Gemeente Utrecht


SV 2003, nr. 33, 22 en 23

2003 SCHRIFTELIJKE VRAGEN

33 Vragen van mevrouw E. Göçmen

(ingekomen 14 april 2003)



Op zondagochtend 6 april jl. heeft een uitslaande brand in een woning aan de Trichterberg in de wijk Veldhuizen gewoed. Deze brand had het tragische gevolg dat een jonge vrouw om het leven is gekomen.


De fractie van GroenLinks heeft van één van de buren vernomen dat de hulpdiensten te laat arriveerden en er veel mis ging op die bewuste ochtend.
Volgens getuigen zou de brandweer pas na geruime tijd gearriveerd zijn op de plek van de gebeurtenis en de politie kwam nadat de brandweer er was. De normtijden die gehanteerd worden is voor de brandweer tussen de 6 en 8 minuten opkomsttijd (afhankelijk of men in de binnenstad of in nieuwbouwwijken moet zijn) en voor de politie 10 minuten in geval van levensbedreigende situaties (prioriteit 1).
Overigens was de politie afkomstig van het bureau Kaap Hoorndreef Overvecht.
Volgens de informatie van GroenLinks zou de brandweer eerst een verkeerde straat zijn ingereden, terwijl buurtbewoners de brandweer toeschreeuwden waar ze moesten zijn. Vervolgens werd een paaltje aan het begin van de straat omvergereden omdat de brandweer niet de juiste sleutel had. Ook werd er in de straat het verkeerde raam ingeslagen. Alsof dit allemaal niet genoeg was, kon de brandweer de toevoer van water niet vinden.


GroenLinks vindt het belangrijk dat brandweer en politie het vertrouwen hebben en houden van bewoners. Als er fouten worden gemaakt is het goed daar niet geheimzinnig over te doen. Bij de gebeurtenis van 6 april zijn in ieder geval volgens omstanders fouten gemaakt. GroenLinks vindt het belangrijk de zienswijze van het College hierover te vernemen.


De fractie van GroenLinks heeft daarom de volgende vragen:


Kan het college aangeven hoeveel tijd er is geweest tussen de melding en het ter plekke zijn van de brandweer en politie?
Kan het College bevestigen dat de brandweer tegen enkele problemen is aangelopen waardoor men later dan wenselijk en gebruikelijk de bluswerkzaamheden kon beginnen?
Klopt het dat de brandweer aanvankelijk de verkeerde straat is ingereden?
Hoe kan het dat de sleutel van het paaltje dat de toerit naar het huis versperde niet aanwezig was?
Kunt u bevestigen dat aanvankelijk een verkeerd raam is ingeslagen?
En kunt u bevestigen dat er problemen waren om de watertoevoer te vinden?
Indien een van voorgaande vragen door u bevestigend is beantwoord, welke verklaring heeft u hiervoor?











---- --


2003 SCHRIFTELIJKE VRAGEN

22 Vragen van de heer E.R. van Holthe

en de heer D. Schuurman

(ingekomen 24 maart 2003)



Afgelopen dinsdag 18 maart is in de raadscommissie van Verkeer en Beheer het onderwerp projectovereenkomst spooruitbreiding Vleuten-Utrecht besproken. Wethouder van den Bergh heeft de commissie stellig beloofd dat minister de Boer van Verkeer en Waterstaat binnen een maand de beschikking zal tekenen zodat de spoorwegverdubbeling bij Vleuten geen vertraging oploopt. De VVD fractie en het CDA hebben grote twijfels bij deze belofte.


De Utrechtse VVD en CDA fracties hebben sterke signalen ontvangen dat minister de Boer (LPF) de beschikking nog niet heeft ondertekend omdat hij wil wachten tot een nieuw kabinet is gevormd. Dit blijkt onder andere uit Kamervragen van de PvdA Tweede Kamer-fractie aan minister De Boer.


