Agalev (Vlaanderen)


10 groene
voorstellen voor een volwaardig armoedebeleid


10 groene voorstellen voor een volwaardig armoedebeleid

Persdienst
Paskal Deboosere
Sergeant De Bruynestraat 78-82, 1070 Anderlecht tel 02 290 91 46 fax 02 290 91 47
e-mail pers@agalev.be

P E R S C O N F E R E N T I E woensdag 16 april 2003

SPREKERS:
Joos Wauters, fractievoorzitter Agalev kamer
Jacinta De Roeck, senator
Lucas Ghysels, ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting

Trefwoord:

armoede, sociale uitsluiting, beleid

* Samenvatting 10 groene voorstellen voor een volwaardig armoedebeleid

---

Groene voorstellen voor een volwaardig armoedebeleid

Agalev wil het armoedeprobleem hoog op de politieke agenda houden en een sterk draagvlak vinden voor een structureel beleid om de armoedespiraal te doorbreken. Agalev wil radicaal opkomen voor de zwaksten in onze maatschappij, in dialoog met de armen zélf. Daarom kiezen wij voor een geïntegreerde aanpak van het armoedeprobleem. In deze tekst focussen we op een aantal concrete maatregelen die we willen nemen op federaal vlak, op het gebied van stedenbeleid, huisvesting, gezondheid en zorg, rechtvaardig inkomen, kwaliteitsvolle arbeid, sociale zekerheid, schuldproblematiek en belastingen.


1. Een volwaardig armoedebeleid


1.1. Inleiding

Zoals ondertussen vrij algemeen bekend, is armoede geen synoniem voor een gebrek aan inkomen. Armoede betekent het uitgesloten zijn op meerdere levensdomeinen, zoals gezondheid, huisvesting, inkomen, arbeid, onderwijs, cultuur en rechtsbedeling, maar ook deelname aan de besluitvorming in de samenleving en de politiek. Armoede is niet louter een naast elkaar bestaan van al deze vormen van uitsluiting. Zij werken op elkaar in, versterken elkaar, en vormen zo een onontwarbaar kluwen, waar mensen die in armoede leven in verstrikt raken. Zij ervaren voortdurend een afhankelijkheid van allerhande diensten en instanties, zoals het OCMW, RVA en VDAB huisbazen, hulpverleners en (jeugd-)rechters.

Denkend aan dit kluwen, begint armoedebestrijding een nare bijklank te krijgen. Armoede kun je niet bestrijden zoals je een ongedierteplaag bestrijdt. Mensen die in armoede leven, hebben recht op een menswaardig bestaan, op een volwaardige plaats binnen onze maatschappij, op een stem in het politieke debat. In 2003 is het tien jaar geleden dat de toenmalige federale regering de opdracht gaf tot het opstellen van het Algemeen Verslag over de Armoede, waarbij voor het eerst systematisch de dialoog met de armen werd aangegaan. Het verslag, dat in 1994 werd voorgesteld, leverde veel inhoudelijke inspiratie en voorstellen, die (helaas) tot op de dag van vandaag hun actualiteit hebben behouden.

Eén van de gevolgen van het Algemeen Verslag van de Armoede was de oprichting van het Steunpunt ter Bestrijding van Armoede. Er werden interministeriële conferenties gehouden. Er kwam een Interparlementaire Werkgroep Vierde Wereld. Uit al deze initiatieven hebben wij inspiratie geput om onze voorstellen te ontwikkelen.

Op 28 november 2002 kwam de interparlementaire werkgroep vierde wereld voor het laatst bijeen, onder voorzitterschap van Agalev senator Jacinta De Roeck. Tijdens die gelegenheid presenteerde het Vlaams Forum Armoedebestrijding een bundel met 133 voorstellen voor een menswaardig inkomen, onder de titel Wij vragen niet om naar Honolulu te gaan. We hebben die voorstellen grondig bestudeerd, en waar mogelijk verwerkt in ons programma. Deze voorstellen zijn dan ook terug te vinden in de concrete maatregelen die wij hier presenteren.

Een vergelijking van boven met beneden kan ons helpen begrijpen waarom we ons anders gedragen ten aanzien van twee groepen die hun inkomen zonder tegenprestatie ontvangen - de bestaansminimumtrekkers en de rentetrekkers en couponknippers. Waarom spreken we over onverantwoorde bestedingen bij de enen, maar niet bij de anderen? Zelden worden maatschappelijke verplichtingen gekoppeld aan rijkdom, zoals dat met armoede wel het geval is. Dat rijkdom altijd tot stand komt door het actief bespelen - en dikwijls misbruiken - van medemens én samenleving, wordt de rijken niet aangerekend.

(Citaat uit: de verdeling van inkomen en vermogen, Vranken J., Jaarboek 2000 armoede & sociale uitsluiting, Acco, 2000).


1.2. Wat hebben we al gerealiseerd?

Zowel op federaal als op Vlaams niveau is sinds de verkiezingen van
1999 gewerkt aan het armoedebeleid.

* Op federaal niveau kwam de leefloonwet tot stand. De uitkeringen werden met 4% verhoogd, wat volgens ons als een eerste stap moet worden gezien voor een inhaalslag van de minimumuitkeringen tot
10% verhoging en welvaartsvastheid.

* In de marge van de leefloonwet kwam er tijdens deze legislatuur bijna 12,5 miljoen euro extra vrij voor specifieke maatregelen. Daarmee werd onder andere de financiering van tandverzorging via het RIZIV tot stand gebracht, en er kwamen een aantal maatregelen in de kinderbijslag. De armoede-organisaties hadden inspraak bij de besteding van deze middelen.

* Er kwam een zogenaamd NAPincl, oftewel een actieplan om een inclusief armoedebeleid tot stand te brengen. De verschillende beleidsdomeinen zoals tewerkstelling en volksgezondheid) en beleidsniveaus (federaal, Vlaams, Waals) zaten daarbij om de tafel. Alhoewel er niet veel nieuw beleid ontwikkeld werd vanuit dit overleg, was het een verdienste dat de verschillende actoren met elkaar om de tafel zaten. Er was ook een aanzet tot het ontwikkel van indicatoren die de armoede in ons land beter in kaart kunnen brengen. In mei 2003 zou er een tweede plan klaar moeten zijn.

* De dynamiek van het Steunpunt Armoedebestrijding is nog niet volledig uitgeklaard. Het is een vooruitgang dat dit steunpunt een vaste plaats krijgt in het politieke landschap. De aanwerving van een coördinator van het steunpunt zit momenteel in zijn laatste fase.

