Gemeente Barendrecht

Verslag van de openbare vergadering van de raadscommissie Grondgebied, gehouden op dinsdag 13 mei 2003 in de raadzaal van het gemeentehuis te Barendrecht

Aanwezig: mevrouw W.S. Batenburg-van Veen (voorzitter), de heren C. de Kreek (griffier), A. Aarssen, M. de Graaf, Joh. van Harten, B.J. Nootenboom, K.J. Orsel, D. Vermaat, de dames I.C. Monhemius-van der Veen, C.W. Righolt-Dam, M.Th. van Wilgenburg-Beernink (leden) en P.V.M. Utberg-van Klaveren (notuliste).

Tevens aanwezig: de heer C. Silvis (wethouder), de heer A. Stam en mevrouw P. Eisma (Stadsregio Rotterdam), de heren B. Biesheuvel en G. Scholtens (gemeente Barendrecht).

Afwezig met kennisgeving: de heren J.T. IJzerman, J.B. de Jager, S.D. Kelder, P.J. Kleinjan en M. van Kruijsbergen (leden).


---

---

1. Opening
De voorzitter
opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom, met name de publieke tribune en de heer Pröpper, die deze commissievergadering bijwoont in het kader van het scholingstraject om eventuele verbeterpunten te observeren en te signaleren.

2. Mededelingen

De voorzitter
vraagt naar aanleiding van het stuk "Onkruidbestrijding in Barendrecht", dat de aanwezigen ter vergadering hebben ontvangen, of men op 3 juni aanstaande verdere informatie over dit onderwerp op de voorgestelde wijze wil ontvangen.

Mevrouw Righolt
antwoordt dat de CDA-fractie ermee in kan stemmen, mits het in goed overleg met de commissievoorzitter gebeurt.

De heer Orsel
antwoordt dat hij wel akkoord gaat met behandeling van dit onderwerp, maar niet in de vorm van een hoorzitting, omdat dat wat anders is. Hij stelt voor dat GroenLinks en D66 met een notitie komen en dat de deskundigen als insprekers op de notitie ingaan en in goed Nederlands en begrijpelijke taal uitleggen wat ze bedoelen.

De voorzitter
antwoordt dat een hoorzitting inderdaad een ander doel heeft. Het doel van de behandeling moet primair zijn dat er eerst kennis verzameld wordt over dit onderwerp, zodat dit als vertrekpunt beschouwd kan worden om te bepalen hoe er verder mee om te gaan, bijvoorbeeld of het college hierover bepaalde zaken gevraagd gaan worden of dat men zelf initiatieven neemt/in andere vormen dit onderwerp gaat behandelen.

Alle commissieleden
gaan met het voorstel van de voorzitter akkoord, zodat dit onderwerp op de agenda van de commissievergadering van 3 juni aanstaande geplaatst wordt.


1. Inventarisatie van de insprekers
De heer De Jong van Woningbouwvereniging Patrimonium heeft zich als inspreker gemeld voor agendapunt 4.
Familie De Reus en mevrouw Van Oosten hebben zich als insprekers gemeld voor agendapunt 5.2.

2. Inventarisatie van de rondvraag
Dit agendapunt is niet aan de orde geweest.
3. Vaststelling van de agenda
De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld.

4. Actualiteiten


1. Actualiteiten vanuit het college
Ten eerste deelt de heer Silvis mee dat de heer Bakker, die vanavond op de publieke tribune aanwezig is, een aantal malen heeft ingesproken in deze commissie teneinde invulling aan de Zuidpolder te geven met een stoeterij. Het college heeft zich hier recent nogmaals over gebogen, maar vond de randvoorwaarden, waaronder het eventueel gerealiseerd zou kunnen worden, niet zo gunstig dat men erop in wilde gaan. In overleg met de voorzitter van deze commissie is afgesproken dat de heer Bakker tijdens de vergadering van 3 juni aanstaande in de gelegenheid wordt gesteld zich nogmaals in deze commissie te presenteren, omdat het college van mening was dat er een helder standpunt ingenomen moet worden vanwege het feit dat men zolang met elkaar gesproken heeft. De heer Bakker heeft hierover een brief ontvangen. Ten tweede deelt de heer Silvis mee dat men wederom teleurgesteld is in de firma Bammens over het ondergronds inzamelen van afval. De heer Van Vugt heeft een afspraak met de firma Bammens gemaakt, omdat het reeds de derde keer is dat men de gemeente in de steek laat. Het is nog niet bekend in hoeverre er juridische mogelijkheden zijn om de firma Bammens aan te pakken.
2. Overige actualiteiten

Dit onderwerp is niet aan de orde geweest.

1.

2. Vaststelling van het verslag van de openbare vergadering van 1 april 2003
Mevrouw Monhemius
merkt op dat op bladzijde 4 "preker" gewijzigd dient te worden in "spreker" en dat op diezelfde bladzijde "dit heeft haars inziens namelijk heel de toekomst" gewijzigd dient te worden in "dit heeft haars inziens namelijk de toekomst".
De heer Orsel
merkt op dat op bladzijde 19 "salamitechniek" gewijzigd dient te worden in "salamitactiek".
Het verslag wordt, met inachtneming van bovenstaande wijzigingen, vastgesteld.

3. Presentatie en standpuntbepaling Regionale Woonvisie

De heer Stam
deelt mee dat de heer Koen, portefeuillehouder Wonen van de Stadsregio, zijn excuses heeft uitgesproken over het feit dat hij vanavond verhinderd is in verband met dringende andere verplichtingen. Tevens deelt spreker mee dat er morgenavond van 17.00 tot 20.00 uur een bijeenkomst plaatsvindt in de Schiecentrale in Rotterdam over de Woonvisie en het vervolg. Iedereen is hier van harte welkom. Tijdens de vergadering wordt de "Woonvisie stadsregio Rotterdam in 't kort" aan de aanwezigen uitgereikt. Spreker geeft met behulp van PowerPoint een presentatie van de Woonvisie stadsregio Rotterdam.

De heer De Graaf
merkt op dat er al meer dan 35 jaar wordt gesproken over het feit dat een groot deel van de woningvoorraad wordt bezet door mensen die qua inkomen te goedkoop wonen. Hij vraagt wat de heer Stam hieraan wil doen.

De heer Stam
antwoordt dat de goedkope scheefheid zijns inziens steeds meer als een probleem gezien wordt. Na de stadsvernieuwingstijd, die men ca. 15 jaar achter zich heeft, is er een nu een nieuwe golf, die herstructurering genoemd wordt, waarbij nogal eens grote aantallen goedkope woningen weggenomen worden. Spreker is van mening dat dit in elk geval zal helpen die goedkope scheefheid weg te nemen, maar er moet wel verstandig mee omgegaan worden, zodat niet in zowel bijvoorbeeld Schiedam, Hoogvliet als Capelle a/d IJssel ongecoördineerd grote groepen bewoners verplicht op zoek gaan naar andere huisvesting; er zal een verstandige regie op moeten plaatsvinden. De herstructurering zal een deel van het probleem van de goedkope scheefheid wegnemen.

De heer Orsel
proeft uit de woorden van de heer Stam dat deze een link geven naar de uitspraak van wethouder Pastors van de gemeente Rotterdam, die niet verantwoordelijk is voor de portefeuille met betrekking tot dit onderwerp. Spreker had vanavond graag het standpunt van de regiobestuurder hierover willen horen.

De heer Stam
citeert hetgeen de heer Koen reeds eerder op dezelfde vragen heeft geantwoord, namelijk "De regio is één woningmarkt. Dit kunnen jullie leuk vinden of niet, maar het is nu eenmaal zo. Elke wethouder komt, wanneer hij zijn collega's treft, op voor zijn eigen gemeente. Dit is een hele verstandige, logische en zelfs goede zaak. De wethouders op het terrein van Volkshuisvesting die elkaar treffen, erkennen met elkaar dat er sprake moet zijn van een zekere solidariteit, omdat er één regionale woningmarkt is. Het is in die zin herkenbaar dat wethouder Pastors die uitspraken, die ook in de krant komen, doet en het is evenzeer legitiem dat anderen daarop reageren."

