice is bepaald. Werkt deze
forse drempelverlaging niet in het voordeel van de grote lidstaten?
Deze leden willen bovendien weten of het voorgestelde artikel ook een
afscheid van de dubbele sleutel (stemgewichten in de Raad én
bevolkingstoets) zoals in Nice overeengekomen betekent. De leden
vragen de regering of zij met hen reden ziet de bepalingen van Nice te
handhaven en daartoe strekkende amendementen in te laten dienen.
De leden van de VVD-fractie vragen waarom in art. 17ter.1 niet gekozen
is voor de dubbele sleutel? Betekent dit dat de huidige `grote 5',
zelfs in een Unie van 27, een gekwalificeerde meerderheid hebben en
dus de besluiten kunnen nemen, bijvoorbeeld in onderling vooroverleg
gevolgd door een `dictaat'? (blz. 6)
De regering heeft het ontwerp-artikel 17ter overgenomen in de set
institutionele artikelen van de Benelux. Groot winstpunt van deze
verdeelsleutel is de transparantie. Nederland blijft nagenoeg gelijk
in stemgewicht in vergelijking met de Nice-regeling. In algemene zin
winnen de grote staten en verliezen de kleine lidstaten in
stemgewicht. Daar staat tegenover dat het vereiste van de helft der
lidstaten de kleine lidstaten weer versterkt.
Artikel 18 (Europese Commissie)
Artikel 18 gaat in op de omvang van de Commissie. Het presidium stelt
voor om de Commissie te beperken tot 15 leden. In samenhang daarmee
creëert het presidium in artikel 18 bis, lid 5 de mogelijkheid om
gedelegeerde commissarissen te benoemen. De leden van de CDA-fractie
vragen of het dan niet beter zou zijn om de huidige verdragsbepalingen
te handhaven, namelijk dat iedere lidstaat het recht heeft om een lid
naar de Commissie af te vaardigen. Inzake lid 3 willen de leden van de
Groen Links-fractie weten hoe de regering het nadeel van een Commissie
zonder vast Nederlands lid weegt tegen het voordeel van vereenvoudigde
regels voor stemming bij gekwalificeerde meerderheid.
De leden van de SGP-fractie merken op dat in Nice niet is
overeengekomen hoe `klein' de uiteindelijke Commissie zou worden. Deze
leden willen weten hoe de Nederlandse regering oordeelt over het
aantal vijftien, waarvoor in het presidiumvoorstel wordt gekozen. De
leden stellen voor dat de Nederlandse regeringsvertegenwoordiger zich
met het oog op de legitimiteit van de Commissie allereerst sterk maakt
voor handhaving van één Commissaris per lidstaat en, indien dit
onhaalbaar zou zijn, zich door middel van amendementen in ieder geval
sterk inzet voor verankering van een gelijkwaardige rotatie in het
nieuwe verdrag.
De regering steunt het voorstel van het Praesidium om het aantal leden
van de Commissie tot 15 terug te brengen, aangevuld met 15
`gedelegeerde' Commissarissen. De regering wijst erop dat zij in Nice
overeengekomen is dat uiteindelijk het aantal leden van de Commissie
lager zal zijn dan het aantal lidstaten. Daarmee heeft de regering
aangeven in te kunnen stemmen met het "verlies" van een eigen
Commissaris. De regering heeft in een Benelux-amendement wel
aangegeven dat aan het voorstel van het Praesidium dient te worden
toegevoegd dat de rotatie van commissarissen op voet van volstrekte
gelijkwaardigheid dient plaats te vinden. Daarmee wordt recht gedaan
aan hetgeen hierover in het Verdrag van Nice is bepaald. Tenslotte
dient naar de mening van de regering stemming bij gewone meerderheid
in de Commissie regel te blijven.
Artikel 18 bis (Voorzitter Europese Commissie)
De leden van de CDA-fractie vragen of de individuele
verantwoordingsplicht van de individuele commissaris geen plek zou
moeten krijgen in dit grondwettelijk deel van het Verdrag. Inzake lid
2 en 3 willen de leden van de Groen Links-fractie weten of de regering
zich ervoor blijft inzetten dat het EP de mogelijkheid krijgt om
Eurocommissarissen individueel te benoemen en te ontslaan. Voorts
willen de leden van de SGP-fractie weten wat de opvatting van de
regering is over de regeling van het collectief ontslag in het derde
lid. Is de regering bereid zich door middel van amendementen in te
zetten voor opneming van art. 216 EG in het nieuwe verdrag?
