Sociaal-Economische Raad
Ontwerpadvies SER:
Mededingingswet moet meer ruimte bieden voor productieve samenwerking
8 mei 2003 -
De Mededingingswet moet het bedrijfsleven meer ruimte geven voor
samenwerking. Bovendien moet de recente modernisering van het Europese
mededingingsbeleid zo goed mogelijk in het Nederlandse beleid worden
overgenomen.
Dit staat in het ontwerpadvies Evaluatie en aanpassing Mededingingswet
dat de SER in zijn openbare raadsvergadering van vrijdag 16 mei zal
bespreken. Het is opgesteld door de Commissie Mededinging en Ordening
onder voorzitterschap van prof.dr. A.H.J. Kolnaar. Met dit
ontwerpadvies reageert de SER op een adviesaanvraag van december 2002
van de minister van Economische Zaken over wijziging van de
Mededingingswet.
Kern van het ontwerpadvies is de aanbeveling dat er meer ruimte in het
mededingingsbeleid moet komen voor productieve en maatschappelijk
relevante vormen van samenwerking. Dit zijn bijvoorbeeld vormen van
samenwerking die de innovatie kunnen bevorderen of die tot doel hebben
de kwaliteit van producten en diensten te verbeteren. Verder kan het
gaan om samenwerking gericht op meer duurzame productieprocessen. Het
ontwerpadvies benadrukt dat het mogelijk moet zijn de positieve
maatschappelijke effecten van deze samenwerking te wegen tegen de
negatieve gevolgen van concurrentievervalsing.
Vrijstellingen
Daarvoor staan verschillende wegen open. Zo adviseert de commissie de
bagatelvrijstelling van de Mededingingswet te verruimen zodat meer
bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf van deze vrijstelling
gebruik kunnen maken. Het gaat hier om kleine zaken (bagatel) die uit
oogpunt van doelmatigheid buiten werking van de Mededingingswet worden
geplaatst. Ook moet de systematiek van de vrijstelling worden
aangepast aan het Europese mededingingsbeleid. Op dit punt is de
commissie echter verdeeld. De systematiek van het Europese beleid
houdt in dat een bagatelvrijstelling wordt bepaald aan de hand van
marktaandelen waarbij ernstige overtredingen van het kartelverbod
zoals prijsafspraken verboden blijven. MKB-Nederland wil daarbij een
stap verder gaan door te pleiten voor een expliciete vrijstelling van
deze zogenoemde hard core afspraken als onderdeel van de
bagatelvrijstelling.
Daarnaast vindt de commissie dat in het kartelverbod een uitzondering
moet worden gemaakt voor maatschappelijke belangen die niet strikt
economisch zijn, zoals het belang van een gezonde leefomgeving.
Europees mededingingsbeleid
Een ander thema van het ontwerpadvies is de aansluiting bij het
Europese mededingingsbeleid. De commissie adviseert de recente
modernisering van het Europese mededingingsbeleid zo goed mogelijk
over te nemen in het Nederlandse beleid. Dat houdt onder meer in dat
de civiele rechter een grotere rol krijgt bij de handhaving van zowel
het Europese als het Nederlandse mededingingsbeleid. Ook moet het
zogenoemde ontheffingenmonopolie van de NMa vervallen. Volgens het
ontwerpadvies moet de huidige mogelijkheid een ontheffing van het
kartelverbod worden omgevormd in een wettelijke uitzondering. Het
gevolg van deze aanpassing is dat bedrijven zelf moeten bepalen of ze
voldoen aan de voorwaarden voor een uitzondering. Dit legt een
zwaardere druk op de handhaving. In dat licht roept ontwerpadvies het
kabinet op ervoor te zorgen dat de rechterlijke macht voldoende is
toegerust op deze taakverzwaring. Ook moet de NMa in navolging van de
Europese Commissie de bevoegdheid krijgen zij het alleen onder strenge
wettelijke voorwaarden privéwoningen te doorzoeken.
Toezicht
De commissie ontraadt aanpassing van de Mededingingswet op andere
terreinen. Zo is voorgesteld om de reikwijdte van de wet uit te
breiden met taken op het terrein van de regulering van tarieven en de
kwaliteit van dienstverlening of het doelbewust creëren van meer
concurrentie in specifieke sectoren zoals de energie en andere
voormalige overheidsmarkten. Regulering van markten die geleidelijk
voor concurrentie worden opengesteld, is nu vaak onderwerp van
speciale wetgeving. Het ontwerpadvies stelt dat deze taakverdeling
gehandhaafd moet blijven. Het vermengen van het algemene
mededingingstoezicht met de doelstellingen van sectorspecifieke
regulering komt de slagkracht van het mededingingsbeleid niet ten
goede.
De effectiviteit van het huidige beleid kan worden verbeterd door de
boekhouding van ondernemingen met een machtspositie doorzichtiger te
maken. De NMa blijkt in de praktijk financiële informatie bij een
onderzoek maar zeer moeizaam te verkrijgen van betrokken
ondernemingen. Dit knelpunt kan worden opgelost door de NMa de
bevoegdheid te geven de kostprijzen van specifieke producten en
diensten bij ondernemingen met een machtspositie vast te stellen.
Positie van de consument
Verder staat de positie van de consument in het mededingingsbeleid ter
discussie. De consument is degene die uiteindelijk moet profiteren van
betere marktwerking maar die bij een beroep op de Mededingingswet
juridisch gezien echter met lege handen staat. Daarop kan een antwoord
worden gevonden door betere voorlichting door en een actievere
opstelling van de NMa. Consumenten staan sterker in hun recht als ze
zich verenigen in een stichting of een vereniging. De NMa moet
individuele klagers op deze mogelijkheden wijzen. Daarnaast kunnen
consumentenorganisaties een nuttige rol vervullen door klagers te
helpen met het vinden van medestanders en het organiseren van zon
stichting of vereniging. Ook kan de NMa actiever zijn in het
verrichten van onderzoek naar en het adviseren van betrokken
beleidsministeries over mededingingszaken met een duidelijk
consumentenbelang.
De Consumentenbond heeft in de commissie gepleit voor de introductie
van een nieuw rechtsmiddel in het mededingingsbeleid. Dit instrument
in Engeland een super complaint genoemd geeft consumentenorganisaties
sterkere rechten bij een klacht op grond van de Mededingingswet. De
rest van de voorbereidingscommissie staat op het standpunt dat eerst
moet worden geprobeerd om het consumentenbelang met bestaande
instrumenten beter te waarborgen.