Uitspraak Rechtbank Amsterdam in zaak AF9091 Zaaknr: KG 03/360 SR Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 22-05-2003
Datum publicatie: 22-05-2003
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: kort geding

SR/MB
vonnis 22 mei 2003

RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
VOORZIENINGENRECHTER IN KORT GEDING
VONNIS

i n d e z a a k m e t r o l n u m m e r KG 03/360 SR v a n:

de stichting STICHTING TURKS CULTUREEL CENTRUM, gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s bij dagvaarding van 26 februari 2003, advocaat mr. J.W. Aartsen,
procureur J.M. Niemer.

t e g e n :

de rechtspersoon DE GEMEENTE AMSTERDAM (STADSDEEL OUD-WEST), gevestigd te Amsterdam,
g e d a a g d e ,
procureur mr. F.C. Borst.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Voordat de behandeling ter terechtzitting op 12 maart 2003 een aanvang nam, is deze op verzoek van partijen verplaatst naar 10 april 2003. Ter terechtzitting van 10 april 2003 heeft eiseres, verder te noemen TKC, na wijziging en aanvulling van eis overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte, gesteld en gevorderd overeenkomstig de eveneens in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, verder te noemen het Stadsdeel heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van (een deel van) de gevraagde voorzieningen. In verband met het mogelijk tot stand komen van een schikking tussen partijen, is de behandeling ter terechtzitting pro forma aangehouden tot 17 april 2003 en vervolgens tot 24 april 2003. Aangezien partijen geen overeenstemming hebben bereikt, is de mondelinge behandeling voortgezet ter terechtzitting van 13 mei 2003, op welke datum TKC haar eis wederom heeft gewijzigd en vermeerderd overeenkomstig de voorts in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte. Na verder debat hebben partijen stukken overgelegd voor vonniswijzing.

