European Commission
CJE/03/39 15 mei 2003
Conclusie van advocaat-generaal Siegbert Alber in de zaken C-93/02 P
en C-94/02 P
Biret International SA en Etablissements Biret et Cie. SA/Raad van de
Europese Unie
De advocaat-generaal spreekt zich uit voor erkenning van een op
schending van het WTO-recht gebaseerd recht op schadevergoeding
wanneer de gemeenschap de bindende uitspraak van het orgaan voor
geschillenbeslechting van de WTO niet binnen de gestelde termijn
uitvoert
Hij is van mening dat het WTO-recht rechtstreeks toepasselijk is
wanneer het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO de
onverenigbaarheid van een gemeenschapshandeling met het WTO-recht
heeft vastgesteld en de Gemeenschap de aanbevelingen of besluiten niet
binnen de door de WTO gestelde redelijke termijn heeft uitgevoerd.
Biret is een Franse onderneming die levensmiddelen, met name vlees,
verhandelt.
Door 2 gemeenschapsrichtlijnen, van 1981 en 1988, werd de invoer in de
Gemeenschap van met bepaalde hormonen behandeld(e) vlees en
vleesproducten verboden. Op 1 januari 1995 traden in de EU de
Overeenkomst tot oprichting van de WTO (Wereldhandelsorganisatie)
alsmede, onder meer, de bijbehorende Overeenkomst inzake sanitaire en
fytosanitaire maatregelen (hierna: "SPS-overeenkomst") en het
Memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures
betreffende de beslechting van geschillen door een Orgaan voor
Geschillenbeslechting van de WTO (Dispute Settlement Body - hierna:
"DSB") in werking.
In april 1996 stelde de Raad een nieuwe EG-richtlijn vast, die
bovengenoemd invoerverbod handhaafde en uitbreidde tot nog een
hormoon. Het in deze richtlijn bepaalde werd op 13 februari 1998 door
de DSB onverenigbaar verklaard met de SPS-overeenkomst. De Gemeenschap
kreeg tot 13 mei 1999 de tijd om de verbindende aanbevelingen van de
DSB uit te voeren. Hiertoe is aan de Raad een voorstel van de
Commissie van 24 mei 2000 tot wijziging van de richtlijn van 1996
voorgelegd, dat tot op heden niet is aangenomen.
In juni 2000 stelde Biret voor het Gerecht van eerste aanleg van de EG
een vordering in tegen de Raad tot vergoeding van de schade die hij
had geleden door het verbod op invoer in de Gemeenschap van met
bepaalde hormonen behandeld rundvlees.
Het Gerecht van eerste aanleg heeft de vordering tot schadevergoeding
afgewezen, waarbij het zich baseerde op de rechtspraak van het Hof
volgens welke de WTO-overeenkomst en haar bijlagen weliswaar deel
uitmaken van het gemeenschapsrecht, doch gelet op hun aard en opzet in
beginsel niet tot de normen behoren waaraan het Hof de wettigheid van
handelingen van degemeenschapsinstellingen toetst. De WTO-regels
roepen voor particulieren geen rechten in het leven waarop deze zich
voor de rechter kunnen beroepen. Deze regel lijdt alleen uitzondering
wanneer de Gemeenschap uitvoering heeft willen geven aan een in het
kader van de WTO aangegane bijzondere verplichting of indien de
gemeenschapshandeling uitdrukkelijk naar specifieke bepalingen in
WTO-overeenkomsten verwijst. Geen van deze twee uitzonderingsgevallen
doet zich hier echter voor.
Biret heeft hogere voorziening ingesteld bij het Hof van Justitie.
Advocaat-generaal Alber heeft vandaag conclusie in deze zaak genomen.
De conclusie van de advocaat-generaal bindt het Hof niet. De
advocaten-generaal hebben tot taak het Hof in volledige
onafhankelijkheid een juridische oplossing te bieden voor het concrete
geschil.
De advocaat-generaal heeft om te beginnen vastgesteld dat het
WTO-recht volgens vaste rechtspraak niet rechtstreeks toepasselijk is
en dat zich geen van de twee in de rechtspraak erkende
uitzonderingsgevallen (uitvoering van een in het kader van de WTO
aangegane bijzondere verplichting; uitdrukkelijke verwijzing naar een
specifieke bepaling in de WTO-overeenkomst) voordoet.