De heer Nootenboom
merkt op dat er in Barendrecht behoefte is aan woningen voor starters op de woningmarkt. Men doet daar zijn best voor; er zijn ook wat plannetjes ontwikkeld, hoewel het zijns inziens nog steeds te weinig is. Zijns inziens is de oplossing niet het oprichten van een steunpunt in de regio, maar het bouwen van meer starterswoningen.

De heer Stam
antwoordt dat het zijns inziens "en-en" dient te zijn. Het bouwen van woningen kent een lange doorlooptijd en de samenstelling van de woningvoorraad wijzigt er nauwelijks door. De gedachte in deze Woonvisie is derhalve om ook de bestaande woningvoorraad te benutten voor dit soort vragers op de woningmarkt, waarbij de jongeren niet de enigen zijn.

De heer Van Harten
merkt op dat op bladzijde 28 een overzicht staat van de eigen identiteit van bepaalde gemeenten. Het viel spreker op dat bij Barendrecht staat dat de relatie VINEX-wijk met Barendrecht beperkt is. Spreker vraagt hoe dit in dit rapport terecht komt; er wordt namelijk al het mogelijke gedaan om dit te voorkomen.

Mevrouw Eisma
antwoordt dat dit waarschijnlijk afkomstig is uit het interview dat met een wethouder of medewerker is gehouden. Het is een analyse; het gaat over de situatie zoals deze nu is, zodat er wat aan gedaan kan worden.

De heer Silvis
vult aan dat de woningzoekenden van Barendrecht-Centrum en de woningzoekenden van Carnisselande eigenlijk twee verschillende doelgroepen zijn; mensen uit het centrum die specifiek een woning zoeken, willen aan deze kant blijven wonen. Spreker geeft als voorbeeld dat er in het zorgcentrum 30 huurwoningen worden gemaakt, maar dat deze niet gebruikt kunnen worden voor ontlasting van de druk op de aanleunwoningen, omdat de doelgroep die nu ingeschreven staat voor de aanleunwoningen niet naar de huurwoningen in het zorgcentrum wil.

De voorzitter
verzoekt de commissieleden in hun standpuntbepaling de brief van Patrimonium mee te nemen. Dit onderwerp staat geagendeerd voor de raadsvergadering van 2 juni aanstaande, zodat de reactie aan de Stadsregio, die uiterlijk 1 juni aanstaande binnen dient te zijn, een voorlopige zal zijn.

De heer De Jong
spreekt in namens Woningbouwvereniging Patrimonium. In het Rotterdams Dagblad van enkele weken geleden stond dat het college van b&w van Rotterdam stopt met de bouw van sociale huurwoningen; Rotterdam wil zich richten op het middensegment en hoger. Er is al teveel sociale woningbouw bij de herstructurering van oude wijken, zodat huurders in het goedkope segment zich maar elders moeten vestigen. Cijfers ontbreken. In de Woonvisie van de Stadsregio staan wel enkele cijfers, die ook in de brief aan de commissieleden vermeld staan; het gaat om 13.000 tot 20.000 huishoudens in de sociale huursector die elders in de regio een plek zullen moeten vinden, waarvan de helft tot driekwart in de bestaande woningvoorraad. Er wordt dan over 7.000 tot 20.000 sociale huurwoningen gepraat tot 2010. Het voornemen tot dit besluit van het Rotterdamse college komt daar nog bovenop. De vraag is waar deze herhuisvesters terecht komen; blijven zij in Rotterdam wonen of zoeken ze elders in de regio vervangende woonruimte? Een antwoord is moeilijk te geven, omdat herhuisvesters, net als urgenten, zelf hun voorkeurgemeente mogen aangeven. De corporatie in de betreffende gemeente is dan verplicht om deze woningzoekenden bij voorrang te huisvesten. Ook Barendrecht zal een deel van deze mensen moeten gaan huisvesten. Patrimonium heeft geen bezwaar om mensen die zijn aangewezen op sociale huurwoningen in Barendrecht te huisvesten (zij werkt immers voor deze groep van woningzoekenden), maar wil ook graag dezelfde groep van Barendrechtse woningzoekenden een woning kunnen aanbieden in het eigen dorp. Men verwacht dat dit steeds moeilijker wordt. In de brief die de commissieleden hebben ontvangen, staan een aantal cijfers over het oplopen van het aantal inschrijvingen en het aantal urgenten waar men mee te maken heeft; men verwacht dat dit nog verder zal toenemen. De gemeenteraad kan misschien denken dat het allemaal nog wel mee zal vallen, omdat er nauwelijks geld is voor grootschalige herstructurering, de groter wordende woningnood zal leiden tot minder sloop en meer renovatie, de bewoners toch niet uit Rotterdam weg willen en er over drie jaar misschien weer een ander college met andere plannen is, maar de tendens is toch algemeen zichtbaar. Rotterdam wil bepaalde wijken upgraden en meer mensen, die zijn aangewezen op sociale huurwoningen, uitplaatsen naar de regio. Een deel van deze mensen zal dit kunnen doen door het kopen van een woning, maar gezien de hoge koopprijzen en de zwakke economie moeten daarover niet te hoog gespannen verwachtingen worden gekoesterd. Het overgrote deel zal zijn aangewezen op een vrijkomende huurwoning, onder andere in Barendrecht. De nota van de Stadsregio gaat niet in op dit spanningsveld tussen Rotterdam en de andere regiogemeenten ten aanzien van de huursector. Op bladzijde 67 van de Woonvisie staat vermeld dat de dynamiek moet worden vergroot, opdat de vermindering van de totale voorraad goedkope woningen op een verantwoorde manier kan plaatsvinden. Dit is een Rotterdams doel, want in Barendrecht probeert Patrimonium juist die voorraad op peil te houden, omdat er vraag naar is. Men probeert de doorstroming ook te verbeteren, bijvoorbeeld door het bouwen van woningen in Ter Leede waar mensen die in een Barendrechtse huurwoning wonen naartoe kunnen doorstromen. De Maaskoepel (de organisatie van samenwerkende corporaties in de regio) heeft een voorstel gedaan voor een nieuwe woonruimteverdeling. Spreker geeft hiermee aan hoe men nu reeds worstelt met de woningtoewijzing.

In dat voorstel, waar de Stadsregio nu mee bezig is om het aangepast al dan niet over te nemen, wordt een maximumpercentage van 25% voor bijzondere doelgroepen, zoals urgenten, herhuisvesters en asielzoekers, gehanteerd. Patrimonium zat in 2002 alleen voor de urgenten al op een toewijzingspercentage van 33% van het totaal aantal vrijgekomen woningen in dat jaar. Spreker verzoekt de gemeenteraad om de zorg die Patrimonium heeft, of zij in toekomst nog huurwoningen kan toewijzen aan Barendrechtse woningzoekenden, over te brengen aan de Stadsregio. Ten tweede verzoekt hij de gemeenteraad om de Stadsregio meer duidelijkheid te laten geven over de consequenties van het Rotterdamse beleid van herstructurering voor de regiogemeenten, zowel voor de koopsector als voor de sociale huursector; wat is het extra beslag op de bestaande huurvoorraad? Tenslotte verzoekt hij de Barendrechtse vertegenwoordiger in de Stadsregio dit bij de Stadsregio aan te kaarten en de discussie te openen.

