Actueel
Kettingbeding niet in strijd met Mededingingswet
Bron: Gerechtshof Arnhem
Datum actualiteit: 22-05-2003
De houder van een zgn. quick-service restaurant eist dat het een
vastgoedbedrijf verboden wordt een winkelruimte te verhuren ten
behoeve van het uitoefenen van het restaurantbedrijf aangezien zij dat
eerder waren overeengekomen (door middel van een kettingbeding).
Voorop staat de vraag of dat kettingbeding kan worden aangemerkt als
een overeenkomst die als doel heeft het verhinderen, beperken of
vervalsen van mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan
en dus ingevolge artikel 6 van de Mededingingswet van rechtswege
nietig is.
Het Hof overweegt dat het verbod van artikel 6 onder meer wordt
ingeperkt door de eis dat de verhindering, beperking of vervalsing van
de concurrentie merkbaar moet zijn.
Gelet op de zwakke positie van de betrokken ondernemingen en het feit
dat er in de directe omgeving volop concurrentie aanwezig is, komt het
Hof tot het oordeel dat er sprake is van een onbetekenend effect en
dat de beperking van de mededinging niet merkbaar is. Het
kettingbeding is daarom niet nietig en het vastgoedbedrijf, dat
onvoldoende gemotiveerd heeft om welke andere redenen het
kettingbeding niet hoeft te worden nagekomen, moet zich er aan houden.
Omdat niet duidelijk is of de huur wel tussentijds beëindigd kan
worden, worden verdere beslissingen aangehouden tot daarover
duidelijkheid is verkregen.
Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AF9031
Zie het origineel
http://www.rechtspraak.nl/act...t_id=11901&i=&ti=
.