GRONDEN VAN DE BESLISSING


1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten. a. TKC is een Turks cultureel centrum, dat haar activiteiten (culturele avonden, feesten, cursussen, e.d.) al sinds meer dan dertig jaar organiseerde vanuit het pand - hierna: Pand 1- in stadsdeel Oud-West te Amsterdam.
b. TKC huurde Pand 1 van het Stadsdeel, dat het pand op zijn beurt huurde van een
investeringsmaatschappij. In 2001 heeft deze investeringsmaatschappij de huurovereenkomst met het Stadsdeel opgezegd. c. Bij brief van 28 maart 2001 heeft het Stadsdeel tegen 1 juni 2001 de huurovereen-
komst met TKC opgezegd en ontruiming aangezegd. d. De hoofdverhuurder en het Stadsdeel hebben vervolgens ingestemd met een verlenging van het gebruik van Pand 1 door TKC, tot in elk geval 31 december 2002, aangezien voor TKC nog geen vervangende huisvesting beschikbaar was.
e. Bij brief van 17 januari 2003 heeft de investeringsmaatschappij, die Pand 1 inmiddels had verkocht aan een derde, bij monde van haar raadsvrouw aan het Stadsdeel meegedeeld dat de koper niet bereid was tot verder uitstel en het Stadsdeel gesommeerd Pand 1 uiterlijk op 23 januari 2003 leeg op te leveren. Voorts werd het Stadsdeel in deze brief aansprakelijk gesteld voor de door de koper aangezegde boete en andere kosten, voor het geval niet aan deze sommatie zou worden voldaan.
f. Bij brief van 20 januari 2003 aan de raadsman van TKC heeft de raadsvrouw van het Stadsdeel TKC gesommeerd Pand 1 uiterlijk op 22 januari 2003 ontruimd op te leveren. Deze brief bevat, voor zover hier van belang, de volgende passages:
"Indien uw cliënte zich uiterlijk voor 18.00 uur vandaag door ondertekening van deze fax bereid verklaart om uiterlijk op 22 januari 2003 uit eigen beweging over te gaan tot ontruiming van het pand (...) geldt het volgende aanbod:
De gemeente is bereid om de inventaris van uw cliënte tijdelijk om niet op te slaan (...) totdat uw cliënte de ruimte aan de kan betrekken op 1 februari 2003; (...)
De gemeente is bereid om met TKC een tijdelijke huurovereenkomst aan te gaan terzake van de voor een periode van in elk geval een half jaar vanaf 1 februari 2003. De kale huur (...) bedraagt (...) EUR 15.000,- per jaar (...)"
g. Bij brief van 21 januari 2003 heeft de raadsman van TKC aan de raadsvrouwe van het Stadsdeel meegedeeld dat TKC onder bepaalde voorwaarden akkoord ging met een ontruiming per 22 januari 2003. Eén van de voorwaarden was voortzetting van de huur van - hierna Pand 2 - na het halve jaar na 1 februari 2003, indien nog geen vervangende huisvesting voor TKC beschikbaar zou zijn. Het Stadsdeel heeft deze voorwaarden geaccepteerd, met dien verstande dat het Stadsdeel heeft toegezegd dat TKC "nog enige tijd langer" Pand
2 zou kunnen blijven huren, indien TKC onverhoopt na een half jaar nog geen andere ruimte had gevonden.
h. TKC heeft Pand 1 met ingang van 22 januari 2003 ontruimd en de inventaris opge-
slagen in de door het Stadsdeel ter beschikking gestelde voormalige tramremise aan de Bellamystraat 1.
i. Bij brief van 31 januari 2003 heeft de advocaat van het Stadsdeel aan TKC gemeld Pand 2 bij nader inzien niet per 1 februari 2003 aan TKC te kunnen verhuren, wegens problemen met de daarin tijdelijk gehuisveste Turkse vereniging Democratische Volksvereniging Amsterdam (DVA), een vereniging van geheel andere signatuur dan TKC. De gemeente had Pand 2 enige weken in gebruik gegeven aan DVA, omdat het door DVA gehuurde, naastgelegen, pand moest worden opgeknapt. In deze brief is voorts vermeld dat DVA, nadat zij had vernomen dat TKC in Pand 2 gehuisvest zou worden, niet bereid was deze ruimte te verlaten. j. In een rapportage van 17 februari 2003 heeft , door het Stadsdeel aangezocht om te bemiddelen tussen DVA en TKC, voorgesteld dat het Stadsdeel toestemming zou geven aan TKC om de voormalige tramremise tijdelijk als activiteitenruimte te gebruiken, in afwachting van het ter beschikking komen van definitieve huisvesting. In de rapportage staat voorts als conclusie vermeld:

k. Op 11 maart 2003 heeft de raadsvrouw van het Stadsdeel aan de raadsman van TKC
meegedeeld dat er concreet uitzicht bestond op een aanbieding van vervangende huurruimte aan TKC, te weten (een deel van) het pand aan de - verder: Pand 3 - gelegen naast Pand 2, maar met een eigen opgang om de hoek. Het enige voorbehoud dat het Stadsdeel bij dit aanbod maakte was goedkeuring daarvan door het dagelijks bestuur van het Stadsdeel. Deze goedkeuring is vervolgens niet verleend.

2. TKC vordert thans, na wijziging en vermeerdering van eis, - samengevat - veroordeling van het Stadsdeel,
I: primair: tot het ter beschikking stellen van Pand 3 aan het TKC, binnen twee dagen na betekening van het vonnis; subsidiair: tot het machtigen van TKC om de thans als opslag in gebruik zijnde ruimte te gebruiken voor haar activiteiten, met veroordeling van het Stadsdeel om daartoe in deze ruimte de benodigde voorzieningen aan te brengen (met name ten behoeve van de brandveiligheid), binnen twee maanden na betekening van het vonnis;
meer subsidiair: tot het ter beschikking stellen van een (het toegezegde Pand 2
vervangende en daarmee vergelijkbare) huurruimte, binnen acht dagen na beteke-
ning van het vonnis; dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom.
uiterst subsidiair: TKC te machtigen om zelf vergelijkbare ruimte als de toege-
zegde te huren op kosten van het Stadsdeel, indien en voor zover de huur een bedrag
van EUR 1.250,- per maand overschrijdt tot een maximum van EUR 1.250,- per maand aan
meerkosten;
II: tot het betalen van een voorschot van EUR 10.000,- op de vergoeding van de door
TKC geleden schade, binnen twee dagen na betekening van het vonnis. III: tot betaling van de kosten van deze procedure.


