Verslag van de openbare vergadering van de raadscommissie Grondgebied,
gehouden op dinsdag 13 mei 2003 in de raadzaal van het gemeentehuis te
Barendrecht
Aanwezig: mevrouw W.S. Batenburg-van Veen (voorzitter), de heren C. de
Kreek (griffier), A. Aarssen, M. de Graaf, Joh. van Harten, B.J.
Nootenboom, K.J. Orsel, D. Vermaat, de dames I.C. Monhemius-van der
Veen, C.W. Righolt-Dam, M.Th. van Wilgenburg-Beernink (leden) en
P.V.M. Utberg-van Klaveren (notuliste).
Tevens aanwezig: de heer C. Silvis (wethouder), de heer A. Stam en
mevrouw P. Eisma (Stadsregio Rotterdam), de heren B. Biesheuvel en G.
Scholtens (gemeente Barendrecht).
Afwezig met kennisgeving: de heren J.T. IJzerman, J.B. de Jager, S.D.
Kelder, P.J. Kleinjan en M. van Kruijsbergen (leden).
---
---
1. Opening
De voorzitter
opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom, met name
de publieke tribune en de heer Pröpper, die deze
commissievergadering bijwoont in het kader van het
scholingstraject om eventuele verbeterpunten te observeren en te
signaleren.
2. Mededelingen
De voorzitter
vraagt naar aanleiding van het stuk "Onkruidbestrijding in
Barendrecht", dat de aanwezigen ter vergadering hebben ontvangen, of
men op 3 juni aanstaande verdere informatie over dit onderwerp op de
voorgestelde wijze wil ontvangen.
Mevrouw Righolt
antwoordt dat de CDA-fractie ermee in kan stemmen, mits het in goed
overleg met de commissievoorzitter gebeurt.
De heer Orsel
antwoordt dat hij wel akkoord gaat met behandeling van dit onderwerp,
maar niet in de vorm van een hoorzitting, omdat dat wat anders is. Hij
stelt voor dat GroenLinks en D66 met een notitie komen en dat de
deskundigen als insprekers op de notitie ingaan en in goed Nederlands
en begrijpelijke taal uitleggen wat ze bedoelen.
De voorzitter
antwoordt dat een hoorzitting inderdaad een ander doel heeft. Het doel
van de behandeling moet primair zijn dat er eerst kennis verzameld
wordt over dit onderwerp, zodat dit als vertrekpunt beschouwd kan
worden om te bepalen hoe er verder mee om te gaan, bijvoorbeeld of het
college hierover bepaalde zaken gevraagd gaan worden of dat men zelf
initiatieven neemt/in andere vormen dit onderwerp gaat behandelen.
Alle commissieleden
gaan met het voorstel van de voorzitter akkoord, zodat dit onderwerp
op de agenda van de commissievergadering van 3 juni aanstaande
geplaatst wordt.
1. Inventarisatie van de insprekers
De heer De Jong van Woningbouwvereniging Patrimonium heeft zich
als inspreker gemeld voor agendapunt 4.
Familie De Reus en mevrouw Van Oosten hebben zich als insprekers
gemeld voor agendapunt 5.2.
2. Inventarisatie van de rondvraag
Dit agendapunt is niet aan de orde geweest.
3. Vaststelling van de agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.
4. Actualiteiten
1. Actualiteiten vanuit het college
Ten eerste deelt de heer Silvis mee dat de heer Bakker, die
vanavond op de publieke tribune aanwezig is, een aantal malen
heeft ingesproken in deze commissie teneinde invulling aan de
Zuidpolder te geven met een stoeterij. Het college heeft zich hier
recent nogmaals over gebogen, maar vond de randvoorwaarden,
waaronder het eventueel gerealiseerd zou kunnen worden, niet zo
gunstig dat men erop in wilde gaan. In overleg met de voorzitter
van deze commissie is afgesproken dat de heer Bakker tijdens de
vergadering van 3 juni aanstaande in de gelegenheid wordt gesteld
zich nogmaals in deze commissie te presenteren, omdat het college
van mening was dat er een helder standpunt ingenomen moet worden
vanwege het feit dat men zolang met elkaar gesproken heeft. De
heer Bakker heeft hierover een brief ontvangen.
Ten tweede deelt de heer Silvis mee dat men wederom teleurgesteld
is in de firma Bammens over het ondergronds inzamelen van afval.
De heer Van Vugt heeft een afspraak met de firma Bammens gemaakt,
omdat het reeds de derde keer is dat men de gemeente in de steek
laat. Het is nog niet bekend in hoeverre er juridische
mogelijkheden zijn om de firma Bammens aan te pakken.
2. Overige actualiteiten
Dit onderwerp is niet aan de orde geweest.
1.
2. Vaststelling van het verslag van de openbare vergadering van 1
april 2003
Mevrouw Monhemius
merkt op dat op bladzijde 4 "preker" gewijzigd dient te worden in
"spreker" en dat op diezelfde bladzijde "dit heeft haars inziens
namelijk heel de toekomst" gewijzigd dient te worden in "dit heeft
haars inziens namelijk de toekomst".
De heer Orsel
merkt op dat op bladzijde 19 "salamitechniek" gewijzigd dient te
worden in "salamitactiek".
Het verslag wordt, met inachtneming van bovenstaande wijzigingen,
vastgesteld.
3. Presentatie en standpuntbepaling Regionale Woonvisie
De heer Stam
deelt mee dat de heer Koen, portefeuillehouder Wonen van de
Stadsregio, zijn excuses heeft uitgesproken over het feit dat hij
vanavond verhinderd is in verband met dringende andere verplichtingen.
Tevens deelt spreker mee dat er morgenavond van 17.00 tot 20.00 uur
een bijeenkomst plaatsvindt in de Schiecentrale in Rotterdam over de
Woonvisie en het vervolg. Iedereen is hier van harte welkom. Tijdens
de vergadering wordt de "Woonvisie stadsregio Rotterdam in 't kort"
aan de aanwezigen uitgereikt. Spreker geeft met behulp van PowerPoint
een presentatie van de Woonvisie stadsregio Rotterdam.
De heer De Graaf
merkt op dat er al meer dan 35 jaar wordt gesproken over het feit dat
een groot deel van de woningvoorraad wordt bezet door mensen die qua
inkomen te goedkoop wonen. Hij vraagt wat de heer Stam hieraan wil
doen.
De heer Stam
antwoordt dat de goedkope scheefheid zijns inziens steeds meer als een
probleem gezien wordt. Na de stadsvernieuwingstijd, die men ca. 15
jaar achter zich heeft, is er een nu een nieuwe golf, die
herstructurering genoemd wordt, waarbij nogal eens grote aantallen
goedkope woningen weggenomen worden. Spreker is van mening dat dit in
elk geval zal helpen die goedkope scheefheid weg te nemen, maar er
moet wel verstandig mee omgegaan worden, zodat niet in zowel
bijvoorbeeld Schiedam, Hoogvliet als Capelle a/d IJssel
ongecoördineerd grote groepen bewoners verplicht op zoek gaan naar
andere huisvesting; er zal een verstandige regie op moeten
plaatsvinden. De herstructurering zal een deel van het probleem van de
goedkope scheefheid wegnemen.
De heer Orsel
proeft uit de woorden van de heer Stam dat deze een link geven naar de
uitspraak van wethouder Pastors van de gemeente Rotterdam, die niet
verantwoordelijk is voor de portefeuille met betrekking tot dit
onderwerp. Spreker had vanavond graag het standpunt van de
regiobestuurder hierover willen horen.
De heer Stam
citeert hetgeen de heer Koen reeds eerder op dezelfde vragen heeft
geantwoord, namelijk "De regio is één woningmarkt. Dit kunnen jullie
leuk vinden of niet, maar het is nu eenmaal zo. Elke wethouder komt,
wanneer hij zijn collega's treft, op voor zijn eigen gemeente. Dit is
een hele verstandige, logische en zelfs goede zaak. De wethouders op
het terrein van Volkshuisvesting die elkaar treffen, erkennen met
elkaar dat er sprake moet zijn van een zekere solidariteit, omdat er
één regionale woningmarkt is. Het is in die zin herkenbaar dat
wethouder Pastors die uitspraken, die ook in de krant komen, doet en
het is evenzeer legitiem dat anderen daarop reageren."
