Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA `s-GRAVENHAGE

Uw brief Ons kenmerk AV/PB/2003/37081

Onderwerp Datum financiële positie pensioenfondsen 8 mei 2003

./. Hierbij treft u de uitkomst aan van het gesprek dat op 8 mei jl. heeft plaatsgehad met de Stichting van de Arbeid over de financiële positie van de pensioenfondsen. Het gesprek was het vervolg op het overleg op 21 januari jl. waarvan ik u de uitkomst heb toegezonden met mijn brief van 24 januari jl. (AV/PB/2003/6931), en die aan de orde is geweest in het algemeen overleg op 13 maart jl.

Het gesprek heeft plaatsgehad op basis van nadere informatie die de Pensioen- en Verzekeringskamer mij heeft doen toekomen met haar brief van 2 mei jl. Die brief ./. treft u hierbij tevens aan.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(M. Rutte)



Gezamenlijke verklaring van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Stichting van de Arbeid

Op 8 mei jl. hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Staatssecretaris Rutte van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gesproken met de Stichting van de Arbeid over de uitgangspunten voor de financiële opzet en de positie van de pensioenfondsen. Het gesprek vond plaats op basis van de afspraken die zijn gemaakt in het najaarsoverleg en omdat in het gesprek op 21 januari jl. was gebleken dat nog geen compleet beeld aanwezig was van de door de fondsen ingediende herstelplannen. Ten behoeve van het gesprek op 8 mei jl. heeft de Pensioen- en Verzekeringskamer (PVK) met de brief van 2 mei jl. nadere informatie verstrekt over de herstelplannen die door de fondsen zijn ingediend inzake onderdekking en de plannen van aanpak inzake reservetekort.

Uit de brief van de PVK blijkt dat het overgrote deel van de pensioenfondsen met een onderdekking streeft naar een zo snel mogelijke terugkeer naar een dekkingsgraad van 100 %, vermeerderd met een reserve algemene risico's. Bij meer dan 70 % van de pensioenfondsen wordt dat herstel voor eind 2003 bereikt. Ofschoon reeds een groot aantal van de herstelplannen inzake onderdekking is goedgekeurd (82 van de naar verwachting 182 plannen), zijn ook nog veel plannen (100) in behandeling. Een eindoordeel is derhalve op dit moment nog niet mogelijk.
In het gesprek op 8 mei jl. hebben sociale partners nogmaals met klem het uitgangspunt van maatwerk bij het toezicht door de PVK onderstreept. Dit betreft in het bijzonder de fondsen die zelf hebben aangegeven een langere herstelperiode dan 1 jaar nodig te hebben. Juist bij die fondsen moet blijken in hoeverre daadwerkelijk maatwerk wordt geleverd. In het gesprek op 21 januari jl. is in dit verband reeds vastgesteld dat maatwerk als consequentie heeft dat oplossingen minder uniform worden, en dat dit tevens impliceert dat de PVK ex ante terughoudend zal (moeten) zijn. Naar aanleiding daarvan is in dat gesprek op 21 januari jl. aanbevolen dat pensioenfondsbesturen waar nodig rechtstreeks contact met de PVK zullen zoeken.
Die rechtstreekse contacten hebben sinds 21 januari jl niet plaatsgehad. Derhalve blijkt niet dat maatwerk niet wordt geleverd. Op grond daarvan is afgesproken dat dit onderwerp opnieuw aan de orde zal worden gebracht indien daartoe aanleiding is.

