Ministerie van Defensie


---

Brieven aan de Kamer
---

Jaarverslag Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

01-05-2003

Hierbij bied ik u aan het jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst over 2002.

Jaarverslag MIVD 2002

Het jaarverslag is afgesloten op 15 maart 2003

Voorwoord

Voor U ligt het jaarverslag van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Dit jaarverslag geeft de werkzaamheden en aandachtsgebieden weer van de MIVD in 2002. Daarnaast zijn de aandachtsgebieden opgenomen waar de MIVD zich in 2003 in ieder geval op zal richten.

De activiteiten van de MIVD concentreerden zich in 2002 vooral op de nationale en internationale strijd tegen het terrorisme. Verder hebben de vredesoperaties op de Balkan en de ontwikkelingen in en rond Afghanistan het gehele jaar door ruime aandacht gekregen. In de tweede helft van 2002 richtte de dienst zich ook nadrukkelijk op de ontwikkelingen in Irak. In het jaarverslag wordt de betrokkenheid van de MIVD bij deze kwesties geschetst.

In de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, die op 29 mei 2002

in werking trad, zijn de taken en bevoegdheden van de MIVD op heldere wijze beschreven. De invoering van deze wet noopte de MIVD tot aanpassing van zowel de informatievoorziening als de bedrijfsprocessen, vooral die welke betrekking hebben op het toezicht en het gebruik van bijzondere bevoegdheden. De transparantie van het handelen van de MIVD is daarmee vergroot.

De Minister van Defensie

H.G.J. Kamp

Inhoudsopgave

I Taken Militaire Inlichtingen- enVeiligheidsdienst

Wettelijke taken

Organisatie

Planning

Samenwerking

II Ontwikkelingen op inlichtingen- en veiligheidsgebied

Terrorismebestrijding

Operationele inlichtingen

Implementatie Wiv 2002

Srebrenica

III Inlichtingentaak

Balkan, Midden en Zuid-Oost Europa

Bosnië - Herzegovina

Macedonië (FYROM)

Federale Republiek Joegoslavië (FRJ)

Albanië

Kroatië

Azië

Afghanistan

Nederlandse defensie-inspanning in Afghanistan Pakistan

India

Noord Korea

Volksrepubliek China

Indonesië

Midden-Oosten en Noord-Afrika

Irak

Israël-Palestijnse kwestie

Iran

Syrië

Golfstaten

Russische Federatie

Overige landen voormalige Sovjet Unie

Moldavië

Transkaukasus

Kirgizië

Caribisch gebied en Latijns Amerika

Venezuela

Colombia

Suriname

Afrika, ten zuiden van de Sahara

Ethiopië - Eritrea

Somalië

Zimbabwe

Ivoorkust

Proliferatie en militaire techniek

Proliferatie massavernietigingswapens

Prolifererende landen

Militaire techniek

IV Contra-Inlichtingen en Veiligheidstaak

Militaire veiligheid

Informatiebeveiliging

Luchtfotografie

Buitenlandse inlichtingendiensten

Terrorisme gericht tegen de krijgsmacht

Islamitisch radicalisme en de krijgsmacht

Antimilitarisme

Rechts-extremisme

Industrieveiligheid

Veiligheidsonderzoeken

Vertrouwensfuncties

V Bedrijfsvoering

Personeel en organisatie

Satellietwaarneming

Financiën

Informatiemanagement en automatisering

Archieven MIVD

Organisatie MIVD

Medezeggenschap

Verzoeken om informatie en

klachtbehandeling

VI Sturing en controle

Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (RIV)

Comité Verenigde Inlichtingendiensten Nederland (CVIN)

Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten Tweede Kamer Commissie van Toezicht

Jaarverslag

I Taken van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst stelt zich ten doel Defensie op maat en naar behoefte te ondersteunen op het gebied van inlichtingen en veiligheid. De dienst richt zich daarbij zowel op het politiek/militaire besluitvormende niveau binnen Defensie als op de krijgsmacht (voorbereiding en uitvoering van militaire taken). Een belangrijk aspect daarbij betreft de steun bij de uitvoering van vredesoperaties
---

Wettelijke taken

Op 29 mei 2002 is de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2002) in werking getreden waarbij onder meer de naam van de Militaire Inlichtingendienst (MID) is gewijzigd in Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). De taakomschrijving van de MIVD is in een aantal opzichten inhoudelijk gewijzigd. Een nieuw element in de taakomschrijving is het onderzoek naar factoren die van invloed (kunnen) zijn op de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde, voor zover de krijgsmacht daarbij betrokken is of kan worden. Deze aanvulling vloeit voort uit de gewijzigde taakstelling van de krijgsmacht na het einde van de Koude Oorlog. De gewijzigde taakstelling is gericht op het uitvoeren van vredesoperaties naast de algemene verdedigingstaak. Als gevolg hiervan wint de MIVD inlichtingen in over de veiligheidssituatie in landen waar Nederland vredesoperaties uitvoert of mogelijk zal gaan uitvoeren. Evenals de in de oude Wiv bestaande inlichtingentaak, het verrichten van onderzoek omtrent het potentieel en de strijdkrachten van andere mogendheden ten behoeve van een juiste opbouw en doeltreffend gebruik van de krijgsmacht, richt de taak zich op het buitenland.

Een tweede aanpassing van de taakomschrijving is de toevoeging van de bevoegdheid tot het "verrichten van onderzoek betreffende andere landen, ten aanzien van onderwerpen met een militaire relevantie die door Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met Onze betrokken Ministers, zijn aangewezen". De primaire verantwoordelijkheid voor het aanwijzen van de onderwerpen ligt bij de Minister-President. Voor de uitvoering van deze taak is evenwel de minister van Defensie verantwoordelijk. Voor deze taak van de MIVD is een aanwijzingsbesluit opgesteld waarin specifieke onderzoeksonderwerpen zijn omschreven. Dit aanwijzingsbesluit wordt in de loop van 2003 gepubliceerd in de Staatscourant.

De taken van de MIVD zijn in de Wiv 2002 als volgt omschreven:

a. Het verrichten van onderzoek:

- omtrent het potentieel en de strijdkrachten van andere mogendheden, ten behoeve van een juiste opbouw en een doeltreffend gebruik van de krijgsmacht; - naar factoren die van invloed zijn of kunnen zijn op de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde voor zover de krijgsmacht daarbij is betrokken of naar verwachting betrokken kan worden.

b. Het verrichten van veiligheidsonderzoeken als bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo).

c. Het verrichten van onderzoek dat nodig is voor het treffen van maatregelen:

- ter voorkoming van activiteiten die ten doel hebben de veiligheid of paraatheid van de krijgsmacht te schaden; - ter bevordering van een juist verloop van mobilisatie en concentratie der strijdkrachten; - ten behoeve van een ongestoorde voorbereiding en inzet van de krijgsmacht als bedoeld onder a, tweede aandachtsstreepje.

d. Het bevorderen van maatregelen ter bescherming van de onder c genoemde belangen, waaronder begrepen maatregelen ter beveiliging van gegevens betreffende de krijgsmacht waarvan geheimhouding is geboden.

e. Het verrichten van onderzoek betreffende andere landen, ten aanzien van onderwerpen met een militaire relevantie die door Onze Minister-President, Minister van Algemene Zaken in overeenstemming met Onze betrokken Ministers, zijn aangewezen.

Organisatie

De MIVD bestaat uit twee hoofdafdelingen; de hoofdafdeling Productie en de hoofdafdeling Bedrijfsvoering. In de hoofdafdeling Productie worden operationele werkzaamheden uitgevoerd. De hoofdafdeling Bedrijfsvoering is voorwaardenscheppend voor het productieproces binnen de MIVD. De productiezijde van de MIVD is verdeeld in organisatiedelen die gegevens verzamelen en organisatiedelen die de verzamelde gegevens verwerken tot (contra)inlichtingenproducten in de vorm van rapportages, risico-analyses en basisgegevens voor planning en ondersteuning van militaire (vredes)operaties.

Tot de hoofdafdeling Productie behoren de afdeling Verbindingsinlichtingen (AVI) en de afdeling Human Intelligence (AHM). Deze verwervende afdelingen verstrekken de verzamelde informatie aan de afdeling Analyse en Rapportage (AAR) en de afdeling Contra-Inlichtingen en Veiligheid (ACIV) die de informatie verwerken tot (contra)inlichtingen- en veiligheidsproducten. De gevolgde werkwijze bestaat uit het achtereenvolgens verzamelen, selecteren, analyseren, bewerken, verwerken en exploiteren van informatie.

Planning

De minister van Defensie stelt jaarlijks de (geheime) Inlichtingen- en Veiligheidsbehoefte Defensie (IVD) vast. Daarin staat op welke onderzoeksgebieden de MIVD zich moet richten en welke producten Defensie aan de MIVD vraagt. De aandachtsgebieden omvatten zowel landen en regio's als specifieke thema's en onderwerpen. De aandachtsgebieden worden onderscheiden in categorieën die zijn voorzien van een prioriteit. Dit bepaalt de intensiteit en diepgang waarmee de MIVD de ontwikkelingen op de verschillende terreinen volgt. Waar de Nederlandse krijgsmacht permanent aanwezig is voor de ondersteuning van vredesoperaties of betrokken is bij militaire operaties, wordt vanzelfsprekend de hoogste prioriteit toegekend. De categorieën zijn:

a. categorie I: gebieden waar de krijgsmacht permanent of voor vredesoperaties aanwezig is (ook aandachtsgebieden die direct van invloed zijn op de taakstelling van eenheden);

b. categorie II: gebieden waar de krijgsmacht voor vredesoperaties kàn worden ingezet, gebieden die gezien hun ligging van invloed (kunnen) zijn op vredesoperaties en landen die een specifiek belang hebben voor het Nederlandse veiligheidsbeleid;

c. categorie III: aandachtsgebieden die relevant zijn voor het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid en waarvan het tijdige signaleren van ontwikkelingen van belang is (Indicator and Warning functie).

De MIVD heeft in 2002 vooral aandacht besteed aan de Balkan en Afghanistan vanwege de Nederlandse militaire betrokkenheid bij deze vredesoperaties. Vanaf medio 2002 is de situatie rondom Irak intensief gevolgd. De in 2001 in gang gezette intensivering van de bestrijding van terrorisme tegen Defensiebelangen werd in 2002 onverminderd voortgezet. Voorts werd de proliferatie van massavernietigingswapens gevolgd.

Samenwerking

(Inter)nationale samenwerking is essentieel voor een optimale kennispositie van de MIVD. Naast de eigen middelen van de MIVD om informatie te verzamelen; Open Source Intelligence (OSINT), Imagery Intelligence (IMINT), Human Intelligence (HUMINT) en Verbindingsinlichtingen (VI) wordt samengewerkt met (inter)nationale diensten en instanties. Met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) heeft naast intensieve samenwerking ook informatie-uitwisseling plaats. Internationaal wordt zowel in NAVO-verband samengewerkt als in daarvan losstaande multilaterale en bilaterale verbanden. De multilaterale en bilaterale contacten betreffen zowel partner- en zusterdiensten van NAVO-landen als van niet NAVO-landen. Het beheer van internationale contacten, van de daarmee samenhangende overeenkomsten en Memoranda of Understanding, alsmede van de gegevensuitwisseling vindt bij de MIVD gecentraliseerd plaats in het bureau Relatiebeheer.

II Ontwikkelingen op inlichtingen- en veiligheidsgebied

De ontwikkeling op het gebied van de terrorismebestrijding is het afgelopen jaar van invloed geweest op de werkzaamheden van de MIVD. Na 11 september 2001 (de aanslagen op New York en Washington) besloot de regering de inspanningen op het gebied van terrorismebestrijding te intensiveren. De MIVD is daartoe op het gebied van personeel en materieel versterkt.

Terrorismebestrijding

Op 7 oktober 2001 begonnen de Verenigde Staten en Groot-Brittannië de operatie Enduring Freedom, gericht tegen Al Qa'ida en de Taliban in Afghanistan. Deze inzet leidde tot de val van het Taliban-regime.

Op 9 november 2001 besloot de Nederlandse regering een militaire bijdrage te leveren aan de operatie Enduring Freedom, bestaande uit eenheden van zowel de marine, landmacht, luchtmacht als marechaussee. Voor de uitzending van deze eenheden is door de MIVD steun geleverd.

Sinds 21 december 2001 neemt Nederland deel aan de International Stabilisation and Assistance Force (ISAF). ISAF is een door de VN gemandateerde missie die de Afghaanse (overgangs)regering en de VN-instanties in Afghanistan moet ondersteunen door het handhaven van de veiligheid in Kabul. De Ministerraad heeft in november 2002 besloten om begin februari 2003 samen met Duitsland de leiding van ISAF over te nemen van Turkije en de Nederlandse deelname te verlengen voor de duur van zes maanden. De deelname aan ISAF zal in 2003, evenals in het afgelopen jaar een aanzienlijke inspanning van de MIVD vragen.

Operationele inlichtingen

De samenwerking tussen de MIVD en de Chef Defensiestaf (die verantwoordelijk is voor de uitvoering van vredesoperaties) is verder geoptimaliseerd. Sinds 1 oktober is de plaatsvervangend directeur MIVD/hoofd Productie formeel belast met de voorziening van de operationele inlichtingen ten behoeve van de Chef Defensiestaf.

Tijdens vredesoperaties wordt de nationale inlichtingenvoorziening vanuit operatiegebieden naar Nederland geregeld in een samenwerkingsverband tussen de MIVD en de Chef Defensiestaf. Bij grotere operaties wordt hiervoor in het operatiegebied een Nationale Inlichtingen Cel (NIC) opgericht die wordt bemand door MIVD-personeel. Bij kleinere operaties wordt een vergelijkbare voorziening getroffen, waarbij een vertegenwoordiger van het betrokken krijgsmachtdeel als aanspreekpunt optreedt (Nationaal Inlichtingen Point of Contact/NIPOC). NIC's en NIPOC's staan voortdurend in beveiligde verbinding met de Current Intelligence Unit van de MIVD. Zo kunnen alle relevante ontwikkelingen in de operatiegebieden op de voet worden gevolgd en kan snel worden gerapporteerd.

Implementatie Wiv 2002

Het afgelopen jaar werd de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) 2002 van kracht. Aanleiding voor de herziening was de wens de oude Wiv volledig in overeenstemming te brengen met de artikelen 8 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden en de jurisprudentie van het Europese Hof. De vereisten van de Wiv 2002 zijn doorgevoerd in de administratieve procedures van de MIVD. Mandaatregelingen en taakbesluiten zijn herzien en opnieuw vastgesteld. Verzoeken om toestemming voor de inzet van bijzondere bevoegdheden worden conform de Wiv 2002 en de mandaatregelingen aan de minister dan wel in voorkomend geval aan de directeur MIVD voorgelegd.

Srebrenica

Op 10 april 2002 heeft het NIOD zijn rapport "Srebrenica, een veilig gebied" gepresenteerd. Het NIOD stelt vast dat rondom de val van Srebrenica sprake was van een collectieve "intelligence failure".

De parlementaire enquêtecommissie Srebrenica, die op 27 januari 2003 haar verslag presenteerde, onderschrijft in haar conclusies dat de inlichtingenvergaring door UNPROFOR ontoereikend is geweest. De enquêtecommissie stelt vast dat "het verzamelen van inlichtingen een essentieel onderdeel van militaire operaties is". De commissie vindt dat de invulling van het restrictieve VN-beleid bij UNOPROFOR met betrekking tot het verzamelen van inlichtingen Dutchbat op een onnodige achterstand heeft gezet. De commissie is van mening dat Nederland als troepenleverancier ook een eigen verantwoordelijkheid op het gebied van inlichtingenverzameling heeft. Dat betekent dat alle mogelijkheden om inlichtingen te verkrijgen moeten worden benut, ook als daar beperkte risico's aan zijn verbonden".