De heer Vermaat
vraagt, naar aanleiding van de opmerking van de heer De Jong dat de Barendrechtse problematiek binnen de Maaskoepel is besproken, of de geschetste problematiek, waar spreker het helemaal mee eens is, binnen de Maaskoepel vooral een probleem is van de kleinere kernen/groeikernen.

De heer De Jong
antwoordt dat het vooral een probleem is van de randgemeenten direct om Rotterdam heen. Spreker merkt op dat op bladzijde 28 alleen bij Barendrecht gesproken wordt over "opvang van mensen die te maken hebben met herstructurering uit Rotterdam-Zuid".

De heer Nootenboom
merkt op dat hem, naar aanleiding van de Woonvisie en de presentatie van de heer Stam, het gevoel bekruipt dat men niet ontkomt aan de regionale woningmarkt. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Silvis dat er in Baren-drecht al verschillende woningmarkten zijn, is spreker echter van mening dat er geen regionale woningmarkt is; een starter uit Barendrecht zit niet te wachten op een woning in bijvoorbeeld Maassluis of Capelle a/d IJssel, maar wil in Barendrecht blijven wonen. Dat is het dilemma waar de gemeente Barendrecht zijns inziens mee zit; aan de ene kant is men onderdeel van de Stadsregio, waar men opgaven heeft in het kader van het delen van de lasten, zodat een stuk woningvoorraad aangeboden wordt voor de regionale woningmarkt. Het begint nu echter dusdanige vormen aan te nemen dat men alleen bezig is voor Rotterdammers en de Barendrechtse woningzoekenden steeds vaker teleurgesteld moeten worden. Spreker vindt dit heel jammer; hij is op zoek naar mogelijkheden om aan de lokale woningbehoefte te kunnen voldoen binnen de opgaven van de Stadsregio. Spreker weet nog niet hoe dit vorm gegeven kan worden en vraagt of anderen er ideeën over hebben. Hij mist dit in de reactie van het college. Spreker kan verder met de reactie van het college instemmen. Naar de mening van spreker is de opmerking van de heer Stam, dat dit een Woonvisie is en geen dictaat en bedoeld is om de gemeenten te inspireren en faciliteren, niet juist; zijns inziens ligt het veel zwaarder en kan er niet vrijblijvend mee omgegaan worden en in de kast gestopt worden zonder er iets mee te doen.

Spreker stelt voor dat de vertegenwoordigers van het Barendrechts gemeentebestuur hard blijven pleiten om de Zuidpolder groen te houden en voor recreatie. Derhalve dient het zijns inziens ook hier weer genoemd te worden en straks ook weer bij de behandeling in de Stadsregio en overal waar dit soort plaatjes naar voren komen als mogelijk potentiële invullinglocatie.

De heer Van Harten
merkt op dat als de plannen net zo goed en aantrekkelijk worden uitgevoerd als ze beschreven staan in de brochure het er keurig uitziet. Spreker heeft alle lof voor de wijze waarop het woord en beeld gegeven is. Hij constateert dat men met een groot probleem zit. Volkshuisvesting is bepaald niet de minste opgave die de overheid heeft. Er zijn heel wat knelpunten waarvan er vanavond reeds enkele de revue gepasseerd zijn. Daarom is het zaak dat er heel goed nagedacht wordt over de oplossingsrichting van deze materie. Spreker is het met de heer Nootenboom eens dat deze zaak niet uit de lucht is komen vallen en dat het niet echt vrijblijvend is; ook de plaatselijke overheid heeft een opdracht, die naar beste kunnen ingevuld dient te worden. Men heeft een heel punt op het gebied van ruimte. Een paar maanden geleden was er een vergadering met RR2020. Spreker zag tot zijn genoegen dat dit hier niet los van staat, maar er een geïntegreerd deel van gaat worden. Als men zijn oor te luisteren legt, begrijpt men dat er voor elk stukje grond ongeveer zes verschillende bestemmingen zijn. Dat vraagt een enorm goed afwegen om er verstandig mee om te gaan, omdat elk stukje grond maar één keer gebruikt kan worden. In alle plannen die spreker de laatste jaren gezien heeft, was de zuidrand van Barendrecht bestemd voor een soort ecologische buffer en verbinding. Door allerlei ontwikkelingen is deze echter steeds verder verkrapt en opgerukt richting de Oude Maas. Zijns inziens heeft b&w er goed aan gedaan om, conform in de raad is uitgesproken, er de vinger bij te leggen dat juist dat laatste stuk dringend nodig is om de kwaliteit in stand te houden. Men wil het wonen in de regio aantrekkelijker maken en nieuwe doelgroepen bereiken; dit houdt ook in dat er aandacht moet zijn voor het instandhouden van hetgeen minimaal nodig is om de omgeving aantrekkelijk te houden. Het instandhouden van de ecologische buffer doet Barendrecht niet uit luxe, maar uit noodzaak; niet alleen in plaatselijk belang, maar juist in regionaal belang. Spreker sluit zich aan bij de reactie die voorgesteld wordt door b&w. Hij heeft in de nota gezien dat er heel veel de nadruk gelegd wordt op doorstroming. Het valt spreker op dat er ten aanzien van het huisvesten van mensen in goedkope woningen geen clausules opgenomen worden. Als iemand een gesubsidieerde woning koopt en deze later verkoopt, waarbij men er een behoorlijke winst uit krijgt, is er een clausule dat een deel van deze winst afgedragen dient te worden, zodat een stuk van de investering van gemeenschapsgeld weer terugvloeit in de kas, waardoor daar weer plaatsvervangende plannen mee uitgevoerd kunnen worden. Het valt spreker op dat dit bij huisvesting in goedkope huurwoningen niet het geval is. Dit ligt zijns inziens aan de woning-/huurwet, zodat men het niet op kan lossen.

Spreker kan zich voorstellen dat men eraan moet gaan denken om het toewijzen van dat soort woningen te gaan clausuleren en binden aan voorwaarden; wanneer er veranderingen zijn in omstandigheden (bijvoorbeeld meer financiële armslag of kleiner gezin) dienen mensen de verplichting te krijgen om door te stromen of, als men dit niet wil, een hogere huur te gaan betalen. Naar aanleiding van de conclusie uit de nota dat er een druk op de markt ligt, merkt spreker op dat marktomstandigheden snel wijzigen; door de huidige recessieachtige toestanden is er een heel andere vraag. Hij vraagt derhalve of b&w nog steeds deze mening uit de nota deelt. Als dit zo is, vraagt spreker of het door omstandigheden niet veranderd is. Hij merkt op dat het heel gevaarlijk is om aan de hand van de situatie van vandaag een woningprogramma voor de lange toekomst te schrijven; wat vandaag moeilijk gaat, kan over drie jaar weer heel anders zijn. Spreker vraagt of er voldoende rekening is gehouden met dit soort niet-beheersbare tendensen die ook de woningmarkt en het wonen beheersen. Spreker komt de invloed hiervan niet tegen. Hij kan zich volledig vinden in de inspraakreactie van de heer De Jong en verzoekt de vertegenwoordigers van de gemeente daar goed mee om te gaan.

