Uitspraak Rechtbank Amsterdam in zaak AF8326 Zaaknr: H. 01.1133
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak: 7-05-2003
Datum publicatie: 7-05-2003
Soort zaak: civiel - civiel overig
Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig
RvH
H. 01.1133
219499
7 mei 2003
RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM
EERSTE MEERVOUDIGE CIVIELE KAMER
VONNIS
i n d e z a a k v a n :
,
wonende te ,
e i s e r,
procureur mr. G.J. Kemper,
t e g e n :
,
wonende te ,
gedaagde,
g e d a a g d e,
procureur mr.R.J.A.M. Sträter
Partijen worden hierna en genoemd.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of
proceshandelingen:
- dagvaar-ding van 18 april 2001,
- conclusie van eis, met bewijsstukken,
- conclusie van antwoord, met bewijsstukken,
- conclusie van repliek, met bewijsstukken,
- conclusie van dupliek, met bewijsstukken,
- ter griffie gedeponeerde bewijsstukken,
- pleidooi dat gehouden is op 7 maart 2003, het daarvan opgemaakte
proces-verbaal, pleitnotities van de raadslieden van partijen en een
bij pleidooi door genomen akte met bewijsstukken;
- verzoek vonnis wijzen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende)
betwist, als-mede op grond van de in zoverre niet bestreden in-houd
van overgelegde bewijs-stuk-ken, staat het volgende vast.
a. en hebben deel uitgemaakt van een groep Nederlanders die in 1984 een expe-ditie hebben gevormd ter beklimming van de Mount Everest. De organisatie van de expe-ditie lag in handen van de Stichting Nederlandse Mount Everest Expeditie 1984.
b. Tijdens die expeditie hebben , en de sherpa
op 8 oktober 1984 vanuit kamp 4, dat gelegen is op de
flanken van de Mount Everest op 7.980 meter hoogte, een poging
ondernomen de hoofdtop (8.848 meter) te bereiken. heeft
haar toppoging gestaakt op 8.700 meter hoogte en is dus als eerste
teruggekeerd naar kamp 4. en Ga-nesh zijn verder geklommen.
is vanaf de Zuidtop (8.780 meter) van de Mount Everest
teruggekeerd naar kamp 4 en arriveerde daar na . is
als laatste van de drie teruggekeerd in kamp 4. is uitgeput in
een tent gaan liggen en heeft in de loop van een kort gesprek met
en expeditiegenoot gezegd dat hij de
hoofdtop van de Mount Everest heeft bereikt.
c. Aan de beklimming en het succes van de expeditie is door de media
veel aandacht be-steed. zelf heeft in een boek, getiteld
"Himalaya Dagboek", dat in 1988 is versche-nen, verslag gedaan van
zijn ervaringen.
d. heeft in 1996 een expeditie ondernomen naar de Dhaulagiri,
een eveneens in Nepal gelegen berg. claimt dat hij de top van
de Dhaulagiri (8.167 meter) heeft bereikt, solo klimmend via de
Oostwand. Over deze beklimming en zijn eerdere, mislukte pogingen om
de Dhaulagiri reeds in 1994 en 1995 te beklimmen, heeft een
boek geschreven, geti-teld "Hoger dan de Dhaulagiri", dat in 1997 is
verschenen.
e. Op 3 maart 2000 is bij Uitgeverij Contact een boek verschenen,
geschreven door , getiteld "Eén meter Everest". In het boek
doet verslag van de expeditie naar de Mount Everest in
1984. Het laatste hoofdstuk van het boek, de epiloog, is getiteld
"Dhau-lagiri-dagboek".
2. vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- te veroordelen om aan hem te betalen fl. 100.000,=;
- te verbieden om enig exemplaar van het boek "Eén meter
Everest" in het
verkeer te brengen of te doen brengen, tenzij in zodanig exemplaar een
afschrift van het in deze te wijzen vonnis, althans de tekst van dat
vonnis is opgenomen, op straffe van een dwangsom;
- te verbieden mondeling of schriftelijk zich uit te
spreken over en diens be-klimming van de toppen van de Mount
Everest en de Dhaulagiri, zonder daarbij melding te maken van de
uitspraak in dit geding en zonder daarbij de essentie van die
uitspraak te vermelden, op straffe van een dwangsom;
- te veroordelen in de kosten van dit geding.
