Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk 20-03-SZW AV/KO/2003/35403
Onderwerp Datum
Consequenties uitstel Wbk voor gemeentelijke 13 mei 2003
kinderopvangsubsidies
De vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid vraagt bij brief van 25 april 2003
(kenmerk 20-03-SZW) naar de consequenties van het uitstellen tot 1 januari 2005 van de
beoogde invoeringsdatum van de Wet basisvoorziening kinderopvang (Wbk). In het bijzonder
wordt informatie gevraagd over de gevolgen van het afbouwen van gemeentelijke
kinderopvangsubsidies als gevolg van anticipatie van gemeenten op de invoering van het
wetsvoorstel op 1 januari 2004.
Met het uitstellen van de invoeringsdatum naar 1 januari 2005 wordt een nieuw zogenaamd
"overgangsjaar" gecreëerd, het jaar 2004. Onze inzet daarbij is dat het bestaande volume en de
bestaande budgetten voor kinderopvang beschikbaar blijven. Vanzelfsprekend is besluitvorming
hierover aan het nieuwe kabinet.
De invoering van de Wbk heeft ingrijpende gevolgen voor de subsidierelaties tussen gemeenten en
kinderopvangondernemers. Veel gemeenten verstrekken immers op grond van de Welzijnswet
1994, in combinatie met de Algemene wet bestuursrecht, subsidies aan kinderopvangorganisaties
ten behoeve van de exploitatie of huisvesting. Ook kopen gemeenten subsidieplaatsen in; door de
gemeenten in verordeningen aangewezen groepen ouders kunnen hiervan gebruik maken. Met de
invoering van de Wbk wijzigt de Welzijnswet 1994. Aan bovengenoemde subsidierelaties komt
dan een einde.
Teneinde gemeenten te ondersteunen in de voorbereiding op de Wbk heeft de VNG - in
samenwerking met het Programmabureau implementatie Wbk - gemeenten per brief van 19
november 2002 (kenmerk SEZ/2002004209, Lbr. 02/159) geadviseerd de gesubsidieerde
kinderopvangorganisaties zo vroeg mogelijk te informeren over het feit dat inwerkingtreding van de
Wbk het einde van de subsidierelatie van die instelling met de gemeente betekent.
Nu de invoering van de Wbk niet per 1 januari 2004 zal plaatsvinden, is het niet nodig dat de
subsidierelaties per 1 januari 2004 worden verbroken. Van de VNG is vernomen dat zij op korte
---
termijn gemeenten nader zullen informeren over de consequenties van het uitstellen van de Wbk.
Hierbij zullen dan tevens de subsidierelaties met de kinderopvangorganisaties aan de orde worden
gesteld.
Naast het anticiperen van gemeenten op beëindiging van de subsidierelatie op het moment dat de
Wbk in werking treedt, bereiken ons signalen dat gemeenten reeds nu al subsidies in verband met
de komst van de Wbk aan het afbouwen zijn. Hierover willen wij het volgende opmerken.
Ons is niet gebleken dat gemeenten anticiperend op de Wbk op grote schaal subsidies voor
kinderopvang aan het afbouwen zijn. Uit het onderzoek naar de oorzaken van prijsstijgingen in de
kinderopvang (Deloitte en Touche, 2003, kenmerk 03-R002/MS) blijkt dat 9% van de
kinderopvangondernemers het terugtrekken van de gemeentelijke exploitatiesubsidie en eveneens
9% van de kinderopvangondernemers het terugtrekken van de gemeentelijke kindplaatssubsidie als
oorzaak van de prijsstijgingen noemt. Hiermee is geen inzicht verkregen in de hoogte van het
subsidiebedrag dat met het terugtrekken van subsidies is gemoeid, noch met het aantal gebruikers
dat hiervan consequenties ondervindt. Zoals bekend reageren ondernemers bij het wegvallen van
subsidies met het meer in overeenstemming brengen van de vraagprijs met het prijsniveau van
commerciële kinderopvangondernemers. Deze prijsverhoging komt naast de ouders, ook bij de
overheid en werkgevers terecht.
In dit verband is het van belang op te merken dat de voorgenomen uitname van
kinderopvangmiddelen uit het gemeentefonds, die in relatie tot de invoering van de Wbk is
voorzien, als gevolg van het uitstel van de invoering van de Wbk niet per 1 januari 2004 zal
plaatsvinden, maar per 1 januari 2005. Gemeenten worden zoals gebruikelijk hierover
geïnformeerd via de circulaires van het gemeentefonds.
Gezien het bovenstaande zien wij geen aanleiding voor gemeenten om nu subsidies voor kinderopvang af te bouwen. Naar onze mening ligt het in de rede dat gemeenten voorzover ze van plan waren subsidierelaties anticiperend op de Wbk af te bouwen, dit besluit heroverwegen nu de invoeringsdatum is verschoven naar 1 januari 2005.
Omdat gemeenten over de financiële consequenties van de nieuwe invoeringsdatum reeds geïnformeerd worden door de VNG en via bovengenoemde circulaire, zien wij thans geen reden voor aanvullende acties onzerzijds richting gemeenten.
De Minister van Sociale Zaken De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid, en Werkgelegenheid,
(Mr. A.J. de Geus) (K.L. Phoa)