De heer Orsel
merkt op dat de heer De Jong in zijn inspraakreactie het Pim Fortuyn standpunt heeft verwoord, namelijk alles uit Rotterdam en naar de omliggende gemeenten. Zover dient men echter niet te gaan; men heeft ze er eerst uitgejaagd vanwege de erfpacht en dergelijke en nu mag Barendrecht de rest opvangen. Men moet hier niet aan beginnen. Spreker deelt mee dat de Woonvisie interactief tot stand is gekomen en dat hij en de heer Silvis een klein beetje bij het proces betrokken zijn geweest. Spreker merkt op dat hij nog geen enkel commissielid iets heeft horen zeggen over hetgeen de heer Stam heeft geproduceerd met betrekking tot de Zuidpolder. Hij verzoekt de overige commissieleden in tweede termijn een reactie te geven op hoe zij denken over het feit dat er nu opeens op een plaatje staat dat er landhuizen komen. Naar de mening van spreker is de Woonvisie een document dat na 2005 ingezet zou moeten worden en waar nu mee gespeeld kan worden; het geeft een richting aan. Spreker stelt voor dat de toelichting van het college, die hij wat magertjes vindt, aangescherpt wordt; ook met betrekking tot de Zuidpolder, want in de reactie komt niet tot uiting dat de meerderheid van de raad toentertijd voorstander was van niet bouwen in de Zuidpolder. Hij concludeert dat het standpunt in de VVD-fractie zal worden bepaald en niet hier. Naar aanleiding van de opmerking van de voorzitter dat er een voorlopige reactie aan de Stadsregio gestuurd zal worden, merkt spreker op dat dit zijns inziens niet hoeft, omdat hij van de heer Stam begrepen heeft dat er ook op 3 juni aanstaande, na de raadsvergadering, een standpunt toegezonden mag worden.

De heer Stam
antwoordt bevestigend op deze laatste opmerking.

De heer Vermaat
merkt op dat een heel groot deel van de Woonvisie inventarisatie betreft en dat de uiteindelijke plannen voor een groot deel een stuk codificatie van bestaand beleid zijn. Het is zijns inziens goed om met zijn allen na te denken over de aanpak. Spreker kan zich in principe vinden in het voorstel van het college.

Hij wil echter aanscherping van een aantal zaken. In de eerste plaats met betrekking tot de problematiek die is aangekaart door de heer De Jong. Dit is voor een deel het gevolg van de problematiek op het gebied van de wijziging van de wetgeving ten aanzien van de woningen. In het verleden kon aan inwoners van Barendrecht voorrang worden gegeven door te waarderen via een sociale component. Dit is nu enorm beperkt; er is een landelijke lijst met gemeenten die voorrang mogen geven aan eigen inwoners. Spreker ondersteunt de opmerking van de heer De Jong, dat het wat doorgeslagen is, volledig. Naar aanleiding van de opmerking van de heer De Jong, dat de gemeente Barendrecht de enige gemeente is die wordt benoemd als een gemeente die te maken heeft met de bijzondere herhuisvestingproblematiek, stelt spreker voor dat dit wordt aangescherpt in de reactie van het college. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Orsel, dat de erfpacht de schuld van alles is, merkt spreker op dat dit onjuist is; uit onderzoek blijkt dat bij steden een hele ingewikkelde problematiek speelt waarbij erfpacht zelfs een voordeel kan zijn. Met betrekking tot de Zuidpolder merkt spreker op dat gebouwen, die echt met een activiteit te maken hebben, wat spreker betreft wel kunnen en dat daarbij de bebouwingsschaal waarschijnlijk veel lager is dan bij het projecteren van landhuizen; per saldo leidt zijn standpunt ertoe dat er minder steen komt. Wat spreker betreft wordt deze visie ook naar voren gebracht. Spreker merkt op dat hij geen problemen heeft met het stuk dat formeel Zuidpolder heet, maar geen landschappelijke waarde heeft en zijns inziens meer een stedelijke waarde kan hebben door deze plek te gebruiken voor behoeften die er ook in het gebied zijn en invloed kunnen hebben voor de Stadsregio.

Mevrouw Monhemius
merkt op dat zij bijzonder verheugd is over het feit dat de gemeente het standpunt ten aanzien van de Zuidpolder zo duidelijk heeft aangegeven. Het wordt haars inziens wel heel duidelijk dat Barendrecht nu zelf hard aan het werk moet om invulling te geven aan dit gebied, omdat men anders het risico loopt dat de regio met allerlei plannen komt. Landhuizen, op de schaal waarop ze ingetekend staan, staan spreker niet aan. Uit de notitie wordt duidelijk dat de problematiek van passende woningen voor starters en ouderen een probleem is waar de hele regio mee te kampen heeft en waar haars inziens de aandacht voor de toekomst op gericht moet zijn. Spreker is van mening dat dit een speerpunt moet worden in het beleid ten aanzien van wonen. Naar aanleiding van de inspraakreactie van de heer De Jong merkt spreker op dat er inderdaad meer aandacht moet komen voor de problematiek van beginnende en oudere Baren-drechters.

De heer Aarssen
merkt op dat hij de doelstelling van de Woonvisie en de actiepunten die in de regioagenda worden genoemd, steunt; een groot aantal daarvan heeft ook betrekking op Barendrecht. Spreker brengt twee punten naar voren. Met betrekking tot de beschikbaarheid van goedkope woningvoorraad merkt hij op dat de regionale Woonvisie constateert dat er teveel goedkope woningen zijn waarvan er te weinig beschikbaar zijn.

Onlangs heeft de gemeente Rotterdam aangekondigd sociale huurwoningen in de wijkaanpakgebieden bij sloop te vervangen door koopwoningen; er worden dus nog zeer beperkt regionale sociale woningen gebouwd waardoor de druk op het aantal beschikbare woningen, die nu reeds hoog is, verder zal toenemen. Dit is zojuist ook verwoord door de heer De Jong. Spreker heeft een aantal vragen, namelijk: waarom wordt in de regionale Woonvisie en in de notitie van het college geen aandacht besteed aan dit verschijnsel? Wat betekent deze Rotterdamse aanpak voor de Barendrechtse situatie waarin de Barendrechters reeds zeer grote moeite hebben om een huurwoning te bemachtigen? Hoe denkt de Stadsregio met dit Rotterdamse standpunt om te gaan? Hoe gaat de woningruimteverdeling plaatsvinden? Passages zouden wat spreker betreft opgenomen moeten worden om dit te gaan bevestigen. Voor welke woningbouwopgave, wat betreft sociale huur, staat de gemeente Barendrecht de komende jaren? Gaat het college het huidige woningbouwprogramma van Barendrecht omzetten van koop naar huur? Met betrekking tot wonen voor ouderen en starters op de woningmarkt merkt spreker op dat in de regionale Woonvisie staat dat het voor ouderen en starters meer dan lastig is om in een aantrekkelijke woning te komen. Dit geldt specifiek ook voor de Barendrechtse situatie. In de notitie van het college staat vermeld dat er momenteel extra aandacht is voor realisering van starters- en jongerenwoningen en seniorenhuisvesting. Spreker heeft twee vragen, namelijk: in hoeverre is de huidige inspanning Middeldijkerplein, Vrijheidsakker en Vrijenburg voldoende om te voorzien in voldoende woningen voor beide groepen? Als dit niet voldoende is, hoe groot is het tekort? In de notitie van het college staat dat in de periode VINEX aandacht zal blijven voor dit probleem. Betekent dit dat het college actief gronden gaat verwerven om op nieuwe locaties zelf woningbouwprogramma's te kunnen vaststellen in plaats van dat projectontwikkelaars dat doen? Spreker merkt op dat hij niet blij is met het benoemen in de regionale Woonvisie van de Zuidpolder als zoekgebied om landelijke woonmilieus te realiseren. De HEVO-discussie is net achter de rug en inmiddels is duidelijk dat de Zuidpolder groen moet blijven. Dit is een extra reden om als raad snel aan de slag te gaan om een groene en extensieve invulling van de Zuidpolder vast te leggen om te voorkomen dat andere krachten invloed uit gaan oefenen op dit gebied. Spreker stelt voor dit als agendapunt voor de volgende commissievergadering op te nemen.

