Rijksdienst voor de Monumentenzorg

PERSBERICHT 28 maart 2003
RDMZ

EEUWENOUDE WOONCULTUUR STICHTSE LUSTWARANDE BIJNA VERDWENEN

In de 19de eeuw ontstond op de Utrechtse heuvelrug tussen De Bilt en Rhenen, een groot aantal buitenplaatsen die de naam Stichtse Lustwarande kreeg. De architectuur van deze buitenhuizen, de parken en tuinen, de interieurs en de manier van bewonen is geanalyseerd door Catharina van Groningen ter verkrijging van de graad van Doctor in de Letteren aan de Universiteit van Utrecht. Door de hoeveelheid aan materiaal is een vrijwel compleet beeld te reconstrueren van het leven op zo'n buitenplaats. Zij constateert echter ook dat die wooncultuur bijna overal is verdwenen. Op 1 april verdedigt Van Groningen haar proefschrift De wooncultuur op de Stichtse Lustwarande van de 17e tot de 20e eeuw. Zij is als cultuurhistorisch onderzoeker werkzaam bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Zeist.

Buitens in het groen
De vraag hoe de huizen bewoond werden is aan de hand van boedelbeschrijvingen, dagboek-aantekeningen, interviews en literatuur verduidelijkt. Kasboekjes laten zien hoe bij deftig bezoek taartjes en bonbons niet in het dorp zelf, maar in Utrecht werden gekocht en de vis uit Scheveningen vers werd aangevoerd. Vertier bestond uit het afleggen van bezoekjes, het spelen van piano en kaart. De meeste huizen kenden alleen een zomerbewoning. De eigenaren zijn aanvankelijk adellijke en gegoede families uit de stad Utrecht en de provincie. Na 1800 verschuift dat beeld en doen 'speculanten' hun intrede op de Utrechtse Heuvelrug en bouwen huizen als beleggingsobject. De buitenplaatsencultuur heeft een dominerende en bepalende rol gespeeld op deze Heuvelrug.

Buitenplaats is een eenheid
Aan de hand van vier casestudies over kasteel Maarsbergen (Maarsbergen), Sparrendaal (Driebergen), Slot Zeist (Zeist) en Broekhuizen (Leersum) toont Van Groningen aan dat de manier van wonen in en het 'bedrijf' van een buitenplaats bijna overal zijn verdwenen. Van de buitenplaatsen is de helft nog herkenbaar aanwezig: met name huis en park, maar niet de aankleding en meubilering. Waar het nog wel bestaat zou de overheid in geval van bescherming en instandhouding, extra aandacht moeten schenken aan het traditionele leven. Zij moet zich realiseren dat de samenhang van de huizen, parken en de manier van bewonen het wezen van een buitenplaats uitmaakt. Een buitenplaats is een eenheid. De overheid dient dan ook een beleid te ontwikkelen waarbij alle aspecten van de buitenplaatsencultuur, óók de wooncultuur, worden meegewogen én ingebed in haar besluitvorming.

De promotie vindt plaats op dinsdag 1 april 2003 om 12.45 uur in het Academiegebouw van de Universiteit van Utrecht, Domplein 29, naast de Dom.