Sociaal-Economische Raad
Ser-commissie wil ander werkprogramma mac-waarden
2 mei 2003 -
De commissie van de SER die zich bezighoudt met het vaststellen van de
maximale concentratie van stoffen waaraan werknemers op hun werkplek
mogen worden blootgesteld, wil een ander werkprogramma. Nu duurt het
vaak een jaar of acht voordat een stof die op het werkprogramma staat
een MAC-waarde krijgt. De commissie wil die periode met zeker de helft
bekorten.
Ter beheersing van de blootstelling van werknemers aan stoffen op de
werkplek worden in ons land wettelijke grenswaarden vastgesteld die
ook wel MAC-waarden worden genoemd (maximale aanvaarde concentraties).
Hierbij wordt een zogenoemde drietrapsprocedure gehanteerd: de
Gezondheidsraad adviseert over een gezondheidskundig verantwoorde
grenswaarde, de Sociaal-Economische Raad toetst die waarde op
haalbaarheid in de praktijk en het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid stelt op basis van beide adviezen een wettelijke
grenswaarde vast. Vrijwel jaarlijks wordt een werkprogramma
vastgesteld van stoffen die deze procedure zouden moeten doorlopen.
In de loop der tijd is een werkprogramma met veel stoffen ontstaan waarvan voor een deel van de stoffen onduidelijk is of deze al in behandeling zijn genomen. Verder blijkt de doorlooptijd van stoffen in de drietrapsprocedure vaak zeven tot acht jaar te bedragen.
Uitgangspunten nieuw werkprogramma
Dit is voor de commissie Arbeidsomstandigheden van de SER reden
geweest om eigener beweging een advies uit te brengen over een nieuwe
opzet voor het vaststellen van een werkprogramma. De commissie vindt
dat de volgende voorwaarden en uitgangspunten daarbij in acht moeten
worden genomen:
Prioriteitstelling: het moet gaan om stoffen die
relevant zijn voor de Nederlandse werkplek én waarvan behandeling uit
oogpunt van het mogelijk gezondheidseffect van blootstelling wenselijk
is.
Behandelduur: er moet sprake zijn van een
overzichtelijke termijn waarbinnen een stof de drietrapsprocedure
doorlopen moet hebben. De commissie adviseert de behandelduur in
beginsel te beperken tot drie jaar. De omvang van het werkprogramma
moet daarop zijn afgestemd.
Omvang van het werkprogramma: een beperkte lijst van
stoffen, waarvan duidelijk is dat die binnen de vastgestelde
behandelduur kunnen worden afgehandeld.
Internationale samenwerking: het Nederlandse
werkprogramma moet worden afgestemd op hetgeen internationaal (met
name door de Europese Commissie) behandeld wordt, ter voorkoming van
dubbel werk.
Grenswaarden en/of classificatie: in beginsel worden
alleen stoffen behandeld via de drietrapsprocedure ter vaststelling
van een grenswaarde. Als sprake is van kankerverwekkende, dan wel voor
het nageslacht giftige eigenschappen van een stof, kunnen die
eigenschappen bij de behandeling overeenkomstig de EU-richtlijnen
worden geclassificeerd.
Uitsluiting van stoffen: in principe mogen geen
stoffen worden uitgesloten van plaatsing op het werkprogramma. Het
gaat immers om stoffen waaraan werknemers kunnen worden blootgesteld.
Vaststellen nieuw werkprogramma
De commissie onderscheidt in haar advies vier fasen in het proces tot
vaststelling van een werkprogramma. In de eerste fase worden
indicaties over te behandelen stoffen verzameld en aan het ministerie
van SZW gemeld. In de tweede fase onderzoekt de SER de relevantie van
de gemelde stoffen op het belang voor de Nederlandse werkplek en stelt
een conceptlijst op. In de derde fase adviseert de Gezondheidsraad
over de volgorde van behandeling van de stoffen van deze lijst. In de
vierde fase stelt het ministerie van SZW het werkprogramma vast.
Elke twee jaar dient een nieuw werkprogramma te worden vastgesteld.
Het nieuwe werkprogramma moet volgens de commissie drie lijsten van
circa zeven stoffen elk omvatten. De eerste lijst van zeven stoffen
zou het eerste jaar in behandeling moeten worden genomen, de tweede
lijst in het tweede jaar en de derde lijst dient als reservelijst en
wordt betrokken bij de discussie over de vaststelling van het volgende
werkprogramma.
Afhandeling oude werkprogramma
De commissie stelt voor met de nieuwe opzet zo snel mogelijk te
starten en vindt dat de stoffen van het huidige werkprogramma in
beginsel volgens die nieuwe opzet zouden moeten worden afgehandeld.
Volledige doorvoering daarvan zou echter een te groot beslag op de
capaciteit leggen van het ontwikkelen van gezondheidskundige
onderbouwingen, waardoor voor vele jaren het werkprogramma al zou zijn
vastgelegd. Verder betwijfelt de commissie of alle stoffen van het
huidige werkprogramma met prioriteit moeten worden behandeld.
Daarom stelt de commissie voor:
een beperkt aantal stoffen van het huidige
werkprogramma volgens de nieuwe werkwijze in behandeling te nemen;
een aantal stoffen te schrappen van het huidige
werkprogramma en voor die stoffen de overname van Europese
gezondheidskundige advieswaarden te toetsen op haalbaarheid;
een aantal stoffen te schrappen van het huidige
werkprogramma omdat voor die stoffen door de Europese Commissie een
gezondheidskundige advieswaarde wordt ontwikkeld;
de overige stoffen van het huidige werkprogramma te
schrappen.