Uitspraak Hoge Raad LJN-nummer: AF6486 Zaaknr: 38039
Bron: Hoge Raad der Nederlanden 's-Gravenhage
Datum uitspraak: 28-03-2003
Datum publicatie: 28-03-2003
Soort zaak: belasting -
Soort procedure: cassatie
Nr. 38.039
28 maart 2003
WM
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van
Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te
's-Gravenhage van 17 januari 2002, nr. BK-00/00380, betreffende na te
melden aan X te Z opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie
volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een
belastbaar inkomen van f 116.659, welke aanslag, na daartegen gemaakt
bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak vernietigd en
de aanslag verminderd tot een aanslag, berekend naar een belastbaar
inkomen van f 36.659. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest
gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en
maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. Het Hof heeft - in cassatie onbestreden - geoordeeld dat
belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan, hetgeen ertoe
leidt dat het beroep dient te worden afgewezen, tenzij gebleken is dat
en in hoeverre de uitspraak of de aanslag onjuist is.
3.2. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat deze zogenoemde omkering
van de bewijslast de Inspecteur evenwel niet van zijn verplichting
ontslaat de door hem aangebrachte correctie te onderbouwen en
aannemelijk te maken. Naar het oordeel van het Hof is de Inspecteur
hierin niet geslaagd.
3.3. Voorzover het middel zich richt tegen de onder 3.2 vermelde
oordelen van het Hof, faalt het. Met eerstgenoemd oordeel heeft het
Hof tot uitdrukking gebracht dat een aanslag niet naar willekeur mag
worden vastgesteld, doch moet berusten op een redelijke schatting van
de verzwegen inkomsten. Dat oordeel is juist (vgl. HR 29 september
1993, nr. 28400, BNB 1993/330). Voorts heeft het Hof met laatstgenoemd
oordeel tot uitdrukking gebracht dat de schatting van de Inspecteur
van de verzwegen inkomsten op f 100.000 niet redelijk is in
evenvermelde zin, zodat de aanslag naar willekeur is vastgesteld, welk
oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, geen blijk geeft van een
onjuiste rechtsopvatting en voor het overige, als verweven met
waarderingen van feitelijke aard, in cassatie niet op zijn juistheid
kan worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende
gemotiveerd.
3.4. Het middel faalt ook voor het overige. Nu het Hof enerzijds had
geoordeeld dat belanghebbende niet de vereiste aangifte had gedaan,
maar anderzijds dat de aanslag niet berustte op een redelijke
schatting door de Inspecteur van de verzwegen inkomsten, diende het
Hof zelf op grond van hetgeen in het geding was komen vast te staan,
een redelijke schatting daarvan te maken. 's Hofs schatting van die
inkomsten op f 20.000 kan als van feitelijke aard en niet
onbegrijpelijk in cassatie niet met vrucht worden bestreden.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten
van het geding in cassatie.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het
geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op EUR
644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan
als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als
voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, A.R.
Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend
griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 28
maart 2003.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van
Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van
EUR 348.