3. stelt daartoe het volgende. schrijft in haar
boek dat de top van de Mount Everest niet heeft bereikt. In
het laatste hoofdstuk van het boek schrijft bovendien dat
ook de top van de Dhaulagiri niet heeft beklommen. Die
beweringen van zijn echter feitelijk onjuist.
beschikt niet over afdoende bewijs voor haar bewerin-gen.
heeft met haar boek de naam en reputatie van als bergbeklimmer
ten on-rechte en lichtvaardig in diskrediet gebracht en zijn
integriteit in twijfel getrokken. heeft niet in de
gelegenheid gesteld voorafgaand aan de publicatie te reageren op haar
beweringen. heeft onrechtmatig jegens gehandeld en
zij is gehouden de scha-de die heeft geleden te vergoeden.
Verder heeft er recht op en belang bij dat haar
ongefundeerde beschuldigingen niet blijft herhalen, althans niet in de
huidige vorm, omdat daarmee een onjuist en schadelijk beeld van
wordt opgeroepen. Aldus steeds .
4. heeft het gevorderde betwist.
5. Partijen hebben uitvoerig en tot in detail gedebatteerd over de
vraag of de aantijgingen van juist zijn. In deze procedure
staat evenwel niet centraal of al dan niet de toppen van de
Mount Everest en Dhaulagiri heeft bereikt, maar of
onrechtmatig jegens heeft gehandeld door in haar boek te
schrijven dat dit niet het geval is geweest. Bij de beoordeling of
onrechtmatig heeft gehandeld dient het algemeen belang van
de vrijheid van meningsuiting dat zich als schrijfster
kritisch kan uitlaten en informerend, opiniërend en waarschuwend te
werk kan gaan, te worden afgewogen tegen-over het belang van
om niet lichtvaardig verdacht gemaakt te worden. De juistheid van de
aantijging, althans de feitelijke onderbouwing en de inkleding daarvan
vormen on-dermeer omstandigheden die in de afweging van de hiervoor
genoemde belangen betrok-ken dienen te worden.
6. De eerste 215 bladzijden van het boek, het laatste hoofdstuk (de
epiloog) buiten beschou-wing gelaten zijn gewijd aan s
verslag van de Mount Everest expeditie en haar re-constructie van de
gebeurtenissen. Volgens de tekst op de achterzijde van het boek "toont
de wereld die schuilgaat achter het sportieve decor dat het
publiek wordt voorge-schoteld". In de loop van haar verslag brengt
enkele malen de vraag tersprake of op 8 oktober
1984 de hoofdtop van de Mount Everest heeft bereikt. Die vraag wordt
uiteindelijk door onomwonden en zonder enige slag om de arm
ontkennend be-antwoord. In het laatste hoofdstuk van het boek, de
epiloog, geeft onder meer een beschrijving van haar
ontmoeting in 1997 met twee Russische klimmers die zich tegelijk met
in oktober 1996 op de hellingen van de Dhaulagiri bevonden en
die heb-ben verteld dat de top van de Dhaulagiri
niet heeft bereikt. maakt die opvat-ting van deze Russische
klimmers in het laatste hoofdstuk van het boek onvoorwaardelijk tot de
hare.
