Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk kenmerk: 2020310230 B&GA/03/32087 Onderwerp Datum Kamervragen van het lid Van Gent 8 mei 2003
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Van Gent (GroenLinks) over een mogelijke eenmalige uitkering aan langdurig uitkeringsgerechtigden.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(M. Rutte)
2
2020310230
Vragen van het lid Van Gent aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
dhr. Rutte, over een mogelijke eenmalige uitkering aan langdurig
uitkeringsgerechtigden.(Ingezonden 11 april 2003)
Vraag 1
Klopt het dat u gisteren een brief heeft ontvangen van FNV en CNV over problemen met de
uitvoering van de regeling voor eenmalige uitkeringen aan langdurige minima?
Antwoord 1
Ik heb op 9 april jongstleden een brief van de FNV en het CNV ontvangen waarin melding
wordt gemaakt van de resultaten van een onder gemeenten gehouden enquête naar de
uitvoering van de afspraak uit het najaarsoverleg november 2002 met de sociale partners
betreffende financiële ondersteuning van langdurige minima zonder arbeidsmarktperspectief.
Vraag 2
Klopt het dat pas 15% van de gemeenten uitvoering heeft gegeven aan deze regeling, en dat
maar liefst driekwart van alle gemeenten op nadere instructies van u wacht?
Antwoord 2
In de brief van de FNV en het CNV wordt aangegeven dat driekwart van de gemeenten niet
heeft gereageerd op het verzoek van FNV en CNV. Over de stand van zaken bij deze
gemeenten kunnen derhalve geen uitspraken worden gedaan. Van de gemeenten die wel
hebben gereageerd (24%) geeft 15% aan inhoud te willen geven aan de regeling conform de
afspraak in het najaarsakkoord. Bijna driekwart van de gemeenten die hebben gereageerd
geeft aan nadere berichten van het ministerie af te wachten.
Ik wijs er op dat het verzoek van FNV en CNV aan gemeenten om aan te geven hoe gemeenten
invulling zullen geven aan de afspraak uit het najaarsoverleg, is gedaan vóór de verzending
van de verzamelbrief van februari, waarin gemeenten voor het eerst zijn geïnformeerd over de
wijze waarop zij invulling dienen te geven aan de najaarsakkoord.
Vraag 3
Waarom hebt u tijdens het overleg met de Kamer op 3 april 2003 niet gemeld dat de
uitvoering van de in het Najaarsakkoord overeengekomen regeling voor langdurige minima in
de praktijk zo slecht wordt uitgevoerd, namelijk dat slechts vijftien procent van de
rechthebbenden deze uitkering heeft ontvangen?
Antwoord 3
Tijdens het overleg op 3 april 2003 was geen informatie beschikbaar over de wijze waarop
gemeenten invulling geven aan de najaarsakkoord-afspraak.
Overigens kan op basis van de brief van FNV en CNV niet de conclusie worden getrokken dat
slechts vijftien procent van de rechthebbenden deze uitkering heeft ontvangen. Zoals in het
antwoord op vraag 2 is uiteengezet heeft de vijftien procent in de brief van FNV en CNV
betrekking op het deel van de gemeenten dat heeft gereageerd op het verzoek van FNV en
CNV (24%) en daarbij heeft aangegeven de regeling conform de afspraak in het
najaarsakkoord uit te willen voeren. De brief van FNV en CNV bevat geen informatie over
aantallen huishoudens die uit hoofde van de najaarsakkoord-afspraak financiële ondersteuning
(gaan) ontvangen.
3
Vraag 4
Wat is uw oordeel over het feit dat veel gemeenten niet precies weten hoe zij de regeling
dienen uit te voeren? Hoe ziet u uw eigen verantwoordelijkheid in deze?
Antwoord 4
Ik kan mij voorstellen dat gemeenten ten tijde van het onderzoek van FNV en CNV voor de
uitwerking van hun beleid de informatie nodig hadden die hen is verstrekt in de
verzamelbrieven van februari en maart jl. Ook in de circulaire van 14 maart 2003 van de
gemeentefondsbeheerders staat informatie die voor de uitvoering van belang is. Op basis van
die informatie kunnen gemeenten het deel berekenen dat zij ontvangen van de door het kabinet
beschikbaar gestelde 20 miljoen euro.
Aanvullend op deze informatie zullen, naar aanleiding van het verzoek van FNV en CNV in
hun brief van 9 april, in de verzamelbrief van mei nog een paar onduidelijkheden worden
weggenomen die mogelijk bij gemeenten leven.
Om de gemeenten verder te informeren wordt op de internetsite Gemeenteloket, de SZW-site
voor de gemeentelijke uitvoering, een lijst opgenomen van veel gestelde vragen die zijn
binnengekomen bij de servicelijn en de daarop gegeven antwoorden. Ook de antwoorden op
kamervragen worden op de site opgenomen.
Op vorenstaande wijze geef ik invulling aan mijn verantwoordelijkheid om gemeenten
optimaal te voorzien van de informatie die zij nodig hebben om de najaarsakkoord-afspraken
voortvarend uit te voeren.
Vraag 5
Wat vindt u ervan dat de uitkering van het "extraatje" aan langdurige minima deze mensen niet
bereikt?
Antwoord 5
Het is prematuur om op basis van de bevindingen van FNV en CNV conclusies te trekken.
Met de VNG zijn goede afspraken gemaakt. Zoals ik in het antwoord op vraag 4 heb
uiteengezet beschikken de gemeenten inmiddels over de benodigde informatie om de
uitvoering van de najaarsakkoord-afspraak in 2003 ter hand te nemen. Waarbij ik er wel op
wijs dat het besluitvormingsproces bij gemeenten tijd vergt.
Vraag 6
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de langdurige minima uiterlijk in mei van dit jaar de eenmalige
uitkering hebben ontvangen waarop zij recht hebben?
Antwoord 6
Zoals ik in het antwoord op vraag 4 heb aangegeven, voorzie ik de gemeenten optimaal van de
informatie die zij nodig hebben om de najaarsakkoord-afspraken uit te voeren. Gezien de tijd
die de gemeentelijke besluitvorming en de uitvoering onvermijdelijk vergt, zullen niet alle
gemeenten al in mei overgaan tot uitbetaling van de langdurigheidstoeslag.
Vraag 7
Bent u bereid om per ommegaande heldere en eenduidige criteria aan de gemeenten voor te
leggen, opdat zij de "lang-laag"- regeling kunnen uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
4
Antwoord 7
De informatievoorziening aan gemeenten is erop gericht hen heldere criteria te geven voor
invulling van de najaarsakkoord-afspraken op een wijze die recht doet aan doel en strekking
van die afspraken en die aansluit bij het bestaande gemeentelijk
inkomensondersteuningsbeleid. De onderlinge verschillen tussen het gemeentelijk
inkomensondersteuningsbeleid stellen grenzen aan de eenduidigheid van de criteria.
Vraag 8
Deelt u de mening dat het criterium "arbeidsmarktperspectief" onhelder en onwerkbaar is? Zo
nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid dit criterium met het oog op een snelle en efficiënte
uitvoering te laten vervallen?
Antwoord 8
Het is aan de gemeenten om invulling te geven aan het begrip "arbeidsmarktperspectief",
waarbij zij aansluiting kunnen zoeken bij hun bestaande beleid. Omdat het Rijk hier verder
niet in treedt, zie ik geen belemmering voor een snelle en efficiënte uitvoering.