De heer Nootenboom
merkt op dat er in Barendrecht behoefte is aan woningen voor starters
op de woningmarkt. Men doet daar zijn best voor; er zijn ook wat
plannetjes ontwikkeld, hoewel het zijns inziens nog steeds te weinig
is. Zijns inziens is de oplossing niet het oprichten van een steunpunt
in de regio, maar het bouwen van meer starterswoningen.
De heer Stam
antwoordt dat het zijns inziens "en-en" dient te zijn. Het bouwen van
woningen kent een lange doorlooptijd en de samenstelling van de
woningvoorraad wijzigt er nauwelijks door. De gedachte in deze
Woonvisie is derhalve om ook de bestaande woningvoorraad te benutten
voor dit soort vragers op de woningmarkt, waarbij de jongeren niet de
enigen zijn.
De heer Van Harten
merkt op dat op bladzijde 28 een overzicht staat van de eigen
identiteit van bepaalde gemeenten. Het viel spreker op dat bij
Barendrecht staat dat de relatie VINEX-wijk met Barendrecht beperkt
is. Spreker vraagt hoe dit in dit rapport terecht komt; er wordt
namelijk al het mogelijke gedaan om dit te voorkomen.
Mevrouw Eisma
antwoordt dat dit waarschijnlijk afkomstig is uit het interview dat
met een wethouder of medewerker is gehouden. Het is een analyse; het
gaat over de situatie zoals deze nu is, zodat er wat aan gedaan kan
worden.
De heer Silvis
vult aan dat de woningzoekenden van Barendrecht-Centrum en de
woningzoekenden van Carnisselande eigenlijk twee verschillende
doelgroepen zijn; mensen uit het centrum die specifiek een woning
zoeken, willen aan deze kant blijven wonen. Spreker geeft als
voorbeeld dat er in het zorgcentrum 30 huurwoningen worden gemaakt,
maar dat deze niet gebruikt kunnen worden voor ontlasting van de druk
op de aanleunwoningen, omdat de doelgroep die nu ingeschreven staat
voor de aanleunwoningen niet naar de huurwoningen in het zorgcentrum
wil.
De voorzitter
verzoekt de commissieleden in hun standpuntbepaling de brief van
Patrimonium mee te nemen. Dit onderwerp staat geagendeerd voor de
raadsvergadering van 2 juni aanstaande, zodat de reactie aan de
Stadsregio, die uiterlijk 1 juni aanstaande binnen dient te zijn, een
voorlopige zal zijn.
De heer De Jong
spreekt in namens Woningbouwvereniging Patrimonium. In het Rotterdams
Dagblad van enkele weken geleden stond dat het college van b&w van
Rotterdam stopt met de bouw van sociale huurwoningen; Rotterdam wil
zich richten op het middensegment en hoger. Er is al teveel sociale
woningbouw bij de herstructurering van oude wijken, zodat huurders in
het goedkope segment zich maar elders moeten vestigen. Cijfers
ontbreken. In de Woonvisie van de Stadsregio staan wel enkele cijfers,
die ook in de brief aan de commissieleden vermeld staan; het gaat om
13.000 tot 20.000 huishoudens in de sociale huursector die elders in
de regio een plek zullen moeten vinden, waarvan de helft tot driekwart
in de bestaande woningvoorraad. Er wordt dan over 7.000 tot 20.000
sociale huurwoningen gepraat tot 2010. Het voornemen tot dit besluit
van het Rotterdamse college komt daar nog bovenop. De vraag is waar
deze herhuisvesters terecht komen; blijven zij in Rotterdam wonen of
zoeken ze elders in de regio vervangende woonruimte? Een antwoord is
moeilijk te geven, omdat herhuisvesters, net als urgenten, zelf hun
voorkeurgemeente mogen aangeven. De corporatie in de betreffende
gemeente is dan verplicht om deze woningzoekenden bij voorrang te
huisvesten. Ook Barendrecht zal een deel van deze mensen moeten gaan
huisvesten. Patrimonium heeft geen bezwaar om mensen die zijn
aangewezen op sociale huurwoningen in Barendrecht te huisvesten (zij
werkt immers voor deze groep van woningzoekenden), maar wil ook graag
dezelfde groep van Barendrechtse woningzoekenden een woning kunnen
aanbieden in het eigen dorp. Men verwacht dat dit steeds moeilijker
wordt. In de brief die de commissieleden hebben ontvangen, staan een
aantal cijfers over het oplopen van het aantal inschrijvingen en het
aantal urgenten waar men mee te maken heeft; men verwacht dat dit nog
verder zal toenemen. De gemeenteraad kan misschien denken dat het
allemaal nog wel mee zal vallen, omdat er nauwelijks geld is voor
grootschalige herstructurering, de groter wordende woningnood zal
leiden tot minder sloop en meer renovatie, de bewoners toch niet uit
Rotterdam weg willen en er over drie jaar misschien weer een ander
college met andere plannen is, maar de tendens is toch algemeen
zichtbaar. Rotterdam wil bepaalde wijken upgraden en meer mensen, die
zijn aangewezen op sociale huurwoningen, uitplaatsen naar de regio.
Een deel van deze mensen zal dit kunnen doen door het kopen van een
woning, maar gezien de hoge koopprijzen en de zwakke economie moeten
daarover niet te hoog gespannen verwachtingen worden gekoesterd. Het
overgrote deel zal zijn aangewezen op een vrijkomende huurwoning,
onder andere in Barendrecht. De nota van de Stadsregio gaat niet in op
dit spanningsveld tussen Rotterdam en de andere regiogemeenten ten
aanzien van de huursector. Op bladzijde 67 van de Woonvisie staat
vermeld dat de dynamiek moet worden vergroot, opdat de vermindering
van de totale voorraad goedkope woningen op een verantwoorde manier
kan plaatsvinden. Dit is een Rotterdams doel, want in Barendrecht
probeert Patrimonium juist die voorraad op peil te houden, omdat er
vraag naar is. Men probeert de doorstroming ook te verbeteren,
bijvoorbeeld door het bouwen van woningen in Ter Leede waar mensen die
in een Barendrechtse huurwoning wonen naartoe kunnen doorstromen. De
Maaskoepel (de organisatie van samenwerkende corporaties in de regio)
heeft een voorstel gedaan voor een nieuwe woonruimteverdeling. Spreker
geeft hiermee aan hoe men nu reeds worstelt met de woningtoewijzing.
In dat voorstel, waar de Stadsregio nu mee bezig is om het aangepast
al dan niet over te nemen, wordt een maximumpercentage van 25% voor
bijzondere doelgroepen, zoals urgenten, herhuisvesters en
asielzoekers, gehanteerd. Patrimonium zat in 2002 alleen voor de
urgenten al op een toewijzingspercentage van 33% van het totaal aantal
vrijgekomen woningen in dat jaar. Spreker verzoekt de gemeenteraad om
de zorg die Patrimonium heeft, of zij in toekomst nog huurwoningen kan
toewijzen aan Barendrechtse woningzoekenden, over te brengen aan de
Stadsregio. Ten tweede verzoekt hij de gemeenteraad om de Stadsregio
meer duidelijkheid te laten geven over de consequenties van het
Rotterdamse beleid van herstructurering voor de regiogemeenten, zowel
voor de koopsector als voor de sociale huursector; wat is het extra
beslag op de bestaande huurvoorraad? Tenslotte verzoekt hij de
Barendrechtse vertegenwoordiger in de Stadsregio dit bij de Stadsregio
aan te kaarten en de discussie te openen.
De heer Vermaat
vraagt, naar aanleiding van de opmerking van de heer De Jong dat de
Barendrechtse problematiek binnen de Maaskoepel is besproken, of de
geschetste problematiek, waar spreker het helemaal mee eens is, binnen
de Maaskoepel vooral een probleem is van de kleinere
kernen/groeikernen.