* Er werd gewerkt aan de procedure voor de toekenning van de gelden van de Nationale Loterij voor projecten voor armoedebestrijding . Deze (federale) middelen komen vooral ten goede aan projecten die op gemeenschapsniveau functioneren. Een verdere overdracht van de middelen naar het Gemeenschapsniveau is dus nog aangewezen.
* Op het gebied van pensioenen kwam er een verhoging van het minimumpensioen van werknemers en zelfstandigen, en een welvaartsaanpassing van de oudste pensioenen. De minimumuitkering voor ouderen werd omgevormd tot de Inkomensgarantie voor Ouderen, die ook een lichte inkomensverbetering met zich meebracht.
* De minimumuitkeringen in het kader van arbeidsongeschiktheid, invaliditeit of handicap werden verhoogd. In de periode 1999-2002 werd hier 377,1 miljoen euro extra aan besteed. Ook werd gezorgd voor een vlottere toekenning en een betere combinatiemogelijkheid met inkomsten uit arbeid en andere vormen van uitkering.De zogenaamde maximumfactuur zorgde ervoor dat de uitgaven voor ziektekosten per gezin begrensd werden, en dat het teveel aan aangerekende remgelden sneller terugbetaald wordt.
* Volgens begrotingsgegevens is het totale budget voor sociale bescherming tussen 1999 en 2002 met 5,804 miljard euro toegenomen. Iets minder dan 20% van dit bedrag (1,060 miljard) werd gebruikt voor nieuwe initiatieven, 2,577 miljard euro ervan bestond uit inflatiecorrectie.

Op Vlaams niveau:

* Het Vlaams Parlement keurde op 12 maart 2003 het armoededecreet goed. Daarmee zal het Vlaams armoedebeleid voor het eerst een stevige onderbouw krijgen en kan het op lange termijn uitgebouwd worden. Centraal uitgangspunt is dat alleen een inclusief beleid dat samen met armen wordt uitgetekend kans heeft op succes. Dit betekent concreet dat alle 53 verenigingen waar armen het woord nemen een ondersteuning krijgen vanuit een nieuw op te richten Vlaams netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen. De tewerkstelling van opgeleide ervaringsdeskundigen in de armoede wordt met dit decreet in alle sectoren mogelijk gemaakt. Ook de opleiding en bemiddeling bij de tewerkstelling van de ervaringsdeskundigen wordt erkend en gesubsidieerd.
* De Vlaamse regering startte deze legislatuur met de jaarlijkse opmaak van een Vlaams actieplan armoedebestrijding waarin ze niet zei wat ze eventueel zou doen, maar wat er concreet in de begroting was voorzien. De tien rechten van het Algemeen Verslag van de Armoede en de zeven principes om tot een doelmatig armoedebeleid te komen vormen daarvoor de leidraad. Mieke Vogels, coördinerend minister voor het armoedebeleid, heeft daarmee onder andere gewerkt aan een verlaging van de bijdrage voor kinderopvang voor de laagste inkomens, de tewerkstelling van de eerste afgestudeerde ervaringsdeskundigen in de armoede, en het begeleid wonen voor thuislozen.

* Ook heeft de Vlaamse regering de lokale besturen meer verantwoordelijkheid gegeven in de besteding van Vlaamse middelen voor een lokaal sociaal beleid. Zo kan het sociaal beleid gevoerd worden op een niveau dat dicht bij de mensen staat, en een deel van de administratieve rompslomp om ondersteuning te krijgen voorkomen worden.


1.3. Welke structurele maatregelen zijn er nodig voor het armoedebeleid?

Uiteraard onthaalt Agalev de nieuwe initiatieven voor sociale verbeteringen positief. Toch hebben we een aantal vraagtekens bij de oriëntering ervan. De aanpassing van de sociale en bijstandsuitkeringen situeert zich duidelijk tegen de achtergrond van het geloof in de actieve welvaartstaat. De grootste financiële verbeteringen situeren zich bij de uitkeringen aan gepensioneerden en arbeidsongeschikten, categorieën die nauwelijks geactiveerd kunnen worden richting arbeidsmarkt. De minimumpensioenen voor zelfstandigen zagen een netto-toename van 10%, die voor werknemers van 7,4%.

De verbeteringen voor de sociale uitkeringstrekkers die nog wel te activeren zijn vallen veel lichter uit. Het leefloon werd slechts met
4% verhoogd. In de tijden van hoogconjunctuur is zon selectieve verhoging van uitkeringen nog enigszins te motiveren. Nu de werkloosheidscijfers weer oplopen, leidt dit echter verder tot sociale onrechtvaardigheid en een eenzijdig gebruik van de financiële middelen. Wij pleiten dan ook voor meer evenwicht in de sociale correcties, met als belangrijkste eis de welvaartsvastheid van sociale uitkeringen, vergezeld van een inhaaloperatie om de leefbaarheid van de laagste uitkeringen terug op een aanvaardbaar niveau te krijgen.

Ook op het gebied van overlegstructuur en dialoog met de armen zélf zijn een aantal structurele maatregelen te nemen. Zo vonden de interministeriële conferenties terzake in de afgelopen legislatuur nogal onregelmatig plaats. In het jaar 2002 was er geen enkele, eind januari 2003 was er één, op vraag van Vlaams minister Mieke Vogels. Het vergaderritme mag daarom niet langer afhankelijk zijn van de voorzitter: de conferenties moeten een duidelijke procedure voor het opstellen van de agenda krijgen, een minimaal aantal bijeenkomsten per jaar, publicatie van de vergaderdata, en een tijdpad om de voorgestelde maatregelen daadwerkelijk uit te voeren. Net zoals op Vlaams niveau, moet ook er een federaal actieplan komen voor de armoedebestrijding. De interministeriële conferenties kunnen dan dienen om de indicatoren en doelstellingen niveau-overschrijdend in het oog te houden, onder wisselend voorzitterschap van de betrokken ministers.

De interparlementaire werkgroep Vierde Wereld heeft de afgelopen legislatuur zijn onmisbare waarde bewezen in de dialoog tussen de mensen die in armoede leven en de beleidsmakers. Nu moet ook het steunpunt armoedebestrijding een cruciale rol gaan spelen in een coherent armoedebeleid. Dit steunpunt heeft als eerste opdracht de ervaringsuitwisseling op te starten met de verschillende overheden. Het steunpunt is immers opgericht als een samenwerking tussen de gemeenschappen en gewesten en de federale regering. Deze samenwerking is echter tot op heden niet juridisch verankerd, het steunpunt is een onderdeel van het centrum voor racismebestrijding en gelijke kansen. Minister Vande Lanotte heeft tot dusverre geen enkel initiatief genomen om de positie van het steunpunt te versterken. Dat heeft tot op heden de werking van het steunpunt verlamd.

De stedelijke armoedeconcentratie vereist een versterkt grootstedelijk beleid. Binnen steden is er een hogere mobiliteit en dus een geringere sociale cohesie. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië zien we dat de (groot)steden veel grotere concentraties kennen aan mensen die een beroep doen op het OCMW of die met werkloosheid zijn geconfronteerd. Steden kennen ook grotere concentraties aan migranten en asielzoekers. Tenslotte herbergen de steden ook meer illegalen, waardoor vormen van overlevingsarmoede uit de derde wereld opnieuw opduiken in de steden.


