European Commission
CJE/03/38 13 mei 2003
Conclusie van advocaat-generaal Jean Mischo in gevoegde zaken C-317/01
en C-369/01
Eran Abatay e.a./Bundesanstalt für Arbeit
Naar het oordeel van de advocaat-generaal mocht Duitsland een regeling
invoeren waarin strengere eisen worden gesteld aangaande de
arbeidsvoorwaarden voor turkse truckers die goederenvervoer verrichten
tussen turkije en duitsland, wanneer de werkgever in turkije is
gevestigd en het voertuig in Duitsland is ingeschreven
Volgens de advocaat-generaal is het sinds 1996 geldende vereiste van
een Duitse arbeidsvergunning niet in strijd met de
standstill-clausules van het gemeenschapsrecht volgens welke de
EU-lidstaten en Turkije geen nieuwe beperkingen mogen invoeren inzake
arbeidsvergunningen voor Turkse werknemers.
Tot 1 september 1993 hadden niet-Duitse truckers die internationaal
goederenvervoer verrichten voor in Duitsland gevestigde ondernemingen,
naar Duits recht geen arbeidsvergunning nodig. Nadien gold deze
vrijstelling enkel voor truckers die voor in het buitenland gevestigde
ondernemingen werkten. Sinds 10 oktober 1996 is voor de vrijstelling
van een arbeidsvergunning bovendien vereist dat het voertuig in de
staat van vestiging van de buitenlandse werkgever is ingeschreven.
Abatay en drie andere Turkse onderdanen wonen in Turkije en werken als internationale trucker. Zij zijn in loondienst bij een in Turkije gevestigde Turkse vennootschap die de dochteronderneming is van een in Duitsland gevestigde Duitse vennootschap. De twee ondernemingen vervoeren fruit en groenten vanuit Turkije naar Duitsland met vrachtwagens die namens de Duitse vennootschap in Duitsland zijn ingeschreven en met name door Abatay e.a. worden bestuurd. Na de inwerkingtreding van de regeling van 1 september 1993, verleende de Bundesanstalt für Arbeit (federaal arbeidsbureau) nog tijdens een overgangsperiode arbeidsvergunningen, die golden tot 30 september 1996. Nadien weigerde het echter hun nieuwe vergunningen te verlenen.
(Zaak C-317/01)
Sahin, van oorsprong Turk en sinds 1991 Duits staatsburger, is
eigenaar van een vervoeronderneming in Duitsland met
dochteronderneming in Turkije. De onderneming in Duitsland bezit
meerdere vrachtwagens, die alle in Duitsland zijn ingeschreven en
worden ingezet voor het internationale vervoer
Duitsland/Turkije/Iran/Irak. Reeds vóór 1 september 1993 had Sahin in
Turkije Turkse truckers aangeworven om de in Duitsland ingeschreven
vrachtwagens te besturen.
(Zaak C-369/01)
Zowel Sahin als Abatay en zijn collega's betogen voor de Duitse
rechtbanken dat Turkse internationale truckers, voor de route tussen
Turkije en Duitsland nog steeds vrijgesteld zijn van een Duitse
arbeidsvergunning. Dienaangaande beroepen zij zich - in het kader van
de Associatieovereenkomst EEG-Turkije van 1963 - op artikel 13 van
besluit nr. 1/80 van de Associatieraad en artikel 41, lid 1, van het
Aanvullend Protocol van 1972, die standstill- clausules bevatten
volgens welke geen nieuwe beperkingen mogen worden ingevoerd met
betrekking tot de toegang van Turkse werknemers tot de werkgelegenheid
en het vrij verrichten van diensten.
Het Bundessozialgericht heeft het Hof van Justitie van de EG vragen
gesteld over de uitlegging van deze clausules.
De advocaat-generaal neemt vandaag zijn conclusie in deze zaken.
De opvatting van de advocaat-generaal bindt het Hof niet. De
advocaat-generaal heeft tot taak, in volledige onafhankelijkheid het
Hof een juridische oplossing voor de door hem behandelde zaken voor te
stellen.
