Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
DN. 2003/1275
datum
28-03-2003

onderwerp
Stand van zaken uitvoering Flora- en faunawet
TRC 2003/2592

bijlagen
1

Geachte Voorzitter,

Tijdens het Algemeen Overleg en het Verlengde Algemeen Overleg op respectievelijk 3 oktober en 5 november 2002 heb ik de Kamer toegezegd begin 2003 verslag te doen van de stand van zaken rond de uitvoering van de Flora- en faunawet. Aansluitend op mijn brief van 21 februari 2003 betreffende de uitvoering van moties inzake de Flora- en faunawet, bericht ik u het volgende.

De provincies en betrokken partijen zijn geraadpleegd over de voortgang van de uitvoering van Flora- en faunawet. Van de provincies is hierover ook schriftelijk bericht ontvangen.

datum
28-03-2003

kenmerk
DN. 2003/1275

bijlage

Faunabeheereenheden en Faunabeheerplannen
Behalve in Friesland, Groningen en Drenthe is in elke provincie inmiddels een Faunabeheereenheid (FBE) opgericht. Voornoemde drie provincies beogen één gezamenlijke FBE en verwachten dat die nog voor 1 april opgericht zal zijn.
Behalve de nog in oprichting zijnde FBE voor Friesland, Groningen en Drenthe, hebben alle FBE's inmiddels Faunabeheerplannen (FBP's) in voorbereiding. Zie bijlage 1 voor een overzicht per provincie. Bij het opstellen van de FBP's zal moeten blijken dat er een goede afstemming is bereikt tussen het belang van de faunabescherming, jacht, beheer en schadebestrijding. Naar verwachting zal dit in de meeste FBE's nog de nodige inspanning vergen.

Ontheffingverlening
Hoewel de FBE's inmiddels bijna allemaal operationeel zijn, is de verwachting dat er dit jaar niet al op basis van FBP's ontheffing verleend kan worden. Vooruitlopend daarop kan wel ontheffing worden verleend op verzoeken waarin op grond van ervaringsgegevens uit eerdere jaren het causaal verband tussen beheer en schadebestrijding duidelijk is aan-gegeven zodat planmatig gewerkt kan worden. Dit vermindert de lastendruk voor zowel de provincies als de grondeigenaren aanzienlijk. De termijn waarbinnen ontheffing verleend kan worden is hierdoor minder bepalend geworden voor een effectieve uitvoering.
De gemiddelde termijn waarbinnen de provincies ontheffing kunnen verlenen ligt, op basis van door de provincies verstrekte informatie, bij de helft van de provincies rond de twee weken, en bij de andere helft rond de vier weken. Hierbij gaat het om een gemiddelde en melden de provincies dat ze in spoedgevallen soms zelfs binnen 24 uur ontheffing kunnen verlenen.
Bij de grote hoeveelheid aanvragen op voorhand is de noodzaak tot het snel verlenen van een ontheffing minder.
Twee andere zaken spelen hierin een belangrijke rol. Ten eerste is de publicatieplicht voor elke ontheffing in de Staatscourant een door de provincies vaak aangehaalde vertragende factor. De strikte bepalingen uit de wet staat een pragmatische invulling niet toe. Daarom wil ik een versoepeling van de regels op dit punt meenemen in een voorstel tot wijziging van de Flora- en faunawet waaraan ik momenteel werk. In dit voorstel zullen ook enkele andere onderwerpen, zoals toevoeging van het belang van de fauna als grondslag voor een vrijstelling van het verbod om dieren te doden of te verjagen, worden meegenomen.
Ten tweede moet voor elke ontheffing advies gevraagd worden aan het Faunafonds. Voor het Faunafonds geldt evenals voor de provincies zelf dat de verwachte afname in het aantal ontheffingaanvragen als gevolg van de oprichting van de FBE's het systeem zal ontlasten en versnelde afhandeling makkelijker mogelijk zal maken. Wel wil ik erop wijzen dat er een spanningsveld kan zijn tussen enerzijds planmatig en weloverwogen beoor-delen en anderzijds een grote tijdsdruk. Een termijn van twee weken is voor een welover-wogen beoordeling, met vaak een noodzakelijk veldbezoek, aan de krappe kant. Voor die gevallen waarin sprake is van een zeer grote mate van voorspelbare schade (één en ander onderbouwd door schadegegevens van het Faunafonds en/of provincies) kan dit probleem worden vermeden door vooruitlopend op het opnieuw optreden van schade reeds ontheffing te verlenen. Dit sluit aan op de uitgangspunten van een planmatige aanpak die verder gestalte zal krijgen in de FBP's. Door op deze wijze te werken kan bij acute schade ook doeltreffend worden opgetreden. Dit terwijl er tegelijkertijd wordt voldaan aan de eis dat de ontheffing gebaseerd is op aantoonbare schade.

