LJN-nummer: AF9122 Zaaknr: 01/1043-MEDED
Bron: Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak: 1-05-2003
Datum publicatie: 26-05-2003
Soort zaak: bestuursrecht - bestuursrecht overig
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig
RECHTBANK TE ROTTERDAM
Meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Uitspraak rechtbank Rotterdam in zaak MEDED 01/1043-RIP
Uitspraak
in het geding tussen
Broadcast Newco Two B.V., gevestigd te Terneuzen, eiseres,
gemachtigde mr. A.J.H.W.M. Versteeg, advocaat te Amsterdam,
en
de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit,
verweerder,
gemachtigde mr. R. Ludding, advocaat te Den Haag,
met als derde-partijen
- KPN Telecom B.V. (hierna: KPN),
- Naamloze Vennootschap Gemengd Bedrijf "Nederlandsche
Omroep-Zender-Maatschappij", "NOZEMA" (hierna: Nozema),
- Nederland Omroepproduktie Bedrijf N.V. (hierna: NOB), en
- Digitenne Holding B.V. (hierna: Digitenne Holding),
gemachtigde mr. M.N. Dijkman, advocaat te Rotterdam.
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 6 maart 2001 heeft verweerder van KPN, Nozema en NOB een melding
ontvangen van hun voornemen een concentratie tot stand te brengen.
Naar aanleiding van deze melding heeft verweerder bij besluit van 2 april 2001 (hierna: het bestreden besluit) geoordeeld dat voor het tot stand brengen van de concentratie geen vergunning is vereist.
Tegen die beslissing is namens eiseres bij brief van 11 mei 2001, ontvangen door de rechtbank op 14 mei 2001, beroep ingesteld.
Daartoe door de rechtbank in de gelegenheid gesteld hebben KPN,
Nozema, NOB en Digitenne Holding als partij deelgenomen aan het geding
en bij brief van 12 december 2001 is namens hen een schriftelijke
uiteenzetting over de zaak ingediend.
Verweerder heeft bij brief van 18 april 2002 een verweerschrift
ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2003.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde,
bijgestaan door dhr. van Henten. Verweerder heeft zich laten
vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door mr. drs.
Schakel. KPN, Nozema, NOB en Digitenne Holding B.V. hebben zich laten
vertegenwoordigen door hun gemachtigde, bijgestaan door mr. Doeleman.
2. Overwegingen
2.1. Wettelijk kader
Artikel 34 van de Mededingingswet (hierna: Mw) luidt:
"Het is verboden een concentratie tot stand te brengen voordat het
voornemen daartoe aan de directeur-generaal is gemeld en
vervolgens vier weken zijn verstreken."
Artikel 37, eerste en tweede lid, van de Mw luidt:
"1. De directeur-generaal deelt binnen vier weken na het ontvangen van
een melding mede of voor het tot stand brengen van de concentratie,
waarop die melding betrekking heeft, een vergunning is vereist."
2. De directeur-generaal kan bepalen dat voor een concentratie een
vergunning is vereist, indien hij reden heeft om aan te nemen dat als
gevolg van die concentratie een economische machtspositie kan ontstaan
of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke
mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op
significante wijze wordt belemmerd".
Ingevolge artikel 27, aanhef en onder c, van de Mw wordt onder een
concentratie - onder andere - verstaan de totstandbrenging van een
gemeenschappelijke onderneming die duurzaam alle functies van een
zelfstandige economische eenheid vervult, en die er niet toe leidt dat
de oprichtende partijen hun marktgedrag coördineren.
2.2. Feiten en standpunten van partijen
Bij brief van 6 maart 2001 hebben Nozema, NOB en KPN overeenkomstig
artikel 34 van de Mw aan verweerder gemeld voornemens te zijn een
gemeenschappelijke onderneming op te richten.
De oprichtende ondernemingen verrichten - voor zover hier van belang -
de volgende activiteiten.
Nozema is actief op het gebied van het verzenden c.q. distribueren van
(analoge) data-, radio- en televisiesignalen via de ether. Ten behoeve
hiervan bouwt, beheert en exploiteert Nozema zendernetwerken en
infrastructuren. Nozema, opgericht ingevolge artikel 2, eerste lid,
van de Radio-Omroep-Zenderwet 1935, is aangewezen als aanbieder van
een omroepzendernetwerk ten behoeve van de publieke omroepen als
bedoeld in artikel 8.3 van de Telecommunicatiewet (hierna: Tw).