Over de problematiek van de reservetekorten meldt de PVK dat reeds veel plannen zijn ingediend (284 van de naar verwachting 336 plannen) en dat reeds een aanzienlijk aantal van die plannen (106) is goedgekeurd. Daarbij blijkt ook dat veel herstelplannen onderhevig zijn aan een (fundamentele) oriëntering door het pensioenfonds op de toekomstige inhoud van het pensioensysteem en de bijbehorende financiering. Anderzijds constateert de PVK ook dat uit de plannen van aanpak inzake het reservetekort blijkt dat een structurele oplossing qua voorbereiding en uitvoering ook tijd vergt en dat daardoor vaak de voorgestelde oplossingen nog niet erg concreet zijn.
Voorts kan worden vastgesteld dat de PVK bij de beoordeling van de oplossingen voor het reservetekort voorrang geeft aan de oplossing van de tekorten die per 31 december 2002 zijn berekend, waarbij de fondsen erop worden gewezen dat men zich bewust moet zijn van de latente problemen als de aandelenbeurzen zich op afzienbare termijn niet, of slechts beperkt herstellen.
Reeds eerder is vastgesteld dat ook bij het proces van herstel van reserves maatwerk zal worden geleverd. Tevens is vastgesteld (zie antwoord 6 in de brief van Staatssecretaris Rutte aan de TK van 7 maart 2003) dat voor de visie op de omvang van de reserves, de ontwikkeling van het FTK van belang is. Daarbij is aangegeven dat fondsen hierop mogen anticiperen.



De sociale partners hebben tevens het verzoek herhaald dat is opgenomen in de brief van de Stichting van de Arbeid d.d. 4 maart jl. aan de Tweede Kamer, om via gerichte wetgeving snel helderheid te verschaffen over het wettelijk kader waarbinnen de toezichthouder moet zorgdragen voor een daarop aangepast effectief en efficiënt toezicht. Zij hebben daarbij dringend verzocht het unanieme advies van de SER over de Nieuwe Pensioenwet te betrekken. Mede vanwege de samenhang tussen het momenteel in ontwikkeling zijnde FTK en de wettelijke regeling die zal worden opgenomen in en krachtens de Pensioenwet, is in het gesprek de afspraak gemaakt dat SoZaWe voor 1 juli aanstaande aan de Stichting van de Arbeid een notitie zal sturen met een nadere uitwerking van het toekomstige wettelijke kader op hoofdlijnen en de uitgangspunten die daarbij zullen worden gehanteerd. Op die wijze kan vooruitlopend op de Pensioenwet nader overleg met de sociale partners over die uitwerking plaatsvinden, met het streven dat overleg voor 1 oktober aanstaande af te ronden. Deze notitie zal tevens richtinggevend zijn voor de verdere ontwikkeling van het FTK. Dit stelt actoren in staat te anticiperen op toekomstig beleid.



DATUM
2 mei 2003 UW REFERENTIE KENMERK 3.02/2002-9404 UW BRIEF BEHANDELD ONDERWERP Informatie over de voortgang DOOR herstelplannen pensioenfondsen

Geachte heer Rutte,

Ter voorbereiding op het gesprek dat het kabinet op 8 mei 2003 zal voeren met de sociale partners, informeren wij u hierbij over de voortgang van de indiening en beoordeling van de herstelplannen onderdekking en de plannen van aanpak reservetekort. Algemeen
Sinds onze vorige rapportage zijn de aandelenkoersen nog wat lager komen te staan, al lijkt de laatste weken het niveau wat minder diep te liggen dan eerder in het afgelopen kwartaal. Per saldo is er nu al vanaf 2000 sprake van rendementen die achterblijven bij hetgeen waarmee rekening was gehouden. In totaal, en gemiddeld genomen, zijn de rendementen in totaal ruim 100 miljard achtergebleven bij de geprognosticeerde. Dat is gelijk aan zo'n 30 % van het geprognosticeerde vermogen.
In dat licht bezien is de huidige situatie, zoals die in deze rapportage wordt beschreven, wellicht nog steeds het best te beschrijven als zorgelijk, niet als zorgwekkend. Het is wel duidelijk dat er zowel voor de korte als voor de lange termijn een veelheid aan (beleids-) reacties en aanpassingen aan de orde is. Voor de korte termijn is het werk aan de herstelplannen voor het wegnemen van dekkingstekorten goed op streek, als zal, als er in de loop van dit jaar geen rendementherstel optreedt, ook in 2004 nog aan het herstellen van dekkingstekorten moeten worden gewerkt. De herstelplannen ter zake vertonen een veelheid van maatregelen, waarbij fondsen en de daarbij betrokken partijen zich vaak zeer inspannen om werkbare en aanvaardbare oplossingen te vinden. De fondsen zelf geven dooreen genomen aan dat men de problemen van de dekkingstekorten binnen de gestelde kaders kan oplossen. Uit de rapportage blijkt dat dit doorgaans ook lukt. De Pensioen- & Verzekeringskamer (PVK) biedt daarbij maatwerk. In de loop van het jaar zullen betere overzichten beschikbaar komen van de kwantitatieve aspecten van het geheel der herstelplannen, tot nu toe zijn er geen indicaties dat de totaalomvang wezenlijk afwijkt van hetgeen rond de jaarwisseling daarover door ons is aangegeven. Wij willen graag in overleg, ook met U, in de loop van dit jaar een uitvraag doen bij de pensioenfondsen om een aantal relevante kwantitatieve gegevens te verzamelen die thans niet in voldoende mate beschikbaar zijn om antwoord te geven op alle vragen.