Kort na de val van Srebrenica, en vooruitlopend op de rapporten van het NIOD en de parlementaire enquêtecommissie Srebrenica, was geconstateerd dat lessen moesten worden getrokken uit de ervaringen in het voormalige Joegoslavië. De MlVD is de afgelopen jaren ingrijpend gereorganiseerd. Het belang van een goede inlichtingenvoorziening bij vredesoperaties wordt inmiddels algemeen onderschreven. De betrokkenheid van de MIVD bij de planning, de voorbereiding en de uitvoering van vredesoperaties is sterk verbeterd. Meer dan voorheen spelen inlichtingenanalyses een rol bij de besluitvorming over de uitzending van militaire eenheden en tijdens de aansturing van een operatie. Bij deelname aan vredesoperaties is tegenwoordig steeds sprake van een nationale militaire inlichtingen- en veiligheidsstructuur. Op die manier beschikken de militaire en ambtelijke top en ook de bewindslieden over een actueel en integraal inlichtingenbeeld.

III Inlichtingentaak

BALKAN, MIDDEN EN ZUID-OOST EUROPA

Nederland voerde gedurende het grootste deel van 2002 het commando van de Multi National Division South-West (MND-SW) van de Stabilisation Force (SFOR) in Bosnië-Herzegovina. Om die reden werd door de MIVD prioriteit gegeven aan de versterking van de informatiepositie in dat land. In de tweede helft van 2002 werd de focus mede gericht op Macedonië, waar een grotere operationele inzet plaatsvond als gevolg van het Lead Nationship van Nederland in de NAVO-operatie Task Force Fox (TFF).

In alle landen op de Balkan, en dus ook in de gebieden die in de belangstelling van de MIVD staan, vormen corruptie en de georganiseerde misdaad de belangrijkste problemen waarmee de autoriteiten te kampen hebben. In veel gevallen zijn criminele groeperingen beter georganiseerd dan het staatsgezag en vormen zij een bedreiging voor de interne stabiliteit in de regio. In Bosnië-Herzegovina en Macedonië hebben de nationale regeringen, in nauwe samenwerking met de internationale gemeenschap, de bestrijding van economische misstanden tot speerpunt van het vredesproces gemaakt. Gezien de voortdurende betrokkenheid van de krijgsmacht bij dit vredesproces op de Balkan zal deze regio in 2003 zonder twijfel aandacht van de MIVD blijven vragen.

Bosnië-Herzegovina

Al tien jaar levert Nederland een militaire bijdrage aan het herstel en de bestendiging van vrede en stabiliteit in Bosnië-Herzegovina. Sinds 1996 vindt deze bijdrage plaats in het kader van SFOR, gemandateerd door het General Framework for an Agreement on Peace (Dayton-akkoord) en de daarop betrekking hebbende VN-resolutie. Omdat de bijdrage aan SFOR door grote landen, met name NAVO-landen, de afgelopen jaren is gereduceerd, is het relatieve belang van Nederland toegenomen. Nederland heeft gedurende de periode september 2001-september 2002 de functie van Commanding Nation bekleed in de toenmalige MND(SW). Extra MIVD-personeel is ingezet om de Nederlandse commandant MND(SW) te ondersteunen.

De politieke ontwikkelingen in Bosnië-Herzegovina stonden in 2002 in het teken van de algemene verkiezingen van 5 oktober, de eerste die volledig onder Bosnische auspiciën zijn georganiseerd. De op initiatief van de Internationale Gemeenschap (IG) gevormde regering van de "Alliantie voor Verandering" die tot die verkiezingen in het zadel zat, heeft door interne tegenstellingen geen oplossing kunnen vinden voor de sociaal-economische crisis in het land. Om die reden, maar vermoedelijk eveneens uit protest tegen de invloed van de IG op de Bosnische politiek, gaf een meerderheid van de Bosnische kiezers op 5 oktober toch weer de voorkeur aan de traditionele mono-etnische partijen. Hoewel deze partijen sinds de oorlog zodanig zijn veranderd dat zij niet meer aansturen op interetnische strijd, blijven zij uitsluitend de belangen van de eigen etnische groepering behartigen. De door de IG gewenste doorbraak in de interetnische betrekkingen is door de verkiezingswinst van deze partijen niet dichterbij gebracht. Het is vrijwel onmogelijk de betreffende partijen buiten de verschillende regeringen te houden. De IG zal zich daarom moeten heroriënteren op de nieuwe politieke situatie in Bosnië-Herzegovina.

De terugkeer van vluchtelingen naar hun oorspronkelijke woonplaatsen vordert gestaag. In samenhang daarmee wordt ernaar gestreefd de constitutionele gelijkwaardigheid van de drie bevolkingsgroepen in alle delen van Bosnië-Herzegovina zodanig gestalte te geven, dat de bevolkingsgroepen overal deel kunnen hebben aan het openbaar bestuur. Verder streeft de IG naar versterking van de centrale organen in het land. Een voorbeeld is de `Staatsgrensdienst' (`State Border Service'), die niet alleen op interetnische basis opereert, maar ook nieuwe inkomsten genereert. Ook wordt gestreefd naar interetnische samenwerking op militair gebied met als uiteindelijk doel de samenvoeging van de Bosnisch-Servische en Moslim-Kroatische strijdkrachten (VRS respectievelijk VF). De samenvoeging stuit op grote weerstand onder de verschillende bevolkingsgroepen en staat bovendien op gespannen voet met het verdrag van Dayton, dat uitdrukkelijk niet in deze samenvoeging voorziet. Uit verschillende bronnen blijkt bovendien dat ook binnen de Moslim-Kroatische VF nog geen sprake is van werkelijk samengaan van de etnische componenten. Dit beïnvloedt de integratiekansen tussen VF en VRS nadelig.

Ook in andere opzichten lijken sommige bepalingen van Dayton door de werkelijkheid achterhaald. Zo is de impliciete aanname in het verdrag dat het samenwerken van vertegenwoordigers van verschillende bevolkingsgroepen vanzelf leidt tot interetnische samenwerking de afgelopen jaren onjuist gebleken. Sommige passages van het vredesverdrag (in de toekomst) zullen wellicht moeten worden geherformuleerd om de interetnische samenwerking te bevorderen.

De sociaal-economische crisis in Bosnië-Herzegovina duurt niet alleen voort vanwege de machteloosheid van de regering, maar ook vanwege economische misstanden als corruptie en (georganiseerde) misdaad. Verder speelt het ondoorzichtige investeringsklimaat een negatieve rol.

Naar verwachting zal de situatie in Bosnië-Herzegovina in 2003 niet of nauwelijks veranderen. Het vredesproces vordert slechts langzaam. De traditionele mono-etnische partijen vormen nog steeds de dominante factor in de Bosnische politiek. Tegen deze achtergrond moet een verdere reductie van SFOR gepaard gaan met een gedegen (eigen) informatiepositie om de waarschuwingsfunctie inhoud te kunnen geven. Het komende jaar zal de Internationale Gemeenschap de doorslaggevende factor blijven die het vredesproces zal moeten stimuleren en sturen.

De inspanningen van de MIVD voor de ondersteuning van de Nederlandse krijgsmacht in Bosnië-Herzegovina betreft de inzet van contra-inlichtingen- en veiligheidsteams (CIV-team) en een Nationale Inlichtingen Cel (NIC). De CIV-teams worden ingezet voor het onderzoeken van mogelijke activiteiten van terroristische en criminele groeperingen en buitenlandse inlichtingendiensten. Commandanten in het uitzendgebied worden door de MIVD gebriefd over potentiële veiligheidsrisico's en geadviseerd over te nemen beveiligingsmaatregelen. Voor de inlichtingenuitwisseling tussen Nederland en de uitgezonden eenheden in Bosnië-Herzegovina is een door de MIVD bemande NIC ingericht. Voorts worden inlichtingen- en veiligheidsrapporten en analyses opgesteld voor uitgezonden eenheden, de militaire top van Defensie en de bewindslieden.

Macedonië (FYROM)

De betrokkenheid van de NAVO in Macedonië is gebaseerd op het Framework Agreement (Ohrid-akkoord) en wordt uitgevoerd op uitnodiging van de Macedonische regering. Nederland heeft in 2002 een substantiële bijdrage geleverd aan het stabilisatieproces in Macedonië.

Op militair gebied onder meer door het Lead Nationship van Task Force Fox (TFF), de NAVO-operatie voor de beveiliging van de internationale waarnemers in het land. Daartoe werden door de MIVD producten geleverd, zowel ter ondersteuning van politieke en ambtelijke besluitvorming als ter voorbereiding op en tijdens de uitzending van de Nederlandse eenheden. MIVD-personeel is werkzaam geweest in Skopje ter ondersteuning van commandant TFF. De nadruk van de MIVD-inspanningen lag op Force Protection, toegespitst op het onderkennen van de veiligheidsrisico's voor de internationale waarnemers die waren ingezet in het kader van de parlementsverkiezingen in september 2002.

De situatie in Macedonië is na de interetnische strijd in 2001 gestabiliseerd. De factoren die aan deze strijd ten grondslag hebben gelegen (sociaal-economische misstanden in combinatie met interetnische discriminatie) zijn echter niet verdwenen. Het belangrijkste ijkpunt in de binnenlandse ontwikkelingen waren de verkiezingen van

15 september 2002. Deze zijn mede dankzij de aanwezigheid van de IG succesvol verlopen.

Dit neemt niet weg dat interetnische tegenstellingen de alom vertegenwoordigende corruptie en de drang tot zelfverrijking de speelruimte van de nieuwe regering zullen indammen en de kans op een snelle verbetering van de levensstandaard gering is. Deze factoren zullen naar verwachting ook in 2003 de politieke agenda van het land blijven bepalen. De IG zal naar verwachting nog lange tijd bij de situatie in Macedonië betrokken moeten blijven om een heropleving van de interetnische strijd te voorkomen en het vredesproces in goede banen te leiden.

Federale Republiek Joegoslavië (FRJ)

De situatie in de voormalige Joegoslavische federatie werd in 2002 beheerst door het vraagstuk van de toekomst van het federatieve verband tussen Servië en Montenegro. Onder grote druk van de Europese Unie (EU) zijn beide deelrepublieken inmiddels een unie van Servië en Montenegro overeengekomen. Na de dodelijke aanslag op Zoran Djindjic begin 2003 moeten de politieke verhoudingen zich opnieuw uitkristalliseren. Het Handvest van veranderingen in de onderlinge verhoudingen lijkt vooral de Montenegrijnse leiding in de kaart te spelen. Dit omdat Montenegro, gebaseerd op het Handvest, de autonome koers op vooral economisch gebied kan voortzetten en op termijn nog altijd de onafhankelijkheid zou kunnen uitroepen.

De ontwikkelingen in en om Kosovo bleven gedurende heel 2002 een bron van spanningen met een grensoverschrijdend destabilisatiepotentieel. Dit werd vooral veroorzaakt door de roep om onafhankelijkheid van de huidige etnisch-Albanese leiders in Kosovo en het uitblijven van inter-etnische herintegratie. De etnisch-Albanese leiders zijn niet alleen verwikkeld in een interne machtsstrijd, maar blijken ook niet in staat een oplossing te vinden voor de sociale en economische problemen in de provincie. Het is niet uitgesloten dat deze problematiek consequenties zal hebben voor de positie van de IG in Kosovo. Ondanks de afwezigheid van Nederlandse troepen in Kosovo besteedt de MIVD aandacht aan Kosovo. De reden hiervoor is dat een destabilisatie in Kosovo gevolgen kan hebben voor Balkanlanden met een etnisch-Albanese bevolkingscomponent en van invloed is op vredesoperaties in de regio waarbij Nederland betrokken is.

Mede in het licht van de betrekkingen die vanuit de FRJ worden onderhouden met de Bosnische Serviërs en de vermoedelijke aanwezigheid van door het Joegoslavië-Tribunaal (ICTY) gezochte Bosnische oorlogsmisdadigers in Servië en Montenegro, zal de FRJ ook in de toekomst nauwgezet worden gevolgd door de MIVD.

Albanië

De situatie in Albanië is vooral van belang vanwege de houding en betrokkenheid bij de situatie in Macedonië en Kosovo. Tot dusver hebben opeenvolgende regeringen zich gedistantieerd van territoriale aanspraken buiten de huidige grenzen. Door het beperkte gezag van de centrale overheid wordt veel ruimte gegeven aan etnisch-Albanese strijdgroepen en criminele groeperingen om de grensgebieden met Kosovo en Macedonië te gebruiken voor subversieve activiteiten. Daarnaast blijft de beperkte sociaal-politieke stabiliteit van Albanië zorgelijk. Dit kan een aanleiding zijn voor een verdere destabilisatie van het land en de regio. In Albanië is de controle van het staatsgezag over de binnenlandse situatie nog onvoldoende gestabiliseerd. Door de grensoverschrijdende betrekkingen tussen de verschillende etnisch-Albanese bevolkingsgroepen op de Balkan zal de situatie in Albanië ook de komende jaren nauwlettend worden gevolgd.

Kroatië

Kroatië ontwikkelt zich steeds verder in de richting van het lidmaatschap van westerse politieke, economische en veiligheidsstructuren. Het land blijft echter in de greep van een tegenvallende sociaal-economische ontwikkeling, die kan worden uitgebuit door nationalistische stromingen binnen de Kroatische politiek. Bovendien heeft zich in de Kroatische regeringscoalitie in 2002 een personele machtsstrijd gemanifesteerd die het formuleren van coherent regeringsbeleid (vooral op sociaal-economisch gebied) vrijwel onmogelijk maakte.

In 2002 is de invloed vanuit Kroatië op de gebeurtenissen in Bosnië-Herzegovina sterk teruggelopen. De banden tussen de belangrijkste nationalistische politieke partij, de HDZ, en haar Bosnische tegenhanger bestaan nog steeds. Ze bleken echter nauwelijks nog van enig gewicht voor de Bosnische binnenlandse politieke ontwikkelingen.

AZIË

De Verenigde Staten startte na de terroristische aanslagen op het World Trade Center en het Pentagon met de campagne tegen het internationaal terrorisme. Deze campagne kreeg onder meer vorm door een grootschalig offensief tegen de Taliban en Al Qa'ida in Afghanistan. Met behulp van de oppositie in Afghanistan, de Noordelijke Alliantie, werd in november 2001 de Taliban ten val gebracht en wist de Noordelijke Alliantie Kabul in te nemen. Onder auspiciën van de VN vonden op 2 december 2001 in Bonn vredesbesprekingen plaats waarbij een groot aantal Afghaanse partijen was vertegenwoordigd.

Afghanistan

De Bonn-conferentie kende twee belangrijke uitkomsten. Ten eerste werd overeenstemming bereikt over een interim-regering onder leiding van Hamid Karzai. Ten tweede werd besloten een internationale vredesmacht, de International Stabilisation and Assistance Force (ISAF), uit te zenden naar Kabul. ISAF kreeg de taak om tezamen met de Afghaanse autoriteiten te zorgen voor een veilig en stabiel Kabul en omgeving waardoor de interim-regering haar werk kan doen. De VN-Veiligheidsraad bekrachtigde de uitkomsten van het Bonn-akkoord met VN-resolutie 1383. De belangrijkste taak van de in december 2001 benoemde interim-regering was het voorbereiden van de Emergency Loya Jirga die in juni 2002 heeft plaatsgevonden. Een andere taak was een aanvang te maken met de wederopbouw van de staatsorganen en het land (in het bijzonder Kabul).

De Loya Jirga heeft geresulteerd in de herverkiezing van Karzai als president. De benoeming van de overige ministers vond buiten de vergadering plaats. De Loya Jirga slaagde er niet in een parlement te vormen. De nieuw gevormde overgangsregering had (en heeft) te maken met dezelfde problemen als de interim-regering. Nog steeds is er weinig feitelijke zeggenschap op de gebieden buiten Kabul. De opbouw van het land staat nog in de kinderschoenen. De verschillende regeringsfunctionarissen werken elkaar meer tegen dan dat ze samenwerken en onder de bevolking zijn de eerste negatieve geluiden gehoord. Zeker in Kabul is vlak na de val van de Taliban in korte tijd veel veranderd. In de maanden daarna werd door de bevolking echter weinig vooruitgang waargenomen.

De overgangsregering staat voor drie grote uitdagingen. Ten eerste zal het logge bureaucratische overheidsapparaat moeten worden geherstructureerd. Bevoegdheden moeten worden verdeeld tussen het centrale gezag, de provinciale en lokale overheden. Uiteindelijk zullen medio 2004 vrije verkiezingen worden gehouden. Ten tweede zal een Afghaans Nationaal Leger moeten worden opgericht waarin de verschillende militaire structuren (de `legertjes' van de verschillende krijgsheren) worden opgenomen. Strijders die niet in het nationale leger kunnen worden opgenomen, moeten in de maatschappij worden gereïntegreerd. De derde prioriteit is de economische wederopbouw. Om de toegezegde miljarden steun aan Afghanistan in goede banen te kunnen leiden, zullen verschillende structuren moeten worden opgebouwd. Structuren voor een goed banksysteem, een goede staatsboekhouding en organen die toezicht houden op de bestedingen. Ook dient een klimaat te ontstaan waarin investeringen kunnen worden gedaan.

De situatie in Afghanistan blijft in de nabije toekomst onzeker en instabiel. De aanwezigheid van ISAF in Afghanistan zal naar verwachting nog zeker tot 2004 duren. De presentatie van de op te stellen nieuwe grondwet en het verloop van de verkiezingen zullen belangrijke meetmomenten zijn voor een verder noodzakelijk verblijf van de IG.

Nederlandse defensie-inspanning in Afghanistan

Nederland neemt vanaf eind 2001 deel aan de ISAF-vredesmacht. Vanaf het begin heeft de MIVD capaciteit ingezet voor het opbouwen van een zogenoemd normbeeld. De focus van de MIVD op Afghanistan is gedurende 2002 een aantal maal gewijzigd. Aanvankelijk lag de nadruk op het volgen van de dagelijkse veiligheidssituatie in Kabul en de verhouding tussen de interim-regering en de in Kabul aanwezige militaire machtsstructuren. Daarna heeft de MIVD de aandacht meer gericht op de te houden Emergency Loya Jirga. Tenslotte is de MIVD zich gaan voorbereiden op de gezamenlijke leiding van Duitsland en Nederland over ISAF.

Het afgelopen jaar heeft de MIVD aandacht besteed aan de terroristische dreiging, ook in Afghanistan. Deze dreiging kreeg vorm door verschillende raketaanvallen op delen van Kabul, een zware bomaanslag bij het ministerie van Informatie op 15 augustus 2002 en de moorden op de minister van Transport en Toerisme, Abdul Rahman (14 februari) en de vice-president, Haji Abdul Qadir (6 juli). De aanslagen leken zich naar het einde van het jaar meer te richten op de ISAF-vredesmacht. Dit werd onderstreept door de ogenschijnlijk gecoördineerde aanslag op het hoofdkwartier van de Kabul Multinational Brigade (KMNB), Camp Warehouse, op 25 november. Vooralsnog bleken die aanslagen door de wijze waarop ze werden uitgevoerd vooral bedoeld te zijn als waarschuwing en was niet om slachtoffers te maken.

Pakistan

De verslechtering van de interne veiligheidssituatie en de politieke doorbraak van de religieuze alliantiepartij in Pakistan kunnen een directe invloed hebben op de veiligheid van de Nederlandse troepen in de regio en waren daarom punt van aandacht voor de MIVD. Ook het Pakistaanse beleid ten aanzien van Afghanistan werd nauwlettend gevolgd. De scherpe politieke, religieuze en etnische tegenstellingen in de Pakistaanse samenleving resulteerden in geweld in diverse steden. Tevens werden in Pakistan relatief veel aanslagen gepleegd tegen westerse doelen, waarmee uiting werd gegeven aan de onvrede over de acties van de internationale coalitie in Afghanistan en de Pakistaanse steun daaraan.

De beperkte machtswisseling in Pakistan leidde niet tot radicale veranderingen op cruciale beleidsterreinen (zoals het buitenlands- en defensiebeleid). De Pakistaanse regering voerde formeel een terughoudend beleid ten aanzien van het buurland Afghanistan. Niettemin konden verschillende radicaalextremistische groeperingen vanuit Pakistan in Afghanistan opereren. In hoeverre delen van de Pakistaanse overheid de ondermijnende activiteiten van deze groeperingen bestreed, was niet helder.

India

De Indiase deelstaat Kasjmir was ook het afgelopen jaar het toneel van aanslagen door radicaalextremisten en vormde de inzet van een fel conflict tussen Pakistan en India. Gedurende een aantal maanden hadden beide landen hun troepen geconcentreerd langs de internationaal erkende grens en de `line of control' in het betwiste gebied. Het risico van escalatie van beperkte militaire acties in de regio Kasjmir naar een grootschaliger oorlog bestond gedurende een groot deel van het jaar. De aspiraties van beide landen op het gebied van de ontwikkeling en het bezit van

massavernietigingswapens maakten dat het conflict verstrekkende gevolgen had kunnen hebben.

Ondanks de gespannen situatie kwam het niet tot een werkelijke militaire confrontatie. In oktober 2002 kondigde India aan zijn troepen grotendeels terug te trekken, een dag later hierin gevolgd door Pakistan. Tegen het einde van het jaar was het risico van het op korte termijn uitbreken van een grootschalige oorlog door de troepenterugtrekkingen verminderd. Ondanks de militaire ontspanningsmaatregelen werden de formele diplomatieke contacten tussen beide landen niet hersteld.

Op het gebied van de interne politieke ontwikkelingen en het Indiase beleid ten aanzien van Kasjmir stonden de verkiezingen in september en oktober dit jaar centraal. De Delhi-gezinde regeringspartij moest door deze verkiezingen plaatsmaken voor een coalitie van de Congrespartij en een locale politieke partij. Ingeschat wordt dat ook de nieuwe regering op korte termijn geen oplossing brengt voor de problemen in de deelstaat. Omdat een structurele oplossing voor de kwestie Kasjmir voorlopig niet in zicht is, zullen de spanningen tussen India en Pakistan blijven voortduren.

Noord-Korea

Tijdens de afgelopen dertig jaar heeft het Noord-Koreaanse regime een massavernietigingswapenprogramma en een ballistisch raketprogramma ontwikkeld dat gestaag is uitgebreid. In 1994 kwamen de Verenigde Staten en Noord-Korea een `Agreed Framework' overeen. Binnen dit `Framework' zou Noord-Korea afzien van verdere ontwikkeling van een in aanbouw zijnde zwaarwater kernreactor in ruil voor de levering van olie en de bouw van twee, minder proliferatiegevoelige, lichtwater reactoren voor civiel gebruik. Verder zou Noord-Korea reguliere inspecties toestaan. In reactie op de schending van het `Agreed Framework' door Noord-Korea in 2002 besloten de Verenigde Staten de olieleveranties te staken. Dit leidde eind december 2002 tot het Noord-Koreaanse besluit om de gedeeltelijk ontmantelde Yongbyon kerncentrale weer op te starten. Vervolgens werd observatieapparatuur van het Internationale Atoomagentschap (IAEA) verwijderd. Eind december 2002 moesten de IAEA-waarnemers Noord-Korea verlaten en het land zegde het Non-Proliferatie Verdrag (NPT) op.

Noord-Korea beschikt over een uitgebreide ballistische raketindustrie en produceert op SCUD-technologie gebaseerde ballistische raketten. Daarmee beschikt Noord-Korea over een breed arsenaal ballistische raketten die een bereik hebben variërend van 300 tot 1300 km. In 1998, met de lancering van de Taepo Dong-1, heeft Noord-Korea laten zien over ICBM-technologie te beschikken (raketten met een bereik van 2000 km of meer). Er bestaat nog twijfel over de operationele inzetbaarheid van deze ICBM's. Het merendeel van de ICBM-productie is bestemd voor export. Voor Noord-Korea is dit een van de weinige mogelijkheden harde valuta binnen te krijgen. Gezien de ontwikkelingen in Noord-Korea op het gebied van proliferatie van massavernietigingswapens, ballistische raketten en rakettechnologie en de mogelijke uitstralingseffecten op de regio zal de MIVD ook in 2003 aandacht aan dit land blijven besteden.

Volksrepubliek China

De machtswisseling in 2002 bracht een nieuwe generatie Chinese leiders aan de leiding. De effecten van de machtswisseling op het beleid moeten zich nog concretiseren. In tegenstelling tot de vorige generatie Chinese leiders hebben de nieuwe leiders academische studies zoals rechten en economie gevolgd en hebben een leeftijd tussen eind veertig en zestig jaar. De nieuwe leiders zijn doorgaans niet via het partijsysteem opgeklommen, maar hebben hun sporen verdiend met het besturen van belangrijke provincies of steden waar hervormingen werden doorgevoerd. Wat de politieke koers van de nieuwe leiders zal zijn op binnenlands en buitenlands gebied is vooralsnog lastig te bepalen.

Indonesië

In 2002 werd in het kader van het in kaart brengen van terroristische netwerken door de MIVD, aandacht besteed aan de opkomst van de radicale Islam in Indonesië. De Indonesische regering kwam onder toenemende druk te staan op te treden tegen de fundamentalistische Jemaah Islamiah beweging. Bij arrestaties in Maleisië en Singapore werd nieuw bewijs gevonden van mogelijke banden tussen het Al Qa'ida netwerk en de Jemaah Islamiah beweging. Deze beweging wordt geleid door de Indonesische geestelijke Abu Bakar Ba'asyir. De aarzelende houding van de Indonesische regering om op te treden werd ingegeven door de gecompliceerde politieke verhoudingen en de angst voor binnenlandse onlusten. Door een verscherping van de meningsverschillen tussen seculiere en islamitische coalitiepartners in het parlement brengt krachtig optreden tegen islamitische groeperingen als Jemaah Islamiah en Laskar Jihad voor Megawati c.s. grote politieke risico's met zich mee.

De bomaanslag in Bali drukte de regering van president Megawati echter met de neus op de feiten. Er was en is wel degelijk sprake van terroristische activiteiten in Indonesië. In de huidige, complexe politieke verhoudingen staat president Megawati onder internationale en binnenlands militaire druk om tegen het terrorisme op te treden. Tegelijkertijd dient zij er voor zorg te dragen de kalmte te bewaren onder de grotendeels islamitische, anti-Amerikaanse bevolking van Indonesië.

Ook in 2003 zal de MIVD zijn aandacht blijven richten op de ontwikkelingen in Indonesië waarbij ook de opstelling van de Indonesische krijgsmacht van groot belang is.

MIDDEN-OOSTEN EN NOORD-AFRIKA

De meeste landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika kampen onverminderd met grote politieke, sociale en etnische spanningen. In 2002 is het religieus geïnspireerd verzet onder delen van de bevolking in de gehele regio toegenomen. Dit verzet is overwegend gematigd en vreedzaam. Het is vooral de gegroeide militante stellingname van radicaal-islamitische groepen die bijdraagt tot de instabiliteit in het gebied
---

De belangrijkste oorzaken voor de situatie in het gebied zijn het ontbreken van mogelijkheden voor de bevolking zich politiek te uiten en de economische malaise. Van betekenis zijn ook de gevolgen van de mondialisering voor de traditionele samenlevingen. Voor velen staat het Westen symbool voor het `bedreigende' modernisme. Vooral vanwege het chronisch karakter van de

economische stagnatie zal de instabiliteit in deze regio blijven voortduren. Naast de sociaal-politieke omstandigheden zijn toenemende problemen rond de natuurlijke hulpbronnen in de regio zorgelijk. Centraal hierbij staan de nog altijd omvangrijke maar in enkele landen teruglopende oliereserves en de beperkte beschikbaarheid van water. Beide vraagstukken kunnen leiden tot intensivering van al bestaande controverses. Dit kan negatieve repercussies hebben op de regionale stabiliteit. Juist de beschikbaarheid van de olie uit deze regio voor de wereldmarkt is voor

het Westen van prominent strategisch belang.

Een aantal risicolanden heeft ambitieuze militaire, ook niet-conventionele, programma's. Deze programma's zijn niet los te zien van oude regionale rivaliteit. De rivaliteit geeft periodiek aanleiding tot gewapende conflicten die een uitstraling naar het NAVO-verdragsgebied kunnen hebben. De MIVD constateert dat potentiële dreigingen met name voortkomen uit een toenemend vermogen op het gebied van massavernietigingswapens en ballistische raketsystemen. Kenmerkend voor dit regionale probleem is dat geen sprake is van wapenbeheersingsoverleg. Integendeel, vanwege de rivaliteit in de regio en ook omdat Israël weigert zijn militair nucleair potentieel bespreekbaar te maken, hebben enkele Arabische landen en Iran hun programma's juist voortgezet.

Irak

In 2002 is ruimschoots aandacht besteed aan de situatie in en rond Irak. De agressie tegen Koeweit in 1990 en de daaropvolgende geallieerde militaire reactie leidde tot internationaal isolement van Irak en het VN-sanctieregime.

Gelet op de geopolitieke positie en de aard van het Iraakse regime streefde Irak naar een prominente plaats in de regio. De Iraakse strijdkrachten speelden in deze politiek een centrale rol. De Golfoorlog van 1991 en de gevolgen daarvan deden geen afbreuk aan deze ambitie van het Iraakse regime. Om het conventionele overwicht van Israël, Iran, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk te compenseren, streefde Irak naar een herstel van zijn militaire capaciteiten. Hierbij lag waarschijnlijk de nadruk op massavernietigingswapens en ballistische raketsystemen. De nadrukkelijke internationale - maar met name Amerikaanse - aandacht voor contraproliferatie van massavernietigingswapens na de gebeurtenissen in september 2001 in de Verenigde Staten resulteerde in zware politieke en militaire druk op Irak om wapeninspecties wederom toe te staan.

Na de Golfoorlog werd de ontmanteling van het Iraakse nucleaire programma overgelaten aan het Internationale Atoomagentschap (IAEA). Het IAEA gaf geen eindoordeel over de volledigheid van de ontmanteling van het nucleaire programma. Oorzaak was dat Irak niet aan alle voorwaarden voldeed en geen volledig beeld had gegeven van de nucleaire activiteiten en leveranciers. Het Iraakse nucleaire programma was bijna volledig gericht op het produceren van kernwapens op basis van hoogverrijkt uranium. Ondanks de ontmanteling door het IAEA waren er aanwijzingen dat Irak onderdelen (zowel in materiële als in immateriële zin) van zijn nucleaire programma had verstopt. De grootste dreiging ging uit van Iraakse nucleaire expertise. Aangenomen wordt dat Irak niet in staat was op korte termijn over nucleaire wapens te beschikken. Zonder sanctieregime zou Irak naar schatting vijf tot zeven jaar nodig hebben gehad om zelfstandig een eenvoudig kernwapen te ontwikkelen.

Het is mogelijk dat Irak nog over een restant strijdmiddelen beschikt. Irak werd in staat geacht de productie van biologische strijdmiddelen (zoals ricine, anthrax en botulisme) binnen een aantal maanden te hervatten en een strategische hoeveelheid te produceren. Deze middelen konden in de bestaande faciliteiten worden geproduceerd met gebruikmaking van bestaande grondstoffen en uitrusting.

De UNSCOM-inspecteurs hebben halverwege de jaren negentig er op toegezien dat een aanzienlijke hoeveelheid chemische strijdmiddelen, waaronder het zenuwgas Sarin, het strijdmiddel Tabun en verschillende blaartrekkende strijdmiddelen, werd vernietigd. Verder werden duizenden vliegtuigbommen, artillerieraketten en chemische koppen voor ballistische raketten vernietigd. Irak heeft mogelijk een forse hoeveelheid chemische strijdmiddelen weten te verbergen. Er wordt ervan uitgegaan dat Irak over honderden tonnen chemische strijdmiddelen zou kunnen beschikken. Irak bezit de kennis om een eenvoudige chemische kop op een ballistische raket te monteren. De grootste bedreiging ging echter uit van Iraakse kennis en kunde om artilleriegranaten en raketten te voorzien van chemische strijdmiddelen.

Na de vorige Golfoorlog hebben de UNSCOM-inspecteurs er op toegezien dat ballistische raketten met een bereik groter dan 150 km, die niet door de oorlogshandelingen waren vernietigd, alsnog werden vernietigd. Het is aannemelijk dat Irak een onbekend aantal (middellange afstands)raketten voor de UNSCOM-inspecteurs heeft verborgen.

Conform VN-resoluties was het Irak toegestaan om over korte afstandsraketten te beschikken. In dit kader heeft Irak twee raketsystemen met een bereik van 150 km ontwikkeld. Eén voor vaste (Al-Samoud) en één voor vloeibare brandstof (Ababil). Testvluchten gaven aan dat beide typen een bereik hadden dat boven de toegestane grens ligt, waarop Irak gedwongen werd deze systemen te ontmantelen. Het primaire doel van deze programma's leek echter vooral het behoud van kennis op het gebied van ballistische raketten. Alleen met omvangrijke buitenlandse hulp zou Irak in staat zijn geweest een ballistische raket met een bereik van 1000 km of meer te ontwikkelen.

Het bovenstaande geeft de situatie in Irak weer tot 1 december 2002.

In maart 2003 is een door de Verenigde Staten geleide coalitie Irak ingetrokken. In tegenstelling tot de situatie ten tijde van de Golfoorlog van 1991 stellen de omringende landen zich terughoudend op tegenover de Amerikaanse militaire interventie. Redenen hiervoor zijn het aanhoudende conflict tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit, de economische repercussies, de vrees voor interne onrust en de onzekerheid over de toekomst van Irak en het Midden-Oosten. Vooral de chaotische situatie die in Irak na de val van Saddam Hoesein zal kunnen ontstaan als gevolg van eventuele separatistische aspiraties van etnische religieuze bevolkingsgroepen (Koerden,

sjiieten) baart de directe omgeving zorgen.

De MIVD volgt het verloop van deze strijd en richt zich vooral op de mogelijke uitstralingseffecten naar Afghanistan.

Israël - Palestijnse kwestie

De Palestijnse kwestie heeft, als hoofdfactor van de Arabische onvrede, wederom een belangrijke rol gespeeld in de regionale verhoudingen in het Midden-Oosten. Te meer omdat in het laatste, gewelddadige, jaar van de eerste regering-Sharon het vredesproces met de Palestijnse Autoriteit tot stilstand is gekomen. Vanwege die stagnatie is de aanhang voor de radicale Palestijnse groepen Hamas en Palestijnse Islamitische Jihad sterk toegenomen. Dit betekent steun voor het terrorisme wat ook gezien de regionale effecten een reden voor zorg is. Er is geen wijziging opgetreden in de situatie rond de afgebroken onderhandelingen tussen Israël en Syrië over de eventuele teruggave van de Golanhoogten.

Iran

Van de risicolanden in het Midden-Oosten blijft ook het volgen van de situatie in Iran uit veiligheidsoogpunt noodzakelijk vanwege de potentiële, militaire dreiging die uitgaat van het ambitieuze, militaire programma van het land. In het buitenlands politiek concept en militaire doctrine stelt Iran de strategische afschrikking met massavernietigingswapens en ballistische raketten centraal. De MIVD heeft in toenemende mate de inspanningen gericht op het beoordelen van de ontwikkelingen van de Iraanse conventionele en vooral niet-conventionele wapenprogramma's. Inmiddels is vastgesteld dat het zuidoostelijk deel van het NAVO-grondgebied thans binnen het bereik van Iraanse ballistische raketsystemen ligt. Er bestaat zorg dat Iran zijn afschrikkingspotentieel ook kan richten tegen de westerse militaire eenheden in het Golfgebied. Bovendien is gebleken dat Iran de militaire capaciteiten heeft uitgebreid waardoor de olietoevoer vanuit de Perzische Golf kan worden bedreigd.

Vanwege de Nederlandse militaire aanwezigheid in Afghanistan is de aandacht van de MIVD gericht op het beleid van Iran ten aanzien van Afghanistan. Iran kan door toedoen van de conservatieve krachten in het establishment op

termijn een antiwesterse opstelling in Afghanistan gaan innemen. Op dit moment is de conclusie dat Iran een pragmatisch buitenlands beleid voert met het doel stabiliteit in de regionale verhoudingen te bevorderen. Niettemin blijft Iran contacten houden met radicaal-islamitische groepen in de regio.

Syrië

De situatie in Syrië en zijn opstelling tegenover verscheidene internationale kwesties is het afgelopen jaar gevolgd. Centraal hierbij stond de dominante rol van Syrië in Libanon en de invloed op de Libanese Hezbollah-beweging. Verder heeft de MIVD zich gericht op de antagonistische houding van Syrië tegenover Israël, de Syrische programma's voor de ontwikkeling van chemische wapens en ballistische raketten, de opstelling in de strijd tegen het internationale terrorisme en het standpunt ten aanzien van de kwestie Irak. Ook speelt voor de Nederlandse krijgsmacht de kwestie van de Golanhoogten. Nederland levert een bijdrage aan de VN-waarnemersmacht op de Golanhoogten (UNTSO). De twaalf Nederlandse militairen die hierbij zijn betrokken opereren vanaf hun respectievelijke VN-kwartieren in Syrië, Israël en Libanon. Dit, en de rol van Syrië in ontwikkelingen in het vredesproces van het Midden-Oosten en de regionale machtsverhoudingen, zullen ook in de toekomst reden zijn voor aandacht van de MIVD voor Syrië.

Syrië beschikt over offensieve chemische wapens - die regelmatig worden getest - en werkt via een onderzoeksprogramma aan de ontwikkeling van offensieve biologische wapens. Syrië beschikt niet over nucleaire wapens. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat Syrië nucleaire ambities heeft of dat men over voldoende kennis en middelen beschikt om daar eventueel op korte termijn invulling aan te geven. Syrië is lid van het Internationaal Atoomagentschap (IAEA) en het Non Proliferatie Verdrag. Syrië heeft in zijn arsenaal een paar honderd SCUD-B ballistische raketten met een bereik van 300 km en tientallen SCUD-C ballistische raketten met een bereik van 500 km. Met de huidige eigen productiecapaciteit wordt Syrië in staat geacht SCUD-C raketten te produceren. Met de huidige operationele raketsystemen kan bijvoorbeeld geheel Israël worden bestreken.

Golfstaten

De strategische positie van de zes landen die deel uitmaken van de Gulf Co-operation Council,

te weten Saoedi-Arabië, Koeweit, Qatar, Bahrein, de Verenigde Arabische Emiraten en Oman, geeft aanleiding tot bijzondere aandacht. In 2002 is meermaals gerapporteerd over de veiligheidssituatie in voornoemde landen voor bezoekende eenheden van de Nederlandse krijgsmacht. Verder is de MIVD ingegaan op de opstelling van deze landen in de kwestie Irak en de strijd tegen het internationale terrorisme, zoals deze momenteel vorm krijgt in operatie Enduring Freedom.

DE RUSSISCHE FEDERATIE

Ondanks het einde van de Koude Oorlog en het ontstaan van nieuwe partnerschapsrelaties met het Westen, blijft de Russische Federatie ook de komende jaren voor de MIVD een interessegebied. De Russische Federatie zal nog lang de tweede kernmacht in de wereld blijven en is van grote betekenis voor de stabiliteit op het Euraziatisch continent, in het bijzonder het gebied van de voormalige Sovjet-Unie.

De Russische Federatie is op korte termijn niet in staat op grote schaal een (conventioneel) militair conflict te initiëren. Zelfs het uitvoeren van een beperkt strategisch offensief zou een lange voorbereidingstijd vergen. Voor het waarborgen van de nationale veiligheid wordt vooral geleund op de strategische en tactische kernwapens. De lichte groei van de economie maakt het de Russische Federatie misschien mogelijk een bescheiden modernisering van de strijdkrachten door te voeren. De centralistische koers van president Poetin zal vooral gericht zijn op nationaal belang, internationaal prestige en onafhankelijkheid van anderen. Verder zal de Russische Federatie inzetten op het spelen van een leidende rol in het oostelijk OVSE-gebied en het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS). Volledig herstel van de oude orde is vrijwel uitgesloten. Terugkeer naar een autoritair regime is onder druk van een ernstige economische terugslag en falende politiek wellicht mogelijk. Bijkomende factor die specifieke aandacht voor de Russische Federatie rechtvaardigt, is dat de rol van de Russische Federatie als energieleverancier aan het Westen in de toekomst naar verwachting zal toenemen.

Het beleid en gedrag van de Russische Federatie over proliferatie en exportcontrole zijn onderwerp van aandacht geweest. De Russische Federatie blijft op het gebied van proliferatie een bron van zorg. De ontwikkeling van het militair hervormingsproces werd gevolgd vanwege de aandacht van de MIVD voor de aanhoudende discussie in Rusland over de sterktecijfers van de krijgsmacht, de verwezenlijking van personele reducties, de plannen met betrekking tot verkorting van de dienstplicht, de voorgenomen overgang op termijn naar een beroepsleger en de invoering van alternatieve dienstplicht. Aandacht werd tevens besteed aan de status van Russische troepen in het buitenland, met name Georgië en Moldova.

De situatie in Tsjetsjenië is, ondanks aanhoudende Russische verzekeringen van het tegendeel, niet genormaliseerd maar verslechterd. Diverse malen is het Tsjetsjeense opstandelingen gelukt met spectaculaire aanslagen te laten zien dat zij allesbehalve verslagen zijn. De belangrijkste voorbeelden hiervan waren de gijzelingsactie in een theater in Moskou eind oktober en de bomaanslag op de zwaarbewaakte zetel van de Tsjetsjeense regering in Grozny eind december 2002. De Russische strijdkrachten in Tsjetsjenië leden gedurende 2002 aanzienlijke verliezen aan personeel en materieel, vooral helikopters. Het neerhalen van een te zwaar beladen MI-26 HALO helikopter in augustus in de buurt van Grozny was hiervan het opvallendste voorbeeld.

In mei 2002 ondertekenden de presidenten van de Russische Federatie en de Verenigde Staten een verdrag tot verdere reductie van de wederzijdse strategisch-nucleaire wapenarsenalen. De MIVD volgt actief de stand van zaken en vooruitzichten met betrekking tot strategische wapenbeheersing.

OVERIGE LANDEN VOORMALIGE SOVJET UNIE

Naast de ontwikkelingen in de Russische Federatie zijn ook de ontwikkelingen in een aantal van de voormalige Sovjet-republieken voor de MIVD van belang voor de stabiliteit in de regio. Het betreft met name Moldavië, Georgië, Armenië, Azerbeidjaan en Kirgizië. Extra reden om Moldavië te volgen is de Nederlandse deelname aan een OVSE-waarnemingsmissie
---

Moldavië

De situatie in Moldavië wordt in hoge mate bepaald door economische problemen. Daarnaast betekent de zelf-geproclameerde republiek Trans-Dnjestrië binnen de landsgrenzen een voortdurende bron van instabiliteit. In deze regio is nog steeds een Russische troepenmacht gestationeerd die in 2001 zou moeten zijn verdwenen, maar naar verwachting voorlopig nog zal blijven gestationeerd. Rond de kwestie Trans-Dnjestrië is een zekere status-quo bereikt waar naar verwachting weinig verandering in zal komen. De aanwezigheid van een Nederlandse militaire OVSE-waarnemer in Moldavië is reden om de situatie aldaar, weliswaar in beperkte mate, te volgen.

Transkaukasus

De situatie in Transkaukasus verbeterde uit veiligheidspolitiek oogpunt gedurende 2002 niet. Het conflict over de enclave Nagorno-Karabach bleef gedurende geheel 2002 de onderlinge relaties tussen het christelijke Armenië en het islamitische Azerbeidzjan domineren, maar leidde niet tot significante ontwikkelingen.

Ook bij het oplossen van de binnenlandse conflicten in Georgië (Abchazië, Zuid-Ossetië) werd geen vooruitgang geboekt. De spanningen tussen de Georgische president Shevardnadze en de Russische president Poetin liepen in de tweede helft van 2002 op als gevolg van de aanwezigheid van Tsjetsjeense rebellen in de Georgische Pankisi-vallei. Deze vallei, gelegen in het grensgebied van Georgië en Tsjetsjenië, diende als uitvalsbasis voor Tsjetsjeense acties en doorvoerroute voor wapenzendingen naar Tsjetsjenië. Moskou eiste hardere maatregelen van Tbilisi ter bestrijding van de rebellen in deze vallei en oefende met grensoverschrijdende luchtaanvallen en het dreigen met militair grondoptreden druk uit op de Georgische regering. Uiteindelijk besloot Shevardnadze toe te geven en over te gaan tot een actievere bestrijding van de Tsjetsjeense rebellen met Georgische troepen. Het probleem van de Tsjetsjeense aanwezigheid in de Pankisi-vallei is echter niet opgelost.

Een andere kwestie die in 2002 speelde, was de Russisch-Georgische onenigheid over Abchazië. De spanningen tussen de Russische Federatie en Georgië liepen eind 2002 op toen de Russen een spoorlijn tussen Sochi (RF) en Sukhumi (Georgië), beide gelegen aan de Zwarte Zee, opnieuw in gebruik namen. Daarnaast hadden de Russen op grote schaal paspoorten uitgegeven aan inwoners van Abchazië. De beide kwesties brachten president Shevardnadze ertoe dwars te gaan liggen bij de verlenging van het mandaat van de (Russische) GOS-veiligheidsmacht in Abchazië.

In 2003 zullen de Tsjetsjeense kwestie, de binnenlandse conflicten in Georgië en de kwestie Nagorno-Karabach de situatie in Transkaukasus blijven bepalen. Naar verwachting zal het labiele evenwicht blijven voortduren. Het Nederlandse voorzitterschap van de OVSE zal leiden tot meer aandacht van Nederlandse zijde voor deze instabiele Europese regio in de periferie van het bondgenootschappelijk territoir. De MIVD houdt voor de ondersteuning daarvan een beperkte (analyse) capaciteit beschikbaar.

Kirgizië

Gelet op de aanwezigheid van Nederlands militair personeel in Kirgizië (op vliegveld Bisjkek/Manas) in het kader van de operatie Enduring Freedom is doorlopend gerapporteerd over de situatie in dit land. Centraal daarbij stonden de politieke instabiliteit, het eventuele gevaar van escalatie, de mogelijke gevolgen hiervan voor de buitenlandse militaire presentie, alsmede de risico's en (potentiële) dreigingen waaraan Nederlandse militairen blootstaan vanuit de hoek van radicaal-islamitische bewegingen als de Islamic Movement of Uzbekistan (IMU) en Hizb-ut Tahrir. Zolang de Nederlandse militaire aanwezigheid in Kirgizië voortduurt wordt intensief aandacht aan de situatie in het land en de omliggende regio besteed.

CARIBISCH GEBIED EN LATIJNS AMERIKA

De verdediging van het Koninkrijk is ingevolge het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden een Koninkrijksaangelegenheid. Daartoe zijn permanent eenheden van het Korps Mariniers op Curaçao en Aruba gelegerd en zijn schepen van de Koninklijke Marine en vliegtuigen van de Marine Luchtvaart Dienst op Curaçao gestationeerd. De MIVD ondersteunt deze taak door het beoordelen van de externe veiligheidssituatie van de overzeese Koninkrijksdelen en van de veiligheidssituatie van de daar aanwezige eenheden van de Nederlandse krijgsmacht.

Aruba, Bonaire en Curaçao liggen dicht voor de kust van Venezuela en in de directe nabijheid van Colombia. Derhalve kunnen de politieke, economische en militaire ontwikkelingen in die landen potentieel een bedreiging vormen voor de veiligheid van en de stabiliteit in de Nederlandse Antillen en Aruba en voor de in de regio opererende Nederlandse eenheden. Ook het afgelopen jaar vormde dit aanleiding voor de MIVD de ontwikkelingen in het Caribisch Gebied en aangrenzende delen van Latijns Amerika te volgen.

Hoewel de regio als een van de meest stabiele in de wereld wordt beschouwd, bestaan er nog steeds problemen bij de afbakening van de grenzen tussen verschillende landen. Deze problemen hebben in 2002 niet tot gewapende conflicten geleid. Doorgaans worden zulke territoriale problemen vreedzaam opgelost. Voor zover zich in de regio verder spanningen tussen staten voordoen, houden deze meestal verband met economische problemen, politiek gemotiveerde asielaanvragen, grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme. De interne ontwikkelingen in een aantal landen in de regio en de rol van de georganiseerde criminaliteit vormen een potentiële dreiging voor de Koninkrijksbelangen.

Het Caribisch Gebied heeft zich ontwikkeld tot een belangrijk doorvoergebied voor drugs uit Zuid-Amerika naar de Verenigde Staten en Europa. Om die reden hebben de marine-eenheden op Curaçao een taak gekregen op het gebied van de drugsbestrijding in de regio. In de nasleep van de Al Qa'ida aanvallen op 11 september 2001 werden Amerikaanse schepen en vliegtuigen aan het Caribisch Gebied onttrokken voor de nationale verdediging en inzet tegen het terrorisme. In verband hiermee heeft Nederland op Amerikaans verzoek zijn vloot- en vliegtuigsterkte op Curaçao versterkt. Hiermee is een deel van de Amerikaanse bijdrage aan counterdrugs-operaties in het Caribisch Gebied overgenomen. Er wordt samengewerkt met de kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. De Commandant Zeemacht Caribisch Gebied is belast met de leiding over de gezamenlijke Nederlands-Amerikaanse drugsbestrijdingoperaties in de regio. Daarbij wordt ook samengewerkt met het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk en met andere staten in de regio. In verband met deze taak bestaat een toenemende behoefte aan strategische informatie over drugshandel en drugstransporten in de regio. De MIVD zal, waar mogelijk, hieraan een bijdrage leveren.

Venezuela

Kern van de politieke ontwikkelingen in Venezuela in 2002 was de toenemende kritiek op president Chávez. Dit ging gepaard met een sterk afnemende populariteit van Chavez. De wijze van optreden van de president en zijn radicale hervormingsplannen riepen steeds meer weerstand op. Deze weerstand bereikte een hoogtepunt in een couppoging in april. Eind 2002 werd een landelijke algemene proteststaking gehouden die beoogde Chávez tot aftreden te dwingen. Door deze ontwikkelingen en het uitblijven van een substantiële verbetering van de economische situatie is de positie van Chávez steeds meer onder druk komen te staan en namen de politieke en sociale spanningen verder toe. In Venezuela wordt gesproken van een politieke, economische en zelfs van een constitutionele crisis. Tegen deze achtergrond was sprake van een substantiële uitstroom van kapitaal naar onder meer de Nederlandse Antillen en Aruba.

De toenemende binnenlandse spanningen en de internationale politieke ambities van Chávez vormen een potentiële bron van instabiliteit in de regio. Dit kan weer een mogelijk ongunstige veiligheidspolitieke en economische uitwerking hebben op de omringende landen, waaronder de Nederlandse Antillen en Aruba. De MIVD zal derhalve ook in 2003 zijn aandacht op Venezuela blijven richten.

Colombia

In Colombia kwam in februari 2002 een einde aan het vredesproces tussen regering en de grootste guerrilla-beweging in het land, de Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia (FARC). Het vredesproces had moeten leiden tot beëindiging van de al bijna veertig jaar durende guerrillaoorlog. Bij de presidentsverkiezingen van mei werd Alvaro Uribe Vélez tot president gekozen. Hij werd gekozen op basis van een programma dat voorziet in zowel politieke, economische en sociale hervormingen, als in een krachtige aanpak van de guerrillabewegingen en paramilitaire Autodefensas die het land onveilig maken. Op basis van het zogenoemde `Colombia Plan' hebben de strijdkrachten en politie met Amerikaanse steun in 2002 opnieuw aan sterkte en effectiviteit gewonnen. De guerrillabewegingen lijken terrein te hebben verloren. Zij hebben echter hun terroristische activiteiten tegen de economische infrastructuur versterkt en uitgebreid naar de stedelijke gebieden. De paramilitaire Autodefensas nemen sinds eind 2002 een eenzijdig bestand in acht, in een poging tot onderhandelingen met

de regering te komen. Ondanks de krachtige opstelling van de nieuwe president Uribe tegenover de guerrilla's tracht hij vanuit een positie van sterkte toch weer onderhandelingen op gang te brengen. Vooralsnog zonder resultaat. Vanwege de nauwe banden tussen de drugskartels en de guerrillabewegingen kan een succesvol verloop van het vredesproces op termijn mogelijk leiden tot vermindering van de drugshandel en de wapensmokkel in het Caribisch Gebied. Gelet op de situatie eind 2002 was de verwachting echter dat het niet op korte termijn tot een vredesregeling zal komen. Dit betekent vooralsnog dat Colombia één van de onveiligste landen in de regio blijft.

Suriname

Bij het herstel van de betrekkingen met Suriname na het aantreden van de tweede regering- Venetiaan heeft Nederland begin 2002 besloten Suriname te adviseren bij de vorming van een kustwacht. De kustwacht gaat naar verwachting samenwerken met de kustwachten van de Nederlandse Antillen en Aruba. Besloten is verder om de jungletraining van Nederlandse militairen in het binnenland van Suriname te hervatten.

Het uitblijven van een wezenlijke verbetering van de economische situatie in Suriname kan in 2003 toenemende sociale spanningen veroorzaken. Voormalig legerleider Bouterse gaf in 2002 blijk gevoelig te zijn voor de mogelijke uitkomst van het onderzoek naar de decembermoorden en de eventuele Nederlandse rol bij dit onderzoek. Dit kan onder bepaalde omstandigheden een bedreiging voor Nederlandse belangen in Suriname veroorzaken. Hoewel Bouterse binnen de strijdkrachten nog op enige steun en sympathie kan rekenen en er sprake is van onvrede over de situatie in het leger, blijft het Nationaal Leger in het algemeen loyaal aan het democratisch gekozen gezag. In het buitenlandse beleid van de regering-Venetiaan blijven regionale integratie en versterking van de betrekkingen met de traditionele partners van Suriname, met name van de samenwerkingsrelatie met Nederland, centraal staan. Toch tracht president Venetiaan uit nationalistische motieven ook afstand te bewaren.

AFRIKA, TEN ZUIDEN VAN DE SAHARA

De meerderheid van de Afrikaanse staten blijft falen in het vormen van regeringen die door brede lagen van de bevolking als legitiem worden ervaren. In plaats hiervan zoeken de politieke elites hun machtsbasis veelal in regionale en/of etnische identificatie. De polarisatie van deze identiteiten bij een stagnerende economische ontwikkeling resulteert in het hoge aantal interne conflicten dat het continent teistert. De economische ontwikkeling blijft achter bij de hoge bevolkingsgroei en de staten slagen er meestal niet in om voldoende educatie, gezondheidszorg en sociale voorzieningen aan te bieden.

Door de toenemende druk op het productief vermogen van het natuurlijk milieu (landbouwgrond, brandhout, water) zullen crises en conflicten in het gebied blijven bestaan. De hoge besmettingspercentages met HIV voegen hieraan een zorgwekkend element toe.

Het risico van grootschalige, interstatelijke, militaire conflicten in de regio is beperkt. Wel zijn er grensoverschrijdende conflicten waarbij exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en andere economische motieven bepalende factoren zijn. Doorgaans blijven de meeste Afrikaanse conflicten in omvang beperkt, hoewel vaak met extreme gevolgen voor de burgerbevolking.

Slechts weinig landen in de regio beschikken over voldoende economische kracht om er een eigen militair productieapparaat of een goed bewapende en getrainde krijgsmacht op na te houden. Massavernietigingswapens zijn tot dusver in deze landen niet voorhanden. Op termijn is de ontwikkeling of verwerving van een eenvoudig chemisch strijdmiddel door een enkel land mogelijk.

Het beleid dat Nederland voert ten aanzien van Afrika kan in incidentele gevallen leiden tot een kortstondige betrokkenheid (noodhulpverlening) van Nederlandse militairen bij (bestrijding van de humanitaire gevolgen van) conflicten en natuurrampen (droogte, watersnood). Vanuit deze overweging besteedde de MIVD incidenteel aandacht aan dit gebied. Verder werd in een enkel geval (Soedan) een bijdrage geleverd in het kader van een militair-politieke afweging van verzoeken om (militaire) waarnemers.

Ethiopië - Eritrea

In de Hoorn van Afrika deed de zogenoemde `boundary commission' uitspraak over het grensverloop tussen Ethiopië en Eritrea. De demarcatie van het nieuwe grensverloop dient in 2003 te worden gerealiseerd. Daarna loopt het mandaat van United Nations Mission to Eritrea and Ethiopia (UNMEE) af. Verwacht wordt dat de demarcatie moeizaam zal verlopen. De mogelijkheid bestaat dat de presentie van UNMEE tot in 2004 noodzakelijk zal zijn.

Somalië

Het voormalige Somalië kende weinig vooruitgang in zijn pogingen tot herstel van de éénheidsstaat. Ondanks wederom gestarte onderhandelingen bleven de clans en `warlords' met hun gevestigde belangen zich verzetten. Naar verwachting zal hier voorlopig geen verandering in optreden. In het kader van de operatie Enduring Freedom werden de Somalische kustwateren intensief bewaakt. Dit om te voorkomen dat Somalië als vluchtplaats voor terroristische groeperingen zou worden gebruikt. In het kader van de operatie Enduring Freedom zal de MIVD ook in 2003 de situatie in Somalië volgen.

Zimbabwe

De toestand in zuidelijk Afrika werd, naast nijpende voedseltekorten en 's-werelds hoogste besmettingspercentages met HIV, gedomineerd door de ontwikkelingen in Zimbabwe. In maart wist president Robert Mugabe zich te laten herkiezen in een proces dat werd gekenmerkt door grootschalig geweld en fraude. De landhervormingen werden hierna door diverse inderhaast ingevoerde wetten met kracht voortgezet. Tegen het einde van 2002 waren slechts enkele honderden van de eertijds circa 4.500 grootschalige landbouwbedrijven in bedrijf. Steeds duidelijker werd dat vooral de gunstelingen van Mugabe konden profiteren van de landonteigeningen. Uiteindelijk is de helft van de onteigende gronden onder de `nieuwe boeren' in enige mate tot productie gebracht. Mugabe's wanbeleid leidde verder tot een versnelde neergang van de Zimbabwaanse economie, inclusief het ontstaan van tekorten aan de meeste basisbehoeften en aan brandstoffen. Buitenlandse druk leek niet bij machte om enige verandering in Mugabe's beleid te bewerkstelligen. Een verandering vanuit het land zelf zal mogelijk met aanzienlijk geweld gepaard gaan.

Ivoorkust

Ivoorkust gold altijd als een voorbeeld van stabiliteit in de regio, ondanks de turbulentie die ook dit land de afgelopen jaren kende. In september 2002 brak echter een rebellie uit waardoor het land in tweeën werd gedeeld. Frans ingrijpen onder de naam `Opération Licorne' lijkt erger te hebben voorkomen. Een hoofdoorzaak van de huidige crisis ligt in een dominantie van de politieke en economische macht in de handen van zuidelijke bevolkingsgroepen. De dominantie gaat gepaard met een doelbewuste marginalisering van noordelijke groepen en de immigranten waar 's-lands economie voor een belangrijk deel op drijft. Het ligt niet voor de hand dat de Ivoriaanse crisis op korte termijn tot een vreedzaam einde komt. De inzet van zowel Franse als West-Afrikaanse troepen zal waarschijnlijk voor langere tijd benodigd zijn. De aandacht van de MIVD voor deze problematiek is, naast haar regionale uitstraling, in belangrijke mate gestoeld op de aanwezigheid van Nederlandse staatsburgers in Ivoorkust.

PROLIFERATIE EN MILITAIRE TECHNIEK

De ontwikkeling van massavernietigingswapens, overbrengingsmiddelen en geavanceerde wapensystemen in een steeds groter aantal landen, heeft sinds het begin van de jaren negentig geleid tot een toegenomen dreiging van deze wapens. De proliferatie van deze wapens doet zich voor ondanks diverse internationale verdragen, zoals het Non Proliferatie Verdrag, het Biologische Wapen Verdrag en het Chemische Wapen Verdrag, die de verspreiding willen tegengaan.

Proliferatie massavernietigingswapens

Sommige delen van het NAVO-grondgebied kunnen met de gevolgen van inzet van massavernietigingswapens worden geconfronteerd. Daarnaast is de inzet van de Nederlandse troepen buiten het NAVO-grondgebied steeds vaker aan de orde. Het is derhalve belangrijk de ontwikkelingen rondom deze wapens wereldwijd in kaart te brengen en te waarschuwen voor mogelijke gevolgen van de (verdere) verspreiding van massavernietigingswapens. Tot voor kort werd er van uitgegaan dat Nucleaire, Radiologische, Biologische en Chemische (NRBC)-wapens zouden kunnen worden ingezet als staten of regimes zich in hun voortbestaan bedreigd voelen. Echter binnen het nieuw ontstane wereldbeeld is geleidelijk een nieuwe geweldsvorm opgekomen, namelijk die van terroristische groeperingen met een sterk extremistische / fundamentalistische inslag. Sommige van deze groeperingen hebben aangegeven onder bepaalde omstandigheden het gebruik van NRBC-wapens niet te schuwen. In het recente verleden hebben zij dat ook aangetoond (bijvoorbeeld in de metro van Tokio).

Prolifererende landen

Wat betreft de verspreiding van massavernietigingswapens en bijbehorende technologie behoren de Russische Federatie, China en Noord-Korea tot de belangrijkste proliferatoren. Dit geldt evenzeer op het gebied van proliferatie van overbrengingsmiddelen (ballistische raketten) voor massavernietigingswapens. De Russische Federatie exporteert op grote schaal kennis en materialen die relevant kunnen zijn voor de ontwikkeling van massavernietigingswapens naar zogenoemde risicolanden. Een voorbeeld is de overdracht van nucleaire kennis en materiaal aan Iran en Libië. Daarnaast exporteert Rusland nucleaire brandstof naar India.

China is een leverancier van nucleaire technologie naar Iran en Pakistan. Ook landen als Algerije en Syrië hebben Chinese nucleaire technologie en kennis ontvangen. Chinese ballistische raketten en daarbij behorende technologie zijn een exportartikel naar landen als Iran, Noord-Korea, Pakistan en Saudi-Arabië. Chemische dual-use technologie is door China geleverd aan Iran, Pakistan, Algerije en Syrië.

Noord-Korea is proliferator van ballistische raketten en rakettechnologie. Noord-Korea heeft in het verleden de ballistische raketten SCUD-B en SCUD-C, met de bijbehorende technologie, geëxporteerd naar Iran, Syrië en Egypte. Ook heeft Noord-Korea SCUD-productielijnen naar Syrië en Iran geëxporteerd. Als gevolg van deze export assembleert Syrië SCUD-C raketten en is het inmiddels in staat (in samenwerking met Noord-Korea) een beperkt aantal SCUD-C raketten zelf te produceren. De Noord-Koreaanse No Dong-1 raket is ook een exportartikel geworden. De No Dong-1 raket is een ballistische raket met een bereik van circa 1300 km. De Noord-Koreanen hebben de No Dong-1, met de bijbehorende technologie, aan Iran en Pakistan verkocht. Op basis van deze exportactiviteiten hebben Iran en Pakistan respectievelijk hun Shahab-3 en Ghauri raketten verder ontwikkeld. Noord-Korea is niet bereid de lucratieve export van raketten en rakettechnologie te stoppen. Een voorbeeld is de recente levering van SCUD-raketten aan Jemen.

De MIVD heeft de ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken actief ondersteund bij internationale bijeenkomsten van de Nuclear Suppliers Group in Praag en van het Missile Technology Control Regime in Warschau. Beide organisaties zijn zogenoemde exportcontroleregimes die de proliferatie van materiaal en technologie op nucleair gebied en van ballistische raketten trachten te verhinderen. De in 2001 in het leven geroepen NATO-Russia Council vereiste inspanning bij de discussies over een gezamenlijke benadering van de problematiek van massavernietigingswapens.

Militaire techniek

Ook in 2002 waren resultaten te zien van de voortschrijdende stand van de techniek. Een aantal ontwikkelingen wordt door de civiele vraag gestimuleerd, militaire toepassingen profiteren hiervan. Het betreft vooral de toenemende snelheid van elektronisch geïntegreerde componenten, zoals (digitale signaal) processors, grotere elektronische opslagcapaciteit, en de miniaturisering van elektronische componenten die bijvoorbeeld toepassing vinden in communicatieapparatuur. Als voorbeeld van deze ontwikkelingen gelden nieuwe, krachtige en zeer flexibele radarsystemen, elektro-optische sensortechniek en algoritmen voor passieve sensoren waarmee krachtige signaalanalyse en beeldprocessing mogelijk is.

Op het gebied van voortstuwing en rakettechnologie wordt intensief onderzoek gedaan naar het verhogen van de vliegsnelheid. Tot nu toe beschikken slechts weinig landen over de hiervoor benodigde zeer geavanceerde testmogelijkheden. Ontwikkeling vindt plaats op het gebied van autonome, onbemande platforms. Enerzijds gaat het om grote, zeer krachtige onbemande vliegtuigen met een zeer groot vliegbereik (Global Hawk).

Aan de andere kant wordt vooruitgang geboekt op het gebied van onbemande helikopters, alsmede sensorminiaturisering en energieopslag waarmee zeer kleine onbemande vliegtuigjes gerealiseerd worden. Hiermee kunnen `zwermen' sensors tot zeer dicht bij hun doel ingezet worden.

De ontwikkelingen gaan door. Raketten zullen uitgerust gaan worden met nieuwe motoren die hypersone snelheden mogelijk maken. Structureel zullen deze raketten meer en meer voorzien gaan worden van metalen constructies en keramieken die op geavanceerde wijze geproduceerd worden. Hiermee wordt een hoge thermische en structurele belastbaarheid van de motor en de constructie bereikt. Het tijdig waarnemen van deze projectielen zal worden bemoeilijkt door toepassing van stealth principes.

Verwacht wordt dat operationele toepassing van `directed energy' (radio-frequency, lasers) dichter bij komt. Met name de lasertechnologie boekt grote vooruitgang. De verwachting is dat zeer krachtige lasersystemen binnen enkele jaren operationeel inzetbaar worden voor bestrijding van tactische ballistische raketten.

Detectieapparatuur waarmee radars kunnen worden waargenomen zal dermate krachtig worden dat het mogelijk wordt een radar binnen extreem korte tijd zowel te identificeren als te lokaliseren. Met `precision munition' in de vorm van `smart bombs' kan een doel met chirurgische

precisie aangevallen worden.

De toegenomen mogelijkheid commercieel geavanceerde componenten te kunnen kopen, zal leiden tot toepassing hiervan in (pseudo)militaire systemen en commandovoering. Wereldwijde communicatiemiddelen, miniatuur beeldsensoren en de toegankelijkheid tot hoogwaardige informatie door internet zijn voorbeelden hiervan. Wapensystemen zullen meer en meer deel gaan uitmaken van een informatienetwerk dat wereldwijd flexibele inzetbare wapensystemen zal koppelen aan knooppunten voor commandovoering en centra voor sensoranalyse. Het is daarbij niet van belang waar ter wereld zich deze knooppunten bevinden.

Binnen de MIVD is een bureau belast met de analyse van militairtechnologische ontwikkelingen die voor de (inzet van de) Nederlandse krijgsmacht van belang zijn.

IV Contra-Inlichtingen en Veiligheidstaak

In het kader van de wettelijke veiligheidstaak ontplooit de MIVD activiteiten om de veiligheid en de paraatheid van de krijgsmacht te bevorderen. Deze activiteiten bestaan uit het verrichten van veiligheidsonderzoeken, het verzamelen van gegevens die nodig zijn om te voorkomen dat de veiligheid en de paraatheid van de krijgsmacht worden geschaad. Het betreft ook het verzamelen van gegevens die nodig zijn voor een ongestoorde voorbereiding en inzet van de krijgsmacht en het adviseren van de departementale en militaire leiding en commandanten over beveiligingsmaatregelen.

Militaire veiligheid

De MIVD voert deze activiteiten ook uit voor Nederlandse eenheden die zijn gestationeerd in andere NAVO-landen en voor eenheden die zijn ingezet bij internationale vredesoperaties. Door contra-inlichtingen en veiligheidsteams (CIV-teams) worden in de inzetgebieden, ter bescherming van uitgezonden eenheden, activiteiten van regionale inlichtingendiensten alsmede van terroristische en criminele groeperingen geanalyseerd. Op basis van deze analyses worden aanbevelingen gedaan voor het treffen van beschermingsmaatregelen. Uit te zenden personeel wordt voorafgaand aan de uitzending geïnstrueerd over de mogelijke veiligheidsrisico's en na afloop van de uitzending ondervraagd.

De contra-inlichtingen en veiligheidstaak is binnen de MIVD ingebed in respectievelijk het Bureau Contra-Inlichtingen (BCI), het Bureau Beveiliging Materieel en Gegevens (BBMG) en het Bureau Personele Veiligheid (BPV). Voor de uitvoering van onderzoeken en een direct contact met de onderdelen van de krijgsmacht beschikt de MIVD over een veldorganisatie bestaande uit enkele verspreid over Nederland gepositioneerde contra-inlichtingen en veiligheidsdetachementen.

De contra-inlichtingen taak richt zich op personen en organisaties die zich bezighouden met tegen de krijgsmacht gerichte spionage, sabotage, subversie en terrorisme. In teamverband en in samenwerking met (internationale) partner- en zusterdiensten wordt de dreiging op deze deelterreinen voortdurend gevolgd. Als daartoe aanleiding bestaat wordt onderzoek binnen de krijgsmacht geïnitieerd. Jaarlijks wordt op grond van het opgebouwde dreigingsbeeld een advies uitgebracht voor de defensieleiding over de beveiliging van personeel, materieel en gegevens.

De MIVD verricht binnen Defensie onderzoek naar veiligheidsincidenten en voorvallen die Defensie kunnen schaden. Hieronder zijn ook begrepen voorvallen met een extremistisch karakter en voorvallen met een mogelijk terroristische achtergrond. Daarnaast levert de MIVD een bijdrage aan de beveiliging van grote evenementen zoals Open Dagen, commando-overdrachten en wordt steun verleend bij grootschalige oefeningen en operaties. De bijdragen bestaan uit het leveren van dreiginganalyses en normbeelden over de aandachtsgebieden die relevant zijn voor de krijgsmacht.

Informatiebeveiliging

Informatiebeveiliging krijgt een steeds belangrijkere rol in de veiligheidstaak van de MIVD. De kwetsbaarheid van de krijgsmacht voor inbreuken in (gerubriceerde) ICT- systemen wordt groter door de verdergaande toepassing van ICT bij de krijgsmacht. De technologie biedt tegenstanders steeds meer mogelijkheden om het functioneren van de krijgsmacht te ontregelen, dan wel langs elektronische weg gegevens te verkrijgen. Defensie loopt hier risico's. De MIVD verricht technisch onderzoek naar ICT-kwetsbaarheden bij Defensie. Voorts is een capaciteit in ontwikkeling om daders van inbreuken in informatiesystemen van Defensie actief te signaleren.

De MIVD verricht onderzoek naar de aanwezigheid van afluisterapparatuur in werkruimten waar vertrouwelijke gesprekken plaatsvinden. De technische mogelijkheden om spraak af te luisteren of datatransmissie te intercepteren breiden zich snel uit. De toepassing van glasvezel, laser en andere technologie maakt nieuwe afluister- en interceptiemethoden mogelijk en maakt het opsporen steeds moeilijker. In 2002 zijn elektronische veiligheidsonderzoeken uitgevoerd op defensielocaties in Nederland, op de Nederlandse Antillen en op locaties in uitzendgebieden. Ook zijn elektronische veiligheidsonderzoeken op verzoek uitgevoerd bij andere overheidsorganen. In een aantal gevallen werd geconstateerd dat sprake was van de aanwezigheid van afluisterapparatuur in telecommunicatiemiddelen. De betreffende organisaties werden over de aanwezigheid van afluisterapparatuur geïnformeerd en konden adequate maatregelen treffen. De vraag naar elektronische veiligheidsonderzoeken neemt nog steeds toe. In 2003 wordt de samenwerking met partnerdiensten op het gebied van elektronische veiligheidsonderzoeken geïntensiveerd. Een aanvang wordt gemaakt met het gezamenlijk plannen en uitvoeren van deze onderzoeken.

Luchtfotografie

Het maken van luchtopnames is niet toegestaan zonder voorafgaande toestemming van de MIVD. De MIVD beoordeelt in hoeverre op de aangevraagde luchtopnamen gevoelige militaire en andere vitale objecten te zien kunnen zijn. Technische ontwikkelingen op het gebied van foto, film, video en andere gegevensdragers zullen de controle op het verbod op en de verspreiding van luchtfotografie zonder de benodigde toestemming in de toekomst steeds moeilijker maken. Thans wordt onderzocht op welke wijze aan deze problematiek kan worden tegemoet gekomen.

Buitenlandse inlichtingendiensten

De MIVD onderzoekt dreigingen tegen defensiebelangen door buitenlandse inlichtingendiensten en organisaties of personen die betrokken zijn bij spionage, sabotage, subversie en terrorisme. Daartoe behoren ook de onderwerpen extremisme, fundamentalisme en activisme. Ook in 2002 is vastgesteld dat buitenlandse inlichtingendiensten een risico blijven vormen voor Nederlandse defensiebelangen. Deze diensten verzamelen informatie over de krijgsmacht, het potentieel en de inzet van de krijgsmacht. In nauwe samenwerking met partner- en zusterdiensten wordt de dreiging in kaart gebracht en worden zonodig tegenmaatregelen genomen.

Terrorisme gericht tegen de krijgsmacht

Na 11 september 2001 werden meldingen ontvangen waarbij mogelijk sprake zou kunnen zijn van voorvallen die verband houden met terrorisme. Het aantal meldingen nam in de loop van 2002 af. Een aantal van deze meldingen was zo serieus dat nader onderzoek werd uitgevoerd. Ook in 2002 zijn geen concrete aanwijzingen gevonden voor aanslagen die een dreiging tegen militaire objecten in Nederland zouden kunnen vormen. De inzet in het kader van operatie Enduring Freedom en ISAF geeft aanleiding tot extra waakzaamheid. In de betreffende regio aanwezige extremistische en militante organisaties zijn in staat om aanslagen voor te bereiden en uit te voeren tegen de daar aanwezige eenheden. Afghanistan en met name Kabul is in het afgelopen jaar herhaaldelijk opgeschrikt door aanslagen op leden van de Afghaanse regering waarbij met name Afghaanse burgers het slachtoffer waren. Twee leden van de Afghaanse regering, zijn in respectievelijk februari en juli 2002 bij aanslagen om het leven gekomen. In beide gevallen is niet onomstotelijk komen vast te staan wie voor deze aanslagen verantwoordelijk was. Er zijn pogingen gedaan om president Karzai en minister van defensie Fahim Khan te doden. Op 5 september 2002 vond vrijwel gelijktijdig een aanslag plaats op president Karzai in Kandahar en ontplofte een zware bom in het centrum van Kabul waarbij ruim twintig Afghaanse burgers om het leven kwamen.

Locaties van ISAF, met name Camp Warehouse, zijn in de loop van 2002 een aantal malen bestookt met raketten. Er kan niet met zekerheid worden gezegd of de locaties inderdaad het doelwit waren van een aanval en wie hiervoor verantwoordelijk was. Bij een incident bij Camp Warehouse kwamen op 19 december 2002 twee Afghanen om het leven, toen een man een granaat tot ontploffing bracht in de rij wachtenden bij de hoofdpoort. Het motief voor de daad is niet vast komen te staan. Vooralsnog wordt aangenomen dat het gaat om een op zichzelf staand voorval zonder direct verband met terroristische organisaties.

Voor 2003 wordt niet verwacht dat de veiligheidssituatie in Afghanistan zich zal verbeteren. Gewezen wordt op de constant aanwezige mogelijkheid van gewelddadige acties gericht tegen de personen en instellingen van de Afghaanse regeringen. Ook een actie tegen buitenlandse militairen aanwezig in Afghanistan in het kader van operatie Enduring Freedom en ISAF, en vertegenwoordigers van internationale organisaties en Westerse landen valt niet uit te sluiten. Een complex van factoren op het gebied van de politieke en militaire processen zoals een nieuwe grondwet, voorbereiding van verkiezingen, opbouw van het Afghaanse leger, maar ook de strijd tussen krijgsheren, de drugsproblematiek en andere sociaal-economische ontwikkelingen liggen hieraan ten grondslag. Bij de groeperingen die zich keren tegen de Afghaanse regering en de aanwezigheid van buitenlandse militairen, zijn elementen die zich in het geheel niet kunnen verenigen met de huidige situatie. Ongeacht de uitkomst van bovengenoemde ontwikkelingen zullen zij zich met behulp van gewelddadige middelen blijven manifesteren.

Islamitisch radicalisme en de krijgsmacht

Radicaal-islamitische personen en groepen hebben al langere tijd de aandacht van de MIVD. Met name groeperingen in crisisgebieden die een bedreiging kunnen vormen voor de veiligheid van aldaar ingezet Nederlands defensiepersoneel. De zorg over deze dreiging voor het ingezette defensiepersoneel richt zich vooral op een dreiging van buitenaf. Echter ook binnen het kader van de wettelijke taakstelling wordt voortdurend aandacht besteed aan mogelijke bedreigingen die zich in en vanuit de krijgsmacht zélf kunnen voordoen. Gedragingen van defensiepersoneel met een extreem rechts of extreem links karakter of van ultra-nationalistische of radicaal-islamitische aard worden al naar gelang de situatie nader onderzocht.

De ontwikkelingen op het gebied van islamitisch terrorisme, de potentiële kwetsbaarheid van de in Nederland opgroeiende moslimjongeren voor radicaal-islamitische opvattingen en het gegeven dat Defensie structureel personeel werft onder allochtone jongeren, vereisen dat de MIVD alert is op de eventuele aanwezigheid van islamitisch radicalisme in de krijgsmacht. Beïnvloeding vanuit radicale islamitische groepen kan een negatieve invloed hebben op het gedrag van de betreffende militairen, maar ook op de betrouwbaarheid van de krijgsmacht als geheel. Bijvoorbeeld als een militaire bijdrage moet worden geleverd aan de bestrijding van islamitisch terrorisme.

Het onderzoek naar islamitisch radicalisme richt zich op het onderkennen van personen in dienst van Defensie, die een politiek-islamitisch gedachtegoed aanhangen en uitdragen. Onder politiek-islamitisch gedachtegoed wordt verstaan een politiek streven om de inrichting van de samenleving in overeenstemming te brengen met de voorschriften van de eigen islamitische geloofsrichting. De aandacht van de MIVD richt zich daarbij specifiek op díegenen binnen de krijgsmacht, die deze doelen nastreven langs ondemocratische of gewelddadige weg. Bij dit onderzoek wordt nauw samengewerkt met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Er zijn geen concrete indicaties dat islamitisch-radicalisme thans een probleem vormt voor de veiligheid en paraatheid van de krijgsmacht.

De activiteiten die de MIVD ontwikkelt passen in het beleid dat Defensie voert. Dit beleid is gericht op de preventie van ongewenste verschijnselen in de krijgsmacht en op bevordering van integriteit en loyaliteit van het personeel. In dit verband kan worden verwezen naar recentelijk bekend gestelde aanwijzingen over integriteit, het omgaan met defensiemiddelen en vertrouwelijke informatie, en over het tegengaan van ongewenst gedrag.

Antimilitarisme

De MIVD volgt antimilitaristische activiteiten die mogelijk afbreuk doen aan het functioneren van de defensieorganisatie dan wel een ongestoord verloop van de operaties en de bedrijfsvoering in gevaar kunnen brengen. In 2002 zijn in totaal 102 acties tegen defensieobjecten geregistreerd. Een vrijwel constant blijvend aantal acties over de afgelopen jaren. Knip-, klad-, vernielings- en bezettingsacties zijn de gebruikelijke actiemethodes. De vliegbasis Volkel trekt het overgrote deel van de acties aan vanwege de vermeende aanwezigheid van kernwapens aldaar.

Opvallend is de wijziging van het karakter van de demonstraties. Onder invloed van de Amerikaanse campagne in Afghanistan en de mogelijke campagne tegen Irak is er een nieuwe tendens waargenomen. Demonstraties en acties richten zich niet alleen tegen de klassieke aandachtsgebieden, mogelijke aanwezigheid van kernwapens en militaire aanwezigheid in het algemeen, maar meer en meer tegen de zogeheten `nieuwe oorlog'. Voorbeelden hiervan zijn: de acties tegen Amerikaanse oorlogsschepen in Eemshaven en tegen de Marinekazerne in Amsterdam. Daarnaast vormen de wervingsactiviteiten van Defensie een belangrijk actiedoel voor antimilitaristen. Met het kladden van leuzen, het plakken van stickers of het uitreiken van pamfletten bij banenwinkels of tijdens Open Dagen, proberen de actievoerders het bezoekende publiek van een baan bij Defensie af te houden. Het draagvlak in de Nederlandse samenleving voor klassiek anti-militaristische acties was het afgelopen jaar gering. Voor acties tegen de `nieuwe oorlog' was meer sympathie.

Rechts-extremisme

De MIVD verricht onderzoek naar rechts-extremistische groeperingen en personen. Voor de MIVD staat daarbij de vraag centraal of de veiligheid en paraatheid van de krijgsmacht in gevaar wordt gebracht. Verschijningsvormen van rechts-extremisme hebben zich tot dusverre in beperkte mate binnen Defensie gemanifesteerd. Hierbij dient te worden aangetekend dat niet alle gedragingen die onder de noemer rechts-extremisme worden gemeld, als rechts-extremisme in politieke of ideologische zin dienen te worden aangemerkt. Soms is sprake van ongewenst gedrag, zoals misplaatste humor, ruwe opleidingsmethoden, machogedrag of ander wangedrag. Als deze door de MIVD onderkende ongewenste gedragingen mogelijkerwijs strafbare feiten opleveren, wordt de Koninklijke Marechaussee of het Openbaar Ministerie geïnformeerd.

In 2002 zijn 25 meldingen geregistreerd op het gebied

van (vermeend) rechts-extremisme. Een deel hiervan had betrekking op het bekladden van defensieobjecten met runentekens, nazi-symbolen, discriminerende teksten en leuzen. Een ander deel had betrekking op personen die zich zouden hebben schuldig gemaakt aan (vermeend) rechts-extremistische uitlatingen en gedragingen.

Betrokkenheid van (aspirant) defensiepersoneel bij (vermeend) rechts-extremisme wordt in alle gevallen onderzocht door de MIVD. Als er voldoende harde feiten worden vastgesteld, wordt negatief geadviseerd over de aanstelling tot militair of wordt de Verklaring van Geen Bezwaar voor het vervullen van een vertrouwensfunctie ingetrokken. In 2002 is geen groei waargenomen van rechts-extremistische uitlatingen en gedragingen binnen de krijgsmacht.

Industrieveiligheid

Tot de veiligheidstaak van de MIVD behoort de beveiliging van gerubriceerde en risicogevoelige informatie die in het kader van defensieopdrachten aan het bedrijfsleven ter beschikking wordt gesteld. Aan bedrijven worden adviezen verstrekt over de implementatie van beveiligingsmaatregelen en wordt controle uitgeoefend op de naleving van de maatregelen. In 2002 werden 374 bedrijfsbezoeken afgelegd waarbij controle werd uitgeoefend op de beveiliging van gerubriceerde informatie. Tijdens deze controles zijn vrijwel geen veiligheidsincidenten vastgesteld. Het aantal voor defensieopdrachten ingeschakelde bedrijven steeg van 530 naar 557.

In 2002 werd de regelgeving voor het bedrijfsleven, de Algemene Beveiligingseisen voor Defensieopdrachten (ABDO), vernieuwd. Een nieuw aspect in de regelgeving is de beveiliging van gerubriceerde gegevens in IT-omgevingen.

De MIVD participeert in het beveiligingsoverleg van het Joint Strike Fighter (JSF)-project, waarin primair wordt gewerkt aan het ontwikkelen van beveiligingsregelgeving. Tevens worden de implicaties van de nieuwe ABDO-regelgeving geïnventariseerd op consequenties voor het bedrijfsleven als zij gaan deelnemen aan de productie van de JSF.

De MIVD maakt namens Nederland deel uit van de `Multinational Industrial Security Working Group'. Deze internationale werkgroep houdt zich bezig met het standaardiseren en harmoniseren van internationale procedures voor de uitwisseling van gerubriceerde informatie binnen multinationale samenwerkingsprogramma's. In dat verband werd door de MIVD een document opgesteld over de beveiliging van gerubriceerde informatie in IT-systemen. Dit document werd als standaard internationaal aanvaard. Defensie heeft zich in november 2002 als waarnemer teruggetrokken uit de OCCAR-organisatie (Europese materieel samenwerkingsorganisatie) in afwachting van de behandeling van het desbetreffende wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Daarmee werd ook de betrokkenheid van de MIVD bij de OCCAR beëindigd.

Veiligheidsonderzoeken

Werving van defensiepersoneel heeft onverminderd een hoge prioriteit. Daarom worden veiligheidsonderzoeken naar sollicitanten met voorrang uitgevoerd. De doorlooptijd van de administratieve onderzoeken is ongeveer twee weken. Om deze korte doorlooptijd te kunnen blijven garanderen werd de doelmatigheid van de werkprocessen verder verbeterd door herschikking van administratieve procedures en werd het ondersteunende geautomatiseerde systeem aangepast. De prioriteit voor werving betekent dat het uitvoeren van hernieuwde veiligheidsonderzoeken naar zittend defensiepersoneel langer kan duren.

In 2002 is het aantal veiligheidsonderzoeken met ongeveer 20% toegenomen ten opzichte van 2001 (25.045 versus 30.039). Deze toename werd veroorzaakt door de wervingsinspanning bij Defensie, de gevolgen van de intensivering van de beveiligingsmaatregelen naar aanleiding van de terroristische aanslagen van

11 september 2001 en de verhoogde bijdrage van de krijgsmacht aan uitzendingen. Om de wervingsinspanning op adequate wijze te kunnen verwerken, werden met het Instituut voor Keuring en Selectie Defensie verdere afspraken gemaakt over een efficiënte en effectieve uitvoering van veiligheidsonderzoeken. Maatregelen zoals een geautomatiseerde gegevensuitwisseling van aanvragen en afhandelinggegevens hebben er mede toe geleid dat geen stagnatie in de werving optrad als gevolg van het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken.

De intensivering van beveiligingsmaatregelen leidde tot meer onderzoeken in het kader van toegangverlening tot militaire terreinen en het verrichten van werkzaamheden aan (gerubriceerde) militaire installaties. Ook in internationaal verband werden meer aanvragen dan voorheen ontvangen voor het afgeven van security clearances en requests for visit. De toename bedroeg ongeveer 40% (zie tabel).

Overzicht veiligheidsonderzoeken in aantallen

Jaar 1997 1998 1999 2000 2001 2002

Aantal 17.817 20.364 22.324 23.244 25.045 30.039

Overzicht aanvragen requests for visit & clearances in aantallen

2001 2002 Stijging

Aantal aanvragen Rfv & Clearances 7.497 8.952 Ruim 19%

Aantal naslagen betrokken functionarissen 14.026 19.782 Ruim 41%

Voor de inzet van de krijgsmacht bij vredesmissies in het buitenland zijn doorgaans tolken noodzakelijk. De situatie doet zich hierbij voor dat de veelal in Nederland geworven tolken terugkeren naar het gebied dat zij ontvlucht zijn. Deze situatie kan veiligheidsrisico's voor deze tolken maar ook voor de krijgsmacht met zich meebrengen. Daarom worden geïntensiveerde veiligheidsonderzoeken naar deze tolken ingesteld om de eventuele veiligheidsrisico's te onderkennen en de risico's te minimaliseren.

De schriftelijke besluiten, de zogeheten Verklaringen van Geen Bezwaar, die worden genomen naar aanleiding van de Wet veiligheidsonderzoeken worden aangemerkt als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat de rechtsmiddelen, bezwaar en beroep, kunnen worden ingesteld tegen een weigering de Verklaring van Geen Bezwaar te verstrekken of intrekking daarvan. In 2002 werden Verklaringen van Geen Bezwaar veelal geweigerd op grond van justitiële antecedenten. Hiernaast is het overzicht over 2002 opgenomen over het weigeren/intrekken van Verklaringen van Geen Bezwaar.

Overzicht weigering afgifte Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) / intrekkingen VGB

2000 2001 2002

Voornemen `Weigering afgifte' / Intrekking 134 167 213

Definitieve weigeringen / intrekkingen 73 136 143

Zeventien belanghebbenden die bezwaar hebben ingesteld tegen het weigeren van de Verklaring van Geen Bezwaar zijn gehoord door de bezwaarschriftencommissie, het Adviesorgaan Bestuursrechtelijke Geschillen. In zestien zaken oordeelde de commissie dat de Verklaring van Geen Bezwaar terecht was geweigerd. In één zaak werd de Verklaring van Geen Bezwaar alsnog afgegeven.

In één zaak heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Sector Bestuursrecht van de Arrondissementsrechtbank. De rechtbank concludeerde dat de Verklaring van Geen Bezwaar terecht was geweigerd. Belanghebbende heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.

Deze zaak loopt nog.

Vertrouwensfuncties

Alle militaire functies zijn aangewezen als vertrouwensfunctie. Circa 80% van het aantal burgerfuncties bij Defensie zijn aangewezen als vertrouwensfunctie. Het project herwaardering vertrouwensfuncties bij Defensie dat inmiddels is gestart, zal naar verwachting in 2003 worden afgerond. Alle vertrouwensfuncties zijn dan formeel vastgesteld door middel van beschikkingen.

V Bedrijfsvoering

De Hoofdafdeling Bedrijfsvoering is voorwaardenscheppend voor het productieproces binnen de MIVD. De Hoofdafdeling voert alle ondersteunende en faciliterende taken uit. Deze taken bestaan onder meer uit personeelsmanagement, informatie-management, financiën, organisatie-inrichting en aanschaffing en huisvesting.

Personeel en organisatie

De formatie van de MIVD telde in 2002 763,5 functies (369 militair en 394,5 burger). Als gevolg van de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 werd de formatie van de MIVD vanwege de intensivering van terrorismebestrijding en veiligheid structureel opgehoogd met 22 formatieplaatsen. Deze extra formatieplaatsen werden vooral benut voor uitbreiding van de analysecapaciteit en extra inzet van personeel ten behoeve van `force protection' van uitgezonden eenheden. De personele vullinggraad van de MIVD als geheel was, net als 2001 91%.

De Algemene Rekenkamer is op basis van het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid in december 2002 gestart met een verdiepte monitoring naar de MIVD. Deze verdiepte monitoring is begin 2003 afgerond. Uit deze monitoring is gebleken dat de MIVD de afgelopen jaren, met succes, serieus werk heeft gemaakt van het verbeteren van het functioneren van de organisatie, zowel in opzet als in werking. De Algemene Rekenkamer stelt voor op dit moment af te zien van een onderzoek bij de MIVD.

In het Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid heeft de Regering onder meer besloten tot uitbreiding van de capaciteit voor satellietinterceptie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. De bestaande satellietinterceptiecapaciteit van de MIVD in Zoutkamp wordt uitgebreid met extra schotelantennes en apparatuur ten behoeve van de MIVD en AIVD. Daarnaast is het de bedoeling bij Defensie een beheerorganisatie op te richten die de interceptie van niet kabelgebonden telecommunicatie door de MIVD en AIVD faciliteert. De beheersorganisatie wordt voorlopig aangeduid als Nationale SIGINT Organisatie (NSO). Het is de bedoeling dat de NSO technische ondersteuning verleent aan de diensten om hen in staat te stellen de in de Wiv 2002 toegekende bijzondere bevoegdheden met betrekking tot de interceptie van niet kabelgebonden telecommunicatie zo efficiënt mogelijk uit te oefenen. Over de bestuurlijke en organisatorische positionering, de verdeling van de verantwoordelijkheden en de operationele afstemming tussen de betrokken diensten wordt overlegd.

Satellietwaarneming

In NAVO- en EU-verband is grondwaarneming aangemerkt als strategische tekortkoming. De versterking van de Europese satellietwaarnemingscapaciteit staat dan ook hoog op de agenda. Tijdens de NAVO-top van 21-22 november 2002 heeft Nederland zich met een stapsgewijze aanpak gecommitteerd aan een versterking van de verwerkingscapaciteit van satellietbeelden vanaf 2004 en de deelneming aan een militair satelliet waarnemingsprogramma vanaf 2006. Bij de MIVD onderzoekt een werkgroep thans hoe deze belegging vorm en inhoud moet krijgen.

