Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Speech Infectieziekten
Speech van de staatssecretaris van VWS, Clémence Ross - Van Dorp, na
het overhandigen van het rapport Kennisinfrastructuur Infectieziekten
tijdens een congres van de Raad voor Gezondheidsonderzoek in het
Kurhaus, Scheveningen.
Speech Infectieziekten
12 april 2003
---
Dames en heren,
Infectieziekten zijn op het ogenblik een actueel en veel besproken onderwerp. Al wekenlang beheerst
Sars voor een belangrijk deel de media. Maar ook voordat deze nieuwe ziekte was uitgebroken,
konden infectieziekten rekenen op uitgebreide aandacht. De meningokokken-inenting van vorig jaar is
het meest recente voorbeeld. En ook de sterke stijging van Seksueel Overdraagbare Aandoeningen,
de SOA's, krijgt volop aandacht. Evenals de eventuele gevolgen van bacteriologische oorlogsvoering.
In december van het vorig jaar heb ik gevraagd een draaiboek hiervoor te ontwikkelen. Velen van u hebben daaraan meegewerkt. Dat geeft uw betrokkenheid en slagkracht aan.
Overigens beperkt de aandacht voor infectieziekten zich voornamelijk tot de excessen. Dat geldt voor
het preventiebeleid in het algemeen, waar infectiezorg een onderdeel van uitmaakt. Jammer genoeg
ook onder politici. Dat vind ik zelf ook jammer. En dat komt voor een belangrijk deel omdat u het werk
zo goed doet, dag in dag uit, jaar in jaar uit.
Het is een goede zaak dat dit rapport over infectieziekten is verschenen. Want hoewel infectieziekten
in Nederland - dankzij ons goede vaccinatieprogramma en prima bestrijdingssysteem - niet de
grootste gezondheidsbedreigers zijn, ligt het gevaar ervan continu op de loer. Het is noodzakelijk dat
we beschikken over een blijvende, prima organisatie, die een mogelijke uitbraak van infectieziekten
op tijd van repliek kan dienen. Nederland kan zijn grenzen niet sluiten voor ziektes uit het buitenland.
Integendeel, Nederland ontvangt jaarlijks veel mensen, maar ook goederen, uit andere landen en
Nederlanders zelf reizen geregeld naar het buitenland. Hierdoor kunnen infectieziekten onmerkbaar
de grens oversteken. Nederland en ook andere landen moeten continu voorbereid zijn op dergelijk
onverwacht bezoek.
In vergelijking met andere landen doen we heel goed mee met onderzoek, met name ten aanzien van
malaria, tuberculose en aids. De Nederlandse bestrijdingsstructuur steekt zelfs met kop en
schouder boven andere landen uit. Geen enkel land heeft een systeem zoals onze Landelijke
Coördinatiestructuur Infectieziektebestrijding. Terecht oogst dit model veel buitenlandse lof. De
protocollen die we in Nederland hebben, kunnen de vergelijkingen met protocollen in andere landen
uitstekend doorstaan..
En hoewel de RGO aangeeft dat de surveillance in Nederland beter kan, wil ik toch benadrukken dat
het Infectieziekten Surveillance Informatie Systeem van het RIVM, ook internationaal gezien uniek is.
Bij legionella was ons land een van de aanjagers om op Europees niveau tot afspraken te komen. En
zoals u allemaal weet, is de vaccinatiegraad in Nederland erg hoog.
Maar ondanks deze successen, en dat is voor mij de belangrijkst conclusie van het rapport dat ik
zojuist heb ontvangen: het kan nog beter!
We moeten vooral werken aan een goed geolied en op elkaar afgestemd veld dat werkt aan
preventie, signalering en bestrijding van infectieziekten. Infectieziektes zijn onvoorspelbare en grillige
aanvallers, daar moeten we op tijd het juiste antwoord op hebben. Dat betekent volgens de RGO - en
daar ben ik het roerend mee eens - dat een goede samenwerking en coördinatie tussen de
professionals noodzakelijk is, zodat ze elkaar snel en haast blindelings kunnen vinden. Niet alleen in
Nederlands verband, maar ook binnen de Europese Unie en met de WHO. Natuurlijk is het wel zo
dat coördinatie alleen zin heeft als de wil om samen te werken er is. Die samenwerking moet
bovendien van veel partijen komen. Zowel de GGD-en, medisch specialisten als wetenschappelijk
onderzoekers moeten bereid zijn een aandeel te leveren aan de uitvoering van dit advies. Ik zie de
bijeenkomst van vandaag als een zeer goed begin, maar ook als een voortzetting van de contacten
die u reeds heeft.