De achterblijvende rendementen hebben, gemiddeld genomen, de aanwezige buffers vrijwel doen verdwijnen. Bij een geprognosticeerde gemiddelde dekkingsgraad van 104% aan het einde van het eerste kwartaal is duidelijk dat ook die situatie verbetering behoeft.
Ook hier is maatwerk aan de orde. Veel fondsen hebben herstelplannen ingediend, waarvan een aanzienlijk deel tot een behoorlijk herstel op een aanvaardbaar tijdpad leidt. Met een aanzienlijk aantal fondsen wordt, evenzeer in het kader van maatwerk, overleg gevoerd. Omdat de tijdshorizon hierbij wat ruimer kan worden gesteld kan ook worden vooruitgegrepen op het komende Financieel Toetsingskader (FTK). Het valt evenwel op, dat ondanks de roep om maatwerk, er nog slechts in beperkte mate voorstellen worden gedaan die berusten op het gebruik van interne modellen voor risicometing en risicobeheer. Het overleg met individuele fondsen ter zake wordt voortgezet. Tevens wordt doorgewerkt aan het FTK. Na het afronden van de consultatie over de solvabiliteitstoets zal er een consultatiedocument over de continuïteitstoets worden gepubliceerd, zo mogelijk nog voor de zomervakanties. Nu langzaam het stof wat neerslaat, en duidelijk is dat de koersval niet een scherp, kortdurend evenement was, waarna een snel herstel tot oude waarden volgde, verschuift de aandacht, zo is onze indruk, naar het in beeld brengen van de totale pensioenproblematiek in plaats van enkel het mechanisch bezien van noodzakelijke herstelplannen bij een gegeven pensioenregeling.



Het algemene beeld is dat er in het pensioenveld hernieuwde aandacht wordt besteed aan de prijs van het Nederlandse pensioenstelsel. Deze prijs werd de afgelopen jaren mogelijkerwijs wat verhuld, door hogere rendementen dan verwacht, terwijl de gevormde buffers op hun beurt nog weer eens extra rendement genereerden. Hierbij bleef buiten beeld dat, over het geheel gezien, tenminste een deel van het beleggingsrisico, van de kosten van indexatie en van de kosten van carrièreverloop in eindloonregelingen, niet volledig gedekt waren, maar voor rekening van toekomstige premiebetalers werden en worden gebracht.

Wij merken dat ook nu de pensioenfondsen en de daaraan gerelateerde sociale partners de pensioenproblematiek zeer ernstig nemen. In vrijwel het gehele pensioenveld wordt nagedacht over de wensen met betrekking tot de inhoud van de regeling in relatie tot de financierbaarheid daarvan. Ook wordt serieus werk gemaakt van het verdiepen van de communicatie aan de deelnemers, al is een meer gedetailleerd beeld daarvan uiteraard nog niet te geven. Dat een structurele oplossing qua voorbereiding en uitvoering uiteraard tijd vergt, blijkt onder andere uit de ingediende plannen van aanpak voor het herstel van het reservetekort. In belangrijke mate spreekt daaruit een serieuze aandacht voor het probleem. Tot nu toe evenwel blijken de voorgestelde oplossingen vaak nog niet erg concreet.