1.4. De vele gezichten van armoede

Het Centrum voor Sociaal Beleid (UFSIA Universiteit Antwerpen) berekende in 1997 dat 7,7 procent van de Belgische huishoudens op basis van de EU-norm arm kan worden genoemd. Ruwweg zijn volgens deze norm ruim 300.000 gezinnen of zowat 750.000 individuen in België arm. Recentere gegevens (2001) tonen aan dat het aantal bestaansonzekeren nog heel wat hoger ligt. Binnen de tijdspanne van drie jaar kwam in België 9,7% van de bevolking ooit voor kortere of langere tijd in een situatie van onderbescherming terecht. Zelfs indien de betrokkene op dat ogenblik werkte of een andere inkomen verwierf lag zijn/haar gezinsinkomen beneden het gewaarborgd minimum.

Zoals opgemerkt is inkomen maar één zijde van de problematiek. Armoede begint dikwijls bij een specifieke uitsluiting, waarop andere problemen zich enten. Armen hebben slechts een gering profijt van vele andere sociale goederen zoals arbeid, huisvesting, onderwijs, rechtsbedeling, gezondheidszorg, . De problemen die zich stellen op het vlak van deze andere domeinen worden te weinig in rekening gebracht. De feiten zijn nochtans op alle vlakken schokkend :
* Ondanks de lichte daling van het aantal bestaansminimumtrekkers moet een kwart miljoen mensen (of 2,5% van de bevolking) toekomen met een inkomen dat op of net iets boven het bestaansminimum ligt.
* 800.000 mensen of 14% van de bevolking woont in een slechte woning die ver achterop blijft op de hedendaagse kwaliteitsnormen.
* In 2001 werd bij 21.790 huishoudens de energietoevoer onderbroken.
* Onderzoek toont aan dat mensen met een lage sociaal-economische status gemiddeld vierenhalf jaar eerder dood gaan gemiddeld 12,5 jaar korter gezond leven dan mensen met een hoge status.
* In 2001 moesten 100.000 mensen een beroep doen op voedselbedelingen. Dit is een verdubbeling ten aanzien van 1991.
* Armoede neemt andere vormen aan. Er is een opvallende toename van het aantal Belgen met een overlast aan financiële schulden.
365.000 mensen zijn geregistreerd als wanbetaler voor een consumentenkrediet en bijna 70.000 als wanbetaler voor een hypothecair krediet. Dit aantal blijft stijgen.
* Ook in België neemt de kloof tussen arm en rijk verder toe. De 10% meest vermogende Belgen hebben vrijwel één derde van het totale Belgische gezinsvermogen. De 10% armste gezinnen moeten het stellen met slechts 1%.

Armoede is dus een structureel probleem te midden van welvaart. Vooruitgang aan de ene kant gaat vaak samen met achteruitgang op een ander vlak. Armoede heeft vooral te maken met hoe onze samenleving economisch, sociaal en cultureel georganiseerd is. Het gaat om een netwerk van uitsluiting die de levenskwaliteit op verschillende domeinen aantast.

Agalev wil armoede dan ook aanpakken vanuit een algemeen beleid door middel van concrete maatregelen in sleuteldomeinen zoals tewerkstelling, bestaansmiddelen, sociale bescherming en gezondheid. De groene draad hierbij is dat algemene voorzieningen zoals publieke diensten en sociale zekerheid een belangrijke bijdrage leveren in het verkleinen van het risico op armoede.

Een hernieuwde solidariteit is de beste remedie tegen de bedreigingen van onze risicomaatschappij.


2. Groene voorstellen voor een volwaardig armoedebeleid


2.1. Een volwaardig recht op gezondheidszorg voor iedereen

Iedereen heeft het recht om te genieten van de best mogelijke lichamelijke en psychische gezondheid, dat staat in onze grondwet. De praktijk is helaas anders. Ziek zijn is duur, ook in ons land. Daardoor heeft iemand die veel ziek is, meer kans om arm te worden. En omgekeerd: wie arm is, wordt sneller ziek. In die mate zelfs, dat er een direct verband bestaat tussen iemands opleiding en inkomen en zijn of haar levensverwachting: armen leven gemiddeld tot 12,5 jaar korter in goede gezondheid dan mensen met een hoge sociale status.

Wanneer je over onvoldoende bestaansmiddelen beschikt, ben je gedwongen om keuzes te maken die je gezondheid in negatieve zin kunnen of zullen beïnvloeden: het wonen in een vochtig en tochtig huis, zware en gevaarlijke werkomstandigheden, en een eenzijdige voeding bijvoorbeeld. Bovendien spelen psychologische factoren een belangrijke rol, zoals het leven in de voortdurende onzekerheid of je de volgende dag nog wel eten, werk, of geld zult hebben. Arm zijn betekent vaak het afwegen van de grootste onmiddellijke noden. Die afweging brengt (vaak letterlijk) pijnlijke gevolgen met zich mee: armen worden vaker ziek.

Vanuit financieel oogpunt levert ziek worden echter bijkomende problemen op. De kostprijs van gezondheidszorgen is voor menigeen een ernstige hinderpaal. De maximumfactuur corrigeert immers pas achteraf: de eerste schijf van 450 euro die je zelf moet betalen is voor velen geen remgeld, maar een onoverkomelijke barrière. Mensen met een laag inkomen hebben daardoor geen andere keuze dan doktersbezoeken uit te stellen, en beroep te doen op zelfmedicatie. Als het echt niet meer gaat, kan je je aanbieden op de spoedafdeling van een ziekenhuis, waar je niet onmiddellijk hoeft te betalen.

In plaats van optimaal gebruik te kunnen maken van laagdrempelige en preventieve gezondheidszorgen, grijpen mensen met een laag inkomen dus pas in op het moment dat het eigenlijk te laat is, en ze (ernstig) ziek worden. Daardoor zijn ze vaak aangewezen op veel duurdere specialistische zorg. Een gespecialiseerde medische wereld, waar je als lager geschoolde patiënt nauwelijks je weg in kunt vinden.

Daarom is het onontbeerlijk dat mensen met een laag inkomen gemakkelijker de weg kunnen vinden naar de eerstelijnsgezondheidszorg, zoals de huisarts of wijkgezondheidscentra. Organisatorische en financiële drempels moeten verder worden weggewerkt. Die eerstelijnsgezondheidszorg is het meest aangewezen als de centrale vraagbaak bij gezondheidsproblemen. Een bezoek aan die vraagbaak mag geen aanslag vormen op de eigen portemonnee. De factuur van het doktersbezoek zou direct naar de ziektekostenverzekering moeten worden gestuurd. Dit is de zogenaamde derdebetalersregeling.