7. Dat in tegenstelling tot zijn beweringen op 8 oktober 1984
niet de hoofdtop van de Mount Everest heeft bereikt en in oktober 1996
evenmin, solo klimmend via de Oost-wand, de top van de Dhaulagiri
heeft beklommen, is een ernstige aantijging. De aantijging met
betrekking tot de Mount Everest heeft bovendien extra gewicht omdat
deze afkomstig is van een direct betrokkene en expeditiegenoot van
. De aantijgingen van doen niet alleen afbreuk aan
de kwaliteiten van als bergbeklimmer, maar brengen ook tot
uiting dat een persoon is die zich laat voorstaan op
prestaties die hij in werkelijk-heid niet heeft geleverd. De
publicatie van het boek van heeft geleid tot aandacht in de
landelijke media, waardoor bij een breed publiek openlijk twijfel is
geuit over de prestaties van en zijn betrouwbaarheid. Daarbij
mag echter niet uit het oog worden verloren dat de door het boek van
gegenereerde media-aandacht ook is veroor-zaakt doordat
zelf uitgebreid in de openbaarheid is getreden met de door hem
ge-claimde prestaties, onder meer door publicatie van zijn boeken
"Himalaya Dagboek" en "Hoger dan de Dhaulagiri". Dat neemt niet weg
dat haar beschuldigingen, gelet op de ernst en de te
verwachten negatieve gevolgen daarvan voor , niet zou mogen
uiten indien deze niet in voldoende mate steun zouden vinden in het
ten tijde van de publicatie beschikbare feitenmateriaal.
8. baseert haar beschuldiging dat de hoofdtop van de Mount Everest niet heeft bereikt - kort gezegd - op het volgende. I) , en bevonden zich op 8 oktober 1984 op circa 8.700 meter hoogte toen om circa 14.00 uur als eerste van de drie haar toppoging beëindigde en terugkeerde naar kamp 4. is volgens te-ruggekeerd in kamp 4 vóór de schemering inviel. In de tussentijd kan hij de hoofdtop niet bereikt hebben omdat de tijdsspanne van circa 3,5 a 4 uur tussen 14.00 en het invallen van de schemering daar niet voldoende voor is. II) beweert dat hij de tussen de Zuidtop en hoofdtop gelegen Hillarystep beklommen heeft langs een vast touw dat daar nog bevestigd was. Twee andere vaste touwen lieten volgens los zodra hij eraan trok. Tsjechoslo-waakse klimmers die op 15 oktober 1984 over de Hillarystep gingen hebben echter ver-klaard dat zij daar geen vaste touwen hebben aangetroffen. Bovendien hebben zij gezien dat de voetstappen in de sneeuw reeds achter de Zuidtop stopten en omkeerden. III) Twee Australische klimmers, die vijf dagen vóór vanaf de Tibetaanse kant de Mount Eve-rest beklommen, hadden op de top een mascotte (teddybeertje) achtergelaten. heeft daarvan geen beschrijving gegeven. De Tsjechoslowaakse klimmers die dus een week na de top bereikten gaven die wel. IV) Volgens blijkt ook uit de opname van een walkie-talkie gesprek dat tussen en kamp 2 plaatsvond dat de hoofdtop niet heeft bereikt, maar dat hij tussen de hoofdtop en Zuidtop is omgekeerd. Op die manier zijn de woorden van ook begrepen in kamp 2. Het bericht dat de toppoging was mislukt, is dan ook doorgezonden naar de verbindingsofficier in het basiskamp. Aldus steeds .