Schade door de vos aan weidevogels
Zoals in mijn brief van 21-februari 2003 vermeld, is de vos inmiddels aangewezen op grond van artikel 67 van de Flora- en faunawet (Stcrt. 2002, 246).
Dit biedt de provincies de mogelijkheid om aan bepaalde personen of categorieën van personen bestrijding van vossen op te dragen, ook in het belang van flora en fauna.
De provincies welke veronderstellen te kampen hebben met schade door vossen aan weidevogels (of andere schade) hebben inmiddels van deze mogelijkheid gebruik gemaakt (Flevoland, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Gelderland, Friesland en Drenthe).

Schade door kauw en zwarte kraai
De kauw en de zwarte kraai zijn op grond van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren aangewezen als soorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten. Inmiddels hebben alle provincies in provinciale verordeningen via vrijstellingen mogelijkheden voor de grondgebruiker gecreëerd om zonder ontheffing schade door kraaien en kauwen te bestrijden. De meeste provincies hebben, om een planmatige aanpak en om causaliteit tussen schade en schadebestrijding ook binnen het kader van de vrijstelling vorm te geven, hieraan voorwaarden gesteld.
Namelijk, vooruitlopend op de Faunabeheerplannen geldt de vrijstelling alleen voor bepaalde gewassen in bepaalde tijden van het jaar. Uiteraard gaat het hier dan om die gewassen die in genoemde periode schade ondervinden door zwarte kraai en kauw. Naar mijn mening geven de provincies op deze wijze op adequate wijze invulling aan de eigen verantwoordelijkheid.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

dr. C.P. Veerman

datum

kenmerk

bijlage
Bijlage

Stand van zaken oprichten van faunabeheereenheden en opstellen van faunabeheerplannen

Faunabeheereenheden Faunabeheerplannen
Beoogd Opgericht Erkend In voorbereiding Goedgekeurd Groningen 1 Vóór 1-4-2003 Vóór 1-7-2003 Nog niet Vóór 1-8-2003 Friesland 1 Vóór 1-4-2003 Nog niet Nog niet Vóór 1-1-2004 Drenthe 1 Vóór 1-4-2003 Vóór 1-5-2003 Nog niet Vóór 1-1-2004 Overijssel 1 Ja Nog niet Ja Vóór 1-1-2004
Gelderland 3 Ja Nog niet Ja Vóór 1-1-2004
Flevoland 1 Ja Ja Ja Vóór 1-1-2004
Utrecht 1 Ja Nog niet Ja Vóór 1-1-2004
Noord-Holland 1 Ja Nog niet Ja Vóór 1-1-2004
Zuid-Holland 1 Ja Nog niet Ja Vóór 1-1-2004
Zeeland 1 Ja Nog niet Ja Vóór 1-1-2004
Noord-Brabant 1 Ja Vóór 1-4-2003 Ja Vóór 1-1-2004 Limburg 3 Ja Vóór 1-1-2004 Ja Vóór 1-1-2004

N.B.: Groningen, Friesland en Drenthe beogen één gezamenlijke faunabeheereenheid.

up Reageren
Homepage

---