Ten aanzien van het te leveren maatwerk is de PVK zich ervan bewust dat daarover steeds weer bezorgdheid wordt geuit. Bij het bestuur van de PVK, dat duidelijk en bij vele gelegenheden heeft aangegeven daar open voor te staan, zijn geen klachten gemeld, anders dan een in algemene termen gestelde bezorgdheid die niet nader te traceren bleek. Wij houden het dus erop dat de PVK de toegezegde maatwerkaanpak waarmaakt, en wij zullen attent blijven op signalen, daar waar er iets mis zou dreigen te lopen. Ook willen wij herhalen dat, vooral daar waar het gaat om de reservetekorten, de PVK bereid is niet alleen maatwerk te leveren, maar ook, waar mogelijk, interne modellen, ook als die vooruitgrijpen op het FTK, mee in de beoordeling te betrekken. Tot nu toe is het aantal voorstellen daartoe aanzienlijk beperkter dan wij hadden verwacht, en wordt er vaker gekozen voor de standaardmethode die de PVK (als hulpmiddel) heeft aangereikt.

Om beter inzicht te geven in de wijze waarop de beleidsregel geïnterpreteerd moet worden, heeft de PVK door middel van een vragen-en-antwoorden lijst nadere informatie op de website opgenomen. Hierna geven wij per paragraaf een tabel weer die ook op de website van de PVK staat. Daarna geven wij een toelichting op de cijfers in de tabel.

Voortgang herstelplannen onderdekking
Uit de herstelplannen onderdekking blijkt dat het overgrote deel van de fondsen streeft naar een zo snel mogelijke terugkeer naar een dekkingsgraad van 100%, vermeerderd met een reserve algemene risico's. Vooral bij ondernemingspensioenfondsen is de aangesloten onderneming niet zelden bereid om het fonds nog in 2002 op een dekkingsgraad van 100% te brengen, terwijl in 2003 ook een toereikende reserve algemene risico's wordt nagestreefd.

Het streven van de PVK is om binnen 6 weken na indiening van de herstelplannen en de plannen van aanpak een reactie richting fonds te geven. Dit wordt meestal gehaald. Aan de fondsen wordt vervolgens drie à zes weken de tijd gegeven om te reageren.
29 april 2003 Onderdekking Totaal verwacht 182 Nog niet ontvangen -12 Ontvangen 170 Daarvan:

- goedgekeurde plannen 82
- terug gezonden 6
- info bij fondsen gevraagd 70
- nog intern in behandeling 12 Ontvangen 170

Op 29 april 2003 worden, naar de stand van 31 december 2002, 182 herstelplannen verwacht, waarvan er 170 zijn ontvangen. De 12 nog niet ontvangen plannen hebben betrekking op 8 fondsen die de melding pas in het eerste kwartaal 2003 hebben gedaan omdat bij hen toen pas helder zicht bestond op de verhouding van activa en passiva. Daarnaast zijn de plannen van 4



fondsen die de onderdekking al in 2002 meldden nog niet ontvangen. Met deze fondsen wordt al gesproken over de vorm en inhoud van de plannen. De te nemen maatregelen zijn in die gevallen vaak zo ingrijpend, dat de fondsen aangeven pas een echt herstelplan te kunnen indienen na noodzakelijk uitvoerig overleg met de sociale partners.

Van de 170 ontvangen plannen zijn er ondertussen 82 goedgekeurd. Zes plannen zijn teruggestuurd, met het verzoek een aangepast plan in te dienen. Redenen daarvoor zijn onder meer dat het tekort niet evenredig binnen het jaar wordt ingelopen, of dat onvoldoende rekening wordt gehouden met de indexatielasten, dan wel de voorgestelde maatregelen onvoldoende concreet zijn. Tenslotte is er soms een plan dat slechts berust op "afwachten tot het beter wordt".