De regering heeft in een Benelux amendementen de mogelijkheid voor
collectief ontslag van de Commissie opgenomen (zie artikel 19 lid 6).
Art 20 derde lid van de Benelux amendementen geeft de bevoegdheid aan
de Voorzitter van de Commissie om het ontslag van een collega te
vragen.
In lid 4 van dit artikel wordt het instrument van richtsnoeren
geïntroduceerd. In het wetgevende deel van het verdrag is nog geen
omschrijving te vinden van dit instrument. De leden van de CDA-fractie
willen weten of de regering ook van mening is dat enige toelichting op
het karakter van deze richtsnoeren noodzakelijk is. Deze leden vinden
dat het beter zou zijn om te praten van een werkprogramma zodat er
geen verwarring ontstaat over het begrip richtsnoer. Deze leden
stellen voor het instrument richtsnoer te vergelijken bij de globaal
economische richtsnoeren en de richtsnoeren voor het GBVB.
De regering meent dat het hier niet zo zeer om een formeel instrument gaat, maar veeleer om algemene beleidslijnen die leden van het College van commissarissen in acht nemen bij de concrete invulling van het beleid van de Commissie. Ook het huidige Verdrag geeft de Voorzitter van de Commissie de bevoegdheid politieke richtsnoeren op te stellen.
Inzake lid 1 vragen de leden van de Groen Links-fractie of deze
procedure geen verslechtering is ten opzichte van die welke is
voorgesteld is het Frans-Duitse document van 15 januari. Deze leden
willen voorts weten of het voor het Europees Parlement in dit geval
niet belangrijker is om het eerste woord te hebben, in plaats van het
laatste. Zal de regering zich daarvoor inzetten? De leden van de
VVD-fractie vragen of artikel 18bis eerste lid betekent dat de `grote
5' de voorzitter van de Commissie kunnen aanwijzen? Welke gevolgen
heeft dit voor de politieke onafhankelijkheid van de
Commissievoorzitter en daarmee voor de politieke onafhankelijkheid van
de Commissie? De leden van de Groen Links-fractie weten of de regering
vindt dat een ruimere keuze van kandidaat-Commissarissen voor de
verkozen voorzitter de kans op een kwalitatief sterke Commissie
vergroot en of zij het wenselijk acht dat de Kamer de volgorde op de
lijst bepaalt, wanneer dit voorstel werkelijkheid wordt. De leden van
de SGP-fractie willen weten hoe de regering oordeelt over de
verzwakking van de positie van de nationale regeringen en de
versterking van de positie van de Commissievoorzitter inzake de
benoeming van de andere Commissieleden.
De regering heeft als Benelux amendement voorgesteld dat de Voorzitter
van de Commissie moet worden gekozen door het Europees Parlement met
3/5 meerderheid en dat goedkeuring moet plaatsvinden door de Europese
Raad. Hiermee wordt nog in het midden gelaten hoe de persoon waarover
het Europees Parlement beslist wordt voorgedragen, maar in ieder geval
is de regering geen voorstander van dat de voordracht geheel en alleen
door de Europese Raad geschiedt, zoals het Praesidium voorstelt.
Artikel 19 (Minister van Buitenlandse Zaken)
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen over de formuleringen
zoals die nu zijn opgenomen in het constitutionele deel van het
Verdrag. Het lijkt alsof de functie van minister meer binnen de
Europese Raad zal zijn ingebed dan binnen de Commissie. Als
coördinator van het totale externe betrekkingenbeleid zouden de
bestaande communautaire bevoegdheden verder uitgehold kunnen worden.
De leden van de CDA-fractie willen weten of de regering vindt dat dit
een ongewenste ontwikkeling is, en zo ja, op welke manier dit tegen
gegaan kan worden. De leden van de Groen Links-fractie willen voorts
weten of de regering vindt dat het wenselijk is dat de minister van
Buitenlandse Zaken opstapt wanneer het Europees Parlement een motie
van afkeuring tegen hem of haar aanneemt. Indien dit het geval is,
willen de leden van de Groen Links-fractie weten of de regering bereid
is om te bevorderen dat deze vorm van parlementaire controle in de
EU-Grondwet wordt opgenomen.
Zoals boven reeds uiteengezet, heeft de regering in een Benelux
amendement duidelijk willen stellen dat deze figuur zowel binnen de
Commissie (als vice-voorzitter) als binnen de Raad moet worden
geplaatst. Hij is als vice-voorzitter van de Commissie gebonden aan de
regels van collegialiteit en de andere procedurele regels, behalve
voor het GBVB en het EVDB: daarin treedt hij op onder mandaat van de
Raad.
