BVE RAAD

Persbericht
De Bilt, 12 april 2003

Mbo'ers vinden sneller een baan bij aantrekkende economie

Wanneer het aantal banen weer groeit, zullen mbo'ers als eerste kunnen profiteren van de aantrekkende economie. Mbo'ers zijn in het voordeel omdat zij gewilde arbeidskrachten zijn in alle sectoren. Dit is één van de belangrijkste conclusies van een onderzoek dat de Bve Raad, de brancheorganisatie van onderwijsinstellingen voor middelbaar beroepsonderwijs en volwasseneneducatie heeft laten uitvoeren door het ROA, het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt van de Universiteit Maastricht.

Conjunctuur heeft relatief grote invloed op arbeidsmarkt voor mbo-schoolverlaters

Mbo-schoolverlaters zijn in een situatie van economische tegenwind relatief kwetsbaar op de arbeidsmarkt. Dit heeft twee oorzaken. Op de eerste plaats hebben schoolverlaters in het algemeen relatief vaak een tijdelijk contract. Zo heeft 16% van de mbo-schoolverlaters in 2002 een tijdelijk contract, terwijl slechts 6% van de meer ervaren mbo'ers een tijdelijke aanstelling heeft. Op de tweede plaats vinden mbo-schoolverlaters relatief vaak werk in conjunctuurgevoelige bedrijfssectoren als de bouw, de handel, de horeca en de zakelijke dienstverlening, terwijl in sectoren als de overheid en het onderwijs, die veel minder conjunctuurgevoelig zijn, de kansen voor mbo-schoolverlaters relatief klein zijn. Dit geldt met name voor technisch opgeleiden en schoolverlaters van dienstverlenende opleidingen. Zo komt 40% van de technisch opgeleide mbo-schoolverlaters in banen terecht die erg afhankelijk zijn van de economische situatie. Dit betekent overigens niet vanzelfsprekend dat schoolverlaters werkloos zullen worden, wanneer het economisch minder gaat. Het kan ook leiden tot een toename van flexibele arbeidscontracten, stagnerende lonen of het vaker onder niveau of buiten de gevolgde opleiding werken. De werkgelegenheid voor zorg-, agrarisch en economisch opgeleiden is stabieler dan in de andere sectoren. Wanneer het aantal banen weer groeit, zijn mbo-schoolverlaters erg gewild. Zij profiteren wellicht meer dan andere groepen op de arbeidsmarkt van een aantrekkende economie.

Economische tegenwind eind 2002 voelbaar

Na een aantal jaren van grote krapte, laat de arbeidsmarkt voor mbo-schoolverlaters eind 2002 de eerste signalen zien van een afnemende vraag naar mbo'ers. Zo loopt, na de uitzonderlijke lage werkloosheid in de jaren 1999 en 2000, de werkloosheid onder mbo-schoolverlaters in 2001 en 2002 weer wat op. In 2000 zat anderhalf jaar na afstuderen nog maar 1,8% van de mbo'ers zonder werk, eind 2002 is 3,3% van de schoolverlaters werkloos. In historisch perspectief is dit overigens nog altijd vrij laag.

De minder rooskleurige arbeidsmarktperspectieven in 2002 vertalen zich ook in de loonontwikkeling. Onder invloed van de krapte op de arbeidsmarkt en de oplopende inflatie stegen de lonen van mbo'ers de afgelopen jaren sterk. Aan deze loonstijging is in 2002 een einde gekomen. Vergeleken met 2001 zijn de lonen zelfs met bijna 4% gedaald.

Arbeidsmarktpositie hoger opgeleide mbo'ers gunstig; positie lager opgeleiden zwakker

De arbeidsmarkt voor mbo-opgeleiden op niveau 3 en 4 is eind 2002 nog altijd gunstig. De werkloosheid loopt weliswaar iets op, maar is nog steeds laag. Vooral de werkgelegenheid voor mbo-schoolverlaters in de zorg is rooskleurig. De positie van mbo'ers met een diploma op niveau 1 of 2 is daarentegen kwetsbaar. Met name schoolverlaters van de beroepsopleidende leerweg (bol'ers) ondervinden de gevolgen van de verslechterende economische situatie. Ruim 8% van de bol'ers niveau 1 en 2 is werkloos. Meer dan 20% heeft een tijdelijk arbeidscontract. Het percentage tijdelijke contracten is het hoogst voor de sector bol economie, niveau 1 en 2: ruim 30%.

