Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Toekomstverkenning V&V-personeel
De Voorzitter van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
MEVA/ABA-2371158
17 april 2003
In mijn antwoorden op uw schriftelijke vragen over de zorgnota 2003,
met kenmerk DBO-ADV-2331999, heb ik u toegezegd in het voorjaar 2003
met nieuwe berekeningen te komen omtrent toekomstige
arbeidsmarktknelpunten voor V&V-personeel in de zorgsector. Hierbij
bied ik u dan ook het rapport Regiomarge 2002 aan, dat door Prismant
is opgesteld in opdracht van het sectorfonds Zorg.
Allereerst is relevant te constateren dat de feitelijke omvang van de arbeidsmarktknelpunten de laatste jaren lager is geweest dan in eerdere versies van Regiomarge werd berekend. Dit ondanks het feit dat de groei van de zorgsector groter is geweest dan verwacht. Deze positieve ontwikkeling is een gevolg van meerdere factoren. Hoewel de stagnerende economische ontwikkeling zeker een bijdrage levert, is het vooral het samenstel van arbeidsmarktmaatregelen (genomen door instellingen, sociale partners en het kabinet) dat zijn vruchten afwerpt. Dit heeft geleid tot meer instroom in de opleidingen, meer instroom van herintreders, minder verloop uit de sector, minder ziekteverzuim, minder instroom in arbeidsongeschiktheid en meer reïntegratie van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten.
Op basis van de meest recente inzichten heeft Prismant het tekort
berekend aan verplegend, verzorgend en sociaal-pedagogisch personeel
in 2006. Daarbij wordt uitgegaan van twee scenarios. In het
basisscenario wordt geabstraheerd van beleidseffecten die nog niet of
nog niet voldoende zichtbaar zijn. In een alternatief scenario wordt
daar wel meer rekening mee gehouden, evenals met de gevolgen van de
stagnerende economische groei.
In het basisscenario berekent Prismant thans een tekort van bijna 5
procent in 2006. Ten opzichte van de raming van vorig jaar is dat een
daling met ruim 2 procent. In deze daling komen de positieve
ontwikkelingen in de recente periode duidelijk tot uiting. Met het
alternatieve scenario, waarin nog meer rekening gehouden wordt met
deze recente (beleids)ontwikkelingen, laat Prismant zien dat een
verdere daling (tot een tekort van 1 procent) realistisch is. Ook de
komende jaren zal er derhalve sprake zijn van een gespannen
arbeidsmarkt.
Ik ben dan ook van mening dat het arbeidsmarktbeleid van de afgelopen
jaren krachtig voortgezet dient te worden. Het primaat voor het
arbeidsmarktbeleid in de zorgsector ligt bij sociale partners en de
instellingen. De rol van het kabinet is hoofdzakelijk faciliterend van
aard. Daartoe zijn in 2001 en 2002 de zogenaamde Van Rijn-middelen
beschikbaar gesteld, waarmee sociale partners de mogelijkheid kregen
(en benut hebben) om CAO-afspraken te maken over
functiedifferentiatie, ouderenbeleid, kinderopvang, arbobeleid,
zorgverlof en employability. Daarnaast subsidieert het kabinet via de
sectorfondsen (innovatief) arbeidsmarktbeleid. Dit gebeurt door middel
van 1) subsidiëring van innovatieve projecten; 2) uitvoeren van
branchespecifieke stimuleringsprojecten; 3) stimulering en
facilitering van regionaal arbeidsmarktbeleid; 4) opzetten en
uitbouwen van een kenniscentrum; 5) afsluiten en uitvoeren van
arboconvenanten.
Zoals eerder reeds aangegeven blijkt uit het rapport Regiomarge 2002
dat het arbeidsmarktbeleid van instellingen, sociale partners en het
kabinet inmiddels zijn vruchten begint af te werpen: meer instroom in
de opleidingen, meer instroom van herintreders, minder verloop uit de
sector, minder ziekteverzuim, minder instroom in arbeidsongeschiktheid
en meer reïntegratie van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten.
De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mr. A.J. de Geus