Zoals armoede meer is dan een gebrek aan inkomen, is ziekte zijn meestal meer dan het hebben van een welbepaalde kwaal. De ziekte is immers vaak het gevolg van je levensomstandigheden, en vaak spelen meerdere gezondheidsproblemen op elkaar in. Daarom is het belangrijk dat er iemand is die een compleet beeld heeft van je gezondheidstoestand. De huisarts is hiervoor het best geplaatst. Voor specifieke problemen kan hij of zij je dan doorverwijzen naar een specialist. Dit heet echelonnering: mensen stimuleren om gebruik te maken van het meest aangewezen niveau van gezondheidszorg.

Agalev wil het recht op een toegankelijke en kwaliteitsvolle gezondheidszorg garanderen door:

* De centrale rol van de huisarts in de gezondheidszorg te versterken. De huisarts kent je gezondheidstoestand het best. Zij of hij houdt je globaal medisch dossier bij, zodat je niet steeds opnieuw je hele gezondheidsgeschiedenis hoeft uit te leggen. Wanneer je via de huisarts wordt doorverwezen naar een specialist, wordt het remgeld dat je moet betalen verlaagd.
* Wij willen dat de artsen en andere gezondheidswerkers gemakkelijker met elkaar kunnen samenwerken. Daarom willen we groepspraktijken en wijkgezondheidscentra ondersteunen. Zulke centra bij je in de buurt bieden je een laagdrempelig punt waar je terecht kunt voor alle basisgezondheidszorgen.
* Wanneer je beroep doet op een arts, moet het vooraf duidelijk welke kosten dat met zich mee gaat brengen. Bovendien mag er geen (financiële) drempel zijn om naar de arts toe te gaan als dat nodig is. Daarom pleiten wij er voor dat er in de eerstelijnsgezondheidszorg meer wordt gewerkt met een forfaitaire bijdrage. Zo betaal je één vast bedrag per periode, en niet voor elke keer dat je de dokter ziet. Bovendien moet de derdebetalersregeling algemeen worden toegepast, zodat je als patiënt niet meer dan het remgeld hoeft te betalen.


2.2. Een volwaardig recht op gezond en kwaliteitsvol wonen

Armoede leidt tot slechte huisvesting en omgekeerd verhogen slechte woonomstandigheden het risico op armoede en uitsluiting. Sommige gezinnen besteden tot 75% van hun beschikbaar inkomen aan woonkosten. Stijgende woonkosten doen vaak de andere inspanningen om het inkomen te verhogen teniet. Hoe is de situatie momenteel op de Belgische woonmarkt, en wat kan er verbeterd worden om wonen voor iedereen gezond en kwaliteitsvol te maken?

Er heerst in België een schrijnend tekort aan sociale huurwoningen (minstens 90.000) en de wachtlijsten zijn lang. Hierdoor zijn veel kansarme huurders aangewezen op de private huurmarkt, waar de huurprijzen veel hoger zijn en de kwaliteit vaak te wensen overlaat (lees krotten). Het kan nog decennia aanslepen vooraleer de sociale huursector voldoende sociale woningen kan aanbieden.

Men gaat bovendien uit van het heilig principe dat de verhuurder en de huurder in alle vrijheid en vanuit een even sterke positie over de huurprijs kunnen onderhandelen. Dit principe gaat helaas vaak niet op. Gezien het tekort aan huurwoningen zowel op de sociale als op private huurmarkt, maken de verhuurders nogal eens gebruik van hun machtspositie en leggen de huurder een te hoge huurprijs op die niet in verhouding staat tot de kwaliteit van de woning. De huurder is verplicht deze te aanvaarden bij gebrek aan een waardig alternatief.

We verwerpen kortlopende contracten, tenzij voor een éénmalig contract van hoogstens twee jaar. Opzegging zonder motivering door de verhuurder willen we inperken of onmogelijk maken.

Indien de huurder gedurende de eerste driejarige periode van een huurovereenkomst wil verhuizen komt dat hem/haar duur te staan. Toch zijn daar vaak goede redenen voor: wijziging van samenstelling van het gezin, wijziging van tewerkstelling, vermindering van inkomen, toewijzing van een sociale woning, slechte kwaliteit van de huurwoning, ziekte, samenwonen met partner

Agalev wil dan ook het recht op gezond, kwaliteitsvol en betaalbaar wonen garanderen door op de eerste plaats de huurwetgeving aan te passen. Concreet uitgewerkt betekent dit:

* Het aantal sociale huurwoningen drastisch verhogen, zodat de wachtlijsten verdwijnen. In afwachting worden op Vlaams niveau de huursubsidies uitgebreid, wat wonen voor iemand met een laag inkomen betaalbaar maakt. Deze subsidie mag niet door de verhuurder worden doorgerekend, daarom moeten richthuurprijzen worden vastgelegd die bepalen wat de maximale huurprijs mag zijn afhankelijk van de kwaliteit, ligging en voorzieningen van de woningen. Zo weet je als huurder beter of je huurt tegen een juiste prijs.

* De huurprijs moet worden bepaald op basis van objectieve criteria: oppervlakte, comfort, sanitaire voorzieningen, aantal kamers, mogelijkheid tot energiebesparing, isolatie van de woning, buurtvoorzieningen, . Als je een zelfstandige woning of een kamer huurt moet de prijs in overeenstemming zijn met de kwaliteit van je woning. De stijging van de huurprijzen tussen opeenvolgende contracten willen we via een strenge reglementering aan banden leggen, zo word je als huurder niet verrast door een plotse stijging van je huurkosten.

* De praktijken van huisjesmelkers moeten grondig aangepakt worden door een strengere wetgeving en de uitbouw van de controle op deze wetgeving. We willen hiervoor meer middelen voorzien en zorgen dat je als getroffen huurder niet langer in de kou blijft staan.
* Een betere mobiliteit voor de huurder zonder verlies van woonzekerheid is noodzakelijk. In de eerste 3 jaar van de huurovereenkomst zelfs indien deze voor bepaalde duur is afgesloten - moet je je contract kunnen beëindigen mits naleving van een opzeggingstermijn van drie maanden. Hiervoor ben je geen bijkomende schadevergoeding meer verschuldigd.
* Een gezin in een onzekere woonsituatie dat een woning wil verwerven of behouden, moet bijkomende steun krijgen. Het huidige systeem van fiscale aftrekbaarheid van hypothecaire leningen wordt vervangen door een meer rechtvaardige forfaitaire aftrek waardoor lage inkomens in dezelfde mate worden gesteund als hogere inkomens. Komt de overheid via een premie of een tegemoetkoming tussen in de leninglast, dan geldt bij verkoop achteraf een voorkooprecht. Ofwel kan de overheid een percentage van de meerwaarde terugvorderen dat overeenstemt met het percentage van tussenkomst tegenover de oorspronkelijke waarde bij de koop of de bouw van de woning. Deze mogelijkheden worden in de tijd beperkt tot vijftien jaar na de laatste tussenkomst of tegemoetkoming.