De heer Silvis
antwoordt dat deze nota een woonvisie is en dat er daarnaast ook een visie op groenontwikkeling is die is vastgelegd in het Groenboek van de Stadsregio. Door deze twee nota's naast elkaar te leggen, blijkt dat er conflicten ontstaan. Wat hier geboden wordt, is een kansenkaart voor de Stadsregio. Individuele gemeenten hebben daar individuele opvattingen over, zoals dat de gemeente Barendrecht de opvatting heeft dat men ten zuiden van de rondweg niet meer die grootschalige woningbouw wil en er zelfs eigenlijk helemaal geen woningbouwprojecten meer wil realiseren. In de aanloop naar de Woonvisie heeft Barendrecht aangegeven dat het betaalbaar moet zijn om die groenstructuur te maken en er zijn altijd eisen dat er kostendragers gevonden moeten worden.

In die discussie kan wel gesproken worden over een landgoed, maar niet over landhuizen, omdat die niet voldoen aan het criterium van open houden van het gebied; het college neemt derhalve afstand van die suggesties en geeft aan dat zij daar geen behoefte aan heeft. Spreker kan zich echter voorstellen dat de regio daar wel behoefte aan heeft. Als men kijkt naar de taakstelling die Barendrecht zich de afgelopen jaren heeft getroost, is die compensatie in het groengebied ten zuiden van de rondweg dringend noodzakelijk. Die discussie komt terug bij, wat de heer Van Harten noemde, het Structuurplan tot 2020. Spreker merkt op dat de vragen over de woningbouwproductie en de toewijzing niet in het kader van deze nota te beantwoorden vallen. Dit vindt in een andere discussie, waar nog nader op teruggekomen wordt, plaats. Er kan wel geconstateerd worden dat er in de huisvestingsrichtlijn een mogelijkheid geboden wordt tot lokaal maatwerk. Een voorbeeld hiervan zijn de 36 woningen in Ter Leede, die op senioren gericht zijn, en waarbij een uitplaatsing wordt beoogd van senioren in grote eengezinswoningen. Dit is heel lokaal gericht maatwerk dat goed omkleed moet worden. Recent is er binnen de Stadsregio een commissie in het leven geroepen die aanvragen om lokaal maatwerk beoordeelt, zodat niet elke gemeente zijn eigen koers vaart, maar dat het past in de regionale taakstelling. De rijksinspectie zegt namelijk dat er geen lokale woningmarkt is, maar dat de woningmarkt heel Nederland omvat. In de praktijk zijn er echter animocijfers ten aanzien van wijken waar men graag wil wonen en waar men liever niet woont. De Woonvisie geeft aan dat daar wat aan gedaan moet worden, met name aan het aantrekkelijker maken van de wijken waar men liever niet woont. Spreker antwoordt dat terecht wordt opgemerkt dat marktontwikkelingen snel gaan. Naar aanleiding van de opmerking over de verwijzing naar Barendrecht in verband met de relatie met herstructurering antwoordt spreker dat achteraf geconstateerd moet worden dat er voor de regio een kans voorbij is gegaan voor een koppeling van herstructureringsopgaven in de stad en bouwen in Carnisselande/Portland. Dit had een koppeling kunnen zijn; er is echter in de loop van het proces geconstateerd dat de taakstelling VINEX van 1995 tot 2005 liep en dat herstructureringsopgaven een veel langere doorlooptijd hebben. Die parallelliteit zat er derhalve niet meer in. Tevens is, naar aanleiding van de marktontwikkeling, recent besloten vanaf 1 januari 2002 het percentage van 30% sociale huur in de taakstelling naar 20% te brengen in Barendrecht; derhalve kan er ook geen koop meer omgeruild worden voor huur. Voor nieuwe taakstellingen kan dit uiteraard gewijzigd worden, omdat er, gelet op de druk in de woningmarkt, de haperende economie en dergelijke, nu waarschijnlijk wel behoefte is aan meer sociale woningbouw. Die discussie zal vrij spoedig komen in het kader van de toegezegde notitie over Ter Leede fase II en Kilweg-Noord.

De heer De Jong
herhaalt dat er meer aandacht moet komen voor de uitplaatsing van bewoners van Rotterdam naar de regiogemeenten. Patrimonium kan nu nog veel woningzoekenden van elders plaatsen in de nieuwbouwwoningen in Carnisselande, maar dat is straks, als deze locatie voltooid is, passé. Dat Patrimonium opkomt voor de Barendrechtse bewoners is niet iets dat met de heer Fortuyn te maken heeft, maar is een wens die elke bevolking heeft.

Patrimonium komt op voor alle mensen die voldoen aan de criteria waar men voor werkt. Naar aanleiding van het feit dat Patrimonium een lokale corporatie is, heeft zij ook een lokale doelstelling, en komt men in het bijzonder op voor de lokale woningzoekenden.

De heer Vermaat
stelt voor, in tegenstelling tot wat de heer Silvis geantwoord heeft, toch bij deze nota in te gaan op bovenstaande opmerking van de heer De Jong, omdat het nu, gezien de relatieve groei van Barendrecht nog wel gaat, maar dat dit knelpunt in de toekomst steeds groter wordt.

De voorzitter
concludeert dat alle fracties expliciet in het raadsvoorstel toegevoegd willen hebben wat door Patrimonium is voorgesteld en dat de VVD-fractie aanscherping wenst ten aanzien van de Zuidpolder.

5. Toelichting luchtkwaliteit Carnisselande-Noord en instemmen met concept eindverslag inspraak en overleg bestemmingsplan Carnisselande-Noord

5.1 Toelichting luchtkwaliteit Carnisselande-Noord

De heer Scholtens
geeft met behulp van PowerPoint een presentatie over de luchtkwaliteit Carnisselande-Noord.

Mevrouw Monhemius
merkt op dat zij de indruk heeft dat de regio ervan uitgaat dat de A15 sowieso verbreed gaat worden, terwijl bij de behandeling van het Vervoersplan ter sprake kwam dat er misschien ook een A4-Zuid komt. Het lijkt haar dan helemaal niet nodig om de A15 te verbreden. Spreker vraagt of dit in de discussie ter sprake is gekomen.

De heer Scholtens
antwoordt dat de verkeersproblematiek en wat er in de modellen zit bijzonder complex is. Er is nog niet volledig zicht op wat er precies in de rekenmodellen van Rijkswaterstaat zit. Spreker denkt dat de A4-zuid er nog niet in is meegenomen. Hij vult aan dat er geen discussie is of de verbreding van de A15 door moet gaan of niet; die zal z.i. altijd nodig zijn, vanwege de grote hoeveelheid vrachtverkeer, waardoor een mogelijke koppeling van rijkswegen, bij bijvoorbeeld de A4, niet voldoende zal zijn om de stremmingen die er nu zijn te minimaliseren. Ook in het model dat Rijkswaterstaat nu heeft berekend voor de verbrede situatie wordt uitgegaan van een congestie van ca. 5%; men houdt er dus nog steeds rekening mee dat er, zelfs in de verbrede situatie, nog enige file zal optreden. Dat geeft aan dat men een vrij sobere opzet heeft gemaakt voor de verbreding van de A15.

De heer Silvis
vult aan dat Rijkswaterstaat heeft aangekondigd nog dit jaar met het Ontwerp Tracé Besluit (OTB) te komen van de verbreding van de A15. Een discussie was dat de gegevens die men nu gehanteerd heeft ook gebruikt worden in het OTB.

De heer Orsel
merkt op dat er een paar maanden geleden een interpellatie is gehouden met betrekking tot dit onderwerp waarbij door de wethouder is toegezegd dat er een nota zou komen. Spreker gaat ervan uit dat er nog een nadere nota komt met een specificatie van de financiële gevolgen.