Aan de overige 70 fondsen is op onderdelen een nadere toelichting gevraagd. De reden daarvan is vaak dat fondsen de begeleidende formulieren niet helder hebben ingevuld, zoals bijvoorbeeld het onvoldoende aangeven welke effecten de voorgestelde maatregelen hebben op de dekkingsgraad. Ook wordt regelmatig om een nadere toelichting op de berekeningen gevraagd.
Ten slotte speelt, wat specifieker, mee dat door de fondsen wordt voorgesteld om de verplichtingen lager vast te stellen dan voorgeschreven in de Actuariële Principes Pensioenfondsen (APP) door gebruik te maken van een yield curve in plaats van een de voorgeschreven 4% op lange termijn. Met deze benadering worden de verplichtingen soms meer dan 15% lager ingeschat dan tot dusver voor dat fonds gebruikelijk. Zo'n benadering is in strijd met de al langer bestaande beleidsregel, en met de beleidsregels zoals neergelegd in de brief van 30 september. Deze benadering verdraagt zich ook niet met de uitgangspunten ven het FTK. Het FTK beoogt juist een benadering vanuit de marktwaarden van bezittingen, rechten en verplichtingen. Vervolgens vereist het FTK dan dat op deze manier, consistent met het kiezen van de overige parameters, ook rekening wordt gehouden met de risico's verbonden aan het zelf gekozen specifieke profiel. Daarenboven gaat het FTK ervan uit dat bij de marktwaardebenadering ook past dat er explicitering plaatsvindt van de voorziening die nodig is voor beoogde (eventuele) indexaties. Ook zal het duidelijk zijn dat niet naar willekeur kan worden gewinkeld in verschillende benaderingen. Een consistente toetsing dient te zijn terug te voeren op de consistente toepassing van de ene of de andere benadering.
Termijnen herstelplannen onderdekking

29 april 2003 Opf Bpf/Brf Totaal afronding uiterlijk 31-12-2003 109 12 121 afronding na 31-12-2003 29 8 37 Totaal 138 20 158

Het overzicht betreft de 158 fondsen waarvan de ingediende gegevens al intern zijn verwerkt. Van de bedrijfstak- en beroepspensioenfondsen (hierna kortweg: bpf'en) heeft 40% een herstelplan ingediend over een termijn van meer dan één jaar. Bij de ondernemingspensioenfondsen (opf'en) gaat het om ruim 20%. Drie van de 37 fondsen stellen een termijn voor die loopt tot in 2006, één in 2007 en één in 2008. Van de overige fondsen heeft de helft een termijn die eindigt in 2004 en de andere helft in 2005.

Van 23 van deze 37 pensioenfondsen (die begrepen zijn in het hiervoor gegeven overzicht "voortgang herstelplan onderdekking") moet nog nadere informatie worden ontvangen voordat de PVK tot een oordeel kan komen. Van drie pensioenfondsen is het plan in eerste instantie teruggestuurd. Deze drie fondsen zijn begrepen in de zes waarvan de redenen hiervoor al zijn aangeduid.

Bij 11 van deze pensioenfondsen is ondertussen akkoord gegaan met het herstelplan. Vier van deze fondsen voorzien het inlopen van de onderdekking in 2004 en zeven fondsen in 2005. Nagenoeg alle deze fondsen hebben met elkaar gemeen dat ze al in 2002 forse maatregelen hebben genomen en dat ze in 2003 hun sturingselementen naar hun eigen oordeel maximaal inzetten. Vaak is ook de financiële positie van de aangesloten werkgever zwak.
Een aantal van deze fondsen bestaat nog betrekkelijk kort en heeft omstreeks de eeuwwisseling een ongelukkige start gekend omdat hun startkapitaal bestond uit waarde-overdrachten van de verzekeraar of het pensioenfonds waaruit ze zijn ontstaan, zonder een adequate buffer voor (beleggings)risico's. Van deze fondsen behoren er weer tot de groep die juist in 2000 of 2001 hebben besloten tot uitbreiding van de aandelenportefeuille bij marginale beleggingsbuffers. Ook zijn er fondsen bij die in het recente verleden zijn geconfronteerd met, zwaar op hun verplichtingen drukkende, salarisstijgingen of verlengingen van salarisuitloop in de CAO.
Sommige gesloten fondsen geven aan dat het voor hen lastig is de hoogte van de aan te houden buffers te optimaliseren. Enerzijds moet de buffer niet te groot worden om te voorkomen dat de laatste gepensioneerden een relatief te groot deel