De heer De Jong
antwoordt dat het vooral een probleem is van de randgemeenten direct
om Rotterdam heen. Spreker merkt op dat op bladzijde 28 alleen bij
Barendrecht gesproken wordt over "opvang van mensen die te maken
hebben met herstructurering uit Rotterdam-Zuid".
De heer Nootenboom
merkt op dat hem, naar aanleiding van de Woonvisie en de presentatie
van de heer Stam, het gevoel bekruipt dat men niet ontkomt aan de
regionale woningmarkt. Naar aanleiding van de opmerking van de heer
Silvis dat er in Baren-drecht al verschillende woningmarkten zijn, is
spreker echter van mening dat er geen regionale woningmarkt is; een
starter uit Barendrecht zit niet te wachten op een woning in
bijvoorbeeld Maassluis of Capelle a/d IJssel, maar wil in Barendrecht
blijven wonen. Dat is het dilemma waar de gemeente Barendrecht zijns
inziens mee zit; aan de ene kant is men onderdeel van de Stadsregio,
waar men opgaven heeft in het kader van het delen van de lasten, zodat
een stuk woningvoorraad aangeboden wordt voor de regionale
woningmarkt. Het begint nu echter dusdanige vormen aan te nemen dat
men alleen bezig is voor Rotterdammers en de Barendrechtse
woningzoekenden steeds vaker teleurgesteld moeten worden. Spreker
vindt dit heel jammer; hij is op zoek naar mogelijkheden om aan de
lokale woningbehoefte te kunnen voldoen binnen de opgaven van de
Stadsregio. Spreker weet nog niet hoe dit vorm gegeven kan worden en
vraagt of anderen er ideeën over hebben. Hij mist dit in de reactie
van het college. Spreker kan verder met de reactie van het college
instemmen. Naar de mening van spreker is de opmerking van de heer
Stam, dat dit een Woonvisie is en geen dictaat en bedoeld is om de
gemeenten te inspireren en faciliteren, niet juist; zijns inziens ligt
het veel zwaarder en kan er niet vrijblijvend mee omgegaan worden en
in de kast gestopt worden zonder er iets mee te doen.
Spreker stelt voor dat de vertegenwoordigers van het Barendrechts
gemeentebestuur hard blijven pleiten om de Zuidpolder groen te houden
en voor recreatie. Derhalve dient het zijns inziens ook hier weer
genoemd te worden en straks ook weer bij de behandeling in de
Stadsregio en overal waar dit soort plaatjes naar voren komen als
mogelijk potentiële invullinglocatie.
De heer Van Harten
merkt op dat als de plannen net zo goed en aantrekkelijk worden
uitgevoerd als ze beschreven staan in de brochure het er keurig
uitziet. Spreker heeft alle lof voor de wijze waarop het woord en
beeld gegeven is. Hij constateert dat men met een groot probleem zit.
Volkshuisvesting is bepaald niet de minste opgave die de overheid
heeft. Er zijn heel wat knelpunten waarvan er vanavond reeds enkele de
revue gepasseerd zijn. Daarom is het zaak dat er heel goed nagedacht
wordt over de oplossingsrichting van deze materie. Spreker is het met
de heer Nootenboom eens dat deze zaak niet uit de lucht is komen
vallen en dat het niet echt vrijblijvend is; ook de plaatselijke
overheid heeft een opdracht, die naar beste kunnen ingevuld dient te
worden. Men heeft een heel punt op het gebied van ruimte. Een paar
maanden geleden was er een vergadering met RR2020. Spreker zag tot
zijn genoegen dat dit hier niet los van staat, maar er een
geïntegreerd deel van gaat worden. Als men zijn oor te luisteren legt,
begrijpt men dat er voor elk stukje grond ongeveer zes verschillende
bestemmingen zijn. Dat vraagt een enorm goed afwegen om er verstandig
mee om te gaan, omdat elk stukje grond maar één keer gebruikt kan
worden. In alle plannen die spreker de laatste jaren gezien heeft, was
de zuidrand van Barendrecht bestemd voor een soort ecologische buffer
en verbinding. Door allerlei ontwikkelingen is deze echter steeds
verder verkrapt en opgerukt richting de Oude Maas. Zijns inziens heeft
b&w er goed aan gedaan om, conform in de raad is uitgesproken, er de
vinger bij te leggen dat juist dat laatste stuk dringend nodig is om
de kwaliteit in stand te houden. Men wil het wonen in de regio
aantrekkelijker maken en nieuwe doelgroepen bereiken; dit houdt ook in
dat er aandacht moet zijn voor het instandhouden van hetgeen minimaal
nodig is om de omgeving aantrekkelijk te houden. Het instandhouden van
de ecologische buffer doet Barendrecht niet uit luxe, maar uit
noodzaak; niet alleen in plaatselijk belang, maar juist in regionaal
belang. Spreker sluit zich aan bij de reactie die voorgesteld wordt
door b&w. Hij heeft in de nota gezien dat er heel veel de nadruk
gelegd wordt op doorstroming. Het valt spreker op dat er ten aanzien
van het huisvesten van mensen in goedkope woningen geen clausules
opgenomen worden. Als iemand een gesubsidieerde woning koopt en deze
later verkoopt, waarbij men er een behoorlijke winst uit krijgt, is er
een clausule dat een deel van deze winst afgedragen dient te worden,
zodat een stuk van de investering van gemeenschapsgeld weer
terugvloeit in de kas, waardoor daar weer plaatsvervangende plannen
mee uitgevoerd kunnen worden. Het valt spreker op dat dit bij
huisvesting in goedkope huurwoningen niet het geval is. Dit ligt zijns
inziens aan de woning-/huurwet, zodat men het niet op kan lossen.
Spreker kan zich voorstellen dat men eraan moet gaan denken om het
toewijzen van dat soort woningen te gaan clausuleren en binden aan
voorwaarden; wanneer er veranderingen zijn in omstandigheden
(bijvoorbeeld meer financiële armslag of kleiner gezin) dienen mensen
de verplichting te krijgen om door te stromen of, als men dit niet
wil, een hogere huur te gaan betalen. Naar aanleiding van de conclusie
uit de nota dat er een druk op de markt ligt, merkt spreker op dat
marktomstandigheden snel wijzigen; door de huidige recessieachtige
toestanden is er een heel andere vraag. Hij vraagt derhalve of b&w nog
steeds deze mening uit de nota deelt. Als dit zo is, vraagt spreker of
het door omstandigheden niet veranderd is. Hij merkt op dat het heel
gevaarlijk is om aan de hand van de situatie van vandaag een
woningprogramma voor de lange toekomst te schrijven; wat vandaag
moeilijk gaat, kan over drie jaar weer heel anders zijn. Spreker
vraagt of er voldoende rekening is gehouden met dit soort
niet-beheersbare tendensen die ook de woningmarkt en het wonen
beheersen. Spreker komt de invloed hiervan niet tegen. Hij kan zich
volledig vinden in de inspraakreactie van de heer De Jong en verzoekt
de vertegenwoordigers van de gemeente daar goed mee om te gaan.