9. heeft de juistheid van deze aanwijzingen gedetailleerd
weersproken. I) beroept zich op schriftelijke verklaringen van
direct betrokkenen zoals expeditiegenoten, die ver-klaren dat
later dan 18.00 uur in kamp 4 terugkeerde (om circa 19.30 uur, toen
het al donker was) en een verklaring van sherpa die
verklaart dat hij vanaf de Zuidtop heeft gezien dat de
hoofdtop heeft bereikt. II) Voor de touwen bij de Hillarystep geldt
volgens dat de bergbeklimmer , die een half jaar
na in 1985 de Mount Everest heeft beklommen, heeft geschreven
dat een sherpa, , bij de Hilla-ry Step een touw vond dat
door een vorige expeditie was achtergelaten terwijl tussen de
beklimming van en Bennington alleen de Tsjechoslowaakse
klimmers dezelfde route klommen en zij geen touwen hebben
achtergelaten. Eén van de Tsjechoslowaakse klim-mers heeft zelf als
mogelijke verklaring daarvoor gegeven dat er veel sneeuw was waar-door
de touwen bij de Hillary Step verborgen konden zijn. De
Tsjechoslowaakse klimmers hebben de touwen bij de Hillary Step volgens
dus over het hoofd gezien. Ten aanzien van de sporen in de
sneeuw achter de Zuidtop heeft de betreffende Tsjechoslowaakse klimmer
niet verklaard dat die voetafdrukken stopten en in één vloeiende
beweging om-keerden, maar dat die sporen in beide richtingen (omhoog
en omlaag) gingen zonder dat duidelijk was waar de klimmer was
omgekeerd. Dat er sporen waren die omhoog en om-laag gingen is voor de
hand liggend omdat degene die de sporen zette in het andere geval wel
omhoog zou zijn gegaan maar niet meer zou zijn afgedaald, althans niet
langs dezelf-de route. Uit die sporen kan dus niet worden afgeleid dat
hij de top niet heeft bereikt, al-dus . III) De
weersomstandigheden op de top zijn volgens van dien aard dat
het aanzien van uur tot uur door wind en sneeuw wijzigt zodat zijn
voetstappen uitgewist kunnen zijn en op de top achtergelaten
voorwerpen, zoals de mascotte van de Australische expeditie
afwisselend wél en niet zichtbaar zijn. Een Amerikaanse klimmer,
, die op 20 oktober 1984 de top bereikte heeft immers
evenmin de mascotte gezien. IV) voert aan dat
steeds wisselende tijdstippen in haar boek noemt waarop het
walkie-talkie gesprek heeft plaatsgevonden: "vóór 16.45 uur", "16.30
uur" en "17.30 uur". Dat laatste tijdstip is het juiste en daaruit
volgt dat niet, zoals beweert, reeds op dat
tijdstip in kamp 4 is teruggekeerd, maar later toen het al donker was.
Het bandje van het walkie-talkiegesprek heeft in het geding
gebracht.
10. Dat , in tegenstelling tot hetgeen hij in zijn boek "Hoger
dan de Dhaulagiri"schrijft, op 17 oktober 1996 evenmin de top van de
Dhaulagiri heeft beklommen, baseert blij-kens haar boek
vooral op hetgeen haar door twee Russische klimmers is verteld.
Volgens deze Russen was op 17 oktober 1996 in hun gezelschap
op de Noordoostgraad en kan hij die dag dus onmogelijk via de Oostwand
de top van Dhaulagiri hebben beklommen. is niet hoger gekomen
dan circa 7.200 meter. Dat zich op 17 oktober 1996 bij de
Russen bevond blijkt volgens uit een foto waarop en
de Russische klimmers zijn te zien, welke foto is voorzien van een
electronische datumaanduiding: 17 oktober 1996. Ook de dagen daarna
kan niet alsnog op de top zijn geweest omdat de Russen op 17
oktober 1996 met in kamp 2 hebben overnacht en daarna
is afgedaald naar het basiskamp waar hij, zoals in zijn boek
"Hoger dan de Dhaulagiri" beschrijft, op 19 oktober 1996 aankwam.
voert aan dat zulks strookt met de verklaringen van een
andere Russische klimmer, , en de Oostenrijker
te-genover een journaliste van het Algemeen Dagblad.
heeft verklaard dat hij op 18 oktober 1996 in
kamp 1 tegen kwam en verklaart dat hij op 19
ok-tober 1996 om ongeveer 16.00 uur is tegengekomen op circa 5.300
meter tussen kamp 1 en het basiskamp. Aldus - steeds - .