daarvan krijgen, anderzijds kunnen perioden met tegenslagen de nakoming van de verplichtingen in gevaar brengen als dekkingstekorten ontstaan.

Pensioen- Doorgevoerde maatregelen Fondsen Actieven trekkenden
- premiebeleid aangepast 124 622033 126088
- indexatie aangepast 108 637837 214669
- achtergestelde lening verstrekt 26 15089 4989
- regeling aangepast 17 181287 15587
- andere maatregelen 22 192045 131266 Aard van de maatregelen herstelplan onderdekking

Van de 158 fondsen waarvan de ingediende gegevens intern zijn bewerkt, heeft bijna 80% het premiebeleid aangepast. Vaak betekent dit een structurele verhoging van de tot dan toe minder dan kostendekkende premie, evenwel nog niet altijd tot kostendekkend niveau. Soms betreft het eenmalige stortingen. Gedetailleerde cijfers over de mate waarin fondsen een kostendekkende premie vragen, zijn (nog) niet te geven omdat fondsen in hun rapportages het begrip kostendekkende premie op verschillende wijze invullen. In de voorgenomen uitvraag zal ook dit aspect kunnen worden meegenomen, zodat in de tweede helft van dit jaar beter cijfermatig inzicht kan worden geboden.

Bijna 70% van de fondsen die kampt met onderdekking, is overgegaan tot aanpassing van de indexatie. In de rapportage die in de tweede helft van dit jaar volgt, zullen wij nadere informatie verstrekken over de mate waarin de indexatie achterblijft bij de nagestreefde alsmede over de achtergrond van de besluitvorming. Kijkend naar een combinatie van de beide soorten maatregelen, zien we dat 86 fondsen zowel het premiebeleid als de indexatie aanpassen, terwijl 12 fondsen geen van deze maatregelen treffen. Bij 38 fondsen wordt het premiebeleid wel aangepast, maar de indexatie niet. Het tegenovergestelde is het geval bij 22 fondsen.

Voorts blijkt dat juist de kleinere fondsen gebruik kunnen maken van een achtergestelde lening die veelal door de aangesloten werkgever wordt verstrekt.
Het aantal pensioenfondsen dat aangeeft te zullen overgaan tot een structurele aanpassing van het beleggingsbeleid is tamelijk beperkt. De keus voor de beleggingsmix ligt bij het fonds, de PVK beoordeelt in deze het totaalbeeld zoals vervat in het voorgelegde herstelplan aan de uitgangspunten. 29 april 2003 Reservetekort Totaal verwacht 336 Nog niet ontvangen -52 Ontvangen 284 Daarvan:

- goedgekeurde plannen 106
- terug gezonden 24
- info bij fondsen gevraagd 113
- nog intern in behandeling 41 Ontvangen 284

Voortgang plannen van aanpak reservetekort

Op 29 april 2003 worden, naar de stand van 31 december 2002, 336 plannen van aanpak verwacht, waarvan er 284 zijn ontvangen. In de 52 nog niet ontvangen plannen zijn de 12 fondsen waarvan de ook indiening van het herstelplan onderdekking is vertraagd, mede begrepen.
Voor een belangrijk deel gaat het voorts om fondsen die zich fundamenteel heroriënteren op de inrichting van hun pensioenregeling en de bijbehorende financiering, gezien de hoge lasten waarvoor zij zich binnen de huidige regeling in de toekomst gesteld zien. De PVK volgt deze ontwikkelingen nauwlettend en dringt, waarnodig, aan op een voortvarende besluitvorming. Maatwerk is hierbij het uitgangspunt, wat mede eraan bijdraagt dat het nog wel enige tijd zal duren voor de behandeling van alle plannen zal zijn afgerond.