Agalev wil de opvangmogelijkheden voor daklozen uitbreiden, tegen een voor hen betaalbare prijs, vooral in de grote steden. Vooral voor crisis- en nachtopvang is uitbreiding en betere ondersteuning noodzakelijk. Sociale vereenzaming dient te worden opgevangen. Ook de zelforganisaties van daklozen krijgen meer steun en worden betrokken bij de beleidsuitvoering.

Het wonen in de steden wordt goedkoper gemaakt door volgende maatregelen:

* Een verlaagde BTW-voet toepassen in stedelijke gebieden voor het kopen of bouwen van nieuwe woningen of het verbouwen van woongebouwen die geen 15 jaar oud zijn.

* De sociale maatregelen voor de aankoop van bescheiden woningen versterken.

* De forfaitaire aftrekken verhogen.

Kwaliteitsvol wonen betekent ook dat je als bewoner een basisrecht op energie, gas en water hebt. Mensen kunnen niet zomaar afgesloten worden, want afsluiting leidt tot verdere uitsluiting. Agalev pleit dan ook voor:

* Een verhoging van de minimumlevering van 6 ampère, met een extra verhoging naargelang het aantal gezinsleden. Het verhogen van dit minimumrecht mag niet als pervers neveneffect hebben dat het nog moeilijker wordt om je energierekening te betalen. Daarom zijn bijkomende maatregelen tot betaalbaar en spaarzaam energiegebruik zeer belangrijk. Het initiatief van Eloi Glorieux, Vlaams parlementslid om elk gezinshoofd een bon voor een gratis spaarlamp te geven kan daarbij als voorbeeld dienen. De energiefactuur kan goedkoper gemaakt worden door ondermeer het huren van energiezuinige koelkasten aan een laag tarief en het verstrekken van gratis energieaudits.

* Het verstrekken van budgetmeters, die meer zijn dan enkel afbetalingsmeters. De kaart voor budgetmeters kan je eenvoudig opladen bij een oplaadpunt in de buurt. De liberalisering van de energiemarkt van 1 juli 2003 mag niet inhouden dat deze lokale oplaadpunten in jouw buurt verdwijnen. De OCMWs moeten voor het bepalen van de steun aan een cliënt rekening houden met het geld dat noodzakelijk is voor het werken van de budgetmeter.
* Audits om de energievriendelijkheid van (sociale) woningen te verbeteren. Een sociale woning betekent niet dat je woning een energievreter moet zijn die de rekening de hoogte injaagt.
* Een verlaging van de energiefactuur voor beschermde klanten (zij die kunnen genieten van een sociaal tarief). Hiervoor kan het best samengewerkt worden met de OCMWs en de verenigingen waar armen het woord nemen. Naast deze specifieke maatregelen vanwege de netbeheerder kan enkel een structureel verbeterd huisvestingsbeleid de beste preventie bieden tegen de hoge energiefactuur.


2.3. Een volwaardig stedenbeleid: steden versterken, armoede bewerken

Armoede is niet enkel afhankelijk van hoe men woont, maar ook van waar men woont. Een aantal grootstedelijke buurten kent een grote mate van achterstelling. Verschillende groepen van armen vind je hier veel sterker terug. Meer mensen doen een beroep op het OCMW of zijn werkloos. Steden kennen ook meer migranten en asielzoekers en ze herbergen meer illegalen, waardoor vormen van overlevingsarmoede uit de derde wereld opnieuw opduiken. Wonen in een achtergestelde omgeving maakt deel uit van het netwerk van sociale uitsluitingen en is er een oorzaak en een gevolg van. Een buurt die geen kansen biedt aan haar bewoners houdt de cirkel van kansarmoede en kwetsbaarheid draaiend.

Een beleid om armoede te bewerken is dan ook een beleid dat kiest om met en in de steden een sterker sociaal en werkgelegenheidsbeleid uit te bouwen. Daarom wil Agalev :


---
Het stedenbeleid verder uitbouwen. De steden hebben nood aan financiële zuurstof, hiermee kunnen ze kansen bieden aan mensen. De stad wordt opnieuw een plaats waar het aangenaam en goed leven is. Het wonen in de stad wordt aantrekkelijk gemaakt en het sociaal beleid wordt versterkt, ondermeer door meer mogelijkheden voor werk in eigen stad te scheppen.


---
Vooral aan de grootsteden en de armere steden en gemeenten willen we meer financiële ruimte geven:

* Het leefloon voor minstens 90% federaal financieren, zodat vooral armere steden en gemeenten ontlast worden.

* Het overleg met de gewesten over het grootstedenbeleid versterken en de gewesten een coördinerende rol laten spelen.
* De federale regering moet mee bijdragen aan een oplossing van de schuldenlast van de grootsteden (zoals Antwerpen), om zo op een structurele wijze beleidsruimte te scheppen die de grootsteden nodig hebben.


2.4. Een volwaardig recht op kwaliteitsvolle arbeid

We kiezen voor een alternatief voor de overactieve welvaartsstaat, waarin werk-werk-werk de enige weg tot maatschappelijke erkenning en integratie dreigt te worden, ten koste van de kwaliteit van arbeid en leven. De actieve welvaartsstaat ziet werk als de beste garantie tegen een toestand van onderbescherming. Uit onderzoek blijkt echter dat één op drie onderbeschermden aan het werk is, hetzij als zelfstandige, hetzij als werknemer in laagbetaalde, deeltijdse of onregelmatige jobs zoals winkelbedienden, huispersoneel, handlangers, laders en lossers Het fenomeen van de werkende armen is met andere woorden ook een Belgisch fenomeen!

Werk is niet het enige dat telt, maar werk geeft mensen wel de kans om een inkomen te verwerven, om contacten met andere mensen te onderhouden, om een bijdrage te leveren aan de samenleving. Verschillende groepen, zoals allochtonen, laaggeschoolden en mensen met een handicap, hebben het extra moeilijk op de arbeidsmarkt. Laaggeschoolde jobs staan onder een heel sterke druk. Door de zwakke economische conjunctuur is ook de jeugdwerkloosheid weer aan het stijgen. Jongeren tussen 16 en 24 maken in ons land samen niet minder dan 50,6% van het cliënteel van het leefloon uit en 38,9% van de onderbeschermden.

Het versterken van sociale zekerheidsrechten en (sociale) tewerkstelling van bijstandscliënten zijn potentiële springplanken om uit deze armoedesituatie te geraken. Voor Agalev moet deze activering echter gepaard gaan met een persoonlijke begeleiding en een ruim begrip van werk (ook vrijwilligerswerk is bijvoorbeeld belangrijk) met keuzevrijheid tussen alternatieve trajecten, een degelijk statuut, en een stevige dosis opleiding. Activering moet geruggensteund worden door een garantie op het vlak van bijkomende rechten.