Artikel 21 (Europese Centrale Bank)
De leden van de VVD-fractie vragen of het verstandig is het hoofddoel
van de ECB in de grondwet vast te leggen?
Het primaire doel van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB)
- het handhaven van prijsstabiliteit - is opgenomen in het huidige
EG-Verdrag en het ligt in de rede dat dit doel ook in de grondwet
wordt opgenomen. De ECB heeft in een korte tijdspanne een sterke
reputatie gevestigd en de introductie van de euro met succes
gerealiseerd. Dat is mede te danken aan het feit dat het ESCB heeft
kunnen opereren op basis van bovengenoemde heldere doelstelling.
Nederland heeft in een Benelux-amendement kunnen instemmen met het
feit dat de ECB als instelling in het Verdrag wordt opgenomen. Ook in
dat verband is het opnemen van een doelstelling in de grondwet gepast.
Overigens is het bij het opnemen van de ECB als instelling in het
verdrag wel van belang dat de onafhankelijkheid, rechtspersoonlijkheid
en regelgevende bevoegdheden van de ECB zijn gewaarborgd, hetgeen ook
is vastgelegd in artikel 21.
Artikel X (Democratisch leven)
De leden van de CDA-fractie willen weten of artikel X de mogelijkheid
zou kunnen bieden voor de instelling van een nieuwe instelling, te
weten het Europese Volkerencongres. Deze leden willen voorts weten of
de regering de mening van de leden van de CDA-fractie deelt dat deze
instelling geen toegevoegde waarde heeft in vergelijking met de
huidige situatie en dat deze zelfs een bedreiging zou kunnen vormen
voor de positie van het Europees Parlement. De leden van de Groen
Links-fractie willen weten hoe de conventieleden denken over een
dergelijk volkscongres en of het niet zo is dat een meerderheid van de
leden zich tegen dit voorstel heeft uitgesproken. Indien dit het geval
is dan willen de leden van de Groen Links-fractie weten waarom het dan
toch in het conceptvoorstel is opgenomen en wat de mening van de
regering hierover is.
De leden van de SGP-fractie verzoeken de regeringsvertegenwoordiger
eliminatie van art. X voor te stellen. De leden delen de opvatting die
de regering tot nu toe gehuldigd heeft, namelijk dat de instelling van
een Europees Volkscongres niet wenselijk is. Aangezien slechts weinige
lidstaten dit idee toejuichen, moet een krachtige inzet volgens deze
leden op dit punt succesvol kunnen zijn.
De regering deelt de mening dat artikel X de mogelijkheid biedt tot de
instelling van een `Europese Volkerencongres'. De regering heeft zich
tot op heden uitgesproken tegen de instelling van een Congres met
ruime bevoegdheden. In de tekstvoorstellen van de Benelux wordt dan
ook niet gerefereerd aan een `volkscongres'. Overigens hebben veel
leden van de Conventie zich tegen een `volkscongres' gekant.
Conventie-voorzitter Giscard lijkt er evenwel aan te willen
vasthouden.
Top
CONV 685/03 Ontwerpartikelen betreffende extern optreden in het
constitutioneel verdrag Top
Artikel 29 (GBVB)
De leden van de Groen Links-fractie willen weten of het behoud van het
vetorecht volgens de regering wenselijk is in een Unie van 25
lidstaten. Naar aanleiding van het zesde lid stellen de leden van de
SGP-fractie vragen over de democratische controle op de totstandkoming
van het GBVB. Nu de Raad van Ministers met gekwalificeerde meerderheid
zal besluiten over voorstellen die de Commissie en de minister van
Buitenlandse Zaken in gezamenlijkheid doen, laat het zich volgens de
leden van de SGP-fractie aanzien dat democratische controle ook hier
een probleem kan worden. De leden van de SGP-fractie vragen of het
niet logischer is om het gehele GBVB onder de consensusregel te laten
vallen, dan wel indien op onderdelen gekozen wordt voor
gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming, dit te paren aan een
co-decisierecht voor het Parlement.
De regering is van mening dat op het Gemeenschappelijk Buitenlands- en
Veiligheidsbeleid (met inbegrip van het Europees Veiligheids- en
Defensiebeleid), besluitvorming in principe op basis van unanimiteit
moet blijven plaatsvinden. Zij kan zich daarom in het algemeen vinden
in de voorstellen die het Praesidium terzake heeft gedaan. Wel is zij
van mening dat op het gebied van het GBVB een ruimere mate van
besluitvorming op basis van gekwalificeerde meerderheid dan nu het
geval is mogelijk zou moeten zijn. Nederland heeft daartoe een
amendement bij het Praesidium van de Conventie ingediend tot
aanpassing van artikel 9, tweede lid van deel II.