Behalve voor de verspreiding van radio- en televisieprogramma's van de
publieke omroepen draagt Nozema zorg voor de verspreiding van radio-
en televisieprogramma's van de commerciële omroepen.
NOB richt zich op technische dienstverlening met betrekking tot
audiovisuele producties van, onder andere, de Nederlandse publieke en
commerciële omroepen.
KPN is een aanbieder van telecommunicatiediensten voor de zakelijke en
consumentenmarkt. Daarnaast is KPN ook actief als distributeur van
televisie- en televisiegerelateerde diensten via de satelliet,
internettoegang en communicatie-infrastructuur.
Het doel van de gemeenschappelijke onderneming, Digitenne Holding, is
het verkrijgen van de vergunning voor en het doen exploiteren van de
multiplexen voor aardse digitale televisietechnologie DVB-T (Digital
Video Broadcasting Terrestrial) voor commercieel gebruik. Digitenne
B.V. (hierna: Digitenne), de dochter van Digitenne Holding, heeft ten
doel het exploiteren van voornoemde multiplexen en van de multiplex
van de landelijke omroep.
Nozema, NOB en KPN zullen elk 30% van de aandelen in Digitenne Holding
houden, Cahanoves Beheer (hierna: Beheer) zal de resterende 10% van de
aandelen houden. Nozema, NOB en KPN hebben op bepaalde punten een
vetorecht. Uit de organisatiestructuur volgt dat Nozema, NOB en KPN
gezamenlijke zeggenschap hebben over Digitenne Holding.
Ten tijde van het bestreden besluit werd door de overheid de
vergunningverlening voorbereid voor frequentiekanalen voor DVB-T. Het
algemene frequentiebeleid en frequentiebeheer - waaronder de verdeling
van de DVB-T frequenties - is, overeenkomstig het bepaalde in artikel
3:1 van de Tw, vastgelegd in het Nationaal Frequentieplan (hierna:
NFP). Voor de onderhavige zaak moet worden uitgegaan van het NFP van
juni 1999.
DVB-T is een nieuwe technologiestandaard voor de digitale doorgifte
van televisie(gerelateerde) signalen, welke uiteindelijk de huidige
analoge uitzending zal gaan vervangen. Voor digitale ontvangst dient
de ontvanger te beschikken over apparatuur (een zogenaamde "decoder").
Analoge doorgifte vindt thans plaats via de ether, de satelliet en de
kabel; digitale doorgifte zal behalve via de ether ook kunnen
plaatsvinden via de kabel en in de toekomst eventueel via andere
kanalen zoals telecommunicatie-netwerken. Digitale televisie wordt
uitgezonden via zogenaamde multiplexen; in een multiplex worden
meerdere televisieprogramma's en andere digitale informatie gebundeld
en als één pakket uitgezonden. Voor DVB-T zijn twee vergunningen
beschikbaar, waarbij één vergunning beschikbaar is voor de publieke
omroep en één voor de commerciële omroep. De publieke DVB-T vergunning
wordt aan de Nederlandse Omroep Stichting (hierna: NOS) verleend. De
commerciële DVB-T vergunning wordt door middel van een vergelijkende
toets verdeeld (brief van de staatssecretaris van Verkeer en
Waterstaat van 21 november 2001, Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001,
24095, nr.59).
Om te voorkomen dat de capaciteit van DVB-T voor een onevenredig deel
gebruikt gaat worden voor andere diensten dan digitale televisie, is
ingevolge het besluit Wijziging NFP van 17 juli 2001 in de kolom
"bestemming" opgenomen dat voor de voor commerciële omroep bestemde
DVB-T frequenties geldt dat minimaal 80% van de capaciteit wordt
aangewend voor digitale televisieomroep. De zogenaamde restcapaciteit
van 20% kan worden gebruikt voor digitale radio-omroepdiensten en
datadiensten.
Ten tijde van het bestreden besluit waren nog geen vergunningen voor
DVB-T verleend. Inmiddels is de vergunning voor de multiplexen van de
commerciële omroepen aan Digitenne Holding verleend en de vergunning
voor de multiplex van de publieke omroepen aan NOS.