3. TKC stelt daartoe - samengevat - het volgende. Het Stadsdeel houdt zich niet aan de
onvoorwaardelijke toezegging dat TKC vervangende huisvesting zou krijgen per 1 februari 2003, op grond van welke toezegging TKC Pand 1 heeft ontruimd. TKC lijdt schade doordat het Stadsdeel de afspraken niet nakomt. TKC beschikt al sinds 22 januari 2003 niet meer over een ruimte om haar activiteiten in voort te zetten. Dat het Stadsdeel Pand 2 niet ter beschikking kan stellen, door de tegenwerking van DVA, komt voor rekening en risico van het Stadsdeel. Met de aanbeveling van de bemiddelaar om de huidige opslagruimte geschikt te maken voor gebruik door TKC, in afwachting van het beschikbaar komen van andere ruimte, heeft het Stadsdeel niets gedaan. TKC ziet toewijzing van Pand 3 als dè oplossing voor deze zaak. Weliswaar erkent TKC dat bij de aanbieding van Pand 3 een voorbehoud ten aanzien van bestuurlijke goedkeuring is gemaakt, maar dat betekent niet dat het Stadsdeel zonder redelijke grond kan weigeren Pand 3 ter beschikking te stellen. Als grond heeft het Stadsdeel slechts aangevoerd het onwenselijk te vinden dat TKC en DVA zo dicht bij elkaar gehuisvest zijn. DVA heeft echter mondeling aan TKC meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de komst van TKC naar Pand 3. Het Stadsdeel dient de overeenkomst dan ook na te komen, door Pand 3 aan TKC ter beschikking te stellen. Tevens handelt het Stadsdeel onrechtmatig door de overeenkomst van januari 2003 niet na te komen. Het Stadsdeel dient de door TKC geleden schade te vergoeden.


4. Het Stadsdeel heeft zich tegen de vordering verweerd en daartoe - samengevat - het
volgende aangevoerd. Uitgangspunt tussen partijen was dat het huisvesten van TKC in Pand 2 een tijdelijke situatie zou zijn. Verwacht werd dat het vinden van andere bedrijfsruimte door TKC ongeveer een half jaar in beslag zou nemen. Dat Pand 2 per 1 februari 2003 niet ter beschikking kwam, vanwege de problemen met DVA, was voor het Stadsdeel niet te voorzien. Inmiddels erkent TKC ook dat huisvesting in Pand 2, niet reëel is. Het aanbrengen van voorzieningen in de thans bij TKC in gebruik zijnde opslagruimte, de voormalige tramremise, is evenmin reëel, aangezien dit hoge kosten met zich zou brengen en dit gebouw op afzienbare tijd gesloopt wordt. Het ter beschikking stellen van Pand 3 leek een goede oplossing, maar daarbij is uitdrukkelijk het voorbehoud gemaakt van bestuurlijke goedkeuring. Deze is er uiteindelijk niet gekomen, omdat het bestuur van het stadsdeel het onwenselijk acht dat twee Turkse groeperingen van zo een verschillende signatuur zo dicht bij elkaar gehuisvest worden, in verband met het risico dat ernstige spanningen zullen ontstaan. Het Stadsdeel was en is bereid te zoeken naar een andere locatie voor TKC, voor een periode van een half jaar. Aanvankelijk zag het er naar uit dat dit vóór 1 mei wel zou lukken, maar inmiddels denkt het Stadsdeel daar nog twee maanden voor nodig te hebben. Het Stadsdeel is bereid het gevorderde voorschot op de schadevergoeding ad EUR 10.000,- aan TKC te voldoen, uitgaande van een schadevergoeding van EUR 2000,- per maand, ingaande 1 februari 2003, alsmede tot het vergoeden van een bedrag waarmee de huur van de vervangende ruimte een bedrag van EUR
1.250,- per maand te boven gaat, voor een periode van zes maanden. Het Stadsdeel verzet zich tegen toewijzing van een dwangsom, aangezien de overheid pleegt te voldoen aan rechterlijke vonnissen.