De leden van de Groen Links-fractie willen weten waarom het GBVB niet onder de rechtsmacht van het Hof van Justitie zou mogen gaan vallen en wat komt er zo terecht komt van de opheffing van de pijlerstructuur.
Het Praesidium laat zich in de ontwerp-artikelen inzake extern beleid
niet expliciet uit over de rechtsmacht van het Hof. Er zal bij de
artikelen inzake het Hof een aparte bepaling komen die over de
rechtsmacht van het Hof gaat. Het opheffen van de pijlerstructuur is
overigens een kwestie die los staat van de reikwijdte van de
rechtsmacht van het Hof.
Voorts willen de leden van de Groen Links-fractie weten of GBVB wel
onder de rechtsmacht van het Mensenrechtenhof in Straatsburg valt,
wanneer de EU toetreedt tot het EVRM.
Of het GBVB straks onder het EVRM zal vallen is afhankelijk van de
besluitvorming over de modaliteiten van de toetreding van de EU tot
het EVRM. Ook dan zal niet automatisch het GBVB onder de reikwijdte
van het klachtrecht in Straatsburg vallen, maar zal nadrukkelijk
moeten worden bezien of daaraan daadwerkelijk behoefte bestaat.
De leden van de SGP-fractie memoreren dat de regering zich voorstander heeft getoond van een `double hatted' Europese minister van Buitenlandse Zaken met een sterke verankering in zowel Raad van Ministers als Commissie. Zij vragen of de door het presidium voorgestelde figuur beantwoordt aan de wensen van de regering.
De institutionele ophanging van de Europese minister van Buitenlandse
Zaken beantwoordt in grote mate aan de wensen van de Regering. Deze
functionaris is verankerd in zowel Raad als Commissie. Voor wat
betreft de onderwerpen van extern beleid waar de Commissie exclusief
initiatiefrecht, is de functionaris lid van de Commissie en blijft hij
gebonden aan de regels van collegialiteit .Op GBVB/EVDB gebied treedt
hij onder mandaat van de Raad op. Met de Benelux-partners heeft
Nederland voorgesteld dat de Minister tevens vice-voorzitter van de
Commissie wordt.
Over het vijfde lid vragen de leden van de SGP-fractie of de
aanscherping van de overlegplicht (`alvorens', vgl. art. 16 VEU) de
steun heeft van de Nederlandse regering. Beperkt deze bepaling niet
onnodig sterk de vrijheid van lidstaten om zelfstandig internationaal
op te treden of verbintenissen aan te gaan?
De Nederlandse regering steunt het voorstel van het Praesidium tot
aanscherping van de overlegplicht. Zij meent dat hiermee de
effectiviteit en geloofwaardigheid van het externe optreden van de
Unie als geheel wordt versterkt, zonder dat dit te sterke beperkingen
oplegt aan individuele lidstaten.
Artikel 30 (EVDB)
De leden van de Groen Links-fractie vragen de regering ten aanzien van
lid 7 uitvoerig in te gaan op de strekking van dit artikel en de
consequenties ervan. Voorts willen deze leden weten hoe dit artikel
zich tot artikel 5 van het NAVO-verdrag verhoudt en of de regering
opname van een dergelijk artikel wenselijk acht.
De leden van de SGP-fractie nemen verder, gelezen de notities van de
regering, als vanzelfsprekend aan dat de Nederlandse
regeringsvertegenwoordiger zich zal inzetten voor eliminatie van het
zevende lid van art. 30.
De regering is van oordeel dat opname van lid 7 van artikel 30
onwenselijk is juist omdat, zoals ook in de Regeringsnotitie Stand van
Zaken Conventie is aangegeven, Nederland geen voorstander is van het
opnemen in het EU-verdrag van een solidariteitsclausule à la artikel 5
NAVO- of WEU-verdrag. Nederland heeft dan ook voorgesteld genoemd lid
7 te schrappen.
De leden van de SGP-fractie stellen voor de tweede zin en derde zin
van het tweede lid te schrappen. Indien volgens de Nederlandse
regering een solidariteitsclausule in het verdrag te ver zou gaan, dan
gaat immers ook de oprichting van een gemeenschappelijke defensie te
ver.