Dit brengt ons tot de volgende vragen:



Is het college bekend met de kamervragen van de PvdA aan minister de Boer over de spoorverdubbeling?
Is het college bekend met de actuele reacties rondom de spoorverdubbeling (zoals de genoemde Kamervragen)?
Zo ja, waarop baseert wethouder Van den Bergh haar stellingname om binnen een maand de handtekening van minister de Boer onder de beschikking voor het spoorverdubbelingsproject VleuGel te krijgen?
Deelt het college de mening van de VVD en het CDA dat vertraging van de spoorverdubbeling geen goede optie is?
Wat zijn de financiële en verkeerstechnische consequenties voor de stad Utrecht als het college er niet in slaagt de beschikking ondertekend te krijgen?




Antwoord van Burgemeester en Wethouders

(verzonden 10 april 2003)



Het college is op de hoogte van de gestelde vragen en de door de minister gegeven antwoorden.
Om het proces te bespoedigen heeft het College, in samenwerking met de dagelijkse besturen van BRU en Provincie, regelmatig contact gezocht met het ministerie van Verkeer & Waterstaat en diverse leden van de Tweede Kamer. Vermeldenswaard in dit verband is eveneens de brief die namens een aantal organisaties uit het Utrechtse bedrijfsleven is uitgegaan, die het pleidooi voor een snelle realisatie van de spoorverdubbeling ondersteunt.
t/m 5. Zoals aan u gemeld in de raadsvergadering van 3 april jl. heeft de minister van Verkeer en Waterstaat de beschikking getekend.







---- --


2003 SCHRIFTELIJKE VRAGEN

23 Vragen van de heer V. Oldenborg

(ingekomen 26 maart 2003)



Nu de stofwolken na het debat over de voortgangsnotitie "Havenatlas" in de Commissie Verkeer en Beheer van 18 maart 2003 zijn opgetrokken, heeft de fractie van Leefbaar Utrecht toch nog enkele vragen overgehouden die in het vuur van het debat niet nader aan de orde zijn gekomen. Natuurlijk is de fractie van Leefbaar Utrecht tevreden over de toezeggingen van het College betreffende herziening en inspraak en met de uitspraken die er toe leiden dat Den Doolaard niet uit de Utrechtse wateren hoeft te verdwijnen. De volgende vragen zouden wij echter nog graag beantwoord zien:


Hoe lang is de Reinigings- en Havendienst (RHD) nu al met de productie van deze atlas bezig en wat zijn daarvan tot op heden de totale kosten, inclusief de kosten van alle ambtelijke overleggen en ondersteuning, geweest?
Ten laste van welk budget worden deze kosten opgevoerd?
Is het de bedoeling om deze kosten, op enig moment, te verhalen op de liggelden voor schepen in de stad Utrecht?
Gezien de vele kritiekpunten die vanaf medio 2002 in diverse commissievergaderingen zijn besproken, stelt Leefbaar Utrecht vast dat de RHD kwalitatief onvoldoende is toegerust om de beleidsuitgangspunten uit de havenverordening om te zetten in een hanteerbare praktische invulling. Leefbaar Utrecht is van mening dat deze invulling onverwijld dient te worden ondergebracht bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling. Is het college bereid dit te bewerkstelligen?
Heeft het College al afspraken gemaakt met de RHD over een terughoudend handhavingsbeleid in de geest van de te nemen maatregelen, zoals die met de commissie zijn besproken?
Tijdens de commissiebehandeling is de RHD, en met name de uitvoerend verantwoordelijken voor het nautisch beleid in de stad, beticht van het "voortdurend belazeren van de wethouder" en het "verspreiden van leugens". Achteraf hebben wij vastgesteld dat de wethouder in het geheel niet is ingegaan op deze ernstige aantijgingen van de zijde van insprekers. De fractie van Leefbaar Utrecht verzoekt het College alsnog op deze ernstige beschuldigingen te reageren.




Antwoord van Burgemeester en Wethouders

(verzonden 8 april 2003)

Voordat wij tot beantwoording van de vragen overgaan willen wij in algemene zin het volgende opmerken.