11. stelt daar tegenover dat hij de Russen inderdaad een paar keer op de Noordoostgraad heeft ontmoet toen hij enkele dagen op die graad klom om te acclimatiseren. Daarna is hij afgedaald en heeft hij via de Oostwand de top bereikt. Na te zijn teruggekeerd in het ba-siskamp, bereikte hij na een uiterst moeizame terugtocht op 28 oktober 1996 de bewoonde wereld, het dorpje Marpha. heeft toen teruggerekend op welke dag hij de top had be-reikt en hij heeft vastgesteld dat dat op 17 oktober 1996 moest zijn geweest, welke datum hij dan ook in zijn boek "Hoger dan de Dhaulagiri" heeft genoemd. Naar aanleiding van de bevindingen van is tot de conclusie gekomen dat hij bij het terugrekenen van de dagen naar alle waarschijnlijkheid een fout heeft gemaakt. Op 17 oktober 1996 was hij inderdaad bij de Russische klimmers op de Noordoostgraad. Daarna heeft hij op 20 oktober 1996 de top bereikt. Aldus .
12. De aantijging van met betrekking tot de beklimming van
de Mount Everest, zoals in de eerste 215 bladzijden van het boek
beschreven, is allereerst gebaseerd op eigen waarnemingen van
. Daarnaast baseert zich bij de reconstructie van
de toppoging van 8 oktober 1984 ook op andere bronnen, zoals de
Tsjechoslowaakse klim-mers, de Australische expeditie en de opname van
een walkie-talkie gesprek. De inhoud van het walkie-talkie gesprek
steunt het standpunt van niet. Het bandje is ter
terecht-zitting afgespeeld en daarop is, voorzover hier van belang,
naar het oordeel van de recht-bank te horen:
: "Herman, ik hoor of versta je alleen als ik de
squelchknop indruk. Daarom zal ik kort zeg-gen wat we gedaan hebben.
We hebben de Zuidtop van de Everest bereikt en het zadel tussen de
hoofdtop en de zuidtop. Eh ... toen we op dat zadel waren,
stortte het gedeeltelijk in. Eh.... toen zijn we gauw teruggegaan,
omdat de tijd eh... over was... .
Het in het laatste hoofdstuk van het boek neergelegde standpunt van
dat de top van de Dhaulagiri niet heeft beklommen
steunt eveneens op meerdere pijlers en bron-nen: verklaringen van
andere klimmers en fotomateriaal. heeft de juistheid van
s reconstructie uitvoerig en gedocumenteerd betwist. In
onderhavig geding kan - zoals overwogen -in het midden blijven of de
versie van dan wel die van het meeste geloof
verdient en derhalve of de aantijgingen van over de
beklimmingen van de Mount Everest en Dhaulagiri door nu juist
zijn of niet. Gelet op hetgeen ter ondersteuning van haar
reconstructie heeft aangedragen kan naar het oordeel van de rechtbank
in ieder geval niet worden gezegd dat de beschuldigingen van
geen of onvoldoende steun vinden in beschikbaar
feitenmateriaal, dat de beschuldigingen daarom lichtvaardig zijn geuit
of dat die beschuldigingen tegenover de ontkenning van
on-voldoende onderbouwd zijn gebleven en dat om die reden
niet haar reconstructie van de gebeurtenissen mag geven. Het
andersluidende standpunt van kan niet worden gevolgd.
13. voert aan dat hem, voorafgaand aan de
publicatie van het boek, ten onrechte niet in de gelegenheid heeft
gesteld te reageren op haar bevindingen ten aanzien van de beklimming
van de Dhaulagiri. Omdat de onjuistheid van één datum het cruciale
punt is in het betoog van , had het op haar weg gelegen om
haar bevindingen aan voor te leggen voordat zij deze publiek
maakte. had dan de gelegenheid gehad de reconstruc-tie te
maken die hij nu pas na publicatie van het boek heeft kunnen
maken. had dan de datum eerder en voorafgaand aan het
verschijnen van het boek kunnen corrigeren.