Agalev wil het recht op kwalitatief werk garanderen door:
* Te zorgen voor meer werk in de sociale economie. Werken in de sociale economie bied je de mogelijkheid de draad weer op te pikken en eventueel door te stromen naar het klassieke arbeidscircuit (één op tien tewerkgestelden binnen een sociale werkplaats stroomt door naar een gewone job). De bruggen tussen de sociale en de reguliere economie moeten dan ook versterkt worden, de sociale economie moet verder professionaliseren en de reguliere economie moet leren van het sociale.

* Te werken aan betere statuten binnen de sociale economie. Werken binnen de sociale economie betekent niet dat jij minderwaardig bent of je werk minder waardevol is. Daarom moeten de lonen binnen de sociale werkplaatsen verhoogd worden. De inschakelingbedrijven verdienen een beter statuut. Agalev wil de
activiteitencoöperatieven verder aanmoedigen. Hierdoor kan je een laagdrempelige activiteit als zelfstandige uitbouwen en krijg je de nodige steun om te slagen als zelfstandige.
* De overgang tussen werkloosheid en loonarbeid te vergemakkelijken Als werkloze verwerf je soms nauwelijks een hoger inkomen of ga je er in sommige gevallen zelfs financieel op achteruit wanneer je werkt. Agalev stelt voor alle drempels financiële én andere - die deze overgang bemoeilijken verder weg te werken. Dit kan door de lage lonen verder op te trekken, de persoonlijke werknemersbijdrage te verminderen en bijkomende maatregelen te nemen in de personenbelasting. Als persoon met een handicap moet je meer kunnen verdienen zonder dat je hierdoor je tegemoetkoming verliest. Wij willen aandacht voor de kwaliteit van de arbeid, vooral voor laagbetaalde jobs. Gebrek aan kinderopvang en afstand en bereikbaarheid van je werk mogen geen problemen scheppen om aan de slag te gaan.

* Zelfstandige activiteiten te stimuleren door het verstrekken van microkredieten. De kosten van het creëren van een zelfstandige baan met behulp van microkrediet liggen tussen een tiende en een vijftiende van de kosten om een werkloze jaarlijks te ondersteunen. Solidaire leningen zijn een goed middel om armoede te bestrijden: het aflossings- en slaagpercentage ligt hoog. De procedures zijn eenvoudig en via een goede begeleiding word je op weg geholpen. Samen met het krediet krijg je een bijkomende opleiding bovenop het basispakket, waardoor de kansen op succes groeien.

* De springplankfunctie van art. 60§7 van de OCMW-wet te versterken. Via art.60 §7 kan het OCMW zelf mensen tewerkstellen om ze op orde te brengen met de sociale zekerheid, zodat ze aanspraak kunnen maken op een werkloosheidsuitkering. Na een tewerkstelling in het art. 60§7 statuut volgt vaak een werkloosheidsuitkering, echter zonder zicht op (ander) werk. Wij willen het bestaansminimum langer activeren dan de tijd die nodig is om mensen in regel te brengen met de werkloosheidsverzekering. De drempels inzake de duur van de vereiste werkloosheidsduur worden verlaagd zodat men de echte bodem van de arbeidsmarkt bereikt.


2.5. Een volwaardige sociale zekerheid behouden en uitbouwen

De sociale zekerheid corrigeert momenteel de sociale ongelijkheid het sterkst. Er gaan steeds meer stemmen op om het beleid om armoede te bestrijden ook meer een plaats te geven in de fiscaliteit. Beide zijn nodig. Sociale uitkeringen verminderen de basisongelijkheid met maar liefst een derde. De sociale zekerheid is dus het middel bij uitstek in de strijd tegen de armoede. Agalev wil dit herverdelend effect behouden en versterken en verzet zich daarom tegen een privatisering van de sociale zekerheid. Om dit herverdelend effect te versterken dient de financieringsbasis van de sociale zekerheid breder te worden gemaakt. De sterkste schouders dienen de zwaarste lasten te dragen zonder dat evenwel het solidariteitsprincipe overboord wordt gegooid. We willen een verschuiving van de (para)fiscale lasten via sociale bijdragen en directe belastingen op arbeid naar belastingen op inkomens uit vermogens en op energiegebruik.

Agalev wil de uitkeringen van de sociale zekerheid hervormen, met als doel de sociale rechten van de verzekerden, mannen en vrouwen, te versterken en de uitkeringen van de sociale zekerheid beter aan te passen aan de samenleving.

Individualisering van de uitkeringen:

* Door de uitkeringen individueel te maken willen wij iedereen een economische, sociale en zorgzelfstandigheid garanderen. De uitkeringen mogen niet langer gekoppeld zijn aan de gezinssituatie. Als je slechts één inkomen hebt ben je hier anders het slachtoffer van. Een beperking van uitkeringsrechten betekent vaak het verlies van een noodzakelijk tweede inkomen en dus armoede. Deze individualisering dient volledig te gebeuren, mét de noodzakelijke sociale correcties. Solidariteit mag niet onmogelijk gemaakt worden, iemand in huis opnemen mag dus geen negatief effect op je uitkering hebben.

* De sociale zekerheid aanpassen aan nieuwe gezinsstructuren en de feitelijke discriminaties opheffen. Deze discriminaties bestaan tussen mannen en vrouwen, gehuwden en niet-gehuwden en tussen tweeverdieners en éénverdieners. De merkwaardige verhoudingen tussen de uitkeringsbedragen en bijstandsnormen die van toepassing zijn voor de verschillende gezinstypes worden daarom aangepakt zodat iedereen een gelijkwaardige koopkracht verwerft..
* Het stelsel vereenvoudigen en de terminologie harmoniseren, zonder perverse effecten te creëren. Net zoals bij de inkomensgarantie voor ouderen kan men in de meeste stelsels slechts twee categorieën overhouden: alleenstaanden en samenwonenden. De kosten van onderhoud en opvoeding van kinderen in een gezin dienen dan wel opgevangen te worden door de kinderbijslag, die dan ook kostendekkender en tot een gelijk basisrecht voor ieder kind moet worden gemaakt.

Welvaartsvastheid van de uitkeringen:

Er zijn deze legislatuur belangrijke inspanningen geleverd om de werkloosheidsval te verminderen. Door een verlaging van de persoonlijke sociale bijdragen op de lagere lonen nam het verschil tussen een sociale uitkering en het netto-inkomen uit arbeid toe. Tegelijkertijd zorgt het activeringsdiscours, met een sterke nadruk op het verrichten van betaalde arbeid, voor een neerwaartse druk op de sociale uitkeringen. Enkele voorbeelden:

* Werkloosheidsuitkeringen blijven onvoldoende voor alleenstaanden en voor gezinnen waar er slechts één inkomen is of waar beide partners van een vervangingsinkomen moeten leven: voor deze gezinstypes volstaat een sociale uitkering meestal niet om hen bestaanszekerheid te garanderen.