De heer Orsel
merkt op dat de heer De Jong in zijn inspraakreactie het Pim Fortuyn
standpunt heeft verwoord, namelijk alles uit Rotterdam en naar de
omliggende gemeenten. Zover dient men echter niet te gaan; men heeft
ze er eerst uitgejaagd vanwege de erfpacht en dergelijke en nu mag
Barendrecht de rest opvangen. Men moet hier niet aan beginnen. Spreker
deelt mee dat de Woonvisie interactief tot stand is gekomen en dat hij
en de heer Silvis een klein beetje bij het proces betrokken zijn
geweest. Spreker merkt op dat hij nog geen enkel commissielid iets
heeft horen zeggen over hetgeen de heer Stam heeft geproduceerd met
betrekking tot de Zuidpolder. Hij verzoekt de overige commissieleden
in tweede termijn een reactie te geven op hoe zij denken over het feit
dat er nu opeens op een plaatje staat dat er landhuizen komen. Naar de
mening van spreker is de Woonvisie een document dat na 2005 ingezet
zou moeten worden en waar nu mee gespeeld kan worden; het geeft een
richting aan. Spreker stelt voor dat de toelichting van het college,
die hij wat magertjes vindt, aangescherpt wordt; ook met betrekking
tot de Zuidpolder, want in de reactie komt niet tot uiting dat de
meerderheid van de raad toentertijd voorstander was van niet bouwen in
de Zuidpolder. Hij concludeert dat het standpunt in de VVD-fractie zal
worden bepaald en niet hier. Naar aanleiding van de opmerking van de
voorzitter dat er een voorlopige reactie aan de Stadsregio gestuurd
zal worden, merkt spreker op dat dit zijns inziens niet hoeft, omdat
hij van de heer Stam begrepen heeft dat er ook op 3 juni aanstaande,
na de raadsvergadering, een standpunt toegezonden mag worden.
De heer Stam
antwoordt bevestigend op deze laatste opmerking.
De heer Vermaat
merkt op dat een heel groot deel van de Woonvisie inventarisatie
betreft en dat de uiteindelijke plannen voor een groot deel een stuk
codificatie van bestaand beleid zijn. Het is zijns inziens goed om met
zijn allen na te denken over de aanpak. Spreker kan zich in principe
vinden in het voorstel van het college.
Hij wil echter aanscherping van een aantal zaken. In de eerste plaats
met betrekking tot de problematiek die is aangekaart door de heer De
Jong. Dit is voor een deel het gevolg van de problematiek op het
gebied van de wijziging van de wetgeving ten aanzien van de woningen.
In het verleden kon aan inwoners van Barendrecht voorrang worden
gegeven door te waarderen via een sociale component. Dit is nu enorm
beperkt; er is een landelijke lijst met gemeenten die voorrang mogen
geven aan eigen inwoners. Spreker ondersteunt de opmerking van de heer
De Jong, dat het wat doorgeslagen is, volledig. Naar aanleiding van de
opmerking van de heer De Jong, dat de gemeente Barendrecht de enige
gemeente is die wordt benoemd als een gemeente die te maken heeft met
de bijzondere herhuisvestingproblematiek, stelt spreker voor dat dit
wordt aangescherpt in de reactie van het college. Naar aanleiding van
de opmerking van de heer Orsel, dat de erfpacht de schuld van alles
is, merkt spreker op dat dit onjuist is; uit onderzoek blijkt dat bij
steden een hele ingewikkelde problematiek speelt waarbij erfpacht
zelfs een voordeel kan zijn. Met betrekking tot de Zuidpolder merkt
spreker op dat gebouwen, die echt met een activiteit te maken hebben,
wat spreker betreft wel kunnen en dat daarbij de bebouwingsschaal
waarschijnlijk veel lager is dan bij het projecteren van landhuizen;
per saldo leidt zijn standpunt ertoe dat er minder steen komt. Wat
spreker betreft wordt deze visie ook naar voren gebracht. Spreker
merkt op dat hij geen problemen heeft met het stuk dat formeel
Zuidpolder heet, maar geen landschappelijke waarde heeft en zijns
inziens meer een stedelijke waarde kan hebben door deze plek te
gebruiken voor behoeften die er ook in het gebied zijn en invloed
kunnen hebben voor de Stadsregio.
Mevrouw Monhemius
merkt op dat zij bijzonder verheugd is over het feit dat de gemeente
het standpunt ten aanzien van de Zuidpolder zo duidelijk heeft
aangegeven. Het wordt haars inziens wel heel duidelijk dat Barendrecht
nu zelf hard aan het werk moet om invulling te geven aan dit gebied,
omdat men anders het risico loopt dat de regio met allerlei plannen
komt. Landhuizen, op de schaal waarop ze ingetekend staan, staan
spreker niet aan. Uit de notitie wordt duidelijk dat de problematiek
van passende woningen voor starters en ouderen een probleem is waar de
hele regio mee te kampen heeft en waar haars inziens de aandacht voor
de toekomst op gericht moet zijn. Spreker is van mening dat dit een
speerpunt moet worden in het beleid ten aanzien van wonen. Naar
aanleiding van de inspraakreactie van de heer De Jong merkt spreker op
dat er inderdaad meer aandacht moet komen voor de problematiek van
beginnende en oudere Baren-drechters.
De heer Aarssen
merkt op dat hij de doelstelling van de Woonvisie en de actiepunten
die in de regioagenda worden genoemd, steunt; een groot aantal daarvan
heeft ook betrekking op Barendrecht. Spreker brengt twee punten naar
voren. Met betrekking tot de beschikbaarheid van goedkope
woningvoorraad merkt hij op dat de regionale Woonvisie constateert dat
er teveel goedkope woningen zijn waarvan er te weinig beschikbaar
zijn.
Onlangs heeft de gemeente Rotterdam aangekondigd sociale huurwoningen
in de wijkaanpakgebieden bij sloop te vervangen door koopwoningen; er
worden dus nog zeer beperkt regionale sociale woningen gebouwd
waardoor de druk op het aantal beschikbare woningen, die nu reeds hoog
is, verder zal toenemen. Dit is zojuist ook verwoord door de heer De
Jong. Spreker heeft een aantal vragen, namelijk: waarom wordt in de
regionale Woonvisie en in de notitie van het college geen aandacht
besteed aan dit verschijnsel? Wat betekent deze Rotterdamse aanpak
voor de Barendrechtse situatie waarin de Barendrechters reeds zeer
grote moeite hebben om een huurwoning te bemachtigen? Hoe denkt de
Stadsregio met dit Rotterdamse standpunt om te gaan? Hoe gaat de
woningruimteverdeling plaatsvinden? Passages zouden wat spreker
betreft opgenomen moeten worden om dit te gaan bevestigen. Voor welke
woningbouwopgave, wat betreft sociale huur, staat de gemeente
Barendrecht de komende jaren? Gaat het college het huidige
woningbouwprogramma van Barendrecht omzetten van koop naar huur? Met
betrekking tot wonen voor ouderen en starters op de woningmarkt merkt
spreker op dat in de regionale Woonvisie staat dat het voor ouderen en
starters meer dan lastig is om in een aantrekkelijke woning te komen.
Dit geldt specifiek ook voor de Barendrechtse situatie. In de notitie
van het college staat vermeld dat er momenteel extra aandacht is voor
realisering van starters- en jongerenwoningen en seniorenhuisvesting.
Spreker heeft twee vragen, namelijk: in hoeverre is de huidige
inspanning Middeldijkerplein, Vrijheidsakker en Vrijenburg voldoende
om te voorzien in voldoende woningen voor beide groepen? Als dit niet
voldoende is, hoe groot is het tekort? In de notitie van het college
staat dat in de periode VINEX aandacht zal blijven voor dit probleem.
Betekent dit dat het college actief gronden gaat verwerven om op
nieuwe locaties zelf woningbouwprogramma's te kunnen vaststellen in
plaats van dat projectontwikkelaars dat doen? Spreker merkt op dat hij
niet blij is met het benoemen in de regionale Woonvisie van de
Zuidpolder als zoekgebied om landelijke woonmilieus te realiseren. De
HEVO-discussie is net achter de rug en inmiddels is duidelijk dat de
Zuidpolder groen moet blijven. Dit is een extra reden om als raad snel
aan de slag te gaan om een groene en extensieve invulling van de
Zuidpolder vast te leggen om te voorkomen dat andere krachten invloed
uit gaan oefenen op dit gebied. Spreker stelt voor dit als agendapunt
voor de volgende commissievergadering op te nemen.
