Wageningen Universiteit
Wageningen Universiteit herkent zich niet in beeld dat LSVb schetst
De bevindingen van de LSVB over de vermeende gevolgen van bezuinigingen voor Wageningen Universiteit en Researchcentrum missen elke grond. In het kader van het onlangs gepresenteerde instellingsplan voor de periode 2003-2008 wordt inderdaad uitgegaan van teruglopende overheidsbijdragen voor de universiteit. Uiteraard, betreurt Wageningen Universiteit het, met de LSVB, dat het onderwijs nog altijd niet wordt veiliggesteld in het overheidsbeleid. Na die constatering van dit gemeenschappelijk uitgangspunt scheiden echter onze wegen.
Als enige Nederlandse universiteit is Wageningen Universiteit in 1998 geconfronteerd geweest met een zeer omvangrijke bezuinigingsoperatie. Daaruit heeft het college van bestuur belangrijke lessen kunnen trekken. Een ervan was met kracht inzetten op de samenwerking van de universiteit met de onderzoeksinstituten van DLO en het praktijkonderzoek. Een samenwerking die heeft geleid tot het realiseren van grote efficiencywinst door het delen van faciliteiten, het terugdringen van bestuurlijke overhead en gezamenlijk optreden op de onderzoeksmarkt. Hoogleraren en onderzoekers hebben met verve en succes zich gemanifesteerd in verschillende tenders voor prestigieuze en omvangrijke onderzoeksprojecten. Dat is een vruchtbare strategie gebleken die voor tal van leerstoelgroepen heeft gezorgd voor middelen om, ondanks het weerbarstig economisch klimaat, het onderzoek op peil te kunnen houden en tegelijkertijd de wetenschappelijke statuur te handhaven.
Wageningen Universiteit is, ondanks de bezuinigingen, in staat om de komende vijf a tien jaar een omvangrijk nieuwbouwprogramma van ongeveer 145 miljoen te realiseren. Daardoor krijgen studenten en medewerkers niet alleen de beschikking over de meest moderne voorzieningen en werkruimtes, maar ook wordt erdoor een flinke besparing gerealiseerd in de huisvestingskosten. Het delen van voorzieningen met de Researchcentra die deel uitmaken van Wageningen Universiteit en Researchcentrum levert nog een extra efficiencywinst op, naast het realiseren van een levendige op de buitenwereld gerichte onderwijsomgeving voor de studenten.
In de planperiode wordt het aantal leerstoelen aan Wageningen Universiteit met acht uitgebreid. Dat is een stijging van ongeveer tien procent. Deze leerstoelen zijn nodig om ten behoeve van de toekomstgerichte strategie van Wageningen Universiteit de benodigde expertise voor onderwijs en onderzoek in huis te hebben. Als domeingerichte universiteit op het terrein van voeding en gezondheid en op het terrein van de groene ruimte is deze investering nodig om de internationaal vooraanstaande positie ook in de toekomst te kunnen handhaven. In dezelfde planperiode zijn middelen vrijgemaakt om drie nieuwe studierichtingen te starten: Economie en Beleid, Gezondheidswetenschappen en Communicatiewetenschappen, naast een aantal nieuwe specialisaties zoals aandacht voor paarden en gezelschapsdieren bij de studierichting Dierwetenschappen. Juist in het onderwijs zal worden geïnvesteerd.
In het Instellingsplan is gekozen voor een financieringsstructuur die juist het onderwijs zoveel mogelijk vrijwaart van gevolgen van eventuele bezuinigingen. In overleg en in overeenstemming met de hoogleraren is besloten dat het Wageningse onderzoek zich bij uitstek leent om naast reguliere middelen aanvullende fondsen aan te boren. Wageningen Universiteit heeft de afgelopen tien jaar met veel succes geopereerd op deze â¤~externe⤮ markt en is ervan overtuigd dat deze strategie met succes kan worden uitgebouwd. Dat betekent dus dat er nadrukkelijk voor is gekozen om de krimpende overheidsfinanciering niet op te vangen met een drastische reorganisatie. Er is dus ook geen sprake van bezuinigingen op het ondersteunend personeel´en er worden ook geen formatieplaatsen geschrapt.
Wageningen Universiteit betreurt de ongenuanceerde en ongefundeerde beschrijving die de LSVb naar buiten heeft gebracht en acht het schadelijk voor het beeld van de Nederlandse universiteiten als voortdurend situaties van kommer en kwel worden geschetst. Daarin herkent de Wageningse Universiteit zich niet, hetgeen overigens onverlet laat dat investering in het onderwijs door de overheid een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de Nederlandse samenleving en het Nederlandse bedrijfsleven is. Een bijdrage die in deze zwaardere economische tijden onontbeerlijk is.