Eiseres is een onderneming die sedert 1 januari 1998 actief is als
exploitante van omroepzendernetwerken en radiozendapparaten ten
behoeve van de doorgifte van (analoge) radiosignalen voor de
commerciële omroepinstellingen. Gelijksoortige vergunningen als voor
DVB-T worden verleend voor digitale aardse radio T-DAB (Terrestrial
Digital Audio Broadcasting). Eiseres is één van de ondernemingen die
voornemens is mee te dingen naar het verkrijgen van de commerciële
T-DAB vergunning. Eiseres heeft naar aanleiding van de melding een
reactie gegeven, waarin zij stelt dat de concentratie, vanwege de
betrokkenheid van Nozema, een economische machtspositie krijgt op de
markt voor digitale omroepdiensten. Daarbij heeft zij erop gewezen dat
via de zogenoemde restcapaciteit van DVB-T ook radioprogramma's kunnen
worden doorgegeven.
Ten tijde van het bestreden besluit waren nog geen T-DAB vergunningen
verleend.
Naar aanleiding van de melding heeft verweerder bij de beslissing van
2 april 2001 - voor zover van belang - geoordeeld dat voor het tot
stand brengen van de concentratie waarop de melding betrekking heeft
géén vergunning vereist is. Verweerder heeft daarbij overwogen dat
Nozema, NOB en KPN gezamenlijke zeggenschap zullen verkrijgen over
Digitenne Holding en dat Digitenne Holding een gemeenschappelijke
onderneming zal zijn die duurzaam alle functies van een zelfstandige
eenheid vervult en die er niet toe leidt dat de oprichtende
ondernemingen hun marktgedrag coördineren. Er is volgens verweerder
geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie een
economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt. Op de
relevante markt, de markt voor doorgifte van digitale televisie- en
televisiegerelateerde signalen, zal Digitenne Holding moeten
concurreren met met name de kabelmaatschappijen, die een grotendeels
gelijke dienstverlening als de DVB-T-vergunninghouder (kunnen)
aanbieden.
Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Allereerst
voert zij aan dat verweerder de relevante markt onjuist heeft
afgebakend. Behalve de doorgifte van televisiesignalen had verweerder
ook de doorgifte van radiosignalen moeten betrekken bij de relevante
markt, gezien de mogelijkheid om de restcapaciteit van de DVB-T
vergunning te benutten voor, onder andere, radiosignalen. Bovendien
zijn er concrete aanwijzingen dat Digitenne actief is of wil worden op
het gebied van radiodiensten. Voorts leidt de concentratie volgens
eiseres tot het ontstaan van dan wel een versterking van een
machtspositie aan de zijde van Nozema en van KPN, aangezien zij de
infrastructuur bezitten voor de verspreiding van respectievelijk
omroepprogramma's en telecommunicatie. Tenslotte bestaat het risico
van coördinatie van marktgedrag door Nozema en KPN, nu zij beiden als
aanbieders van de infrastructuur voor digitale televisie activiteiten
zullen gaan ontplooien.
Verweerder heeft de beroepsgronden van eiseres gemotiveerd
weersproken. Primair voert verweerder aan dat eiseres geen
belanghebbende is, omdat zij geen rechtstreeks en actueel belang
heeft. De markt is (vooralsnog) beperkt tot doorgifte van televisie-
en televisiegerelateerde signalen in digitale vorm en eiseres is op
die markt geen concurrent van Digitenne. De veronderstelling dat
eiseres en Digitenne in de toekomst zouden kunnen gaan concurreren met
betrekking tot de restcapaciteit (radio, interactieve diensten) is
naar het oordeel van verweerder een te ver verwijderd belang.
Subsidiair is verweerder van oordeel dat Digitenne op de relevante
markt, de markt waar zij voorshands actief zal zijn, in sterke mate
concurrentie ondervindt van met name kabelexploitanten, waardoor
Digitenne geen machtspositie zal krijgen op de televisiemarkt. Nozema
krijgt ook geen machtspositie, althans eiseres heeft niet aangegeven
op welke markt dat zou plaatsvinden. Zelfs indien wordt uitgegaan van
de door eiseres voorgestane markt neemt Nozema daarop een andere
positie in dan Digitenne en zijn zij beide niet op dezelfde markt
actief. Bij coördinatie van marktgedrag gaat het om coördinatie tussen
de aandeelhouders onderling, en niet om coördinatie tussen één van de
moeders en de gemeenschappelijke onderneming. De oprichting van de
gemeenschappelijke onderneming Digitenne brengt niet een zodanige
coördinatie tot stand.
