Wageningen Universiteit
Persbericht Wageningen Universiteit nr. 032, 13 mei 2003
Inauguratie prof. De Hoog
Aandacht voor het gezin leeft op
Het Nederlandse gezin staat weer meer in de belangstelling. Vanaf de Tweede Wereldoorlog, toen het gezin alom als hoeksteen van de maatschappij werd gezien, heeft zich een grote verscheidenheid aan samenlevingsvormen met kinderen ontwikkeld. De naoorlogse confessionele partijen benadrukten de positieve waarden en normen van het gezinsleven. In het moderne gezin van de jaren zeventig stond het streven naar gelijkwaardigheid centraal, terwijl het gezinsmodel er in de jaren tachtig twee varianten bij kreeg. Eén gebaseerd is op een gelijke verdeling van taken, en het grachtengordelgezin met het individu als basis. In zijn oratie Opgaan, blinken, verzinken en uit de as herrijzen schetst prof.dr. Kees de Hoog op 22 mei aan Wageningen Universiteit de ontwikkeling van het Nederlandse gezin en de opmerkelijke opleving die dit instituut de laatste jaren doormaakt.
In zijn inaugurele rede, een week na de Dag van het Gezin (15 mei), bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Gezinssociologie en gezinsbeleid aan Wageningen Universiteit wijst prof. De Hoog op de revival van het gezin. Deze begon in de jaren negentig met de herijking van wat onder een gezin moet worden verstaan. Wordt tot dan toe onder een gezin de kostwinnende vader met huishoudelijke moeder en eigen kinderen verstaan, vanaf de aanloop naar het Jaar van het Gezin (1994) rekent men tot gezinnen alle leefverbanden met één of meer volwassenen die de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich nemen. Vanaf die tijd zijn er in de Tweede Kamer ook pleidooien voor een gezinsminister te horen, waarbij opmerkelijk genoeg D66 en VVD hier niet onwelwillend tegenover staan. Het kabinet Balkenende benoemt in 2002 zelfs een staatssecretaris voor Emancipatie en gezinszaken. Ten slotte financieren onderzoeksorganisaties KNAW en NWO de laatste jaren omvangrijke onderzoeksprojecten in de gezinssociologie en gaat de Nederlandse Gezinsraad met regelmaat rapporteren over de positie van het gezin in de samenleving.
Dat was wel anders in de jaren zeventig en tachtig toen de aandacht voor het gezin marginaliseerde. Politiek Den Haag bemoeide zich steeds minder met het gezin en afscheid nemende hoogleraren in dit vakgebied aan Nederlandse universiteiten werden niet opgevolgd. Parallel hieraan ontwikkelde zich uit het moderne, op gelijke taakverdeling binnens- en buitenshuis gerichte gezin, nieuwe loten aan de gezinsstam: het egalitaire gezin, waarbij de gelijkheid van man en vrouw zijn verwezenlijkt en het postmoderne of geïndividualiseerde gezin, ook wel grachtengordelgezin genoemd.
In het egalitaire gezin werken man en vrouw beiden buiten de deur. Hoewel er nog relicten van de traditionele rolpatronen aanwezig zijn is de taakverdeling binnen het egalitaire gezin democratisch en symmetrisch. Ook de kinderen hebben recht van spreken.
In de jongste vorm, het geïndividualiseerde gezin, is de financiële en emotionele afhankelijkheid van de gezinsleden maximaal. Oppas, au pair en traiteur zijn kind aan huis, terwijl huishoudelijke taken zijn uitbesteed. In het geïndividualiseerde gezin staat zelfontplooiing van zowel de ouders als de kids centraal. De partners hebben elk hun eigen vriendenkring, gaan niet per se gezamenlijk op vakantie en de kinderen kunnen van verschillende (ex)partners zijn.
In zijn betoog kenschetst prof. De Hoog de veranderingen van het Nederlandse gezinsleven aan de hand van het Schiedamse modelgezin Staring, dat met zijn kinderen en hun kroost van (ex)partners de ontwikkelingen in het gezin vanaf de wederopbouw doormaakt.
Prof.dr. Cees de Hoog (1942) studeerde sociologie in Utrecht en promoveerde in Wageningen (in 1982 bij prof.dr. G.A. Kooy). In zijn wetenschappelijke loopbaan droeg hij bij aan meer dan 250 artikelen, boeken en congressen en leverde hij honderden interviews en artikelen voor de media.