Beoordeling van het geschil.


5. Uitgangspunt in deze procedure is dat partijen zijn overeengekomen dat TKC Pand 1 per 22 januari 2003 zou ontruimen, onder de toezegging van het Stadsdeel dat TKC per 1 februari 2003 Pand 2 zou kunnen betrekken, in elk geval voor een periode van zes maanden, waarbij het Stadsdeel voorts heeft toegezegd dat deze periode enige tijd verlengd zou worden, indien TKC na het verstrijken van de zes maanden nog geen vervangende huisvesting zou hebben gevonden. TKC heeft op basis van deze overeenkomst en het vertrouwen dat het Stadsdeel deze toezeggingen zou nakomen Pand 1 min of meer op stel en sprong verlaten en de inventaris opgeslagen. Vervolgens is het Stadsdeel haar toezeggingen niet nagekomen.
Onder de geschetste omstandigheden dient de hiervoor omschreven overeenkomst tussen partijen in redelijkheid aldus te worden uitgelegd dat, nu het Stadsdeel Pand 2 om haar moverende redenen niet aan TKC ter beschikking wil stellen, het Stadsdeel in elk geval gehouden is een qua oppervlakte vergelijkbare ruimte aan TKC ter beschikking te stellen, voor de duur van tenminste een half jaar, met verlenging van deze periode indien TKC na afloop daarvan nog geen geschikte andere ruimte heeft gevonden en met een voor TKC gelijke huurprijs als die van de Pand 2.


6. TKC vordert thans primair dat Pand 3 haar ter beschikking wordt gesteld. TKC erkent echter dat bij de afspraken over dit pand een uitdrukkelijk voorbehoud is gemaakt ten aanzien van de bestuurlijke goedkeuring. Het bestuur van het Stadsdeel heeft geen goedkeuring verleend, in verband met zijn visie dat de betrekkingen tussen DVA en TKC problematisch zijn. Anders dan TKC meent, kan niet zonder meer gezegd worden dat dit oordeel van elke grondslag ontbloot is. Van belang hierbij is de rapportage van de door het Stadsdeel aangestelde bemiddelaar , waarin deze op basis van gesprekken met beide organisaties onder meer concludeert dat de komst van het TKC in het pand naast dat van DVA op termijn tot problemen kan leiden. Bovendien is hier sprake van een beleidskwestie, in de beoordeling waarvan de voorzieningenrechter in beginsel niet kan treden. Nu de voorwaarde niet is vervuld, kan voorshands niet worden aangenomen dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen over Pand 3. Gelet op het hiervoor overwogene kan evenmin worden aangenomen dat het Stadsdeel onrechtmatig handelt door Pand 3 thans niet aan TKC toe te wijzen. Het onder I primair gevorderde zal dan ook worden afgewezen.


7. De subsidiaire vordering van TKC zal eveneens worden afgewezen, gelet op hetgeen het Stadsdeel heeft aangevoerd betreffende de hoge kosten voor de aan te brengen voorzieningen in relatie tot de op handen zijnde sloop van de tramremise, welk verweer TKC niet, althans onvoldoende gemotiveerd, heeft weersproken.