KPN, Nozema, NOB en Digitenne Holding hebben hun zienswijze gegeven,
waarin zij het standpunt van verweerder ondersteunen. Met betrekking
tot de gestelde economische machtspositie van Nozema bestrijden zij
dat Nozema een wettelijk beschermd monopolie zou hebben met betrekking
tot haar netwerk dan wel de verspreiding van programma's. Artikel 8.3
van de Tw laat immers aan de publieke omroepen de optie om meer dan
één aanbieder van een omroepzendernetwerk aan te wijzen voor de
verspreiding van hun programma's. Nozema heeft ook geen voorsprong op
de toekomstige markt voor verspreiding van digitale radioprogramma's.
Eiseres heeft gelijke kansen op het verkrijgen van een T-DAB
vergunning.
2.3. Beoordeling
De rechtbank stelt allereerst - ambtshalve - vast dat de door
verweerder gedane mededeling als bedoeld in artikel 37, eerste lid,
van de Mw dat voor het tot stand brengen van een voorgenomen
concentratie geen vergunning is vereist, is aan te merken als een
besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Awb waartegen,
zoals neergelegd in artikel 93, tweede lid, van de Mw, rechtstreeks
beroep openstaat bij de rechter. De rechtbank verwijst hiervoor tevens
naar haar uitspraak in de zaak met nr. MEDED 00/1850-SIMO ("UTC").
Om de door verweerder opgeworpen stelling dat eiseres geen
belanghebbende is bij het bestreden besluit te beoordelen moet de
relevante markt worden afgebakend. De rechtbank zal daarom allereerst
beoordelen of de relevante markt terecht door verweerder is
gedefinieerd als de markt voor doorgifte van televisie- en
televisiegerelateerde signalen.
Vaststaat dat de centrale en tevens enige taak van Digitenne is het
exploiteren van de DVB-T vergunning. Deze taak zal dan ook als
uitgangspunt moeten dienen voor de definitie van de relevante markt.
De ten tijde van het bestreden besluit door Digitenne Holding te
verwerven - en thans verworven - DVB-T vergunning zal Digitenne
voornamelijk - namelijk voor 80% van de beschikbaar gestelde
capaciteit - gebruiken voor het verrichten van diensten op het gebied
van doorgifte van digitale televisie(gerelateerde) signalen. Daarnaast
heeft Digitenne echter de mogelijkheid om de restcapaciteit van de
frequentiekavel van 20%, welke niet voor televisie behoeft te worden
aangewend, te gebruiken voor het verrichten van diensten op het gebied
van de doorgifte van radiosignalen en interactieve data. Niet
weersproken is dat Digitenne ten tijde van het bestreden besluit
voornemens was zich daadwerkelijk bezig te houden met de doorgifte van
radiosignalen en interactieve diensten.
De rechtbank leidt hieruit af dat als relevante markt moet worden
aangemerkt het totaal van deelmarkten van digitale doorgifte van
televisie (gerelateerde) signalen, radiosignalen, en interactieve
diensten. Dat ten tijde van het bestreden besluit de DVB-T vergunning
nog niet was verkregen doet daaraan niet af, nu de enige doelstelling
van de oprichting van Digitenne Holding is het verkijgen van die
vergunning, en de door Digitenne te verrichten diensten derhalve
slechts in het kader van die vergunning kunnen worden gezien.
Op bovengenoemde markt, die ruimer is dan de markt die verweerder
voorstaat, is eiseres een mogelijke directe concurrent van Digitenne.
Niet weersproken is immers dat eiseres - die zal meedingen naar de
T-DAB frequentie - mogelijk met Digitenne zal gaan concurreren op de
deelmarkt van de digitale doorgifte van radiosignalen. Het is vaste
jurisprudentie van onder andere deze rechtbank dat een directe
concurrent een voldoende objectief bepaalbaar, eigen (persoonlijk,
individualiseerbaar) en actueel belang heeft om als belanghebbende te
kunnen worden aangemerkt. De mogelijkheid dat eiseres op de
(deel)markt voor digitale doorgifte actief zal worden is in het
onderhavige geval - waar ten tijde van het bestreden besluit alle
relevante (deel)markten nog in belangrijke mate toekomstige markten
waren - naar het oordeel van de rechtbank voldoende om een
rechtstreeks belang van eiseres aan te nemen bij het bestreden
besluit.
Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of als gevolg van de
oprichting van Digitenne Holding een machtspositie kan ontstaan of
worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke
mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op
significante wijze wordt belemmerd. Voor deze beoordeling gaat de
rechtbank uit van de - ruime - markt(en) als hierboven beschreven, te
weten de doorgifte van digitale televisie- en radiosignalen en
interactieve diensten.