De heer Silvis
antwoordt dat deze nota een woonvisie is en dat er daarnaast ook een
visie op groenontwikkeling is die is vastgelegd in het Groenboek van
de Stadsregio. Door deze twee nota's naast elkaar te leggen, blijkt
dat er conflicten ontstaan. Wat hier geboden wordt, is een kansenkaart
voor de Stadsregio. Individuele gemeenten hebben daar individuele
opvattingen over, zoals dat de gemeente Barendrecht de opvatting heeft
dat men ten zuiden van de rondweg niet meer die grootschalige
woningbouw wil en er zelfs eigenlijk helemaal geen woningbouwprojecten
meer wil realiseren. In de aanloop naar de Woonvisie heeft Barendrecht
aangegeven dat het betaalbaar moet zijn om die groenstructuur te maken
en er zijn altijd eisen dat er kostendragers gevonden moeten worden.
In die discussie kan wel gesproken worden over een landgoed, maar niet
over landhuizen, omdat die niet voldoen aan het criterium van open
houden van het gebied; het college neemt derhalve afstand van die
suggesties en geeft aan dat zij daar geen behoefte aan heeft. Spreker
kan zich echter voorstellen dat de regio daar wel behoefte aan heeft.
Als men kijkt naar de taakstelling die Barendrecht zich de afgelopen
jaren heeft getroost, is die compensatie in het groengebied ten zuiden
van de rondweg dringend noodzakelijk. Die discussie komt terug bij,
wat de heer Van Harten noemde, het Structuurplan tot 2020. Spreker
merkt op dat de vragen over de woningbouwproductie en de toewijzing
niet in het kader van deze nota te beantwoorden vallen. Dit vindt in
een andere discussie, waar nog nader op teruggekomen wordt, plaats. Er
kan wel geconstateerd worden dat er in de huisvestingsrichtlijn een
mogelijkheid geboden wordt tot lokaal maatwerk. Een voorbeeld hiervan
zijn de 36 woningen in Ter Leede, die op senioren gericht zijn, en
waarbij een uitplaatsing wordt beoogd van senioren in grote
eengezinswoningen. Dit is heel lokaal gericht maatwerk dat goed
omkleed moet worden. Recent is er binnen de Stadsregio een commissie
in het leven geroepen die aanvragen om lokaal maatwerk beoordeelt,
zodat niet elke gemeente zijn eigen koers vaart, maar dat het past in
de regionale taakstelling. De rijksinspectie zegt namelijk dat er geen
lokale woningmarkt is, maar dat de woningmarkt heel Nederland omvat.
In de praktijk zijn er echter animocijfers ten aanzien van wijken waar
men graag wil wonen en waar men liever niet woont. De Woonvisie geeft
aan dat daar wat aan gedaan moet worden, met name aan het
aantrekkelijker maken van de wijken waar men liever niet woont.
Spreker antwoordt dat terecht wordt opgemerkt dat marktontwikkelingen
snel gaan. Naar aanleiding van de opmerking over de verwijzing naar
Barendrecht in verband met de relatie met herstructurering antwoordt
spreker dat achteraf geconstateerd moet worden dat er voor de regio
een kans voorbij is gegaan voor een koppeling van
herstructureringsopgaven in de stad en bouwen in
Carnisselande/Portland. Dit had een koppeling kunnen zijn; er is
echter in de loop van het proces geconstateerd dat de taakstelling
VINEX van 1995 tot 2005 liep en dat herstructureringsopgaven een veel
langere doorlooptijd hebben. Die parallelliteit zat er derhalve niet
meer in. Tevens is, naar aanleiding van de marktontwikkeling, recent
besloten vanaf 1 januari 2002 het percentage van 30% sociale huur in
de taakstelling naar 20% te brengen in Barendrecht; derhalve kan er
ook geen koop meer omgeruild worden voor huur. Voor nieuwe
taakstellingen kan dit uiteraard gewijzigd worden, omdat er, gelet op
de druk in de woningmarkt, de haperende economie en dergelijke, nu
waarschijnlijk wel behoefte is aan meer sociale woningbouw. Die
discussie zal vrij spoedig komen in het kader van de toegezegde
notitie over Ter Leede fase II en Kilweg-Noord.
De heer De Jong
herhaalt dat er meer aandacht moet komen voor de uitplaatsing van
bewoners van Rotterdam naar de regiogemeenten. Patrimonium kan nu nog
veel woningzoekenden van elders plaatsen in de nieuwbouwwoningen in
Carnisselande, maar dat is straks, als deze locatie voltooid is,
passé. Dat Patrimonium opkomt voor de Barendrechtse bewoners is niet
iets dat met de heer Fortuyn te maken heeft, maar is een wens die elke
bevolking heeft.
Patrimonium komt op voor alle mensen die voldoen aan de criteria waar
men voor werkt. Naar aanleiding van het feit dat Patrimonium een
lokale corporatie is, heeft zij ook een lokale doelstelling, en komt
men in het bijzonder op voor de lokale woningzoekenden.
De heer Vermaat
stelt voor, in tegenstelling tot wat de heer Silvis geantwoord heeft,
toch bij deze nota in te gaan op bovenstaande opmerking van de heer De
Jong, omdat het nu, gezien de relatieve groei van Barendrecht nog wel
gaat, maar dat dit knelpunt in de toekomst steeds groter wordt.
De voorzitter
concludeert dat alle fracties expliciet in het raadsvoorstel
toegevoegd willen hebben wat door Patrimonium is voorgesteld en dat de
VVD-fractie aanscherping wenst ten aanzien van de Zuidpolder.
5. Toelichting luchtkwaliteit Carnisselande-Noord en instemmen met
concept eindverslag inspraak en overleg bestemmingsplan
Carnisselande-Noord
5.1 Toelichting luchtkwaliteit Carnisselande-Noord
De heer Scholtens
geeft met behulp van PowerPoint een presentatie over de luchtkwaliteit
Carnisselande-Noord.
Mevrouw Monhemius
merkt op dat zij de indruk heeft dat de regio ervan uitgaat dat de A15
sowieso verbreed gaat worden, terwijl bij de behandeling van het
Vervoersplan ter sprake kwam dat er misschien ook een A4-Zuid komt.
Het lijkt haar dan helemaal niet nodig om de A15 te verbreden. Spreker
vraagt of dit in de discussie ter sprake is gekomen.
De heer Scholtens
antwoordt dat de verkeersproblematiek en wat er in de modellen zit
bijzonder complex is. Er is nog niet volledig zicht op wat er precies
in de rekenmodellen van Rijkswaterstaat zit. Spreker denkt dat de
A4-zuid er nog niet in is meegenomen. Hij vult aan dat er geen
discussie is of de verbreding van de A15 door moet gaan of niet; die
zal z.i. altijd nodig zijn, vanwege de grote hoeveelheid
vrachtverkeer, waardoor een mogelijke koppeling van rijkswegen, bij
bijvoorbeeld de A4, niet voldoende zal zijn om de stremmingen die er
nu zijn te minimaliseren. Ook in het model dat Rijkswaterstaat nu
heeft berekend voor de verbrede situatie wordt uitgegaan van een
congestie van ca. 5%; men houdt er dus nog steeds rekening mee dat er,
zelfs in de verbrede situatie, nog enige file zal optreden. Dat geeft
aan dat men een vrij sobere opzet heeft gemaakt voor de verbreding van
de A15.
De heer Silvis
vult aan dat Rijkswaterstaat heeft aangekondigd nog dit jaar met het
Ontwerp Tracé Besluit (OTB) te komen van de verbreding van de A15. Een
discussie was dat de gegevens die men nu gehanteerd heeft ook gebruikt
worden in het OTB.
De heer Orsel
merkt op dat er een paar maanden geleden een interpellatie is gehouden
met betrekking tot dit onderwerp waarbij door de wethouder is
toegezegd dat er een nota zou komen. Spreker gaat ervan uit dat er nog
een nadere nota komt met een specificatie van de financiële gevolgen.