De regering is om redenen zoals eerder uiteengezet in de
Regeringsnotitie Stand van Zaken Conventie tegen opname van een
solidariteitsclausule zoals artikel 5 van het NAVO-verdrag. Dit laat
onverlet het feit dat de regering hecht aan de verdere ontwikkeling
van het EVDB als onderdeel van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en
Veiligheidsbeleid en erkent dat zulks, bezien vanuit genoemd
uitgangspunt, tot totstandkoming van een gemeenschappelijke defensie
zal leiden, indien de Europese Raad met unanimiteit hiertoe besluit.
Deze passage is overigens nagenoeg gelijk aan de bestaande
verdragstekst.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering zich ervoor in te
zetten het imperatieve zesde lid een facultatief karakter te geven, in
de geest van het vijfde lid. Zij achten het niet wenselijk concrete
vormen van nauwe samenwerking reeds in het verdrag te regelen. Het
verdrag dient alleen de rechtsgrondslag te bieden voor nauwere
samenwerking op bepaalde terreinen te verschaffen.
De regering acht, gegeven het belang dat door haar wordt gehecht aan
daadwerkelijke versterking van de Europese militaire capaciteiten
nauwere samenwerking op genoemd terrein van groot belang, zulks mits
uiteraard op het desbetreffende lid ook de artikelen inzake nauwere
samenwerking, zoals vastgelegd in artikel XX, van toepassing worden
verklaard. In het ingediende amendement is dan ook expliciet gevraagd
een verwijzing hiernaar op te nemen.
Artikel X (Solidariteitsclausule)
De leden van de SGP-fractie willen weten wat de ratio van de
solidariteitsclausule in artikel X is. Als de regering de in artikel
30 voorgestelde solidariteitsclausule inzake militaire aanvallen
afwijst met een verwijzing naar een soortgelijke clausule in het
NAVO-verdrag, wijst zij dan ook de clausule in artikel X af. Gelet op
terrorismebestrijding als nieuwe taak van de NAVO sinds november 2002?
Indien dit het geval is, is de regering dan bereid zich in te zetten
voor eliminatie van dit artikel uit de presidiumvoorstellen?
Alhoewel de regering in principe geen tegenstander van een
solidariteitsclausule is (immers, een van de uitgangspunten van de
samenwerking binnen de EU is onderlinge solidariteit), is de regering
is tegen de opname van artikel X zoals thans voorgesteld. Zo is de
tekst niet erg duidelijk, is het de vraag of deze zich zou moeten
beperken tot louter terrorisme en lijkt een en ander al te worden
afgedekt door andere ontwerp-artikelen. De regering heeft dan ook een
amendement bij het Praesidium ingediend waarin wordt voorgesteld dit
artikel te schrappen.
Deel II - Titel B Top
Het externe optreden van de Unie Top
Artikel 1 Top
De leden van de SGP-fractie willen weten hoe de formulering in artikel
1, lid 2, onder c, waar de formulering niet verder reikt dan
handhaving van de vrede, zich verhoudt tot die in artikel 17, lid 1
(blz.17), waar zelfs gesproken wordt van het tot stand brengen van
vrede.
De regering wijst erop dat de formulering in artikel 1 lid 2
(`preserving peace') staat vermeld in een algemene opsomming van breed
scala van beleidsactiviteiten en -optredens die de Unie ter
beschikking staat op het gebied van de internationale betrekkingen. De
formulering zoals opgenomen in artikel 17 lid 1 (`peacemaking') heeft
betrekking op de zogeheten Petersbergtaken en betreft een
verbijzondering, welke aansluit bij reeds bestaande verdragstekst
(artikel 17 VEU).
Artikel 2
De leden van de Groen Links-fractie willen weten of de positie van
Commissie en EP niet sterk ondergraven wordt wanneer de besluiten van
de Europese Raad betrekking kunnen hebben op andere, communautaire
onderdelen van het externe optreden van de Europese Unie en zo ja, of
dit de regering dit acceptabel vindt.
Met de fractie van Groen Links meent de regering dat het niet aan de
Europese Raad is om `besluiten' te nemen op het gebied van het externe
optreden van de EU (zowel voor wat betreft het GBVB als de
communautaire onderdelen van het externe optreden). De regering heeft
daarom ook amendementen ingediend op art 2, lid 1 die ertoe strekken
de rol van de Europese Raad in te perken tot het opstellen van
richtsnoeren op het gebied van het externe optreden.
