Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie
Reactie NVVE op onderzoek, 23 mei 2003
Reactie NVVE op onderzoek 'Medische besluitvorming aan het einde van
het leven' van der Wal e.a.
Het rapport geeft aanleiding tot voorzichtig optimisme: sinds het
vorige onderzoek is het meldingspercentage behoorlijk gestegen (was
41%, is nu 54% en dus gestegen met 13%!), terwijl over de periode van
het onderzoek (2001) de wet nog niet van kracht was en de arts voor de
beoordeling (via de toetsingscommissies) van het OM afhankelijk. Dit
doet ons met goede hoop uitzien naar een volgende rapport van Van der
Wal c.s., dat gegevens zal bevatten van euthanasie en andere
levenseindebeslissingen onder het regiem van de wet: onder voorwaarden
handelt de arts straffeloos en voor de beoordeling is hij afhankelijk
van een Regionale Toetsingscommissie. Het kan haast niet anders of het
meldingspercentage zal nog weer verder zijn gestegen.
Natuurlijk vindt ook de NVVE dat elk geval van euthanasie zou moeten
worden gemeld. Alleen op die manier is er een waarborg voor
transparantie van de praktijk; een transparantie die onontbeerlijk is
voor de door veel partijen gewenste maatschappelijke controle. Dat er
nog artsen zijn die niet melden, kan voor een aanzienlijk deel
verklaard worden als koudwatervrees: onzekerheid of echt wel aan alle
criteria is voldaan, onbekendheid met de procedure. Het aantal
gevallen van levensbeëindiging zonder verzoek is vergeleken met het
vorige onderzoek niet toegenomen. Slechts 1% daarvan (niet
verwonderlijk) wordt gemeld.
De onderzochte relatie van euthanasie en palliatieve zorg bevestigt de
indruk die is ontstaan. Verbetering van de palliatieve mogelijkheden
kan enigermate de uitvoering van euthanasie overbodig maken; echt
harde gegevens ter onderbouwing daarvan kunnen uit dit rapport niet
worden gedestilleerd. Opmerkelijk is het deelonderzoek naar voorkomen
en toepassing van de terminale sedatie. Wanneer - en dat werd door
sommige artsen gerapporteerd - de sedatie geschiedde met het
uitdrukkelijke doel het leven te beëindigen (!) dan werden die
gevallen door de onderzoekers onder de euthanasie (indien op verzoek)
of levensbeëindiging zonder verzoek gerekend. Deze vorm betreft dus
wel een grijs gebied, waar controle gewenst zou zijn, in tegenstelling
tot de reguliere terminale sedatie die behoort tot het arsenaal van de
medische beslissingen. Tot slot formuleren de onderzoekers nog een
viertal argumenten om aan te tonen dat er geen enkele sprake is van
een hellend vlak (de beruchte "slippery slope"): euthanasie (en HBZ)
gebeurt niet vaker dan voorheen, gebeurt niet onzorgvuldiger; vindt
ook niet plaats bij kwetsbare groepen zoals kinderen en wilsonbekwamen
(eerder in tegendeel) en er is aantoonbaar sprake van een toegenomen
maatschappelijke controle (SCEN, Regionale Toetsingscommissies).