De heer Silvis
antwoordt dat geprobeerd is de commissie op de hoogte te houden van de laatste ontwikkelingen en dat er persberichten naar alle betrokkenen zijn gestuurd. Men verwacht dat tussen nu en het einde van het jaar de uitkomst van de lopende discussie helder is. Het is mogelijk om op schrift te zetten hoeveel woningen er afvallen, waar de lijn definitief komt en of dit tot een heel beperkte herontwikkeling komt/omzetten van woningen naar andere bestemmingen. De voorkeur van spreker gaat er echter naar uit om de komende maanden verder te gaan met planontwikkeling. Als er helderheid is over de randen, namelijk een strip in Vrijheidsakker-Noord en twee bouwblokken in Vrijenburg, die nog nader in discussie zijn, kan het totale plaatje gemaakt worden. Inmiddels is wel bekend dat de tot nu toe gemaakte kosten, ten opzichte van de oorspronkelijke dreiging, heel beperkt zijn. Spreker merkt op dat men dit nog op schrift kan krijgen, maar hij vraagt zich af of daar behoefte aan is.

De heer Van Harten
vraagt of dit betekent dat de overige bouw in stand blijft zoals het plan was, dus dat er 150 woningen minder komen.

De heer Silvis
antwoordt dat dit op dit moment inderdaad de situatie is. Uiteraard is er in de planvorming, mede door de inbreng van de raad ten aanzien van de kanttekeningen die zijn gemaakt, wel het een en ander gewijzigd. Er is ook gezegd dat men bij latere uitwerking nog een keer terugkomt op bijvoorbeeld de westrand van Vrijenburg. Men komt dus nog op het detailniveau terug, omdat er nog een rapportageplicht richting de raad is.

De voorzitter
merkt op dat in de bijeenkomst over de luchtkwaliteit met de vertegenwoordigers van Albrandswaard geopperd is dat het eventueel nog mogelijk was om een beroep te doen op een soort uitzonderingsclausule, zoals ook gebruikelijk is bij de milieucontour. Spreker vraagt of hier nog sprake van is geweest bij het overleg, omdat dit het getal van 150 woningen nog wat naar beneden kan brengen.

De heer Silvis
antwoordt dat er in algemene zin over gesproken is. Omdat het Europese wetgeving is, dienen dit soort situaties voorgelegd te worden aan de wetgever; het kan niet via lokale wetgeving, maar moet doorgeëxerceerd worden naar Brussel. Spreker stelt voor eerst op korte termijn het resultaat af te wachten wat het eind dit jaar oplevert.

5.2 Instemmen met concept eindverslag inspraak en overleg bestemmingsplan Carnisselande-Noord

Mevrouw De Reus
spreekt in (zie bijlage 1).

Mevrouw Van Oosten
spreekt in (zie bijlage 2).

De heer Orsel
stelt voor, als dit procedureel geen problemen oplevert met betrekking tot dit eindverslag, vanwege de uitgebreide inspraakreactie van mevrouw Van Oosten, dit onderwerp volgende week, opnieuw ter discussie te stellen om het vast te stellen.

De heer De Graaf
is het met dit voorstel van de heer Orsel eens.

Mevrouw Monhemius
merkt op dat uit de vele inspraakreacties blijkt dat burgers nauw betrokken zijn bij wat er in hun nabije omgeving gebeurt. Naar aanleiding van de 2/1-kappers die geplaatst worden langs de Voordijk merkt spreker op dat zij hier ook liever vrijstaande woningen had gezien op ruime kavels, omdat haars inziens de sfeer van de Voordijk verloren gaat, doordat er daar te dicht gebouwd wordt. Spreker vraagt wat er op de locatie komt waar vroeger de middelbare school gepland stond. Ten aanzien van de appartementen die langs de Riedertocht gebouwd moeten worden, merkt spreker op dat zij daar liever grondgebonden woningen zou zien. Spreker is heel erg geschrokken van het voornemen om bij het Carré een gebouw van 14 bouwlagen te plaatsen. Zij is hierover zeer verbaasd, omdat zij er in eerdere besprekingen nooit iets over heeft gehoord. Spreker wilde zeggen dat zij het erg betreurenswaardig vond dat er niet tot overeenstemming is gekomen met de firma Hoogenboom, maar uit de inspraakreactie van mevrouw De Reus heeft zij begrepen dat dit nu opeens wel zo is. Zij vraagt hierover meer informatie.

De heer Nootenboom
merkt op dat hij kennis heeft genomen van de inspraakreacties en het commentaar van het college daarop. Spreker is benieuwd naar een aantal antwoorden van de wethouder op de vragen van mevrouw Van Oosten. Hij vraagt of het mogelijk is een constructie te bedenken om het eindverslag wel vast te stellen met uitzondering bijvoorbeeld de inspraakreactie van mevrouw Van Oosten.

De heer Van Harten
is het met dit voorstel van de heer Nootenboom eens.

De heer Silvis
antwoordt dat de familie De Reus reeds herhaaldelijk in deze commissie heeft ingesproken, waarbij zij ten aanzien van elke ontwikkeling in Carnisselande de benadering ten aanzien van de lintzone naar voren heeft gebracht. Spreker merkt op dat deze benadering, die ook in de notitie naar voren komt, door de commissie is goedgekeurd. Spreker antwoordt, naar aanleiding van de opmerking dat TZH nog dubieus is, dat er vanuit de OMMIJ reeds opdracht is gegeven om de leidingen ondergronds te brengen.

Ten aanzien van de locatie Hoogenboom antwoordt spreker dat er nog steeds gesprekken gaande zijn over de verwerving. In deze notitie is aangegeven dat de gemeente de onteigeningstitel gaat creëren om, als men niet op minnelijke wijze tot overeenstemming kan komen, het via onteigening te doen. Spreker deelt mee dat er nog een paar percelen zijn die nog niet verworven zijn, maar wel noodzakelijk zijn voor een volledige realisering van het plan. Naar aanleiding van de inspraakreactie van mevrouw Van Oosten antwoordt spreker dat er een invulling aan gegeven is; er zijn, ook op aangeven van inspreker en anderen, schetsontwerpen gemaakt voor het gebiedje rond de Carnisseweg, die op zich stedenbouwkundig mogelijk zijn. Spreker merkt op dat die ontwikkeling een evenredige bijdrage moet geven aan het totale plan en de economie van het gebied. Het is, zoals mevrouw Van Oosten ook aangeeft, een financiële discussie. Het wordt planologisch vastgelegd op het moment dat men het eens is over de financiële randvoorwaarden waarbinnen het gedaan wordt, zodat er een behoorlijke planafdracht plaatsvindt. Er wordt nu gepraat over het voorontwerp. Het voornemen van spreker is om, voordat men met het ontwerp verder gaat, die discussie met de betrokkenen te hebben. Ten aanzien van de ontwikkeling van de hele lintzone heeft spreker moeten constateren dat dit wat stil gevallen is door het vertrek van een medewerker en dat men is opgeslokt door andere prioriteiten, maar dat dit nu weer opgepakt moet worden, zodat men tot overeenstemming probeert te komen, voordat verder gegaan wordt met het ontwerp. Naar aanleiding van de opmerking over de ontsluiting van Van Kempen antwoordt spreker dat er indertijd met de ontsluitingsproblematiek en het afsluiten van de Carnisseweg uitvoerig is gesproken met de bestaande bedrijven aldaar. Er zijn toen afspraken gemaakt over hoe de ontsluiting plaats zou vinden en om te voorkomen dat er verkeer van Vaanpark gebruik zou kunnen maken van een sluiproute om op die manier alsnog via het tunneltje op de rondweg van Barendrecht-Centrum te komen. Toentertijd is afgesproken dat als Carnisselande totaal gerealiseerd zou zijn en als alle winkelvoorzieningen er zouden zijn, er nog eens naar de knip gekeken zou worden. Spreker zegt toe met betrekking tot de ontwikkeling rond de Carnisseweg het initiatief te nemen om, samen met de medewerkers, het contact te hernieuwen. Dit is namelijk inderdaad even stil geweest. Hij is ervan overtuigd dat hij de commissie t.z.t. kan rapporteren wat hieruit gekomen is. Spreker stelt voor, conform de suggestie van de heer Nootenboom, de inspraakreactie vast te stellen met daarbij de door spreker gedane toezegging. Ten aanzien van de vraag over de invulling van de plaats waar de middelbare school heeft gestaan, antwoordt spreker dat er gedacht wordt aan invulling van bungalowkavels en dat er een basisschool komt, waarvan de omvang nog niet helemaal bekend is. Dit behoort echter niet tot het bestemmingsplan Carnisselande-Noord, maar tot het bestemmingsplan Voordijk-Zuid. Met betrekking tot de Riedertocht antwoordt spreker dat er serieus naar de appartementen gekeken wordt en dat er een afspraak gemaakt is over hoe hiermee om te gaan. Het is niet ondenkbaar dat deze niet allemaal gerealiseerd worden zoals op de eerste schetsen stond. Er wordt ook zeer nauwkeurig gekeken naar de omvang van het Riederpark. Hierover stonden opmerkingen in het verslag. Met betrekking tot het Carré antwoordt spreker dat er een compacte bebouwing is waar met name de woonzorgcirkel in is gedacht.