* De verhoging van het bestaansminimum /leefloon met 4% boven op de loonindex is totaal onvoldoende om een waardig inkomen boven de armoedegrens te garanderen. Een bijkomende verhoging met 6% (tot een totaal van 10%) is een eerste stap om het welvaartsverlies (verlies aan relatieve koopkracht ten aanzien van andere inkomens) van de jaren 90 in te halen.

Agalev vraagt dan ook:

* In eerste instantie dat alle sociale uitkeringen en bijstandsuitkeringen (inclusief de maximum berekeningsplafonds) welvaartsvast worden, waardoor ze ook meegenieten van de welvaartsgroei zoals de inkomens uit arbeid en vermogens.
* Daarnaast moet er een éénmalige verhoging (van 10% tov het niveau van 1999) worden doorgevoerd als inhaalbeweging na de opgelopen achterstand op de andere inkomens.

* Tenslotte moeten er selectieve aanpassingen gebeuren aan de laagste uitkeringen, inzonderheid deze van alleenstaanden.
* Het leefloon dient alleen inkomens- en vermogensvoorwaardelijk gemaakt te worden.

Cumulregelingen mogen geen armoedesituatie veroorzaken :

Cumulregelingen zijn op zich een gezond principe die misbruiken binnen het sociaal zekerheidsstelsel moeten tegengaan. Bepaalde mensen worden hierdoor echter geconfronteerd met een armoedesituatie. Aandacht voor deze probleemsituaties is dan ook een noodzaak. We willen dan ook een verdere opheffing van de strikte scheiding tussen sociale- en arbeidsinkomens.

* Cumulatiemogelijkheden overlevingspensioen Wanneer je teveel verdient speel je je overlevingspensioen kwijt. Eens het inkomen boven het toegelaten bedrag gaat (door een wijziging in gezinstoestand, een kleine loonsverhoging of bijkomende inkomsten) verlies je het recht op het overlevingspensioen. Je wordt dus gedwongen de eigen loopbaan te beperken. Agalev pleit dan ook voor een begrenzing van het totale inkomen in plaats van een begrenzing van de toegelaten beroepsarbeid, de mogelijkheid tot het ontvangen van een sociale uitkering bij een (tijdelijk of permanente) onderbreking van het overlevingspensioen en het optrekken van het cumulatieplafond bij pensionering.

* Invaliden met personen ten laste
Agalev diende een wetsvoorstel in om het inkomen van invaliden te verhogen door het inkomensplafond voor de personen ten laste op te trekken. Voor meer dan 58% onder hen is het moeilijk, zo niet zeer moeilijk, om met het beschikbare inkomen de eindjes aan elkaar te knopen. Wij willen aan invaliden met personen ten laste een goede levenskwaliteit waarborgen door dit inkomensplafond te verhogen tot het niveau van het minimumloon met een toeslag voor invaliditeitsspecifieke kosten.

* Vakantiegeld voor uitkeringsgerechtigden Waar het vakantiegeld voor iemand die werkt als buffer werkt om onverwachte financiële schokken op te vangen ontbreekt voor niet-werkenden deze ruimte. Als werkloze vergroot dit de moeilijke situatie waarin je terecht komt. Dit leidt tot een verdere sociale isolering en tot een verdere afbouw van de zelfredzaamheid. Het is dan ook gepast deze groep van niet-actieven te integreren in het gemeenschapsleven. Het toekennen van een vakantiegeld verlaagt de financiële drempel tot deze integratie.

* Echtscheiding bij ambtenarenpensioen
Als gescheiden echtgenoot kan je aanspraak maken op een gedeelte van het pensioen van je ex-echtgenoot. Voor ambtenaren (800.000 in België) bestaat deze regeling niet. Tot aan dit overlijden van de ex-echtgenoot is binnen het ambtenarenstatuut niets voorzien zodat de betrokkene terugvalt op een levenslang onderhoudsgeld of de Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) (gelijk aan het leefloon). Agalev wil dat feitelijk gescheiden echtgenoten kunnen aanspraak maken op ten hoogste 50% van het ambtenarenpensioen van hun ex-echtgenoot. Uit de echt gescheiden echtgenoten dienen een eigen recht op pensioen te verwerven dat maximaal 62,5% van het overeenstemmend recht van hun vroegere echtgenoot omvat.
* Vrijwilligerswerk
Vrijwilligerswerk moet ondersteund en gestimuleerd worden. De administratieve en sociaal-rechtelijke drempels voor het opnemen van vrijwilligerswerk moeten worden weggewerkt. Dit betekent ook dat er een regeling dient uitgewerkt te worden voor uitkeringsgerechtigden die vrijwilligerswerk willen verrichten. Omwille van je vrijwilligerswerk mag je uitkering niet verlaagd worden. De regeling voor de rechten van vrijwilligers, zoals uitgewerkt in de afgelopen legislatuur, moet daarom zo spoedig mogelijk wet worden.


2.6. Een volwaardig kindergeld om kinderen groot te brengen

Armoede wordt vaak van generatie op generatie doorgegeven. Kinderen grootbrengen kost geld, de kinderbijslag komt hier momenteel maar voor een stuk aan tegemoet. Agalev pleit dan ook voor een gelijk basisbedrag voor elk kind met bijkomende verhogingen voor gezinnen met een laag inkomen.

De kinderbijslag is geen bijkomend inkomen voor de ouders maar is het bedrag gebonden aan het kind om de kosten die het "opgroeien" met zich meebrengt te dekken.

De gezinsbijslagen spelen een aanzienlijke rol in de armoedepreventie. Vooral grote gezinnen, éénoudergezinnen, éénverdieners en gezinnen die van een vervangingsinkomen leven hebben dergelijke maatregelen nodig om hun bestaanszekerheid te garanderen. De resterende armoedekern lokaliseert zich dan ook voornamelijk bij een groot deel van de éénouder- en éénverdienersgezinnen voor wie de kinderbijslagen en de belastingverminderingen ontoereikend zijn om de grens van bestaanszekerheid te halen. Deze éénouder- en éénverdienersgezinnen maken samen 80% van de bestaansonzekere gezinnen met kinderen uit.

Agalev wil daarom:

* De kinderbijslag hervormen tot een gelijk basisbedrag voor elk kind met een bijkomende verhoging voor kinderen waarvan het inkomen van de ouders zich in de drie laagste inkomensdecielen bevindt.


2.7. Een volwaardige en rechtvaardige inkomensverdeling

Agalev wil aandacht voor alle treden van de inkomensladder.
* Zoals aangehaald moeten de uitkeringen verhoogd worden en welvaartsvast gemaakt worden.