De heer Silvis
antwoordt dat geprobeerd is de commissie op de hoogte te houden van de
laatste ontwikkelingen en dat er persberichten naar alle betrokkenen
zijn gestuurd. Men verwacht dat tussen nu en het einde van het jaar de
uitkomst van de lopende discussie helder is. Het is mogelijk om op
schrift te zetten hoeveel woningen er afvallen, waar de lijn
definitief komt en of dit tot een heel beperkte herontwikkeling
komt/omzetten van woningen naar andere bestemmingen. De voorkeur van
spreker gaat er echter naar uit om de komende maanden verder te gaan
met planontwikkeling. Als er helderheid is over de randen, namelijk
een strip in Vrijheidsakker-Noord en twee bouwblokken in Vrijenburg,
die nog nader in discussie zijn, kan het totale plaatje gemaakt
worden. Inmiddels is wel bekend dat de tot nu toe gemaakte kosten, ten
opzichte van de oorspronkelijke dreiging, heel beperkt zijn. Spreker
merkt op dat men dit nog op schrift kan krijgen, maar hij vraagt zich
af of daar behoefte aan is.
De heer Van Harten
vraagt of dit betekent dat de overige bouw in stand blijft zoals het
plan was, dus dat er 150 woningen minder komen.
De heer Silvis
antwoordt dat dit op dit moment inderdaad de situatie is. Uiteraard is
er in de planvorming, mede door de inbreng van de raad ten aanzien van
de kanttekeningen die zijn gemaakt, wel het een en ander gewijzigd. Er
is ook gezegd dat men bij latere uitwerking nog een keer terugkomt op
bijvoorbeeld de westrand van Vrijenburg. Men komt dus nog op het
detailniveau terug, omdat er nog een rapportageplicht richting de raad
is.
De voorzitter
merkt op dat in de bijeenkomst over de luchtkwaliteit met de
vertegenwoordigers van Albrandswaard geopperd is dat het eventueel nog
mogelijk was om een beroep te doen op een soort uitzonderingsclausule,
zoals ook gebruikelijk is bij de milieucontour. Spreker vraagt of hier
nog sprake van is geweest bij het overleg, omdat dit het getal van 150
woningen nog wat naar beneden kan brengen.
De heer Silvis
antwoordt dat er in algemene zin over gesproken is. Omdat het Europese
wetgeving is, dienen dit soort situaties voorgelegd te worden aan de
wetgever; het kan niet via lokale wetgeving, maar moet doorgeëxerceerd
worden naar Brussel. Spreker stelt voor eerst op korte termijn het
resultaat af te wachten wat het eind dit jaar oplevert.
5.2 Instemmen met concept eindverslag inspraak en overleg
bestemmingsplan Carnisselande-Noord
Mevrouw De Reus
spreekt in (zie bijlage 1).
Mevrouw Van Oosten
spreekt in (zie bijlage 2).
De heer Orsel
stelt voor, als dit procedureel geen problemen oplevert met betrekking
tot dit eindverslag, vanwege de uitgebreide inspraakreactie van
mevrouw Van Oosten, dit onderwerp volgende week, opnieuw ter discussie
te stellen om het vast te stellen.
De heer De Graaf
is het met dit voorstel van de heer Orsel eens.
Mevrouw Monhemius
merkt op dat uit de vele inspraakreacties blijkt dat burgers nauw
betrokken zijn bij wat er in hun nabije omgeving gebeurt. Naar
aanleiding van de 2/1-kappers die geplaatst worden langs de Voordijk
merkt spreker op dat zij hier ook liever vrijstaande woningen had
gezien op ruime kavels, omdat haars inziens de sfeer van de Voordijk
verloren gaat, doordat er daar te dicht gebouwd wordt. Spreker vraagt
wat er op de locatie komt waar vroeger de middelbare school gepland
stond. Ten aanzien van de appartementen die langs de Riedertocht
gebouwd moeten worden, merkt spreker op dat zij daar liever
grondgebonden woningen zou zien. Spreker is heel erg geschrokken van
het voornemen om bij het Carré een gebouw van 14 bouwlagen te
plaatsen. Zij is hierover zeer verbaasd, omdat zij er in eerdere
besprekingen nooit iets over heeft gehoord. Spreker wilde zeggen dat
zij het erg betreurenswaardig vond dat er niet tot overeenstemming is
gekomen met de firma Hoogenboom, maar uit de inspraakreactie van
mevrouw De Reus heeft zij begrepen dat dit nu opeens wel zo is. Zij
vraagt hierover meer informatie.
De heer Nootenboom
merkt op dat hij kennis heeft genomen van de inspraakreacties en het
commentaar van het college daarop. Spreker is benieuwd naar een aantal
antwoorden van de wethouder op de vragen van mevrouw Van Oosten. Hij
vraagt of het mogelijk is een constructie te bedenken om het
eindverslag wel vast te stellen met uitzondering bijvoorbeeld de
inspraakreactie van mevrouw Van Oosten.
De heer Van Harten
is het met dit voorstel van de heer Nootenboom eens.
De heer Silvis
antwoordt dat de familie De Reus reeds herhaaldelijk in deze commissie
heeft ingesproken, waarbij zij ten aanzien van elke ontwikkeling in
Carnisselande de benadering ten aanzien van de lintzone naar voren
heeft gebracht. Spreker merkt op dat deze benadering, die ook in de
notitie naar voren komt, door de commissie is goedgekeurd. Spreker
antwoordt, naar aanleiding van de opmerking dat TZH nog dubieus is,
dat er vanuit de OMMIJ reeds opdracht is gegeven om de leidingen
ondergronds te brengen.
Ten aanzien van de locatie Hoogenboom antwoordt spreker dat er nog
steeds gesprekken gaande zijn over de verwerving. In deze notitie is
aangegeven dat de gemeente de onteigeningstitel gaat creëren om, als
men niet op minnelijke wijze tot overeenstemming kan komen, het via
onteigening te doen. Spreker deelt mee dat er nog een paar percelen
zijn die nog niet verworven zijn, maar wel noodzakelijk zijn voor een
volledige realisering van het plan. Naar aanleiding van de
inspraakreactie van mevrouw Van Oosten antwoordt spreker dat er een
invulling aan gegeven is; er zijn, ook op aangeven van inspreker en
anderen, schetsontwerpen gemaakt voor het gebiedje rond de
Carnisseweg, die op zich stedenbouwkundig mogelijk zijn. Spreker merkt
op dat die ontwikkeling een evenredige bijdrage moet geven aan het
totale plan en de economie van het gebied. Het is, zoals mevrouw Van
Oosten ook aangeeft, een financiële discussie. Het wordt planologisch
vastgelegd op het moment dat men het eens is over de financiële
randvoorwaarden waarbinnen het gedaan wordt, zodat er een behoorlijke
planafdracht plaatsvindt. Er wordt nu gepraat over het voorontwerp.
Het voornemen van spreker is om, voordat men met het ontwerp verder
gaat, die discussie met de betrokkenen te hebben. Ten aanzien van de
ontwikkeling van de hele lintzone heeft spreker moeten constateren dat
dit wat stil gevallen is door het vertrek van een medewerker en dat
men is opgeslokt door andere prioriteiten, maar dat dit nu weer
opgepakt moet worden, zodat men tot overeenstemming probeert te komen,
voordat verder gegaan wordt met het ontwerp. Naar aanleiding van de
opmerking over de ontsluiting van Van Kempen antwoordt spreker dat er
indertijd met de ontsluitingsproblematiek en het afsluiten van de
Carnisseweg uitvoerig is gesproken met de bestaande bedrijven aldaar.