Zowel bol'ers als schoolverlaters van de beroepsbegeleidende leerweg (bbl'ers) niveau 1 en 2 komen relatief vaak terecht in banen die minder goed aansluiten bij hun opleiding. Ze werken vaak onder hun niveau of buiten hun eigen richting. Dat geldt met name voor de agrarisch en economisch opgeleiden. Dit betekent veelal dat de schoolverlaters terechtkomen op de zogenaamde 'secundaire arbeidsmarkt' in banen waarvoor nauwelijks of geen scholing vereist is.

Meerderheid mbo'ers tevreden

Mbo'ers zijn over het algemeen tevreden met hun huidige situatie en kijken ook met voldoening terug op hun opleiding. Bijna 75% van de werkende mbo-schoolverlaters geeft aan (zeer) tevreden te zijn met de huidige baan. Schoolverlaters van opleidingen in de sector gedrag en maatschappij en gezondheidszorg zijn het meest tevreden met hun huidige baan. Met name de schoolverlaters van zorgopleidingen hebben door het beroepsspecifieke karakter van de opleiding een duidelijk beeld van de beroepen en instellingen waarin zij terechtkomen. Bovendien is hun arbeidsmarktpositie florissant.

Mbo-schoolverlaters zijn over het algemeen tevreden met hun opleiding. Zo geeft meer dan 80% van de verder studerende mbo'ers aan tevreden te zijn over de aansluiting tussen de afgeronde opleiding en de vervolgstudie. Met name doorstuderende bol'ers niveau 3 en 4 zijn wat kritischer. Daarnaast oordeelt 85% van de werkende mbo-schoolverlaters positief over de aansluiting tussen opleiding en beroepspraktijk. Dit is verrassend hoog, gezien het feit dat volgens objectieve maatstaven zo'n 45% beneden zijn niveau werkzaam is en ruim een kwart buiten de eigen richting. Een (objectief gezien) gebrekkige aansluiting betekent dus niet per definitie dat de schoolverlater dit als problematisch ervaart. Als de mbo-schoolverlater nog een keer zou kunnen kiezen, dan zou ruim 75% opnieuw voor dezelfde opleiding kiezen.

Mbo'ers hebben behoefte aan meer aandacht voor de praktijk in de opleiding

Ondanks dat de meerderheid van de mbo'ers tevreden is met zijn opleiding, plaatsen zij twee kanttekeningen bij hun studie. Zij geven aan dat vooral praktische vaardigheden zoals het toepassen van kennis en technieken in de praktijk en het oplossen van problemen meer aandacht verdienen in de opleiding. Ook meer managementachtige vaardigheden zoals het plannen, coördineren en organiseren van activiteiten en het overdragen van kennis, blijven volgens de mbo-schoolverlaters onderbelicht.

Een tweede aandachtspunt is de studie- en beroepskeuzevoorlichting. Slechts 30% van de mbo'ers geeft aan (zeer) tevreden te zijn over de studie- en beroepskeuzevoorlichting. Met name bol'ers niveau 3 en 4 zijn kritisch over de voorlichting die zij hebben gekregen.

Het rapport

Bovenstaande conclusies zijn gebaseerd op het rapport De arbeidsmarkt voor mbo-schoolverlaters: nu en straks editie 2003 (ISBN 90-5321-363-5). In dit rapport wordt de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor mbo'ers belicht. De nadruk ligt op het in kaart brengen van de overgang van school naar werk zo'n anderhalf jaar na afstuderen. Dit gebeurt via een breed scala aan indicatoren voor de arbeidsmarktpositie van gediplomeerde mbo'ers. In het licht van de huidige onzekere economische situatie, wordt daarnaast aandacht geschonken aan de conjunctuurgevoeligheid van de werkgelegenheid voor mbo'ers.

Noot redactie:

Voor specifieke informatie over het onderzoek kunt u contact opnemen met drs. Patrick van Eijs, projectleider van het onderzoek, telefoon:

043-38 83 647; e-mail: p.vaneijs@roa.unimaas.nl.
Voor een reactie op het rapport kunt u contact opnemen met Frans Visée, hoofd Communicatie en Public Affairs Bve Raad, telefoon 030-22 19 810 of

06-502 72 669; e-mail: f.visee@bveraad.nl.

PB 1204-4

12 apr 03 09:00