Wat betreft lid 2 willen de leden van de Groen Links-fractie weten of
voormalig regeringsvertegenwoordiger dhr. Van Mierlo de geestelijk
vader van deze creatieve bepaling is. Ook willen zij weten op welke
manier de parlementaire controle vorm krijgt wanneer de Raad (vaker)
met gekwalificeerde meerderheid besluit. Kan de Kamer de regering nog
in afdoende mate ter verantwoording roepen voor Raadsbesluiten waarbij
zij overstemd is of compromissen heeft moeten sluiten teneinde niet
overstemd te worden? Zo niet, komt hier geen rol toe aan het Europees
Parlement die verder gaat dan raadpleging? Deze leden willen bovendien
weten of de regering zich daarvoor inzet en zo nee, waarom niet. Is
het GBVB te belangrijk om toe te staan dat parlementariërs zich ermee
bemoeien?
Voormalig Regeringsvertegenwoordiger de heer Van Mierlo heeft zich in
2002 voorstander getoond van de formule dat de Raad op GBVB-gebied met
gekwalificeerde meerderheid zou stemmen over gezamenlijke voorstellen
van de Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB en de Commissaris belast
met Externe Betrekkingen. De gedachte achter deze formule circuleert
echter al langere tijd. De parlementaire controle op het GBVB zal, net
als thans het geval is, vooral vorm krijgen via de nationale
parlementen; het Europees Parlement zal worden geïnformeerd over
GBVB-besluitvorming. Voorzover op GBVB-gebied besluitvorming
plaatsvindt bij gekwalificeerde meerderheid, heeft dit vooral
betrekking op uitvoeringsbesluiten. Over de basis van deze
uitvoeringsbesluiten heeft dan reeds eerder in Raadskader
besluitvorming plaatsgevonden op basis van unanimiteit, waarbij het
parlement de regering in afdoende mate ter verantwoording kan roepen.
Bij "pijleroverstijgende" voorstellen van de Europese Minister voor
Buitenlandse Zaken en de Commissie zal daar waar van toepassing
bovendien het Europees Parlement worden betrokken. Tot slot heeft het
EP, als begrotingsautoriteit, het laatste woord bij de vaststelling
van het GBVB-budget.
Artikel 9
De leden van de SGP-fractie willen weten wat het oordeel van de
regering is over artikel 9, lid 2, tweede liggende streepje. Ziet zij
dit als een forse uitbreiding van besluitvorming bij gekwalificeerde
meerderheid op het terrein van het GBVB, of zal dit afhangen van de
vraag hoe krachtig de Commissie en de minister van Buitenlandse Zaken
zich samen zullen opstellen?
De regering heeft bij het Praesidium voor artikel 2, lid 2 een
amendement ingediend dat duidelijk beoogt te maken waarop voorstellen,
zoals genoemd in artikel 9, lid 2, tweede liggende streepje betrekking
moeten hebben. De regering is van mening, indachtig de visie van de
SGP-fractie, dat de mate waarin deze bepaling zal leiden tot toename
van besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid uiteindelijk
afhankelijk is van de bereidheid van de Commissie en de EU Minister
van BZ samen voorstellen in te dienen.
Artikel 14
Inzake lid 2 willen de leden van de Groen Links-fractie weten of de
vertegenwoordigers van individuele EU-landen die lid zijn van de
Veiligheidsraad er ook het zwijgen toe zullen doen wanneer de minister
van Buitenlandse Zaken van de EU het EU-standpunt vertolkt.
De regering is van mening dat de Unie zo veel mogelijk dient te
streven naar een gemeenschappelijke opstelling in de Veiligheidsraad.
Daarom zouden op die onderwerpen waarop de Unie een standpunt heeft
ingenomen, de individuele EU-landen die lid zijn van de
Veiligheidsraad dat standpunt ook dienen te vertolken. De vrijheid die
de EU-landen die permanent lid zijn van de VN Veiligheidsraad thans
genieten op basis van artikel 19, lid 2 van het huidige EU-Verdrag
("onverminderd de verantwoordelijkheden die krachtens het Handvest van
de Verenigde Naties op hen rusten") zou derhalve moeten worden
ingeperkt. Nederland heeft daartoe ook een amendement bij het
Praesidium ingediend.
Artikel 17
De leden van de SGP-fractie vragen de regering door middel van
amendement voor te stellen de woorden `met inbegrip van het tot stand
brengen van vrede' te schrappen. Zij
achten het feitelijk onrealistisch en vanuit het oogpunt van
duplicatie met de NAVO-taakstelling ongewenst om de Unie de
bevoegdheid tot vredesafdwingende missies te geven.