Er zijn toen afspraken gemaakt over hoe de ontsluiting plaats zou
vinden en om te voorkomen dat er verkeer van Vaanpark gebruik zou
kunnen maken van een sluiproute om op die manier alsnog via het
tunneltje op de rondweg van Barendrecht-Centrum te komen. Toentertijd
is afgesproken dat als Carnisselande totaal gerealiseerd zou zijn en
als alle winkelvoorzieningen er zouden zijn, er nog eens naar de knip
gekeken zou worden. Spreker zegt toe met betrekking tot de
ontwikkeling rond de Carnisseweg het initiatief te nemen om, samen met
de medewerkers, het contact te hernieuwen. Dit is namelijk inderdaad
even stil geweest. Hij is ervan overtuigd dat hij de commissie t.z.t.
kan rapporteren wat hieruit gekomen is. Spreker stelt voor, conform de
suggestie van de heer Nootenboom, de inspraakreactie vast te stellen
met daarbij de door spreker gedane toezegging. Ten aanzien van de
vraag over de invulling van de plaats waar de middelbare school heeft
gestaan, antwoordt spreker dat er gedacht wordt aan invulling van
bungalowkavels en dat er een basisschool komt, waarvan de omvang nog
niet helemaal bekend is. Dit behoort echter niet tot het
bestemmingsplan Carnisselande-Noord, maar tot het bestemmingsplan
Voordijk-Zuid. Met betrekking tot de Riedertocht antwoordt spreker dat
er serieus naar de appartementen gekeken wordt en dat er een afspraak
gemaakt is over hoe hiermee om te gaan. Het is niet ondenkbaar dat
deze niet allemaal gerealiseerd worden zoals op de eerste schetsen
stond. Er wordt ook zeer nauwkeurig gekeken naar de omvang van het
Riederpark. Hierover stonden opmerkingen in het verslag. Met
betrekking tot het Carré antwoordt spreker dat er een compacte
bebouwing is waar met name de woonzorgcirkel in is gedacht.
Er vindt met de betrokkenen uitvoerig overleg plaats hoe deze
combinatie van functies hier gerealiseerd kan worden; dat gaat zelfs
tot dubbel grondgebruik, omdat men hier ook ondergronds parkeren als
exercitie heeft liggen om het rond deze tramhalte goed te realiseren.
Voor de rest wordt het, zoals in het oorspronkelijke plan, naar de
randen wat dunner gebouwd om de totaalcapaciteit, die men voor deze
wijk in ogenschouw had, te benaderen. Dit heeft weer te maken met de
totale taakstelling die men voor de hele locatie heeft.
De heer Scholtens
antwoordt op de vraag van mevrouw Monhemius over de 14 bouwlagen dat
men druk bezig is om verder invulling aan het Carré te geven. De
centrale zone zal, zoals de heer Silvis zojuist zei, een heel speciaal
gebouw worden waarvan één element ongeveer op die hoogte uit zal
komen. Daarom is op de plankaart een stip aangegeven met een contour
van 100 meter waarbinnen is aangegeven waar die 14 lagen moeten komen.
Het is in dit geval gebaseerd op een plan waarvan de mogelijkheid
bestaat dat er één bebouwingsmassa op maximaal 14 lagen komt. Omdat
het een impact heeft op de hele ontwikkeling van het plan, is het van
belang om die bouwmogelijkheid nu in te bouwen. Het vervolgtraject
over de inhoud van het bouwplan komt nog in deze commissie. Er moet
namelijk nog steeds een artikel 19-procedure gevolgd worden voor het
plan.
De heer De Reus
merkt op dat hij nog geen antwoord heeft gekregen op de vraag over het
helofytenfilter. Tevens heeft hij nog geen antwoord gekregen op zijn
vraag over wat voor woonbestemming er toegekend wordt aan de locatie
firma Hoogenboom aan de Voordijk, als de gemeente daar onteigend
heeft. Naar aanleiding van recreatie en technisch groen merkt spreker
op dat er een rekeneenheid in de VINEX is en dat men nu 20 hectare
mist die opeens woonbestemming is geworden. Spreker vraagt waar dit
gecompenseerd wordt, omdat iedereen recht heeft op die recreatie en
technisch groen, die ook nog eens in de gevaarlijke zone binnen de
lijn met betrekking tot de luchtkwaliteit vallen.
De heer Silvis
antwoordt met betrekking tot Hoogenboom dat het gemiddelde van 150
meter aangehouden moet worden, omdat dit binnen de
flexibiliteitbepalingen met de Stadsregio is geëxerceerd nadat dit in
deze commissie zo behandeld is. Dit betekent dat er globaal in de
eerste 125 meter geen intensieve bebouwing mogelijk is op het vlak
Hoogenboom. Bij de aankoop van Hoogenboom is absoluut geen rendabele
ontwikkeling te maken. Dit heeft te maken met die contour rond de
Voordijk. Men is zich hiervan bewust. Het is de vraag of het woonhuis
in tact blijft en dat de herontwikkeling de opstal/schuren betreft;
men zit dan al verder in het gebied. Dit is uiteraard nog niet
uitgetekend; het eerste deel hoort bij de lintzone en er is precies
berekend hoeveel mogelijkheden er nog zijn aan toe te voegen woningen.
Dat zijn er niet zoveel. Naar aanleiding van de opmerkingen over de
verdeling van het totale gebied antwoordt spreker dat de
structuurschets Carnisselande-Noord uitvoerig beargumenteerd is.
Hij komt hier derhalve niet op terug. Er is geconstateerd dat er
voldoende mogelijkheden zijn voor recreatie in en rondom de locatie.
Ten aanzien van de vraag over het helofytenfilter antwoordt spreker
dat er, in overleg met het waterschap en het zuiveringsschap, ter
compensatie van de oorspronkelijke gedachte voor een helofytenfilter
in het noorden, natuurvriendelijke oevers gerealiseerd zijn met
plasbermen. Spreker zegt toe ernaar te streven in mei een eerste
contact met de bewoners tot stand te brengen. Als het lukt om voor 31
mei contact te hebben, kan er tijdens de vergadering van 2 juni
aanstaande meer gemeld worden. Dit is echter wel erg kort. Naar
aanleiding van een vraag van de heer Orsel over het hoogbouwpercentage
antwoordt spreker dat dit niet gewijzigd is.
De voorzitter
stelt voor dat de heer Silvis in september aanstaande met een
rapportage naar de commissie komt.
De heer De Kreek
merkt op dat het vastgestelde eindverslag door het college, rekening
houdende met de inspraakreacties die gemaakt zijn en het eventuele
commentaar daarop, ter kennis van de commissie wordt gebracht.
Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd, zodat
het mogelijk is om zienswijzen bij de gemeenteraad in te dienen. Dat
komt dan nog een keer bij de commissie terug voor de vaststelling. Op
die manier wordt er nog een keer een beslissing gevraagd.
De heer Silvis
antwoordt dat hiermee niet gezegd is dat het vrijblijvend is; er wordt
nu namelijk gewerkt volgens de contouren zoals hier aangegeven.
De voorzitter
concludeert dat, met de gemaakte opmerkingen van de insprekers en de
bedenkingen van met name mevrouw Monhemius, dit onderwerp verder in de
procedure gaat.
6. Standpuntbepaling start inspraak en overleg
voorontwerpbestemmingsplan Vaanpark II en III
De heer De Graaf
merkt op dat hij in het algemeen in kan stemmen met het in procedure
brengen van het bestemmingsplan. Spreker citeert van bladzijde 23 van
het voorontwerpbestemmingsplan bedrijventerrein Vaanpark II/III het
volgende "Ten aanzien van vervangende nieuwbouw van bestaande
dijkhuisjes op de dijk gelden de volgende stedenbouwkundige
randvoorwaarden: - De woningen moeten een kleinschalige uitstraling
hebben, waarbij de historische dijkwoningen als referentie dienen.
Gevarieerd kan worden in smal en hoog of juist laag en langgerekt; -
De woningen moeten in de bestaande rooilijn worden gebouwd." Hij
vraagt zich naar aanleiding van deze tekst af hoe de wethouder dit
ziet; ook gezien de structuurvisie van vanavond waarin aangegeven
wordt dat kleine woningen met ruimtes helemaal niet meer voldoen aan
de eisen van deze tijd. Zijns inziens kan het ook niet ingevolge het
Bouwbesluit dat dit jaar ingegaan is.
De heer Nootenboom
merkt op dat hij afgelopen zaterdag te gast is geweest aan de
Carnisseweg, waarbij één van de bewoners hem erop attent maakte dat de
kavel aan Carnisseweg 67 bestemd staat met gemengde woondoeleinden.