De RGO heeft eerder tegen mij gezegd dat er overal ijs ligt, maar dat het ijs niet overal even dik is.
Deze opmerking is veelzeggend. Dit beeld geeft goed aan hoe het momenteel is gesteld met de
verspreiding van de beschikbare kennis over infectieziekten.
Deze is nu nog te veel verdeeld over verschillende groepen mensen en instanties. Overal is wat
aanwezig, maar op slechts heel weinig plaatsten is alles georganiseerd zoals het zou moeten. Ik
noem een voorbeeld: Als in het ziekenhuis wordt vastgesteld dat een patiënt hepatitis B heeft, dan
weet het ziekenhuis precies hoe met de patiënt moet worden omgegaan. Maar uit voorzorg om
verdere verspreiding te voorkomen, moeten ook de directe familieleden worden ingeënt. Deze
vervolgstap wordt door veel ziekenhuizen niet als hun taak gezien en blijft daardoor soms
achterwege.
Ik vind het dan ook een prima voorstel van de RGO om mensen in ziekenhuizen aan te stellen met
een coördinerende rol op het gebied van infectieziekten. Bovendien moet het ziekenhuis goed
samenwerken met de eigen lokale en regionale GGD, waar de kennis, mede in LCI verband,
aanwezig is, of verder verbeterd moet worden. De schaalgrootte voor deze samenwerking is nog lang
niet ideaal. GGD-en werken dan ook hard aan verbetering hiervan, en ik juich dat zeer toe.
Ook het RGO-advies 'de theorie meer aan de praktijk toetsen', spreekt mij aan. Evaluatie van het bestaande infectiebeleid vindt niet overal plaats. GGD-en verzamelen vaak na een lokale epidemie waardevolle informatie. Deze gegevens zouden gebruikt moeten worden om weer nieuwe kennis op te doen, zodat het beleid bijgesteld kan worden. Helaas vindt verwerking van de gegevens niet altijd plaats. Ik begrijp dat dit voor een deel te maken heeft met een gebrek aan financiën. Ik ben echter van mening dat, als het onderzoek ten goede komt aan de gemeentelijke bestrijding van infectieziekten, de gemeenten daarin ook moeten investeren. Is er bij de onderzoeken sprake van een grensoverschrijdend belang, dan moeten we vaker naar internationale samenwerkingsverbanden zoeken. Na vandaag wil ik intern laten nagaan of het RIVM hier nog meer op ingezet kan worden.
Ik ben erg blij met het voornemen van de Europese Commissie om een Europees Centrum voor ziektepreventie op te richten. Zo'n centrum kan een belangrijke bijdrage leveren aan het afstemmen van Europees beleid, de surveillance van infectieziekten en beleidsrelevant onderzoek. Het is zowel voor onszelf als voor Europa van belang hier een goede partner in Nederland neer te zetten. Zodat we op niveau kunnen meepraten in Europa. Ik ben van mening dat het RIVM hier een belangrijke speler in moet zijn. Een dergelijk centrum moet immers een bepaald wetenschappelijk niveau hebben, maar ook praktisch gericht zijn. Aan alleen publicaties in wetenschappelijke bladen hebben we te weinig. Om de infectieziekten goed te kunnen bestrijden hebben we niet alleen kamergeleerden nodig, maar ook mensen die wetenschap kunnen vertalen in praktijk.
Dames en heren, ik ga afsluiten.
Ik ben er van overtuigd dat Nederland een internationale vooraanstaande rol blijft spelen op het
gebied van de bestrijding van infectieziekten. De aanbevelingen uit dit rapport, die ik graag gebruik in
mijn nota over infectieziekten, versterken deze positie alleen maar. Gelukkig bent u voor de uitvoering
van de aanbevelingen niet afhankelijk van kabinetsformaties. Ik wil u dan ook vragen om, daar waar
mogelijk, ook vooral zelf aan de slag te gaan met de aanbevelingen.