* Verder is er nood aan normale lonen, het kan niet dat de lage lonen nog meer gesubsidieerd worden door de overheid via (para)fiscale maatregelen waardoor de werkgevers de minimum- en lage lonen kunnen bevriezen. De bijdrageverminderingen zouden meer moeten gericht worden op de tewerkstelling van doelgroepen en op de verbetering van de kwaliteit van de jobs. De toenemende kloof tussen de minimumlonen en de hogere lonen moet verkleind worden.
* Overdreven rijkdom gaat gepaard met het in stand houden van armoede, daarom pleiten wij ook voor rijkdombestrijding door middel van een progressieve vermogensbelasting. Vermogens beneden de 500.000 worden hiervan vrijgesteld . Met het oog op een doelmatig armoedebeleid is een verschuiving nodig van de (para)fiscale lasten via sociale bijdragen en directe belastingen op arbeid naar belastingen op inkomens uit vermogens en op energiegebruik.


2.8. Een volwaardige aanpak van schulden

Een inkomen staat niet op zichzelf maar moet steeds bekeken worden ten opzichte van de gemiddelde inkomens in een land. Uit de cijfers (NIS,
2000) blijkt dat de inkomensongelijkheid in België aanzienlijk is gestegen. De 10% rijksten beschikken over een totaal netto-belastbaar inkomen dat 17,5 keer groter is dan het totaal netto-belastbaar inkomen van de 10% armsten. Hoe ongelijker deze spreiding is, hoe kleiner de herverdelende werking van de sociale zekerheid wordt en hoe groter de armoede. De verdeling van vermogen versterkt die ongelijkheid nog verder. Een progressieve inkomensbelasting waarbij de sterkeren zwaardere lasten dan de zwaksten dragen is dus een rechtvaardig instrument tot herverdeling.

Een laag en onregelmatig inkomen bemoeilijkt het evenwicht tussen inkomsten en uitgaven. Als het inkomen niet volstaat om in de basisbehoeften te voldoen, is er enkel nog de mogelijkheid om geld te lenen. Voor wie leeft van een klein inkomen, is het risico groot om in een spiraal van schulden terecht te komen.

Bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren staan ruim 365.000 mensen geregistreerd als wanbetaler voor consumentenkrediet en bijna
70.000 als wanbetaler voor een hypothecair krediet (samen meer dan
430.000 mensen en dit aantal blijft stijgen). Zorgwekkend is dat deze schuldoverlast meer en meer jongeren onder de 25 jaar treft, waardoor er een nieuwe generatie in de armoede terecht komt.

Agalev wil deze schuldenberg aanpakken door:

* Een verscherping van de wet op het consumentenkrediet, om zo het aanbieden van zogenaamd goedkope kredieten sterker aan banden te leggen en de toenemende schuldopbouw via betaalkaarten te beperken. Mensen verdienen een goeie bescherming tegen de opbouw van een lawine van schulden.

* Het operationeel maken van de positieve kredietcentrale en het stimuleren van schuldbemiddeling. Budgetbegeleiding verdient in de mate van het mogelijke de voorkeur boven budgetbeheer. Bij budgetbegeleiding kan je zelf meebeslissen wat er met je geld gebeurt. De positieve kredietcentrale houdt bij welke kredieten je al opgenomen hebt en maakt zo dat jij en de kredietverstrekkers aangemaand worden om minder vlug en onzorgvuldig geld te lenen en zo je schuldenberg te vergroten. Zo belet je dat mensen op de zwarte lijst van wanbetalers terecht komen.
* Een uitbreiding van de inkomsten die niet in beslag mogen worden genomen, zoals onder meer leefloon, kinderbijslag en terugbetalingen van medische kosten.

* Het invoeren van een belasting op reclame. Consumptie is steeds meer een middel tot maatschappelijke integratie, maar niet iedereen beschikt over de financiële middelen om aan die verwachtingen te voldoen. De vraag is dan ook ten gronde of en hoe lang we die consumptiedwang nog kunnen laten stijgen. De fiscale aftrekbaarheid van uitgaven door reclame dient dan ook tot 85% beperkt te worden.


5.9. Een volwaardig recht op recht

Ons rechtssysteem is een complexe materie, waarin je als eenvoudige burger al snel vastloopt. Toch worden mensen die in armoede leven er dagdagelijks mee geconfronteerd: bijvoorbeeld via de beslagrechter en de schuldbemiddelaar, doordat er problemen rijzen met een uitkeringsinstantie of het OCMW, of doordat de jeugdrechter een uitspraak moet doen over de uithuisplaatsing van de kinderen.

Veel mensen weten niet dat je met een klacht over de beslissing van het OCMW naar de arbeidsrechtbank kunt stappen. Of hoe je je juridisch kunt laten bijstaan door een advocaat. En zelfs als je wel al de weg naar het gerecht gevonden hebt, blijft het moeilijk om door financiële, sociaal-culturele of psychische barrières te breken. In aanraking komen met justitie levert immers gevoelens op van schaamte en schuld, ook al sta je strikt genomen volledig in je recht.

De toegankelijkheid van het gerecht voor mensen die in armoede leven is al jaren een knelpunt. Sinds vier jaar is er de wet op de juridische bijstand.Er is de afgelopen jaren gewerkt aan de opbouw van de justitiehuizen. In ieder gerechtelijk arrondissement is er zon justitiehuis, waar je terecht kunt met vragen over je rechten en de werking van het gerecht. Maar ook voor die justitiehuizen blijkt de drempel nog steeds te hoog te liggen.

Agalev pleit daarom voor:

* Een verdere uitbouw van de justitiehuizen, met specifieke aandacht voor de toegankelijkheid voor de laagste inkomensgroepen.
* Een herziening van het systeem van de pro-deo advocaten. De inkomensgrenzen voor rechtsbijstand moeten worden verhoogd, zodat meer mensen recht krijgen op rechtsbijstand. Bovendien moet het vergoedingssysteem voor de betrokken advocaten worden herzien, zodat zij zich volwaardig voor hun pro-deozaken kunnen inzetten.
* Het inzetten van ervaringsdeskundigen in de armoede in de justitiehuizen. Door ontmoetingen te organiseren met armen en vormingsinitiatieven voor rechters en advocaten kunnen ervaringsdeskundigen concreet bijdragen om de barrières tussen de mensen van het gerecht en mensen die in armoede leven te doorbreken.

Jacinta De Roeck (1^e plaats effectief Agalev Kamerlijst Limburg) Joos Wauters (2^e plaats effectief Agalev Kamerlijst Antwerpen) Lucas Ghysels (5^e plaats effectief Agalev Kamerlijst Brussel-Halle-Vilvoorde)

In samenwerking met

* de Agalev werkgroep Armoede

* Kris Dehamers/Astrid van Herpen, parlementaire studiedienst Agalev