Van de 284 ontvangen plannen zijn er 106 goedgekeurd. Vierentwintig plannen zijn in eerste instantie teruggestuurd. Bij de ontoereikende plannen van aanpak speelt, in veel sterkere mate dan bij de herstelplannen, dat ontoereikende maatregelen worden voorgesteld. Teveel wordt de PVK nog geconfronteerd met fondsen die wel voor de toekomst rekening houden met hogere rendementen verbonden aan een wat risicovoller beleggingsbeleid, waartegen geen bezwaar bestaat, maar die daartegenover noch een adequate risico-opslag in hun premie willen meenemen, noch adequate risicogerelateerde voorzieningen willen aanhouden. In zulke systemen zou, nog los van de overige aspecten, ook het beleggingsrisico (vaak samen met de lasten of soms het risico van indexeringsvoornemens) geheel worden doorgewenteld naar toekomstige premiebetalers. Als die dat, bij het intreden van het risico, niet willen of kunnen dragen, dan zal dat op dat moment leiden tot kortingen op de aanspraken. Aan deze observatie zal zeker nog een vervolg moeten worden gegeven.

Bij de 113 fondsen waarbij door de PVK nadere inlichtingen zijn ingewonnen speelt vooral mee dat zij het lastig vinden om concreet aan te geven hoe men het pensioensysteem in de toekomst vorm wil geven. Een van de aspecten die, nu nadrukkelijker dan in het verleden naar voren komen, is dat, gegeven het lange termijn perspectief van de fondsen, de benodigde risicopremie voor de beleggingen per saldo ook benodigd zal zijn om de risico's op te vangen. Veelal echter zijn toekomstige over-rendementen in het verleden zowel geoormerkt als risicopremie als voor een dekking van voorgenomen indexeringen. Zolang er in de waarderingsgrondslagen geen marktwaarden worden toegepast, maar waarderingsgrondslagen met stille reserves, en zeker in tijden met zeer hoge beleggingsrendementen, leidt dat niet direct tot zichtbare problemen.
Nu de waarderingen de marktwaarde steeds meer benaderen, en ook de rendementverwachtingen opnieuw worden bezien komt de spanning van zulke benaderingen echter scherper naar voren. Een aantal fondsen geeft vooralsnog aan zowel de indexatie als de wederopbouw van de benodigde (beleggings)buffers uit toekomstige overrente te willen financieren. Dit zou evenwel leiden tot het tweemaal willen uitgeven van dezelfde gelden.

Tot nu toe wordt, zeker bij de plannen tot herstel van een reservetekort veel meer gebruik gemaakt van de standaardbenadering uit de 30 septemberbrief dan door ons werd verwacht. Daarbij kiest iets meer dan de helft van de fondsen ervoor het geconstateerde reservetekort in 2010 of later opgelost te hebben. Iets minder dan de helft streeft naar een kortere termijn. Daarbij komen de eindjaren 2003 tot en met 2009 elk in min of meer gelijke mate voor.

In de standaardmethode die de PVK in de beleidsregel heeft opgenomen, is het reservetekort na de huidige snelle daling van de aandelenkoersen beperkter dan in een situatie van zich min of meer geleidelijk ontwikkelende markten. Ook voor fondsen die in een eigen methode rekening willen houden met mean reversion (de veronderstelde neiging van de markten om terug te keren naar een langjarig gemiddelde) kan het berekende benodigde weerstandsvermogen in de huidige situatie beperkter zijn dan in de toekomst.
Bij de beoordeling van de oplossingen van het reservetekort geeft de PVK, overeenkomstig de tekst van de beleidsregel van 30 september 2002, voorrang aan het de oplossing van het op 31 december 2002 door de fondsen berekende tekort. Dus ook als fondsen ervoor kiezen om, door het opteren voor een kortere horizon een kleiner reservetekort te tonen, dan wordt dat door de PVK, binnen de overigens te stellen kaders geaccepteerd. Wel wordt de fondsen in die gevallen gewezen op het feit dat men zich bewust moet zijn van de latente problemen als de aandelenbeurzen zich op afzienbare termijn niet, of slechts beperkt herstellen. Vooral bij dit proces kan een FTK-achtige risicobenadering behulpzaam zijn.