Er vindt met de betrokkenen uitvoerig overleg plaats hoe deze combinatie van functies hier gerealiseerd kan worden; dat gaat zelfs tot dubbel grondgebruik, omdat men hier ook ondergronds parkeren als exercitie heeft liggen om het rond deze tramhalte goed te realiseren. Voor de rest wordt het, zoals in het oorspronkelijke plan, naar de randen wat dunner gebouwd om de totaalcapaciteit, die men voor deze wijk in ogenschouw had, te benaderen. Dit heeft weer te maken met de totale taakstelling die men voor de hele locatie heeft.

De heer Scholtens
antwoordt op de vraag van mevrouw Monhemius over de 14 bouwlagen dat men druk bezig is om verder invulling aan het Carré te geven. De centrale zone zal, zoals de heer Silvis zojuist zei, een heel speciaal gebouw worden waarvan één element ongeveer op die hoogte uit zal komen. Daarom is op de plankaart een stip aangegeven met een contour van 100 meter waarbinnen is aangegeven waar die 14 lagen moeten komen. Het is in dit geval gebaseerd op een plan waarvan de mogelijkheid bestaat dat er één bebouwingsmassa op maximaal 14 lagen komt. Omdat het een impact heeft op de hele ontwikkeling van het plan, is het van belang om die bouwmogelijkheid nu in te bouwen. Het vervolgtraject over de inhoud van het bouwplan komt nog in deze commissie. Er moet namelijk nog steeds een artikel 19-procedure gevolgd worden voor het plan.

De heer De Reus
merkt op dat hij nog geen antwoord heeft gekregen op de vraag over het helofytenfilter. Tevens heeft hij nog geen antwoord gekregen op zijn vraag over wat voor woonbestemming er toegekend wordt aan de locatie firma Hoogenboom aan de Voordijk, als de gemeente daar onteigend heeft. Naar aanleiding van recreatie en technisch groen merkt spreker op dat er een rekeneenheid in de VINEX is en dat men nu 20 hectare mist die opeens woonbestemming is geworden. Spreker vraagt waar dit gecompenseerd wordt, omdat iedereen recht heeft op die recreatie en technisch groen, die ook nog eens in de gevaarlijke zone binnen de lijn met betrekking tot de luchtkwaliteit vallen.

De heer Silvis
antwoordt met betrekking tot Hoogenboom dat het gemiddelde van 150 meter aangehouden moet worden, omdat dit binnen de flexibiliteitbepalingen met de Stadsregio is geëxerceerd nadat dit in deze commissie zo behandeld is. Dit betekent dat er globaal in de eerste 125 meter geen intensieve bebouwing mogelijk is op het vlak Hoogenboom. Bij de aankoop van Hoogenboom is absoluut geen rendabele ontwikkeling te maken. Dit heeft te maken met die contour rond de Voordijk. Men is zich hiervan bewust. Het is de vraag of het woonhuis in tact blijft en dat de herontwikkeling de opstal/schuren betreft; men zit dan al verder in het gebied. Dit is uiteraard nog niet uitgetekend; het eerste deel hoort bij de lintzone en er is precies berekend hoeveel mogelijkheden er nog zijn aan toe te voegen woningen. Dat zijn er niet zoveel. Naar aanleiding van de opmerkingen over de verdeling van het totale gebied antwoordt spreker dat de structuurschets Carnisselande-Noord uitvoerig beargumenteerd is.

Hij komt hier derhalve niet op terug. Er is geconstateerd dat er voldoende mogelijkheden zijn voor recreatie in en rondom de locatie. Ten aanzien van de vraag over het helofytenfilter antwoordt spreker dat er, in overleg met het waterschap en het zuiveringsschap, ter compensatie van de oorspronkelijke gedachte voor een helofytenfilter in het noorden, natuurvriendelijke oevers gerealiseerd zijn met plasbermen. Spreker zegt toe ernaar te streven in mei een eerste contact met de bewoners tot stand te brengen. Als het lukt om voor 31 mei contact te hebben, kan er tijdens de vergadering van 2 juni aanstaande meer gemeld worden. Dit is echter wel erg kort. Naar aanleiding van een vraag van de heer Orsel over het hoogbouwpercentage antwoordt spreker dat dit niet gewijzigd is.

De voorzitter
stelt voor dat de heer Silvis in september aanstaande met een rapportage naar de commissie komt.

De heer De Kreek
merkt op dat het vastgestelde eindverslag door het college, rekening houdende met de inspraakreacties die gemaakt zijn en het eventuele commentaar daarop, ter kennis van de commissie wordt gebracht. Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd, zodat het mogelijk is om zienswijzen bij de gemeenteraad in te dienen. Dat komt dan nog een keer bij de commissie terug voor de vaststelling. Op die manier wordt er nog een keer een beslissing gevraagd.

De heer Silvis
antwoordt dat hiermee niet gezegd is dat het vrijblijvend is; er wordt nu namelijk gewerkt volgens de contouren zoals hier aangegeven.

De voorzitter
concludeert dat, met de gemaakte opmerkingen van de insprekers en de bedenkingen van met name mevrouw Monhemius, dit onderwerp verder in de procedure gaat.

6. Standpuntbepaling start inspraak en overleg
voorontwerpbestemmingsplan Vaanpark II en III

De heer De Graaf
merkt op dat hij in het algemeen in kan stemmen met het in procedure brengen van het bestemmingsplan. Spreker citeert van bladzijde 23 van het voorontwerpbestemmingsplan bedrijventerrein Vaanpark II/III het volgende "Ten aanzien van vervangende nieuwbouw van bestaande dijkhuisjes op de dijk gelden de volgende stedenbouwkundige randvoorwaarden: - De woningen moeten een kleinschalige uitstraling hebben, waarbij de historische dijkwoningen als referentie dienen. Gevarieerd kan worden in smal en hoog of juist laag en langgerekt; - De woningen moeten in de bestaande rooilijn worden gebouwd." Hij vraagt zich naar aanleiding van deze tekst af hoe de wethouder dit ziet; ook gezien de structuurvisie van vanavond waarin aangegeven wordt dat kleine woningen met ruimtes helemaal niet meer voldoen aan de eisen van deze tijd. Zijns inziens kan het ook niet ingevolge het Bouwbesluit dat dit jaar ingegaan is.

