De Unie
Uitgebreide reactie op Hoofdlijnenakkoord
De Unie: investeren en vernieuwen
Uitgebreide reactie De Unie op regeerakkoord 'Meedoen, meer werk,
minder regels'
De vakcentrale MHP, waarbij we als Unie zijn aangesloten, heeft onder
ander door middel van een brief aan de Tweede Kamerleden gereageerd op
het regeerakkoord van het nieuw te vormen kabinet. Het is primair de
taak van de vakcentrale invloed uit te oefenen op de beleidsvoornemens
zoals dat in het zogenaamde hoofdlijnenakkoord met de titel meedoen,
meer werk, minder regels staat verwoord. Uiteraard zal De Unie als lid
van de vakcentrale de noodzakelijke bijdrage leveren om de gevraagde
invloed van de vakcentrale op de beleidsvoornemens te realiseren.
De Unie heeft vooral een taak bij het arbeidsvoorwaardenoverleg in de
ondernemingen en bedrijfstakken. De huidige economische situatie en de
daarbij behorende beleidsvoornemens van het nieuw te vormen kabinet
werken uiteraard door in dat overleg. De Unie kiest nadrukkelijk voor
een prominente rol op het decentrale niveau, omdat daar de toekomst
van onze voorspoed ligt.
De volgende uitgangspunten zullen door De Unie in het
arbeidsvoorwaardenoverleg in de ondernemingen en bedrijfstakken
gehanteerd worden.
Visie van De Unie op het te voeren beleid
Bezuinigingen en lastenverzwaringen vormen ons inziens teveel het
adagium van het nieuwe kabinet. Daarmee dreigt het gevaar dat de
huidige economische crisis onvoldoende bezworen zal worden. De Unie
erkent weliswaar dat in de huidige economische situatie niet aan
bezuinigingen ontkomen kan worden, maar we pleiten tevens voor
investeringen in met name de arbeidsproductiviteit.
Naar onze mening ligt in de investering in mensen en daarmee de
verhoging van de arbeidsproductiviteit de sleutel voor een structureel
economisch herstel.
Wij hebben daarbij de volgende overweging:
* de sociaal economische toekomst van Nederland wordt grotendeels
bepaald door een hoog ontwikkelde kenniseconomie;
* het Nederlandse bedrijfsleven kan prijstechnisch moeilijk
concurreren met het buitenland. Daarbij speelt het feit dat we
grotere achterstanden met het buitenland oplopen op de terreinen
van research en development, hoger onderwijs en innovatief
vermogen een substantiële rol.
* het spreekt dus voor zich dat zowel de overheid als het
bedrijfsleven in casu de sociale partners moeten investeren in met
name het onderwijs, innovatieve processen en de
arbeidsproductiviteit.
Wij nodigen het nieuwe kabinet en de werkgevers dan ook van harte uit
met ons op deze wijze te werken aan de toekomst van ons land. Gezien
de voorgaande overweging is de noodzaak om te investeren dus niet
alleen ingegeven door de huidige economische crisis. We wijzen er in
dit verband op, dat ons land buiten de vergankelijke beschikbaarheid
van aardgas - maar één echte bron van inkomsten heeft en dat is het
menselijk kapitaal.
Investeren in mensen
Het is dus van essentieel belang dat er op decentraal niveau in de
ondernemingen wordt geïnvesteerd in mensen en organisaties.
Investeringen zijn nodig om het werk en de organisatie van dat werk
slimmer, leuker en menselijker te maken. Dat kan niet van bovenaf
opgelegd worden, maar moet door alle betrokkenen in de onderneming
gerealiseerd worden. De denkkracht van mensen moet worden benut om het
werk in economisch en sociaal opzicht beter te maken.
Het op deze wijze bezig zijn met mens en organisatie heeft tot direct
gevolg dat de
(arbeids-)productiviteit wordt verhoogd. Een gevolg van de verhoging
van de arbeidsproductiviteit is niet alleen dat het werk er leuker
door moet worden, maar ook dat het een positief effect heeft op de
loonontwikkeling.