8. Het Stadsdeel heeft zich bereid verklaard te voldoen aan het meer subsidiair gevorderde, met dien verstande dat volgens het Stadsdeel de termijn voor toewijzing van passende bedrijfsruimte op twee maanden zou moeten worden gesteld en dat de periode gedurende welke de ruimte beschikbaar wordt gesteld dient te worden beperkt tot zes maanden. Nu sinds het uitbrengen van de dagvaarding al ruim twee maanden zijn verstreken, komt het de voorzieningenrechter redelijk voor de datum waarop vervangende huisvesting uiterlijk beschikbaar dient te komen, te bepalen op 1 juli aanstaande. Voorts ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de periode van beschikbaar stellen op voorhand te beperken tot een half jaar, gelet op de onvoorwaardelijke toezegging van het Stadsdeel in januari 2003 ten aanzien van de huur van pand 2 dat deze periode verlengd zou worden, indien TKC niet tijdig over een andere ruimte zou beschikken. Waar het uitgangspunt is, zoals onder rechtsoverweging 5 geformuleerd, dat het Stadsdeel gehouden is een ruimte ter beschikking te stellen voor een gelijke duur als voor Pand 2 gold, dient zij een ruimte ter beschikking te stellen voor tenminste een half jaar met verlenging van deze periode indien TKC na afloop daarvan nog geen geschikte andere ruimte heeft gevonden. Voorts volgt uit het onder 5 geformuleerde uitgangspunt dat het Stadsdeel aan TKC dient te vergoeden het bedrag waarmee de huur van de vervangende ruimte een bedrag van
EUR 1.250,- te boven gaat voor niet alleen de periode van zes maanden, maar ook voor de verlenging van deze periode, indien TKC na afloop daarvan nog geen geschikte andere ruimte heeft gevonden. Als TKC pand 2 had betrokken en na zes maanden nog geen andere ruimte had gevonden had ze immers ingevolge de afspraak tussen partijen ook nog enige tijd langer een huur van EUR 1.250,- per maand gehad. Het subsidiair gevorderde ligt dan ook, met inachtneming van het vorenstaande, voor toewijzing gereed. Voorts zal een dwangsom worden toegewezen, nu TKC, mede gelet op de voorgeschiedenis, belang heeft bij een pressiemiddel teneinde de gevraagde voorziening af te dwingen, niettegenstaande het feit dat ook de voorzieningenrechter aanneemt dat het Stadsdeel dit vonnis zal naleven. Wel zal de gevorderde dwangsom worden gematigd en gemaximeerd.


9. Nu het meer subsidiair gevorderde wordt toegewezen behoeft het onder I uiterst subsidiair gevorderde geen bespreking.


10. Ten aanzien van het onder II gevorderde geldt het volgende. Een geldvordering is in kort geding alleen toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat de vordering in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen. Aangezien het Stadsdeel de vordering tot vergoeding van een schadevergoeding van EUR 10.000,- niet heeft betwist, voldoet deze aan het hiervoor genoemde criterium, zodat ook het gevorderde onder II zal worden toegewezen.


11. Het bedrag ter voldoening waarvan het Stadsdeel zal worden veroordeeld geldt als voorschot ter nadere verrekening van hetgeen het Stadsdeel ten gronde verschuldigd zal blijken te zijn.


12. Als de in hoofdzaak in het ongelijk gestelde partij zal het Stadsdeel worden veroor-
deeld in de kosten van deze procedure.

BESLISSING IN KORT GEDING

De voorzieningenrechter:


1. Veroordeelt het Stadsdeel om aan TKC uiterlijk op 1 juli 2003 vervangende en - in omvang en courantheid - vergelijkbare huurruimte als de toegezegde ruimte aan de ter vrije en algehele beschikking te stellen, op straffe van een dwangsom van EUR 150,- voor iedere dag dat het Stadsdeel in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen met een maximum van EUR 50.000,-.

2. Veroordeelt het Stadsdeel tot betaling van EUR 10.000,- (tienduizend euro) als voorschot op de door TKC geleden schade, ten gevolge van het niet beschikbaar zijn van vervangende bedrijfsruimte vanaf 1 februari 2003.

3. Veroordeelt het Stadsdeel in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van TKC begroot op EUR 286,16 aan verschotten, waaronder EUR 205,= wegens vastrecht en op EUR 703,= aan salaris procureur.
4. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5. Wijst het meer of anders gevorderde af.

Gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, vice-president van de rechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van donderdag 22 mei 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.

Coll.: