Begrotingen 2003 voldoen beter aan VBTB-eisen dan begrotingen 2002
Beleidsinhoudelijke manier van begroten komt langzaam van de grond
In 2006 moeten de begrotingen van alle ministeries niet alleen geldbedragen en bestemmingen noemen, maar voor ieder beleidsterrein ook concreet antwoord geven op drie w-vragen: 'wat willen we bereiken?', 'wat gaan we daarvoor doen?' en 'wat mag het kosten'. Deze omschakeling vraagt grote inspanningen van de ministeries. Daarom is voorzien in een groeitraject. De begrotingen van de ministeries voor 2003 geven over het algemeen een verbetering te zien ten opzichte van 2002. De Algemene Rekenkamer maakt zich desondanks zorgen over het bereiken van volwaardige beleidsinhoudelijke begrotingen in 2006. Het proces lijkt niet systematisch en voortvarend genoeg te worden opgepakt.
De ontwikkeling naar een nieuwe manier van begroten is in 1999 is ingezet met de regeringsnota Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording (VBTB). De kern van VBTB is dat doelen, prestaties en middelen in samenhang worden gepresenteerd en dat inzicht wordt gegeven in de effectiviteit en doelmatigheid van het beleid. VBTB levert een bijdrage aan transparantie en realisme over de ambities van overheidshandelen. Hierdoor is het mogelijk om de juiste prioriteiten te blijven stellen, ook in economisch mindere tijden. Het slagen van het VBTB-traject is dan ook van groot belang.
Beantwoording drie w-vragen kan beter
Uit het onderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat in de begrotingen voor 2003 de drie w-vragen nog niet volledig worden beantwoord. Daardoor geven de begrotingen in veel gevallen geen inzicht in drie belangrijke wetenswaardigheden:
1. De gewenste effecten van het beleid. Dit komt doordat de beleidsdoelen vaak niet meetbaar geformuleerd zijn. Effectindicatoren en streefwaarden ontbreken nogal eens. De eerste w-vraag (wat willen we bereiken?) wordt slechts voor 29% van de artikelen voldoende of goed beantwoord. In een groot deel van de artikelen wordt deze vraag beperkt (bij 47%) of zelfs niet (bij 24%) beantwoord.
2. De activiteiten van de ministeries. Dit komt doordat prestatie-indicatoren met streefwaarden dikwijls ontbreken. De tweede w-vraag (wat gaan we ervoor doen?) wordt bij 56% van de beleidsartikelen voldoende of goed beantwoord en bij 38% beperkt.
3. De relatie tussen enerzijds uitgaven en anderzijds doelen, prestaties en middelen. Dit komt doordat bij uitgaven lang niet altijd expliciet wordt aangegeven welk doel ermee moet worden bereikt en welke (financiële) instrumenten daarvoor worden ingezet. Het antwoord op de derde w-vraag (wat mag het kosten?) wordt zodoende in 31% van de beleidsartikelen niet voldoende inzichtelijk gemaakt.
Verbetervoornemens te weinig gericht op eindperspectief In de begrotingen voor 2003 bevatten de beleidsartikelen zogenaamde groeiparagrafen. Hierin moeten de ministeries aangeven welke verbeteringen ze gaan doorvoeren om op korte termijn te komen tot begrotingen die 'VBTB-proof' zijn. De groeiparagrafen 2003 zijn naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer nog onvoldoende toegespitst op de tekortkomingen die nu nog in de begrotingen bestaan. Bovendien maken de ministeries nauwelijks duidelijk hoe in hun ogen de beleidsartikelen er in een volwaardige VBTB-begroting 2006 uit dienen te zien. Zicht op dit eindperspectief is noodzakelijk om een beeld te krijgen van de nog te realiseren verbeteringen en om hierbij een reëel tijdpad te kunnen opstellen.
Toezegging kabinet: in begroting 2004 komt eindpersperspectief Het kabinet onderschrijft het beeld dat uit het onderzoek naar voren komt. De aanbeveling van de Algemene Rekenkamer om in het najaar 2003 voor alle beleidsartikelen van de rijksbegroting een eindperspectief met groeipad op te stellen, neemt het kabinet over. Om de realisatie van een volwaardige VBTB-begroting veilig te stellen zal in de begroting 2004 een laatste groeiparagraaf oftewel een 'VBTB-agenda' worden opgenomen. De Algemene Rekenkamer is blij met deze voortvarende reactie van het kabinet.
Algemene Rekenkamer