Meer algemeen kan over het PVK beleid worden gezegd dat het bij de beoordeling van plannen thans een belangrijke rol speelt dat in een jaar de kosten moet worden gedekt van de toename van de verplichtingen in dat jaar, zodanig dat ook een eventueel aanwezig reservetekort daardoor, in euro's gemeten, niet toeneemt. Zoals ook tijdens het overleg van 29 januari 2003 van de PVK met de pensioenkoepels is besproken, is voor de visie op de omvang van de aan te houden (beleggings)reserves de ontwikkeling van het FTK van belang. Fondsen kunnen daarop alvast anticiperen. Ontwikkelingen in het eerste kwartaal van 2003
In het eerste kwartaal van 2003 leek aanvankelijk wat herstel van de aandelenkoersen op te treden, maar al snel daarna daalden de koersen verder door, onder andere, de aanhoudende onzekerheden rond de oorlog in Irak. Op 31 maart 2003 bedroeg het verlies circa 9% (MSCI World PI in euro's), hetgeen overigens circa 10% punten beter is dan de ontwikkeling van de koersen op de Nederlandse beurs. De 10-jaars marktrente was aan het eind van het eerste kwartaal weer min of meer op hetzelfde niveau als eind 2002.

De ontwikkeling op de aandelenbeurzen had uiteraard een negatief effect op de dekkingsgraad. De gemiddelde dekkingsgraad die ultimo 2002 nog 109% bedroeg, daalde naar iets meer dan 104% aan het eind van het eerste kwartaal.



Het aantal fondsen dat onderdekking heeft is dit kwartaal naar schatting gegroeid met 70. De totale onderdekking die ultimo 2002 tussen de 3 en 4 miljard euro lag steeg in dit kwartaal, mede onder invloed van enkele grote fondsen, sterk tot een kleine 10 miljard. Overigens bleek het aantal spontane nieuwe meldingen van onderdekking het eerste kwartaal zeer beperkt. Verwacht mag worden dat dit aantal stijgt zodra de fondsen hun financiële situatie aan het eind van het eerste kwartaal beter in beeld hebben. Voor zover dit niet spontaan gebeurt zal de PVK eventueel nadere actie ondernemen. Bij de fondsen die ultimo 2002 al in onderdekking verkeerden houdt de PVK uiteraard de vinger aan de pols teneinde verdere negatieve ontwikkelingen zo snel mogelijk te signaleren. Nabije toekomst
De PVK is van plan om voor de zomervakantie een brief aan de pensioenfondsen te zenden waarin de ervaringen tot dusver worden verwerkt. Pensioenfondsen kunnen de gegevens uit deze brief betrekken bij de nadere vaststelling van het beleid na de zomer. Op en aantal punten, waar mogelijk onduidelijkheden bestaan, kan dan nadere duidelijkheid worden geboden.

Voorts wordt in hoog tempo doorgewerkt aan de totstandkoming van het FTK. Begin maart 2003 is de White Paper Solvabiliteitstoets verschenen, dat bedoeld is als discussiestuk over de solvabiliteitseisen voor pensioenfondsen en verzekeraars. Alle belanghebbenden en belangstellenden zijn uitgenodigd om uiterlijk 9 mei 2003 te reageren.
Gezien het belang van de continuïteitstoets en de positieve ervaringen tot dusver met de eerder uitgebrachte White Papers, heeft de PVK besloten om in juni 2003 ook nog een White Paper Continuïteitstoets te publiceren.

Uiteraard zijn wij tot nader toelichting bereid.

Met vriendelijke groet,

Pensioen- & Verzekeringskamer

Mr. D.E. Witteveen
Voorzitter