De regering deelt de mening van de SGP-fractie niet. Zij is van mening
dat de Unie op dit terrein zonder meer een positieve rol kan spelen,
juist ook gelet op het brede palet aan instrumenten van extern beleid
waarover de Unie beschikt. Dat laat uiteraard onverlet dat duplicatie
van de NAVO-middelen om dergelijke taken uit te kunnen voeren
voorkomen moet worden. Zij wijst in dit verband op het amendement dat
zij bij het Praesidium op dit artikel heeft ingediend, waar
nadrukkelijk wordt verwezen naar de mogelijkheid om gebruik te maken
van de NAVO-middelen en capaciteiten.
Artikel 19 Top
De Nederlandse regering heeft zich voorstander betoond van een
Europees agentschap voor materieelsamenwerking op defensiegebied. De
leden van de SGP-fractie vragen of de regering zich kan vinden in het
voorgestelde art. 19. Zij bepleiten tevens een consequente
terminologie in het artikel te gebruiken. Het eerste lid spreekt nu
van een `Bureau', het tweede van een `Agentschap'.
De regering kan zich in grote lijnen vinden in de voorstellen van het
Praesidium ten aanzien van het agentschap. Wel is zij van mening dat
de rol van het agentschap op het gebied van capaciteiten iets
duidelijker naar voren kan komen, onder andere in de benaming van het
agentschap. Zij heeft daartoe een amendement bij het Praesidium
ingediend.
Artikel 21 Top
De leden van de Groen Links-fractie willen weten wat precies de
juridische status van het artikel is. Geldt het alleen voor landen die
in de verklaring zijn opgenomen? Bij het commentaar worden een aantal
voordelen opgenoemd van het opnemen van een dergelijke verbintenis. De
leden van de Groen Links-fractie willen weten of de regering die
voordelen ook ziet.
De regering is van mening dat onderhavig artikel overbodig is, omdat
zij een duplicatie vormt van de afspraken die in het kader van de NAVO
en de WEU gemaakt zijn. Zij heeft daarom bij het Praesidium een
amendement tot schrapping van dit artikel ingediend.
Hoofdstuk 2: de Gemeenschappelijke handelspolitiek
Artikel 23
De leden van de Groen Links-fractie willen weten in hoeverre het
verlagen van de tarief- en andere barrières geldt voor
ontwikkelingslanden en welke andere barrières hier zoal worden
bedoeld?
De regering merkt hierover het volgende op. Verlaging van tarief- en
andere barrières zoals in artikel 23 verwoord geldt zowel voor de Unie
zelve als voor andere landen, met name WTO leden en inclusief
ontwikkelingslanden. Ontwikkelingslanden zelf hebben immers ook veel
te winnen door het stimuleren van de onderlinge handel door barrières
te verminderen. Daarbij moet in het kader van `special and
differential treatment' wel rekening worden gehouden met hun
specifieke situatie. De Regering hecht veel waarde aan het verlagen
van barrières door de Unie op die producten die van bijzonder belang
voor ontwikkelingslanden zijn.
Bij andere barrières moet in de eerste plaats worden gedacht aan
quotaregelingen en douane- en administratieve formaliteiten.
Artikel 24 Top
De leden van de Groen Links-fractie willen inzake lid 1 weten wat de
inzet van de regeringsvertegenwoordiger is ten aanzien van het
invoeren van stemmen met gekwalificeerde meerderheid op alle gebieden
van de handelspolitiek. Onderschrijft de regering de stelling dat de
huidige voorstellen het democratisch tekort vergroten? Voorts willen
de leden van de Groen Links-fractie weten of de regering zich ervoor
inzet dat alle handelsverdragen waarover de Raad met gekwalificeerde
meerderheid besluit door het Europees Parlement dienen te worden
goedgekeurd.
De regering stelt zich op het standpunt dat er in beginsel op alle
terreinen van de handelspolitiek met gekwalificeerde meerderheid moet
worden gestemd. Slechts in gevallen waarin het handelsakkoord
bepalingen over beleidsterreinen bevat waarvoor interne voorschriften
met eenparigheid van stemmen moeten worden aangenomen, zijn
uitzonderingen gerechtvaardigd (leer van de parallellie).
De regering onderschrijft niet de stelling dat de huidige voorstellen
het democratisch tekort vergroten. Het Europees Parlement en de Raad
stellen volgens de wetgevingsprocedure (i.e. co-decisie) de Europese
wetten en de Europese kaderwetten vast die nodig zijn voor de
uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Bij
associatieovereenkomsten (die doorgaans een grote component handel
bevatten) en akkoorden die betrekking hebben op gebieden waarop de
wetgevingsprocedure van toepassing is, heeft het Europees Parlement
immers instemmingsrecht (zie art 33 lid 7 EG).