Financiën

In 2002 waren de uitgaven ten behoeve van de MIVD als volgt verdeeld

(in miljoenen euro):

Salarissen 31,9

Personele kosten 5,0

Materiële exploitatie 15,6

Investeringen 5,2

Totaal 57,7

De materiële uitgaven hadden betrekking op exploitatiekosten en op de voortzetting van geplande investeringen in systemen die het productieproces ondersteunen. De investeringen hadden betrekking op vervanging van bestaande systemen, het technologisch op peil houden van bestaande systemen en gebruik van nieuwe technologie.

Een ander aandachtsgebied waar de komende jaren verdere investeringen nodig zijn, is de documentaire informatievoorziening. Zowel vanuit het primaire proces van de MIVD als vanuit het oogpunt van verantwoording worden aan de kwaliteit en de beheersing van de documentaire informatievoorziening hoge eisen gesteld.

In 2002 is het financieel en materieel beheer verder verbeterd. Door het stringent toepassen van de in 2001 opgestelde standaardprocedures is de transparantie van het integrale bedrijfsvoeringproces verder toegenomen en kan op adequate wijze verantwoording worden afgelegd. Het verbeterproces zal ook in 2003 worden voortgezet.

Er is een begin gemaakt met het meten van processen, dat wil zeggen het kwantificeren van de bedrijfsprocessen door middel van kengetallen. Dit proces is een voortdurende cyclus en zal ook in 2003 worden voortgezet. Hiermee wordt kwaliteitsverbetering en optimale beheersing van de processen beoogd.

Informatiemanagement en automatisering

Het informatiemanagement richtte zich in 2002 op de thema's implementatie Wiv 2002 in bedrijfsprocessen, uitzendingen en verbeteren van de informatieplanning en documentaire informatievoorziening/archieven. Vredesoperaties zijn intensiever met ICT-middelen ondersteund en de planning van de informatievoorziening voor uitzendingen is verbeterd. Zo is er voor het Nederlandse contingent in ISAF een plan opgesteld voor een beveiligd inlichtingennetwerk. Ook is een behoefte geformuleerd voor een inlichtingencomponent in het toekomstige informatiesysteem dat de Chef Defensiestaf moet ondersteunen bij zijn uitvoering van vredesoperaties.

De invoering van de Wiv 2002 bij de MIVD heeft gevolgen gehad voor de informatievoorziening en bedrijfsprocessen van de MIVD, vooral bij het gebruik van de bijzondere bevoegdheden. De wettelijke gevolgen voor de informatievoorziening en de bedrijfsprocessen werden in kaart gebracht. In 2002 werden bestaande systemen aangepast aan de wettelijke vereisten en werd een aantal nieuwe informatiesystemen gerealiseerd. Het proces van implementatie van de implicaties Wiv 2002 werd hiermee voltooid. In 2003 zal geëvalueerd worden of de aangebrachte wijzigingen voldoen.

In 2002 zijn twee voorbereidende projecten afgerond om te komen tot een uniform beheer van beeldmateriaal. In deze projecten is invulling gegeven aan de technische en functionele eisen voor een beeldregistratiesysteem. In 2003 zal het beeldregistratiesysteem worden ingevoerd.

Archieven MIVD

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Rijksarchiefinspectie is in december 2002 een begin gemaakt met het overdragen van het semi-statische archief aan het Centraal Archievendepot Defensie. Deze overdracht is begin 2003 voltooid. Hiermee is de opslag en het beheer van deze archieven op goede wijze geregeld. De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) heeft de beschrijving (globale inventarisatie) van de archieven van de MIVD tot 1996 zijn afgerond. In 2003 worden de archieven 1996 - 2000 bewerkt dat wil zeggen inhoudelijk beschreven. De overeenkomst voor de uitvoering van deze bewerking is inmiddels getekend.

De bewerking van de verfilmde archiefbescheiden van het Bureau Veiligheid van de inmiddels opgeheven afdeling MID bij de Koninklijke Landmacht gaat gestaag voort. Circa 400 van de in totaal 760 films van dat archief zijn inmiddels beschreven. Naar verwachting zal deze bewerkingsslag in 2004 worden afgerond. In december 2002 is een concept selectielijst voor het hele werkterrein MIVD en zijn voorgangers aan het Nationaal Archief toegezonden. De concept selectielijst zal worden ingebracht in het zogeheten driehoeksoverleg waaraan functionarissen van het Nationaal Archief, de MIVD en het Instituut Nederlandse Geschiedenis zullen deelnemen. Doel van de selectielijst is regels te geven voor het bewaren en vernietigen van archiefbescheiden.

Op 9 april 2003 zal de MIVD het archief Nieuw Guinea overdragen aan het Nationaal Archief. Dit archief zal dan grotendeels openbaar zijn.

Organisatie MIVD

De aanbevelingen uit het rapport `Hernomen Evenwicht' (september 2001) zijn geïmplementeerd. Het betreft hier de verbetering van de inrichting van de werkprocessen binnen de MIVD. De administratieve processen zijn aangepast aan de eisen die de Wiv 2002 stelt. Verder wordt om de relatie met de klanten te verbeteren periodiek overleg gevoerd over aandachtsgebieden, kwaliteit, kwantiteit en prioriteit van de door de MIVD te leveren producten. Het is de bedoeling om de aanbevelingen over de verbindingsinlichtingen mee te nemen bij de oprichting van de Nationale SIGINT Organisatie (NSO). Het jaar 2003 zal vooral in het teken staan van het optimaliseren van het planning- en controlproces binnen de MIVD.

Medezeggenschap

Bij de MIVD voert de directeur als hoofd van de diensteenheid overleg met de medezeggenschapscommissie (MC). De commissie bestaat uit zowel burger- als militaire ambtenaren en vormt een afspiegeling van de organisatie. Het overleg in 2002 stond vooral in het teken van formatiewijzigingen die het gevolg waren van in 2002 doorgevoerde intensiveringen. Van belang waren verder de invoering van nieuwe werkroosters voor delen van de MIVD, het opstellen van een opleidingsplan en de structuur en werkwijze binnen de afdeling Verbindingsinlichtingen. Daarnaast is overleg gevoerd over een scala aan onderwerpen aangaande structuur en werkwijze van de dienst, personeelsaangelegenheden en arbeidsomstandigheden. De MC heeft geparticipeerd in een aantal projecten, zoals bijvoorbeeld de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E). In 2003 zullen met name de intensiveringen op het gebied van sattelietinterceptie de aandacht van de MC vragen.

Op 10 december 2002 hebben verkiezingen plaatsgevonden voor de nieuwe MC. Zestig procent van het personeel heeft zijn stem uitgebracht. De huidige MC is op 17 januari 2003 voor de duur van vier jaar geïnstalleerd. De MC bestaat uit twaalf leden. Zeven leden zijn aangesloten bij een van de centrales van belangenverenigingen. De overige leden zijn ongeorganiseerd. Zowel de formele als informele contacten tussen MC en dienstleiding werden door beide partijen als constructief ervaren.

Verzoeken om informatie en klachtbehandeling

De MIVD heeft in 2002 een aantal verzoeken ontvangen om inzage in het eigen persoonsdossier. De verzoeken die tot 29 mei 2002 (datum inwerkingtreding Wiv 2002) werden ontvangen, zijn behandeld op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Op verzoeken die na deze datum werden ontvangen is de Wiv 2002 van toepassing. In de Wiv 2002 is een aantal zaken met betrekking tot inzage anders geregeld dan in de Wob. Bij de Wob stond het belang van de openbaarheid van documenten die bij de overheid berusten voorop. Bij gegevens die door of ten behoeve van de MIVD zijn verwerkt prevaleert in beginsel het belang van geheimhouding. De nieuwe regeling kent een gesloten systeem van personen die gerechtigd zijn tot inzage. Nieuw hierbij is dat ook nabestaanden van een persoon een verzoek om inzage kunnen doen. De termijn van afhandeling bedraagt in de nieuwe regeling drie maanden in plaats van twee weken.

Bij de afhandeling van verzoeken om inzage worden geen documenten of passages uit documenten verstrekt die zicht geven op de bronnen, de werkwijze en het actueel kennisniveau van de MIVD. Door het openbaar maken van dergelijke informatie zou het functioneren van de dienst en daarmee de veiligheid van de Staat kunnen worden geschaad.

Op 10 december 2002 hebben verkiezingen plaatsgevonden voor de nieuwe MC. Zestig procent van het personeel heeft zijn stem uitgebracht. De huidige MC is op 17 januari 2003 voor de duur van vier jaar geïnstalleerd. De MC bestaat uit twaalf leden. Zeven leden zijn aangesloten bij een van de centrales van belangenverenigingen. De overige leden zijn ongeorganiseerd. Zowel de formele als informele contacten tussen MC en dienstleiding werden door beide partijen als constructief ervaren.

Verzoeken om informatie en klachtbehandeling

De MIVD heeft in 2002 een aantal verzoeken ontvangen om inzage in het eigen persoonsdossier. De verzoeken die tot 29 mei 2002 (datum inwerkingtreding Wiv 2002) werden ontvangen, zijn behandeld op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Op verzoeken die na deze datum werden ontvangen is de Wiv 2002 van toepassing. In de Wiv 2002 is een aantal zaken met betrekking tot inzage anders geregeld dan in de Wob. Bij de Wob stond het belang van de openbaarheid van documenten die bij de overheid berusten voorop. Bij gegevens die door of ten behoeve van de MIVD zijn verwerkt prevaleert in beginsel het belang van geheimhouding. De nieuwe regeling kent een gesloten systeem van personen die gerechtigd zijn tot inzage. Nieuw hierbij is dat ook nabestaanden van een persoon een verzoek om inzage kunnen doen. De termijn van afhandeling bedraagt in de nieuwe regeling drie maanden in plaats van twee weken.

Bij de afhandeling van verzoeken om inzage worden geen documenten of passages uit documenten verstrekt die zicht geven op de bronnen, de werkwijze en het actueel kennisniveau van de MIVD. Door het openbaar maken van dergelijke informatie zou het functioneren van de dienst en daarmee de veiligheid van de Staat kunnen worden geschaad.

In 2002 is in zes gevallen bezwaar gemaakt tegen een initiële beschikking. Deze bezwaarschriften zijn momenteel in behandeling bij de Commissie Advisering Bezwaarschriften van de Directie Juridische Zaken van het ministerie van Defensie. Deze commissie heeft in 2002 oude bezwaarzaken afgehandeld. Belanghebbenden zijn tegen de daarbij genomen beslissingen niet in beroep gegaan. In 2002 is één klacht ingediend met een beroep op de Algemene wet bestuursrecht naar aanleiding van mogelijk onzorgvuldig handelen door de MIVD. Het betrof het foutief verzenden van een formulier dat persoonsgegevens bevatte. Deze klacht is gegrond verklaard. Voorts is een klacht, die in 2001 was ingediend, tegen vermeend foutief handelen van de MIVD, in 2002 afgehandeld. Deze klacht is ongegrond verklaard. Klager heeft zijn klacht vervolgens neergelegd bij de Nationale Ombudsman die deze klacht in behandeling heeft genomen.

VI Sturing en Controle

De minister van Defensie is verantwoordelijk voor de activiteiten van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. De minister stelt de Inlichtingen- en Veiligheidsbehoefte Defensie vast en wordt door de directeur van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst geïnformeerd over de wijze waarop de MIVD zijn taken uitvoert.

Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (RIV)

Op ministerieel niveau wordt in de Raad voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (RIV, een onderraad van de Ministerraad) overlegd over het beleid van de MIVD en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. De RIV is een voortzetting van de Ministeriële Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. De RIV is het resultaat van de nieuwe structuur voor onderraden. De RIV wordt voorgezeten door de minister-president. In de RIV hebben verder zitting: de vice-premier(s), de ministers van Defensie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken en Justitie. Andere ministers kunnen op uitnodiging aanwezig zijn bij het overleg. Verder maken de voorzitter en de leden van het Comité Verenigde Inlichtingendiensten Nederland (CVIN, zie hieronder) deel uit van de RIV, en zonodig de secretarissen-generaal van de betrokken ministeries. Een belangrijke rol bij de voorbereiding van het overleg in de RIV is weggelegd voor de coördinator van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Comité Verenigde Inlichtingendiensten Nederland (CVIN)

De voorbereiding van het overleg in de RIV vindt plaats in het Comité Verenigde Inlichtingendiensten Nederland (CVIN). Dit comité geldt als ambtelijk voorportaal van de RIV. In het CVIN dat wordt voorgezeten door de coördinator voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, hebben zitting de directeur MIVD, het hoofd AIVD, en vertegenwoordigers van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Buitenlandse Zaken en Justitie. Ook andere ministeries kunnen, als hun belangen in het geding zijn, voor het overleg worden uitgenodigd. De coördinatie van hooggerubriceerde operationele aangelegenheden wordt doorgaans besproken tussen de coördinator en de hoofden van de diensten.

Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten Tweede Kamer

De Tweede Kamer oefent parlementaire controle uit op het werk van de MIVD. Als het geheime aangelegenheden betreft, wordt vertrouwelijk overlegd met de commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze commissie bestaat uit de fractievoorzitters van de grootste politieke partijen. De commissie vergadert enkele keren per jaar met de minister van Defensie. Daarbij is ook de directeur MIVD aanwezig. De commissie brengt over haar werkzaamheden verslag uit aan de Tweede Kamer. Dit schriftelijk verslag is openbaar.

Commissie van Toezicht

Voor het toezicht op de rechtmatigheid van handelen van de diensten voorziet de Wiv 2002 in de instelling van een onafhankelijke commissie van toezicht. Deze commissie bestaat uit drie leden die bij Koninklijk Besluit worden benoemd. De commissie wordt belast met het toezicht (achteraf) op de rechtmatige (niet de doelmatige) uitvoering door de diensten van de bepalingen van de Wiv 2002 en de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). De commissie kan gevraagd en ongevraagd de betrokken ministers inlichten en adviseren over haar bevindingen. Klachten over gedragingen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden door de Nationale Ombudsman behandeld. Wel zal de commissie van toezicht optreden als onafhankelijk extern adviseur van de betrokken ministers bij de behandeling en beoordeling van tegen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten ingebrachte klachten.

De commissie van toezicht beschikt voor haar taakuitvoering over een aantal bevoegdheden.

Er bestaan een inlichtingen- en een medewerkingsplicht voor de betrokken ministers, de hoofden van de diensten, de coördinator inlichtingen- en veiligheidsdiensten en iedereen die bij de uitvoering bij de Wiv 2002 en de Wvo, betrokken is. De commissie kan getuigen oproepen en werkzaamheden aan deskundigen opdragen. Voor zover het voor de vervulling van haar taak nodig is, is de commissie van toezicht bevoegd alle plaatsen te betreden (uitgezonderd woningen als de bewoner hiervoor geen toestemming geeft).

Jaarverslag

Jaarlijks, voor 1 mei, stuurt de MIVD een openbaar jaarverslag toe aan het parlement. Het jaarverslag is er op gericht om verantwoording af te leggen over de uitgevoerde werkzaamheden van het afgelopen jaar en voor zover mogelijk reeds een vooruitblik te geven op de onderwerpen waarop de MIVD zich het komende jaar zal gaan richten.

Daarnaast stelt de MIVD al enkele jaren een Staatsgeheim/Zeer Geheim gerubriceerd jaarverslag op. Dit verslag wordt aangeboden aan de commissie voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de Tweede Kamer. Dit gerubriceerde jaarverslag wordt besproken in mondeling overleg tussen de commissie en de minister van Defensie.

Colofon

Uitgave

Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Postbus 20701, 2500 ES Den Haag

Nieuws