Het gaat er bij het investeren in mensen primair niet om generieke
maatregelen, maar om precies vast te stellen op welk niveau welke
kennis vereist is. Ook hier moet maatwerk geleverd worden. In de
praktijk zal van het middenkader en het hoger personeel in de toekomst
meer kennis en vaardigheden verwacht worden. Dat vereist specifieke
investeringen.
Wat heeft De Unie te bieden?
Als we het kabinet en de werkgevers uitnodigen om via investeringen in
mensen in casu productiviteit en innovatieve processen mee te werken
aan een gezonde sociaal-economische situatie dan mag van De Unie
verwacht worden dat zij aangeeft wat haar inzet en rol zal zijn. Hier
volgen een paar aanzetten:
* in de CAO-onderhandelingen zal het onderwerp investeren in
mensen/arbeidsproductiviteit hoog op de agenda staan. De vertaling
in concrete maatregelen zal in de ondernemingen moeten
plaatsvinden. Onderwerpen als verlaging van het ziekteverzuim,
bredere inzetbaarheid van werknemers, efficiënt omgaan met
werktijd en vrije tijd, resultatendeling en dergelijke zullen door
ons bespreekbaar worden gemaakt.
* indien op deze wijze (verhoging productiviteit en investeren in
kennisvergroting) afspraken mogelijk zijn dan zal De Unie blijven
meewerken aan de noodzaak om tot loonkostenbeheersing te komen.
Wij zullen ons niet op voorhand uitspreken over een concreet
percentage, omdat de omstandigheden en te maken afspraken in de
verschillende bedrijven verschillend zijn. Ook hier geldt dat op
decentraal niveau maatwerk moet worden geleverd. Overigens hoort
dit uitgangspunt (maatwerk, geen centrale looneis) al enige tijd
tot het beleid van De Unie.Werkgevers en overheid moeten echter
goed beseffen dat het adagium loonmatiging geen doel mag zijn maar
slechts ingezet kan worden als (voorlopig) middel om ons land
economisch en sociaal gezond te maken. Om de noodzakelijke
investeringen mogelijk te maken.
* werkgelegenheid blijft voor ons een wezenlijk element in het
beleid. Ook op dit terrein zullen we het kabinet en de werkgevers
blijven aanspreken. Met andere woorden moet de investering in een
hogere productiviteit mede leiden tot behoud en uitbreiding van de
werkgelegenheid. Gezien de behoefte aan innovatie mag van
werknemers verwacht worden dat zij intensief zullen meewerken aan
een bredere inzetbaarheid.
* het pensioenstelsel wensen wij in kwalitatief opzicht te behouden,
waardoor mensen zeker zijn van de overeengekomen
pensioenuitkering. Dat kan betekenen dat we met onze leden het
gesprek moeten voeren over de prioritering en de prijs hiervan
teneinde essentiële elementen in de pensioenregelingen te
handhaven. Inzet daarbij is het in stand houden van de
solidariteit tussen de generaties, omdat hiermee de efficiëntste
en dus de voordeligste en beste methode is gekozen om de kosten in
de tijd te beheersen en een bestendig indexatiebeleid te voeren.