Volgens advocaat-generaal Jean Mischo kunnen verzoekers zich op geen
van beide voornoemde clausules beroepen.
Artikel 13 van besluit nr. 1/80 van de Associatieraad
Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije bepaalt dat de lidstaten van de Gemeenschap en Turkije geen nieuwe beperkingen mogen invoeren met betrekking tot de voorwaarden voor toegang tot de werkgelegenheid voor werknemers en hun gezinsleden wier verblijf en arbeid op hun onderscheiden grondgebied legaal zijn.
De advocaat-generaal wijst erop dat besluit nr. 1/80 Turkse werknemers
geen recht van vrij verkeer verleent. De voorwaarden voor toegang tot
het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie worden nog
steeds uitsluitend door de betrokken staat bepaald. Eerst na toelating
tot de arbeidsmarkt van een lidstaat, genieten de werknemers de bij
besluit nr. 1/80 verleende rechten.
Volgens de advocaat-generaal kunnen de lidstaten zelfs na 1 december
1980 nog nieuwe beperkingen invoeren met betrekking tot de toegang tot
hun grondgebied van Turkse werknemers die aldaar arbeid in loondienst
willen verrichten. Krachtens artikel 13 mogen dergelijke beperkingen
echter geen gevolgen hebben voor de werknemers die reeds vóór de
invoering van deze nieuwe beperkingen legaal in de betrokken lidstaat
werk hadden gevonden en verblijfsrecht hadden verworven.
Volgens de advocaat-generaal komt het begrip "werknemer wiens verblijf
en arbeid legaal zijn" (art. 13 van besluit nr. 1/80) overeen met het
begrip "werknemer die tot de legale arbeidsmarkt van een lidstaat
behoort" (art. 6 van besluit nr. 1/80).
Zijns inziens zijn Abatay en zijn drie collega's in Turkije
tewerkgestelde werknemers die via het internationale goederenvervoer
dat zij verrichten, slechts gedurende korte periodes in de betrokken
lidstaat van de Europese Unie, met name Duitsland, verblijven. Zij
behoren dus niet tot de legale arbeidsmarkt van Duitsland, maar tot
die van Turkije.
Artikel 41, lid 1, van het Aanvullend Protocol bij de
Associatieovereenkomst EEG-Turkije
Krachtens het Aanvullend Protocol mogen de Overeenkomstsluitende
Partijen onderling geen nieuwe beperkingen van de vrijheid van
vestiging en het vrij verrichten van diensten invoeren. Zij moeten
zich, ter afschaffing van de beperkingen van het vrij verrichten van
diensten, laten leiden door de bepalingen van het EG-Verdrag.
Krachtens het EG-Verdrag valt het vrij verrichten van vervoersdiensten
echter onder de bepalingen inzake vervoer. De Associatieraad heeft de
werkingssfeer van de vervoersbepalingen van het EG-Verdrag niet
uitgebreid tot Turkije.
Aangezien de nieuwe Duitse regeling volgens welke vrachtwagens die
niet in Turkije maar in Duitsland zijn ingeschreven, niet door Turkse
truckers mogen worden bestuurd, betrekking heeft op vervoer, verzet de
standstill-clausule zich niet tegen de invoering ervan.
Opmerking: De rechters van het Hof van Justitie van de EG zullen zich
thans over deze zaak gaan beraden. De uitspraak zal op een later
tijdstip worden bekendgemaakt.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie
niet bindt.
Deze persmededeling is beschikbaar in het Duits, het Engels, het Frans
en het Nederlands.
De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina
van het Hof
http://www.curia.eu.int
heden vanaf ongeveer 15.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders
tel. (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656
Beelden van de uitspraak zijn beschikbaar op "Europe by Satellite"
Europese Commissie, Directoraat-generaal Pers en Communicatie, L -
2920 Luxemburg,
tel: (352) 43 01 35177, fax (352) 4301 35249,
of B-1049 Brussel, tel. (32) 2 2964106, fax (32) 2 2965956 of (32) 2
2301280