De rechtbank is, met verweerder, van oordeel dat er geen reden is om
aan te nemen dat Digitenne als gevolg van de concentratie een
machtspositie zal verkrijgen. Digitenne zal op de - door verweerder
als de relevante markt gehanteerde - deelmarkt voor doorgifte van
televisie- en televisiegerelateerde signalen in ieder geval sterke
concurrentie ondervinden van bedrijven die soortgelijke
televisie-diensten aanbieden via de kabel. Voor de doorgifte van
televisiesignalen zijn DVB-T en de kabel concurrerende
infrastructuren, aangezien zij voor de consument, behoudens enkele
technische handelingen samenhangend met de apparatuur die nodig is om
de diensten te ontvangen, onderling substitueerbaar zijn. Indien de
prijs van ontvangst van televisiesignalen via de kabel, aangeboden
door kabelmaatschappijen, stijgt, zal substitutie plaatsvinden ten
faveure van de ontvangst van televisiesignalen via DVB-T, aangeboden
door Digitenne (althans: door de DVB-T vergunninghouder). Daarnaast
zou op zeer beperkte schaal concurrentie kunnen plaatsvinden van
verspreiding van televisiesignalen per satelliet. Nu de totstandkoming
van en verspreiding via deze infrastructuur aanzienlijk wordt beperkt
door gemeentelijke regelgeving met betrekking tot de plaatsing van
ontvangstinrichtingen en de aanschaf van een schotel en
satelliet-decoder bepaalde investeringen meebrengen voor de consument,
laat de rechtbank deze infrastructuur verder buiten beschouwing.
Ook op de ruimere markt(en) voor doorgifte van radiosignalen
respectievelijk interactieve diensten heeft verweerder geoordeeld dat
- voor zover zij al als relevante markt moesten gelden - er geen reden
is om aan te nemen dat Digitenne een machtspositie zal kunnen
verkrijgen.
Op de deelmarkt van doorgifte van radiosignalen zal Digitenne slechts
kunnen opereren met gebruikmaking van de 20% restcapaciteit van de aan
de DVB-T vergunning verbonden frequentiekavel. Ten tijde van het
bestreden besluit bestond geen enkele aanleiding om te veronderstellen
dat Digitenne voornemens was mee te dingen naar de T-DAB frequentie.
Ten aanzien van de doorgifte van radiosignalen zal derhalve voldoende
concurrentie kunnen worden geboden door de toekomstige verkrijger van
de T-DAB vergunning, die daarvoor (maximaal) 80% van de
frequentiekavel zal kunnen gebruiken, absoluut gezien een aanzienlijk
groter percentage dan de 20% restcapaciteit van de aan de DVB-T
vergunning verbonden frequentiekavel van Digitenne. Daarbij komt dat
ook op het terrein van de doorgifte van radiosignalen
kabelmaatschappijen actief zijn.
Ten aanzien van de deelmarkt van de doorgifte van interactieve data is
evenmin gebleken dat Digitenne een machtspositie zal verkrijgen. Op
deze markt is aannemelijk dat zij, behalve van de
kabelmaat-schappijen, concurrentie zal ondervinden van
internetbedrijven.
Het voorgaande in aanmerking nemende en gelet op de in artikel 1,
onder i, van de Mw gegeven definitie van een economische machtspositie
is de rechtbank van oordeel dat voor geen van de deelmarkten van de
totale markt voor de doorgifte van televisie(gerelateerde) signalen,
radiosignalen en interactieve diensten aannemelijk is geworden dat
Digitenne in belangrijke mate zelfstandig haar marktgedrag kan bepalen
in die zin dat zij zich onafhankelijk zal kunnen gedragen van haar
concurrenten of andere partijen als bijvoorbeeld haar netwerkproviders
of eindgebruikers. Verweerder heeft derhalve terecht geoordeeld dat
geen reden is te veronderstellen dat als gevolg van de concentratie
Digitenne op de markt voor doorgifte van televisie(gerelateerde)
signalen, dan wel op de markten voor doorgifte van radiosignalen en
voor doorgifte van interactieve diensten, een machtspositie zal
innemen.