Reactie op onderdelen van het regeerakkoord
Voor de integrale reactie op het hoofdlijnenakkoord verwijzen we naar
de bijlage, waarin de reactie van onze vakcentrale MHP staat
weergegeven. Daarmee is ook het standpunt van De Unie verwoord. Over
een aantal onderdelen in het hoofdlijnenakkoord heeft De Unie
opmerkingen die niet in de reactie van de vakcentrale MHP terug te
vinden zijn. We zullen uiteraard trachten op directe of indirecte
wijze (bijvoorbeeld via de vakcentrale MHP) onze opvattingen over de
onderdelen gerealiseerd te krijgen. We noemen:
* Het kabinet boekt 4,5 miljard euro als bezuiniging in vanwege de
loonmatiging. Onze bereidheid daar aan mee te werken hangt af van
de mate waarin afspraken te maken zijn over investeringen in
productiviteit. Dat onderwijs 700 miljoen euro extra mag besteden
past op zich in ons pleidooi voor meer investeren in de kennis en
arbeidsproductiviteit. Waar en hoe dit geld besteed gaat worden is
niet duidelijk. En daarmee lopen we het risico dat het geld niet
op de goede plaats (vergroting van de kennis van werknemers)
terecht komt. We pleiten ervoor deze sector kritisch te bezien op
uitgaven voor taken die niet rechtstreeks verband houden met het
vergroten van kennis. We noemen onder andere de indirecte taken.
* Een kritische doorlichting van de werkwijze van de gezondheidszorg
wordt in het regeerakkoord niet genoemd. Daar is naar onze mening
de echte winst te halen en niet door middel van het verhogen van
de AWBZ-premie met 0,5% per 1-7-2003 of het schrappen van een
aantal vergoedingen (maagzuurremmers, bloeddrukverlagers, e.d.) of
het verhogen van de eigen bijdrage van 100,- naar 200,-. Wil je de
kosten van de gezondheidszorg echt beheersen dan zal marktwerking
een reële kans moeten krijgen.
* in tegenstelling tot het voornemen van het 1e kabinet Balkenende
is in het hoofdlijnenakkoord geen paragraaf opgenomen om een
anticumulatiebepaling in de WW op te nemen. Met een dergelijke
bepaling zou pas recht op WW gaan bestaan als de gelden uit de
afvloeiingsregeling zijn opgesoupeerd. We gaan er dus van uit dat
op dat vlak geen wijzigingen zullen optreden.
* Wel wordt de WW aangescherpt:
- de kortdurende uitkering wordt afgeschaft. Deze uitkering zorgt
ervoor dat degenen die niet voldoen aan de WW-eis van tenminste 4
jaar in de 5 jaar voorafgaand aan de werkloosheid gewerkt te
hebben toch de WW-uitkering van 6 maanden krijgen.
- de wekeneis wordt verhoogd van 26 uit 39 weken naar 39 uit 52
weken;
- de vervolguitkering wordt volledig afgeschaft. Er bestaat nu
recht op een vervolguitkering van 70% van het minimumloon
gedurende twee jaren na afloop van de loongerelateerde
WW-uitkering. Daarmee komt men na de loongerelateerde WW direct in
de bijstand inclusief vermogens- en inkomenstoets.
Het moge duidelijk zijn dat wij deze ingrepen in de WW ongewenst
vinden.
* het regeerakkoord gaat ervan uit dat de huidige WAO-gerechtigden
van 45 jaar en jonger herbeoordeeld zullen worden volgens het
nieuwe WAO-criterium. Volgens dat criterium komen alleen degenen
die duurzaam en volledig arbeidsongeschikt zijn in aanmerking voor
een WAO-uitkering. Daarmee dreigen de huidige WAO-ers die niet in
deze arbeidsongeschikt zijn in een bijstandsuitkering terecht te
komen. Dat is niet alleen sociaal onaanvaardbaar, maar tast de
betrouwbaarheid van de overheid fundamenteel aan.
* Wij zijn voorstander van een ruimere toepassing van fiscale
facilitering van de onderdelen van een levensloopregeling. We
noemen onder andere de inzet van een verlofspaarregeling
voorafgaand aan de (pre)pensionering, het verruimen van de
maximale spaarmogelijkheid van 10% per jaar, het verschaffen van
een substantiële bonus door de overheid bij opname van het verlof.
Ook het (vrijwillig) gebruiken van de spaarloonregeling moet ons
inziens tot de mogelijkheden behoren. Met deze ruimere toepassing
zijn CAO-partijen meer en beter in staat om maatwerk in de
bedrijfssituatie te leveren.
vrijdag, 23 mei 2003