Uitgaande van de vaststelling dat na de uitvaardiging van de DSB-aanbevelingen in februari 1998 voor de uitvoering ervan nog een gemeenschapshandeling was vereist, vraagt de advocaat- generaal zich af of Biret zich niet toch bij wijze van uitzondering op de DSB-aanbeveling en daarmee rechtstreeks op het WTO-recht zou kunnen beroepen, aangezien de termijn voor de uitvoering van de aanbevelingen allang was verstreken. De termijn voor uitvoering liep in mei 1999 af. De Commissie heeft weliswaar in juni 2000 een voorstel tot wijziging van het gemeenschapsrecht voorgelegd, doch de wetgevingsprocedure is nog steeds niet afgesloten, zodat zich sinds mei 1999 noch in het WTO-recht, noch in het gemeenschapsrecht enige verandering heeft voorgedaan. De vraag is nu of Biret met deze toestand genoegen moet nemen, of dat hij onder deze omstandigheden een beroep kan doen op een DSB-aanbeveling waarin de onrechtmatigheid van het gemeenschapsrecht bindend is vastgesteld, met als gevolg dat het WTO-recht als rechtstreeks toepasselijk moet worden beschouwd en niets meer in de weg staat aan Birets recht op een eventuele schadevergoeding.
De advocaat-generaal bevestigt deze mogelijkheid.
Hij betoogt dat het voor het WTO-mechanisme van geschillenbeslechting
- anders dan onder het GATT-stelsel - kenmerkend is dat een eenmaal
door het DSB getroffen besluit of aanbeveling onvoorwaardelijk moet
worden uitgevoerd. Partijen kunnen hierna geen compromis meer aangaan
en geen uitzondering op de verplichtingen meer overeenkomen. Zij
kunnen enkel nog onderhandelen over de termijn waarbinnen de
DSB-aanbeveling moet worden uitgevoerd. Deze termijn werd in casu
bepaald op 15 maanden en liep in mei 1999 af.
Volgens de advocaat-generaal vormt de erkenning van een recht op
schadevergoeding geen beperking van de handelingsvrijheid van de
wetgevende en uitvoerende organen van de Gemeenschap. Nadat de DSB een
aanbeveling of besluit heeft getroffen, hebben de WTO-
verdragspartijen geen (onderhandelings)speelruimte meer met betrekking
tot de vraag of zij de aanbeveling of het besluit uitvoeren. Zij
kunnen zich niet door te onderhandelen over een vrijstelling aan hun
WTO-verplichtingen onttrekken. Hoe de Gemeenschap haar maatregelen in
overeenstemming brengt met de SPS-overeenkomst, blijft een zaak van de
bevoegde gemeenschapsorganen. Het is zeer wel mogelijk dat deze op
basis van nieuwe wetenschappelijke gegevens een nieuw invoerverbod
uitvaardigen dat wél verenigbaar is met de SPS-overeenkomst. De
erkenning van rechtstreekse toepasselijkheid geeft particulieren geen
recht op een bepaald optreden, zoals bijvoorbeeld het opheffen van het
invoerverbod, doch enkel op een schadevergoeding in geld.
De erkenning van het recht op schadevergoeding in dit soort gevallen is naar de mening van de advocaat-generaal in overeenstemming met de rechtspraak inzake verdragsschending en aansprakelijkheid van lidstaten voor de niet-uitvoering van het gemeenschapsrecht (zie arrest van 19 november 1991, Francovich, C-6/90, Jurispr. blz. 5357).
Voorts voert hij aan dat er een grondrecht op vrije beroepsuitoefening
bestaat en het onredelijk zou zijn om de burger het recht op
schadevergoeding te onthouden wanneer de gemeenschapswetgever door
zijn stilzitten een situatie die in strijd is met het WTO-recht meer
dan vier jaar na afloop van de termijn voor uitvoering van de
DSB-aanbeveling laat voortbestaan en zo de grondrechten van burgers
ten onrechte blijft inperken.
De advocaat-generaal komt tot de conclusie dat het WTO-recht
rechtstreeks toepasselijk is, wanneer in een aanbeveling of besluit
van de DSB de onverenigbaarheid wordt vastgesteld van een
gemeenschapshandeling met het WTO-recht en de Gemeenschap de
aanbevelingen of besluiten niet binnen de door de WTO gestelde
redelijke termijn heeft uitgevoerd.
Voorts gaat de advocaat-generaal na of de WTO-regels ook de
bescherming van particulieren beogen. Hij beklemtoont dat in een
markteconomie de handel in de eerste plaats wordt gedreven door
particulieren en handelsbelemmeringen derhalve gevolgen hebben voor de
vrije beroepsuitoefening van burgers. Uit de rechtspraak van het Hof
blijkt, dat niet uitgesloten is dat een norm die dient ter bescherming
van het algemeen belang (hier: liberalisatie van de wereldhandel)
tevens de bescherming van particulieren omvat. Dit geval doet zich
hier voor.
Derhalve heeft de Raad een gemeenschapsnorm geschonden waarop een
particulier zich kan beroepen.
De advocaat-generaal stelt het Hof voor om het arrest van het Gerecht
te vernietigen en de zaak te verwijzen naar dit Gerecht, zodat dit de
andere voorwaarden (schade en causaal verband) kan onderzoeken.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie
niet bindt.
Deze persmededeling is beschikbaar in alle procestalen.
De volledige tekst van de conclusies is te vinden op de internetpagina
van het Hof
http://www.curia.eu.int
heden vanaf ongeveer 15.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656