De Havenverordening, vastgesteld door uw Raad op 13 april 1995 en de daarvan mede op basis van inspraak afgeleide Havenatlas, door het College vastgesteld op 11 april 2000 zijn in het leven geroepen omdat regulering van het gebruik van het openbaar water noodzakelijk werd geacht. De Havenverordening en de Havenatlas zijn, zo bleek ook tijdens de commissiebehandeling, op zich goede instrumenten die tezamen regulering mogelijk maken. Als zodanig staat de Havenatlas als instrument dan ook niet ter discussie. Wat tot discussie geleid heeft zijn de in het Plan van Aanpak beschreven maatregelen (zonering, lengte, hoogte en daarin mogelijk voorkomende onvolkomenheden) en de reikwijdte van de over de Havenatlas gevoerde inspraak.


Overeenkomstig de toezegging in de commissie Verkeer en Beheer zal de Havenatlas worden aangepast en in de inspraak worden gebracht. In afwachting daarvan wordt de bestaande situatie met betrekking tot de ligplaatsen van recreatieschepen bevroren. Wij zien erop toe, dat bij de besluitvorming een afweging kan plaats vinden van alle relevante belangen.


Wij beantwoorden, met inachtneming van het voorgaande, de vragen als volgt:


De Havenatlas is in april 2000 vastgesteld en in oktober 2000 in werking getreden. Sindsdien is, behoudens een wijziging van de Havenatlas betreffende de Cereolkade, niet meer aan de Havenatlas als zodanig gewerkt. Sinds 1998 tot heden is aan externen (ingenieursbureau IBU en juridische Adviesbureau Jama) een bedrag van E 29.000,- betaald. De overige kosten zijn opgevangen binnen de reguliere capaciteit van de verschillende betrokken diensten. De ambtelijke inzet van het Stafbureau van de Reinigings- en Havendienst neemt sinds bespreking van het Plan van Aanpak handhaving Havenatlas in de raadscommissie Algemene Zaken, Veiligheid, Wijkgericht Werken en Financiën op 26 november 2002 2 werkdagen per week in beslag. Deze inzet zal na vaststelling van de te wijzigen Havenatlas één of enige uren per week bedragen.
De kosten van de Reinigings- en Havendienst worden ten laste gebracht van het voor de Havendienst beschikbare reguliere budget. In de begroting 2003 vindt u dit op pagina 366 van de gemeentebegroting onder productnummer 6422.
Het is tot op heden niet de bedoeling om deze kosten op enig moment te verhalen op de liggelden voor schepen in de stad. Havengeld is overeenkomstig de Verordening op de heffing en invordering van brug-, schut- en havengeld 2003 en de daarbij behorende tarieventabel onder meer verschuldigd voor het gebruik van de haven voor het overnachten van vaartuigen. Beleidsvoorbereiding komt ten laste van de Algemene Dienst.
Zoals uit de voorbereiding en totstandkoming van de Havenverordening en de Havenatlas blijkt zijn dit producten van intensieve samenwerking tussen de dienst Stadsontwikkeling, de dienst Stadsbeheer, Sport en recreatie, thans dienst Maatschappelijke Ontwikkeling en de Reinigings- en Havendienst. Deze samenwerking zal bij de voorbereiding van aanpassing van de havenatlas worden voortgezet of zelfs geïntensiveerd. Zo neemt de afdeling Stedenbouw van de dienst Stadsontwikkeling het voortouw bij het tot stand brengen van een notitie over de hoogte voor woonschepen. De uitvoering van het beleid berust bij de Havendienst.
Ja. Met de Reinigings- en Havendienst zijn afspraken gemaakt over terughoudende handhaving van bestaande gevallen in de recreatievaart gedurende de periode, dat de vaststelling van een aangepaste havenatlas wordt voorbereid. Bestaande gevallen in de recreatievaart worden in kaart gebracht en voorbereidingen om tot een aanpassing van de Havenatlas te komen worden getroffen.
Tijdens de commissievergadering van 18 maart 2003 heeft het college aangegeven dat nooit beoogd is belanghebbenden onmenselijk te bejegenen of te treiteren. Het college werpt opnieuw dergelijke beschuldigingen verre van zich. In gevoerde correspondentie met belanghebbenden is naar eer en geweten en op gepaste wijze ingegaan op de gestelde vragen. De overige verwijten zijn te absurd om serieus op te reageren. In de hitte van de strijd (over verschil in opvatting over te voeren beleid en waarbij soms grote sociale en financiële belangen zijn gemoeid) komt dit voor.







---- --