Praktijkonderzoek Veehouderij
Systeem van de toekomst voor leghennen
PraktijkRapport 6
Auteurs: Th.G.C.M. Fiks - van Niekerk, B.F.J. Reuvekamp, R.A. van
Emous, M.A.W. Ruis
In de leghennenhouderij is men steeds op zoek naar nieuwe
houderijsystemen, die voldoende tegemoet komen aan de wensen van het
dier (welzijn, gezondheid), en ook vanuit de menselijke belangen
gezien voldoen (economie, productkwaliteit, milieu, arbeid, etc.). Qua
ontwerp zijn globaal twee typen te onderscheiden:
* Kooisystemen: hieronder vallen zowel de huidige batterijen als de
verrijkte kooien. In de toekomst blijft naar verwachting alleen de
laatste toegestaan.
* Alternatieven: hieronder verstaan we scharrel- en volièresystemen.
Een detaillering hiervan ligt in de eventuele aanwezigheid van
uitloop en/of de productiewijze (biologisch/regulier).
Dit rapport is het resultaat van een deskstudie naar een aantal mogelijkheden voor nieuwe houderijsystemen. Het beoogt niet volledig te zijn, maar geeft meer een aantal denkrichtingen en ideeën weer.
Kleine units is een nieuwe term die het Praktijkonderzoek Veehouderij
introduceert voor geheel nieuwe houderijsystemen. Deze moeten de
voordelen van kooisystemen combineren met de voordelen van
alternatieve systemen. Hoewel er qua layout nog niets concreet is,
wordt met kleine units gemikt op een systeem dat het midden houdt
tussen een (verrijkte) kooi en de alternatieven. In dit rapport zijn
drie ideeën uitgewerkt. De verkregen concepten zijn:
* Mini-strooiselsysteem; een systeem waarbij de dieren in vrij grote
groepen (tot enkele honderden) in units boven elkaar leven.
Kenmerk is de grote hoeveelheid strooisel. Het concept is afgeleid
van het BESTsysteem voor vleeskuikens.
* Mini-volière; in feite een volière in een grote kooi. Het concept
is afgeleid van het Elson Tiered Terrace System, dat in Engeland
is ontworpen. Omdat dit systeem veel problemen met kannibalisme
gaf, is gekeken waar verbeteringen kunnen worden aangebracht.
* Mini-scharrel; in feite een scharrelsysteem in een ruime kooi.
Kenmerkend verschil met grote groepskooien is de ruime hoeveelheid
strooisel.
Bij de inrichting van de systemen is getracht zo min mogelijk
discussie over het welzijn van de hennen te krijgen. Voor het kunnen
uiten van het soortspecifieke gedrag worden de volgende vier elementen
als minimaal noodzakelijk gekenmerkt:
* ruimte (wettelijk variërend van 550 tot 1666 cm2 per hen,
afhankelijk van het type houderijsysteem)
* legnest (wettelijk minimaal 120 cm2 per hen of acht hennen per
individueel legnest)
* strooisel (wettelijk variërend van niets tot 556 cm2 per hen)
* zitstok (wettelijk minimaal 15 cm per hen)
De drie concepten voldoen hier allen aan. In een ideaal systeem zou
pikkerij niet voor moeten komen, zodat een snavelbehandeling overbodig
is.
De geschetste concepten liggen qua layout tussen verrijkte kooien en
alternatieven in. Afhankelijk van bezettingsdichtheid en inrichting
vallen ze onder de verrijkte kooiregelgeving of de regels voor
alternatieven. Qua inrichting voldoen ze aan beiden. Het hangt af van
de bezettingsdichtheid waar het systeem ingedeeld wordt. Theoretisch
kan dit zelfs per bedrijf anders zijn. Technisch bieden de drie
concepten zeker mogelijkheden, zodat een pilotstudy voor alle drie
gewenst is. De te verwachten knelpunten liggen vooral op het gebied
van buitennesteieren en kannibalisme (bij ongekapte hennen). Hoewel
een poging is ondernomen, is een pilotstudy niet van de grond gekomen.
De inschatting is dat de geschetste concepten te duur zijn als een
reële praktijkoptie. Eerst moet een pilotstudy de kansen en
mogelijkheden beter in beeld brengen. Vervolgstudies moeten dan een
efficiëntieslag kunnen maken.
Behalve nieuwe vormen van huisvesting wordt in de praktijk ook gekeken
naar andere stalsystemen. Mobiele units zijn voor kleinere bedrijven
een reële optie. Hoewel diverse units gekoppeld kunnen worden, lijkt
het systeem niet geschikt voor bedrijven groter dan circa 20.000
hennen.
Er worden twee typen verplaatsbare units beschreven. De ene variant is
puur een stal, hoewel desgewenst een bepaalde inrichting geleverd kan
worden. Deze verplaatsbare stal kan men voor diverse diersoorten
gebruiken. De andere variant is een compleet systeem, stal met
inrichting, speciaal ontworpen voor leghennen. De beschreven
verplaatsbare units worden al in de praktijk gebruikt en zijn daarom
het stadium van prototype voorbij. Onderzoeksvragen moeten daarom
vooral gericht worden op het management. Dit kan betekenen dat kleine
wijzigingen in de layout nodig zijn, maar grotendeels moet deze als
bekend worden beschouwd. Bij verplaatsbare units is vooral de
infrastructuur rondom de stal van belang. Aanvoer van elektra, water,
voer en afvoer van eieren en mest dienen goed geregeld te zijn onder
alle weersomstandigheden. De ervaringen hiermee zijn beperkt, waardoor
de kennis op dit terrein ook niet groot is. Een praktijkstudie is hier
zeker gewenst. Uittesten van verplaatsbare units op een
onderzoeksbedrijf is in deze fase niet de meest efficiënte weg om de
gewenste informatie te vergaren.
Wilt u het hele praktijkrapport lezen? Dat kan. Bestel
praktijkrapport 6 hier voor de prijs van EUR 14.71 (excl BTW) .
Pluimvee praktijkrapport 6: Systeem van de toekomst voor leghennen -
2003 - 28 pagina's
Oudste praktijkrapport Vorige praktijkrapport Overzicht alle
praktijkrapporten
---
© Praktijkonderzoek Veehouderij - Wageningen UR. Laatst bijgewerkt:
17-04-2003 15:59.