De heer Nootenboom
merkt op dat hij afgelopen zaterdag te gast is geweest aan de Carnisseweg, waarbij één van de bewoners hem erop attent maakte dat de kavel aan Carnisseweg 67 bestemd staat met gemengde woondoeleinden. Spreker vraagt welke overwegingen het college heeft gehad om de bestemming gemengde woondoeleinden aan dit kavel te geven. Naar aanleiding van het fietspad van de Harmonielaan, dat aangelegd wordt vanwege de komst van de turnhal, merkt spreker op dat in het VO beschreven staat dat de aansluiting van het fietspad in de richting van de Flensburg helemaal aan de westkant gaat lopen. Als men echter vanuit bestaand Barendrecht richting de turnhal fietst, gaat men niet om Praxis heen rijden, maar pakt men na het tunneltje meteen rechtsaf richting de Flensburg; daar is echter geen fietspad. Spreker vraagt welke overwegingen het college heeft gehad om het fietspad helemaal aan de andere kant te leggen.

De heer Van Harten
citeert van bladzijde 15 de laatste zin van punt 2.2, namelijk "Deze uitkomsten zullen worden betrokken bij eventuele toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid." Spreker vraagt hoe men dit gestalte gaat geven. De fietsstructuur tussen Ikea en het zwembad is niet optimaal. Spreker vraagt of hier nog een voorziening voor mogelijk is. Op bladzijde 21 staat het schema "Zone distributiebebouwing". Spreker merkt op dat de basiskleur van Ikea keihard blauw is; hij denkt derhalve dat deze er niet erg in past. Spreker vraagt hoe dit in dit kwaliteitsbeeld past. Tenslotte merkt spreker op dat bij het zwembad "verzorgingsgebied Carnisselande" gewijzigd dient te worden in "verzorgingsgebied Barendrecht".

De heer Silvis
antwoordt dat de heer De Graaf gelijk heeft dat men bij nieuwbouw gebonden is aan de nieuwe hoogten uit het Bouwbesluit. Dit vereist in dit soort situaties derhalve extra aandacht van de architect met de ontwerpen van vervangende woningen/het verbouwen van de woningen. Er is bedoeld een sfeeromschrijving te geven. Natuurlijk zit daar de nodige vrijheid in. Geprobeerd wordt met deze beschrijving welstand, die de toetsingen moet doen, een handvat te geven. Voor woningen die erg klein zijn, kan bijvoorbeeld iets met beide huizen gedaan worden. Naar aanleiding van de vraag van de heer Nootenboom over gemengde woondoeleinden op de kavel Carnisseweg 67 antwoordt spreker dat men eerder een project op dit gebied heeft gehad dat op basis van inspraakreacties van onder andere de buren is afgeblazen, omdat het te grootschalig was. Spreker merkt op dat er aan de Carnisseweg meerdere woon-bedrijfcombinaties zitten, waarvan sommige in de hobbysfeer. Er is gedacht aan een beperkte hoeveelheid arbeidsplaatsen/een beperkte mogelijkheid om er een klein bedrijfje met een woonhuis te realiseren. Dat lijkt spreker te passen; hij hecht eraan om die strook daadwerkelijk te kunnen gebruiken. Naar aanleiding van de opmerking van de heer Nootenboom over het fietspad antwoordt spreker dat er wat modellen op tafel zijn geweest over de ontsluiting van de turnhal; ook vanuit de Voordijk. Gelet op de kosten is gezegd dat men vanuit de Voordijk, via de Carnisseweg, met beperkt omrijden de turnhal kan bereiken. Met de voorgestelde fietsverbinding dacht men zowel qua kosten (het kost nog altijd EUR 158.000,00 om het fietspad aan te leggen) als ruimtegebruik de beste ontsluiting te realiseren.

Het kost sowieso moeite om zo'n fietspad in de verkeersinfrastructuur te krijgen; daarom is ook gezegd dat het bij de overige wegen in Carnisselande eigenlijk niet kan. Het heeft wat moeite gekost om dit fietspad toch nog toe te voegen, maar zonder fietspad kan er geen turnhal gebouwd worden. Naar aanleiding van de vraag van de heer Van Harten hoe omgegaan wordt met de vrijstellingsbevoegdheid antwoordt spreker dat verkeersstudies altijd extern gedaan worden en dat er bij een positief advies gebruik gemaakt kan worden van de vrijstellingsbevoegdheid. Dit komt niet terug in de commissie, omdat het een bevoegdheid is van het college. Tenslotte antwoordt spreker naar aanleiding van de vraag over Ikea dat de kleuren van Ikea wonderwel bij de gasverwerkingsinstallatie van de NAM passen.

De heer Nootenboom
pleit ervoor om nog eens goed naar het fietspad te kijken, omdat hij zich zorgen maakt over het feit dat er nu voor EUR 158.000,00 een fietspad aangelegd wordt dat niet gebruikt gaat worden. Zolang Praxis en de bebouwing op Vaanpark III er nog niet zijn, is de kans er nog om iets goeds neer te leggen waar wel gebruik van gemaakt wordt. Het is een stukje verkeersveiligheid; er zullen straks heel veel jeugdleden uit bestaand Barendrecht gebruik gaan maken van dit fietspad.

De voorzitter
vraagt of het fietspad zonder verdere procedure aangelegd kan worden.

De heer Silvis
antwoordt dat er een verkeersbesluit nodig zal zijn. Bij de tunneldiscussie is aangegeven hoe het moest en waar men voldoende profiel vond om het fietspad te leggen. Wat spreker betreft wordt deze discussie niet overgedaan. Toentertijd is nadrukkelijk naar varianten gekeken, zoals rechtstreeks vanaf de Voordijk en dergelijke. Dit is wat geboden kan worden en wat met elkaar afgesproken is hoe het gemaakt gaat worden. Nu wordt de afspraak vastgelegd die toentertijd gemaakt is. Naar aanleiding van de stelling dat er een fietspad neergelegd kan worden zolang er nog geen gebouw op staat, deelt spreker mee dat er ca. 3 tot 4 jaar geleden gronden aan grote projectontwikkelaars verkocht zijn waar nu nog geen gebouwen op staan, maar waarvan het moeilijk is deze weer terug te halen. Tevens deelt hij mee dat het bedrag van EUR 158.000,00 betaald wordt door de OMMIJ. Zijns inziens ontstaat er op korte termijn een probleem als men het fietspad op een andere plek wil, omdat de turnhal niet kan functioneren als er geen fietspad is.

De voorzitter
merkt op dat zij zich voor kan stellen dat de commissie graag de afweging wil maken op basis van getallen en cijfers. Spreker vraagt wanneer men die getallen en cijfers tegemoet kan zien, zodat dit onderdeel terug kan komen in de commissie.

De heer Silvis
antwoordt dat de voorzitter met de griffier het gevoelen van de commissie dient te formuleren en aan het college te richten. Het college zal dit richting de OMMIJ neerleggen. Daarop zal een reactie komen. De argumenten zullen neergelegd worden waarom men vindt wat men vindt. Spreker kent de inhoud van deze bijdrage en zal deze meenemen in die discussie.

De voorzitter
concludeert dat alle commissieleden van mening zijn dat er geen onlogisch fietspad aangelegd dient te worden en dat men zich derhalve nader wil informeren over de situering van het fietspad bij de turnhal. Afgesproken wordt dat de wethouder nog niet begint met de aanleg van het fietspad voordat er in deze commissie over gesproken is. Het advies van de commissie op de andere punten van het bestemmingsplan is positief.

7. Voorbereidingsbesluit Reijerwaardseweg perceel grond tussen nummer 26 en 40

Dit agendapunt wordt verschoven naar de vergadering van 20 mei aanstaande

8. Lijst met ingekomen en ter inzage liggende stukken

8.1 Adviezen vergadering 1 april 2003

8.2 Notulen vergaderingen college vanaf 18 maart t/m 22 april 2003

8.3 Provinciale Nota Ruimte voor Ruimte Zuid-Holland

Dit agendapunt wordt verschoven naar de vergadering van 20 mei aanstaande


9. Rondvraag

Dit agendapunt is niet behandeld.


10. Sluiting

De voorzitter
sluit de vergadering.