14. Dat niet om commentaar of een weerwoord is gevraagd kan op
zich zelf niet leiden tot de gevolgtrekking dat
onrechtmatig heeft gehandeld. Ten aanzien van de Eve-rest-expeditie
waaraan als deelnemer meedeed, geldt dat zij haar
waarnemingen en ervaringen op schrift mocht stellen zonder die aan
haar expeditiegenoten voor te leg-gen. Het weerwoord van ten
aanzien van de Dhaulagiri zou, zoals heeft aan-gevoerd,
niet tot een andere inhoud van het boek hebben geleid. Het standpunt
van dat hij bij nader inzien niet op 17 oktober 1996 de top
van de Dhaulagiri bereikte maar op 20 oktober 1996 is ook thans nog
niet te rijmen met de verklaringen van en [betrokkene
6] dat zij daarvóór, op respectievelijk 18 oktober 1996 en 19
oktober 1996, hebben gezien in kamp 1 en tussen kamp 1 en het
basiskamp.
15. De conclusie is dat de inhoud van de geuite beschuldiging dat
, in tegenstelling tot zijn beweringen, niet de hoofdtop van de
Mount Everest heeft bereikt en evenmin de top van de Dhaulagiri heeft
beklommen, geen onrechtmatig handelen jegens hem oplevert.
16. De toonzetting waarin de beschuldiging in de epiloog is geuit,
verdient afzonderlijke be-oordeling. De toonzetting in de epiloog,
getiteld "Dhaulagiri-dagboek", wijkt namelijk af van die in de
voorafgaande hoofdstukken. De rechtbank heeft onder ogen gezien of de
wijze waarop in die epiloog de beschuldigingen inkleedt
daarmee zodanig anders wordt dat haar uitlatingen om die reden als
onrechtmatig moeten worden aangemerkt.
17. geeft in het laatste hoofdstuk niet alleen een
beschrijving van haar ontmoeting met de twee Russchische klimmers die
haar vertellen dat de top van de Dhaulagiri niet heeft
beklommen. Zij grijpt in het laatste hoofdstuk van het boek ook
terloops terug op de gebeurtenissen die 13 jaar daarvóór, tijdens de
Mount Everest expeditie hadden plaatsge-vonden. Zij brengt de
aantijgingen tegen over de Mount Everest en Dhaulagiri
impli-ciet met elkaar in verband. Verder beschrijft in het
laatste hoofdstuk van het boek "andere" discutabele claims van
beklimmingen van de Mount Everest en zelfs een "ander" geval waarin
een sherpa aan een klimmer heeft aangeboden om te getuigen dat de top
van de Mount Everest was gehaald terwijl de klimmer in werkelijkheid
niet verder was geko-men dan de Zuidtop. zet dat in de
sleutel van de vercommercialisering van de bergsport en het afnemend
normbesef van klimmers dat daar volgens haar het gevolg van is.
18. neemt daarmee in het laatste hoofdstuk een verdergaand
standpunt in ten aanzien van dan in de eerste 215 bladzijden
waarin zij verslag doet van de Mount Everest ex-peditie en haar
reconstructie geeft van de gebeurtenissen, welke uitmondt in de
conclusie dat de hoofdtop van de Mount Everest niet heeft
bereikt. trekt in het laatste hoofdstuk niet alleen de
conclusie dat ook de top van de Dhaulagiri niet heeft
be-klommen, maar voorziet de aantijgingen jegens ook van een
afkeurende toon omdat zij insinueert dat exponent is van het
afnemend normbesef in de bergsport.
19. Dit punt werkt weliswaar in het nadeel van , maar legt
naar het oordeel van de rechtbank uiteindelijk onvoldoende gewicht in
de schaal om de hiervoor in r.o. 5 bedoelde belangenafweging alsnog in
het voordeel van te laten plaatsvinden.
20. De vorderingen van zijn niet toewijsbaar. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt in de kosten van het geding, tot aan deze
uitspraak aan de zijde van begroot op EUR 2.374,54;
- verklaart de bovenstaande betalingsveroordeling uit-voer-baar bij
voorraad.
Gewezen door mrs. W. Tonkens-Gerkema, R.H.C. van Harmelen en I.H.J.
Konings, leden van ge-noem-de kamer, en uitgesproken ter openbare
te-recht-zitting van 7 mei 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.