Ook de stellingen van eiseres met betrekking tot de machtspositie van
Nozema treffen naar het oordeel van de rechtbank geen doel. Nozema
opereert immers als infrastructuurexploitant op het niveau van
aanbieder van zendernetwerken, en verricht geen activiteiten op het
niveau van de doorgifte van signalen. Nog daargelaten de vraag of
Nozema op haar eigen markt van omroepzender-netwerken een
machtspositie inneemt, niet kan worden volgehouden dat als gevolg van
de concentratie een economische machtspositie zal ontstaan dan wel
worden versterkt die de mededinging op de doorgifte-markt(en) van
televisie (gerelateerde) signalen, radiosignalen en interactieve
diensten - de markt waarop de concentratie actief zal zijn - in
significante mate zal belemmeren. Het gestelde monopolie van Nozema
als aanbieder van de infrastructuur voor televisie-, radiosignalen en
data - voor welke positie overigens ingevolge het bepaalde in artikel
3.11 van de Tw ook het beginsel van site-sharing geldt - is voor een
groot gedeelte wettelijk vastgelegd en is ontstaan door factoren die
gelegen zijn buiten het beoordelingskader van de onderhavige
concentratie.
Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft
kunnen concluderen dat onvoldoende aanwijzingen bestaan dat door de
concentratie coördinatie van marktgedrag van de moederondernemingen
plaatsvindt op de markt voor (aanbieders van) de infrastructuur van
digitale televisie. Vast staat dat Nozema actief is of zal worden als
aanbieder van de infrastructuur voor de verspreiding van digitale
signalen via DVB-T. Hoewel KPN wellicht in de toekomst actief zal
kunnen worden als aanbieder van de infrastructuur voor de verspreiding
van digitale signalen via het telecommunicatienetwerk, met behulp van
de nieuwe techniek van ADSL (Asymmetric Digital Subscriber Line), was
ten tijde van het bestreden besluit - en is tot op heden - deze
techniek nog zodanig in de ontwikkelingsfase dat nog niet gesproken
kan worden van een actuele dan wel toekomstige markt voor digitale
doorgifte van televisie(gerelateerde) signalen via ADSL.
In tegenstelling tot de potentiële activiteiten van Digitenne op het
gebied van digitale doorgifte van televisie- en radiosignalen en
interactieve data, waarvan ten tijde van het bestreden besluit met
voldoende zekerheid kon worden gezegd dat Digitenne deze met
gebruikmaking van de DVB-T frequentie - indien verkregen - in de
nabije toekomst zal gaan verrichten, acht de rechtbank de potentiële
overlap in activiteiten van KPN en Nozema op het gebied van het
beheren van de infrastructuur van digitale signalen nog te veel in de
toekomst gelegen, te onzeker en te weinig concreet om te kunnen
concluderen dat door de concentratie coördinatie van marktgedrag
plaatsvindt of zal plaatsvinden.
Uit het bovenstaande volgt dat, hoewel verweerder de relevante markt
ruimer had moeten afbakenen, hij terecht tot het oordeel is gekomen
dat zowel voor wat betreft de door hem voorgestane relevante markt
voor televisie- en televisiegerelateerde signalen, als ook voor wat
betreft de door eiseres voorgestane - en ook door de rechtbank in
aanmerking genomen - relevante markt voor doorgifte van
televisie-signalen, radiosignalen en interactieve diensten, er geen
reden is om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie een
machtspositie kan ontstaan dan wel worden versterkt die de
daadwerkelijke mededinging op die markt op significante wijze
belemmert. Ook heeft verweerder op goede gronden geoordeeld dat het
ten tijde van het bestreden besluit niet aannemelijk is dat de
concentratie tot coördinatie van het marktgedrag van de oprichtende
ondernemingen zal leiden.
Nu ook overigens - en binnen de grenzen van artikel 8:69, eerste en
tweede lid, van de Awb - niet is gebleken van strijd met enige
geschreven of ongeschreven rechtsregel of enig algemeen
rechtsbeginsel, kan het bestreden besluit in rechte standhouden en
dient het beroep van eiseres ongegrond te worden verklaard.
3. Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door prof. mr. J. Riphagen als voorzitter en
mr. J.C. Gerritse en mr. M.J.L. Lamers-Wilbers als leden.
De beslissing is, in tegenwoordigheid van mr. S.T. Casparie-Kerdel als
griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2003.
De griffier: De voorzitter:
Afschrift verzonden op:
Een belanghebbende - waaronder in elk geval eiseres wordt begrepen -
en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij
het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA
's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift
bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop
het afschrift van deze uitspraak is verzonden.