De leden van de SGP-fractie vragen of het derde lid van art. 24
volledig is. Het lid stipuleert wel dat de Commissie gemandateerd is
tot onderhandelen over akkoorden, maar regelt niet de besluitvorming
over het onderhandelingsresultaat. De leden van de SGP-fractie bevelen
de regering aan expliciet in dit lid te bepalen dat de besluitvormende
bevoegdheid over akkoorden bij de Raad ligt.
De regering meent dat het betreffende artikel volledig is. In het
derde lid van art 24 zijn namelijk de procedures van artikel 33
(onderhandelingen van internationale overeenkomsten) van toepassing.
In lid 6 en 7 van artikel 33 wordt de besluitvorming over het
onderhandelingsresultaat door Raad (en in bepaalde gevallen
instemmingsrecht voor het Europees Parlement) geregeld.
Artikel 25
De leden van de Groen Links-fractie willen weten of het schrappen van
artikel 178 VEG gezien kan worden als een afzwakking van de door dat
artikel ingevoerde doelstelling. Deze doelstelling komt immers niet
meer zo expliciet in het concept verdrag terug.
Met de fractie van Groen Links meent de regering dat het schrappen van
art 178 VEG (coherentie en ontwikkelingssamenwerking) een stap terug
is. De regering wil dit corrigeren en heeft een amendement ingediend
waarin het belang wordt onderstreept tussen coherentie van extern en
intern beleid en waarin wordt gesteld dat intern beleid ondermeer moet
bijdragen aan het verwezenlijken van doelstellingen van
ontwikkelingssamenwerking. De regering heeft ervoor gekozen deze
amendementen in te dienen onder artikel 1 (doelstellingen van extern
beleid).
Artikel 26
Inzake lid 3 willen de leden van de Groen Links-fractie weten wat de
inzet van de regeringsvertegenwoordiger is ten aanzien van het al dan
niet behouden van de bepaling over de samenwerking met de ACS-landen.
De regering heeft in een amendement voorgesteld de bijzondere
bepalingen inzake de samenwerking met de ACS landen (artikel 4) te
schrappen. De regering meent namelijk het Europees Ontwikkelingsfonds
in beginsel zou moeten worden geïntegreerd in de begroting van de
Unie.
Artikel 28
Ten aanzien van lid 3 willen de leden van de Groen Links-fractie weten
wat de argumenten zijn om bij het sluiten van associatieovereenkomsten
met eenparigheid te stemmen en welke argumenten daartegen zouden
kunnen spreken.
Associatieovereenkomsten zijn pijleroverstijgende overeenkomsten. Zij
bevatten altijd bepalingen over beleidsterreinen waarvoor interne
voorschriften met eenparigheid van stemmen worden aangenomen
(bijvoorbeeld GBVB, JBZ, belastingen, audio-visueel).
De Associatieovereenkomst kan derhalve niet met gekwalificeerde
meerderheid worden aangenomen (leer van de parallellie).
Artikel 30
Wat betreft lid 5 vragen de leden van de Groen Links-fractie uit welke
werkzaamheden een Europees vrijwilligerskorps zullen bestaan en of het
Amerikaanse Peace Corps hiervoor het voorbeeld is? Voorts vragen de
leden hoe dit vrijwilligerskorps zich tot het door het Europees
Parlement bepleite Civil Peace Corps verhoudt. Waarom maken de
Presidiumvoorstellen hiervan geen melding?
De leden van de SGP-fractie vermogen nut en noodzaak van een Europees
vrijwilligerskorps voor humanitaire hulp niet in te zien. Zij willen
weten of de Nederlandse regering bereid is zich ervoor in te zetten
het vijfde lid van art. 30 te schrappen.
De regering is geen voorstander van een Europees vrijwilligerskorps
dat zou worden opgericht teneinde een kader tot stand te brengen voor
gemeenschappelijke bijdragen van Europese jongeren aan humanitaire
acties van de Unie. Humanitaire hulp is een risicovolle aangelegenheid
die bovendien vraagt om professionele coördinatiestructuren. Dit
beleidsterrein leent zich daarom niet goed voor structurele
betrokkenheid van Europese jongeren. De regering heeft daarom een
amendement voorgesteld om lid 5 van artikel 30 te schrappen. De
regering zou wel kunnen instemmen met een vrijwilligerskorps dat wordt
ingezet om de bredere doelstellingen van de Europese
ontwikkelingssamenwerking te verwezenlijken. Tenslotte, het is de
regering niet bekend hoe het door het Praesidium voorgestelde
vrijwilligerskorps zich verhoudt tot het door het Europees Parlement
bepleite Civil Peace Corps.
Print Stuur door
Terug naar top