Spreker vraagt welke overwegingen het college heeft gehad om de
bestemming gemengde woondoeleinden aan dit kavel te geven. Naar
aanleiding van het fietspad van de Harmonielaan, dat aangelegd wordt
vanwege de komst van de turnhal, merkt spreker op dat in het VO
beschreven staat dat de aansluiting van het fietspad in de richting
van de Flensburg helemaal aan de westkant gaat lopen. Als men echter
vanuit bestaand Barendrecht richting de turnhal fietst, gaat men niet
om Praxis heen rijden, maar pakt men na het tunneltje meteen rechtsaf
richting de Flensburg; daar is echter geen fietspad. Spreker vraagt
welke overwegingen het college heeft gehad om het fietspad helemaal
aan de andere kant te leggen.
De heer Van Harten
citeert van bladzijde 15 de laatste zin van punt 2.2, namelijk "Deze
uitkomsten zullen worden betrokken bij eventuele toepassing van een
vrijstellingsbevoegdheid." Spreker vraagt hoe men dit gestalte gaat
geven. De fietsstructuur tussen Ikea en het zwembad is niet optimaal.
Spreker vraagt of hier nog een voorziening voor mogelijk is. Op
bladzijde 21 staat het schema "Zone distributiebebouwing". Spreker
merkt op dat de basiskleur van Ikea keihard blauw is; hij denkt
derhalve dat deze er niet erg in past. Spreker vraagt hoe dit in dit
kwaliteitsbeeld past. Tenslotte merkt spreker op dat bij het zwembad
"verzorgingsgebied Carnisselande" gewijzigd dient te worden in
"verzorgingsgebied Barendrecht".
De heer Silvis
antwoordt dat de heer De Graaf gelijk heeft dat men bij nieuwbouw
gebonden is aan de nieuwe hoogten uit het Bouwbesluit. Dit vereist in
dit soort situaties derhalve extra aandacht van de architect met de
ontwerpen van vervangende woningen/het verbouwen van de woningen. Er
is bedoeld een sfeeromschrijving te geven. Natuurlijk zit daar de
nodige vrijheid in. Geprobeerd wordt met deze beschrijving welstand,
die de toetsingen moet doen, een handvat te geven. Voor woningen die
erg klein zijn, kan bijvoorbeeld iets met beide huizen gedaan worden.
Naar aanleiding van de vraag van de heer Nootenboom over gemengde
woondoeleinden op de kavel Carnisseweg 67 antwoordt spreker dat men
eerder een project op dit gebied heeft gehad dat op basis van
inspraakreacties van onder andere de buren is afgeblazen, omdat het te
grootschalig was. Spreker merkt op dat er aan de Carnisseweg meerdere
woon-bedrijfcombinaties zitten, waarvan sommige in de hobbysfeer. Er
is gedacht aan een beperkte hoeveelheid arbeidsplaatsen/een beperkte
mogelijkheid om er een klein bedrijfje met een woonhuis te realiseren.
Dat lijkt spreker te passen; hij hecht eraan om die strook
daadwerkelijk te kunnen gebruiken. Naar aanleiding van de opmerking
van de heer Nootenboom over het fietspad antwoordt spreker dat er wat
modellen op tafel zijn geweest over de ontsluiting van de turnhal; ook
vanuit de Voordijk. Gelet op de kosten is gezegd dat men vanuit de
Voordijk, via de Carnisseweg, met beperkt omrijden de turnhal kan
bereiken. Met de voorgestelde fietsverbinding dacht men zowel qua
kosten (het kost nog altijd EUR 158.000,00 om het fietspad aan te
leggen) als ruimtegebruik de beste ontsluiting te realiseren.
Het kost sowieso moeite om zo'n fietspad in de verkeersinfrastructuur
te krijgen; daarom is ook gezegd dat het bij de overige wegen in
Carnisselande eigenlijk niet kan. Het heeft wat moeite gekost om dit
fietspad toch nog toe te voegen, maar zonder fietspad kan er geen
turnhal gebouwd worden. Naar aanleiding van de vraag van de heer Van
Harten hoe omgegaan wordt met de vrijstellingsbevoegdheid antwoordt
spreker dat verkeersstudies altijd extern gedaan worden en dat er bij
een positief advies gebruik gemaakt kan worden van de
vrijstellingsbevoegdheid. Dit komt niet terug in de commissie, omdat
het een bevoegdheid is van het college. Tenslotte antwoordt spreker
naar aanleiding van de vraag over Ikea dat de kleuren van Ikea
wonderwel bij de gasverwerkingsinstallatie van de NAM passen.
De heer Nootenboom
pleit ervoor om nog eens goed naar het fietspad te kijken, omdat hij
zich zorgen maakt over het feit dat er nu voor EUR 158.000,00 een
fietspad aangelegd wordt dat niet gebruikt gaat worden. Zolang Praxis
en de bebouwing op Vaanpark III er nog niet zijn, is de kans er nog om
iets goeds neer te leggen waar wel gebruik van gemaakt wordt. Het is
een stukje verkeersveiligheid; er zullen straks heel veel jeugdleden
uit bestaand Barendrecht gebruik gaan maken van dit fietspad.
De voorzitter
vraagt of het fietspad zonder verdere procedure aangelegd kan worden.
De heer Silvis
antwoordt dat er een verkeersbesluit nodig zal zijn. Bij de
tunneldiscussie is aangegeven hoe het moest en waar men voldoende
profiel vond om het fietspad te leggen. Wat spreker betreft wordt deze
discussie niet overgedaan. Toentertijd is nadrukkelijk naar varianten
gekeken, zoals rechtstreeks vanaf de Voordijk en dergelijke. Dit is
wat geboden kan worden en wat met elkaar afgesproken is hoe het
gemaakt gaat worden. Nu wordt de afspraak vastgelegd die toentertijd
gemaakt is. Naar aanleiding van de stelling dat er een fietspad
neergelegd kan worden zolang er nog geen gebouw op staat, deelt
spreker mee dat er ca. 3 tot 4 jaar geleden gronden aan grote
projectontwikkelaars verkocht zijn waar nu nog geen gebouwen op staan,
maar waarvan het moeilijk is deze weer terug te halen. Tevens deelt
hij mee dat het bedrag van EUR 158.000,00 betaald wordt door de OMMIJ.
Zijns inziens ontstaat er op korte termijn een probleem als men het
fietspad op een andere plek wil, omdat de turnhal niet kan
functioneren als er geen fietspad is.
De voorzitter
merkt op dat zij zich voor kan stellen dat de commissie graag de
afweging wil maken op basis van getallen en cijfers. Spreker vraagt
wanneer men die getallen en cijfers tegemoet kan zien, zodat dit
onderdeel terug kan komen in de commissie.
De heer Silvis
antwoordt dat de voorzitter met de griffier het gevoelen van de
commissie dient te formuleren en aan het college te richten. Het
college zal dit richting de OMMIJ neerleggen. Daarop zal een reactie
komen. De argumenten zullen neergelegd worden waarom men vindt wat men
vindt. Spreker kent de inhoud van deze bijdrage en zal deze meenemen
in die discussie.
De voorzitter
concludeert dat alle commissieleden van mening zijn dat er geen
onlogisch fietspad aangelegd dient te worden en dat men zich derhalve
nader wil informeren over de situering van het fietspad bij de
turnhal. Afgesproken wordt dat de wethouder nog niet begint met de
aanleg van het fietspad voordat er in deze commissie over gesproken
is. Het advies van de commissie op de andere punten van het
bestemmingsplan is positief.
7. Voorbereidingsbesluit Reijerwaardseweg perceel grond tussen nummer
26 en 40
Dit agendapunt wordt verschoven naar de vergadering van 20 mei
aanstaande
8. Lijst met ingekomen en ter inzage liggende stukken
8.1 Adviezen vergadering 1 april 2003
8.2 Notulen vergaderingen college vanaf 18 maart t/m 22 april 2003
8.3 Provinciale Nota Ruimte voor Ruimte Zuid-Holland
Dit agendapunt wordt verschoven naar de vergadering van 20 mei
aanstaande
9. Rondvraag
Dit agendapunt is niet behandeld.
10. Sluiting
De voorzitter
sluit de vergadering.
Gemeente Barendrecht